6 niet gedacht aan de straat, die wij nu voorstellen aan te leggen. Daarvoor zal nog een ander stuk straat in het uitbreidingsplan moeten worden aangepakt en plannen daartoe zijn in voorbereiding. Enkele particu liere bouwers hebben zich voor de ongesubsidieerde bouw aangemeld, alsook het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten. Het is altijd even inpassen om te kijken, of het volume in de ongesubsidieerde sector in het heel krappe totaal-volume dat de Gemeente heeft ge kregen, kan worden gevonden, maar wij zullen ons best daarvoor doen. De heer Kingma: Ik zou hier eigenlijk aan willen toevoegen, dat het me toch beter zou lijken, dat men de trottoirbreedte ging vergroten, zoals de heer De Vries gezegd heeft, en wel met 65 cm. Dan is het ook nog mogelijk, dat hier een lantaarnpaal op wordt geplaatst, want anders zou er helemaal niets overblijven. Ik ge loof, dat men beter geen trottoir kan hebben dan één van 65 cm, zoals hier is gesteld; 95 is mijns inziens wel een minimum. Verder is het me opgevallen, dat er zo weinig aan dacht aan het tekenwerk voor dit uitbreidingsplan is besteed. Waarom wordt het tekenwerk van een uit breidingsplan voor een dorp niet met evenveel zorg uitgevoerd als dat van een structuurplan voor de stad Leeuwarden De heer De Vries: Ik ben het met de Wethouder eens, wanneer hij zegt: Het is altijd beter anderhalve tegel dan niets. De tegenwoordige toestand van het pad is ook niet prettig te noemen. Wanneer er dus niet meer mogelijkheden zijn, wil ik mij graag bij dit voorstel aansluiten, hoewel ik het pad graag één tegel breder had gezien. De heer Heidinga: Als het enigszins mogelijk is, zou het trottoirtje breder moeten zijn, maar het kan niet, dus de wal keert naar mijn mening het schip. En dan is het toch zeer wel van belang, dat er anderhalve te gel is. Ik mag hier misschien in herinnering brengen, dat, wanneer aannemers een schutting in de stad plaat sen, het altijd eis is, dat die tenminste anderhalve tegel van de trottoirband af blijft. Wanneer er een auto passeert, dan kan een voetganger op dat stukje staan. Daar is dat voor. Ik acht dan ook die anderhalve tegel daar wel van belang. Ik wil ook iets zeggen van de opmerking die de heer Kingma over het tekenwerk maakt. Het is mij helemaal niet opgevallen, dat dit slecht zou zijn en ik geloof ook echt niet, dat zulks het geval is. De uit breidingsplannen voor de dorpen zijn allemaal gelijk. Het plan voor Lekkum maakt daarop geen uitzonde ring. Als men dat als minderwaardig kwalificeert, dan is dat niet terecht. De heer Van der Schaaf (weth.Nog even deze op merking: De heer Heidinga kan ik dankbaar zijn voor de opmerkingen die hij maakt en die ondersteunen wat ik heb gezegd. We moeten hier voor het Tsjerkepaed van een bestaand geval uitgaan. We hebben maar niet te snijden uit een stuk weiland, waar we meer of min der uit kunnen nemen. Hier is een bestaand geval. Het gaat er dus om, de beschikbare ruimte op te delen tussen weg en trottoir en dan geloof ik inderdaad, dat de gekozen oplossing juist is. Daarbij wil ik wel met U betreuren, dat er niet meer ruimte is, maar wat het geval niet is, dat kan ik door nog zo lang te praten niet veranderen. Ook ben ik de heer Heidinga erkentelijk voor zijn opmerking i.z. het tekenwerk. In ieder geval wil ik wel zeggen, dat de heer Kingma echt niet moet ver onderstellen, dat het tekenwerk van uitbreidingsplan nen voor de dorpen met opzet wat minder verzorgd wordt dan van uitbreidingsplannen voor de stad. Dat is werkelijk niet het geval. Ik hoop, dat U, als ik dat zeggen mag met de hand op mijn hart, dat mèt Uw fractiegenoot wel in ernstige overweging zult willen nemen. Z.h.st. wórdt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17a (bijlage no. 63). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 39). De heer Klijnstra: Dit is misschien nu niet een zaak van zo'n groot belang en ik geloof, dat het voor mij ook een beetje moeilijk zal zijn om hierover te spreken, wanneer ik bedenk, dat er juristen in het College zit ten. Ik heb echter ook een aantal jaren met het bijltje van schadegevallen gehakt. Deze zaak komt mij een beetje vreemd voor. Wanneer wij de raadsbrief lezen, dan zouden we zeggen, dat de heer Van der Steeg die schade heeft veroorzaakt. Het blijkt echter bij bestu dering van de andere stukken, dat het een ander ge weest is. Nu dacht ik, dat, wanneer schade wordt ver oorzaakt, degene die houder is van het kentekenbe wijs (vroeger nummerbewijs), daarvoor aangesproken moet worden. Het bevreemdt mij ook, dat van deze zaak geen proces-verbaal is opgemaakt, alleen een po litierapport. Wanneer men een paal van de electrische verlichting omverrijdt, dan dacht ik, dat daarvan toch wel een proces-verbaal moet worden opgemaakt. De assuradeuren van de heer Klaver hebben gezegd: wij zullen deze schade voor onze rekening nemen, voor zover de heer Van der Steeg of diens assuradeuren deze niet betalen. Het kost U tenminste geen geld; U behoeft niet ongerust te zijn. Nu heeft de heer Klaver zich er verder niet over bekommerd en de heer Van der Steeg heeft gezegd in zijn enthousiasme (hoe is een man, als zijn zoontje van vier gelukkig niet is over reden),,Ik zal desnoods die schade wel betalen" of misschien heeft hij enigszins andere woorden gebruikt. Wellicht is daardoor ook geen proces-verbaal opge maakt. Mijn vraag nu is deze: Is het juist, dat de heer Van der Steeg wordt aangesproken en niet de heer Klaver? Ik weet wel, dat de heer Van der Steeg uit eindelijk in tweede instantie de dupe zal zijn, maar dat zullen de assuradeuren onder elkaar dan maar moeten regelen. Dat betreft de Gemeente niet. De Voorzitter: U heeft bij de stukken het advies van de rechtskundige raadsman van de Gemeente gevon den en ik geloof eigenlijk te moeten volstaan om naar dat rechtskundig advies te verwijzen. Het lijkt me niet juist om, waar het College voorstelt te procederen, nu bij voorbaat in deze Raad over het voor en tegen van deze procedure te gaan discussiëren, gegeven het ad vies, dat tot grondslag van ons voorstel strekt en dat u allen bij de stukken heeft gelezen. Ik mag tenminste aannemen, dat U de stukken gelezen heeft. Nogmaals, ik refereer me aan dit advies en dit is dan tegel ijk een antwoord op hetgeen de heer Klijnstra zopas heeft gezegd. Dan heeft hij nog een vraag te berde gebracht en wel deze: waarom heeft de politie geen proces-verbaal opgemaakt? Ook dat is een vraag, die niet in deze Raad behoort, want die betreft de justitiële taak van de politie, niet de taak van de openbare orde. Dat is dus een zaak, waar ook de Raad en zelfs ik persoon lijk niet over te oordelen heb; ook daaromtrent moet ik mij van antwoord onthouden. Ik zou mij hiertoe willen bepalen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 19 t.e.in. 24 (bijlagen nos. 49, 41, 55, 56, 57 en 58). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 25 (bijlage no. 48). De heer Kingma: Dit punt is mij niet helemaal dui delijk, maar als ik het goed begrepen heb, dan komt het hierop neer, dat mensen, die na een zeer gering aantal dienstjaren gepensioneerd worden, de dupe zul len zijn van een premieverhoging. Ik weet niet. of ik het goed zie, daarom is het ook meer vragend be doeld, maar ik zou toch graag willen weten, of dit er inderdaad in zit. De heer Vellenga (weth.): Er was een aantal klach ten, met name uit de groep waar het hier om gaat. Men heeft gemeend aan die klachten tegemoet te moe ten komen en, om de positie van deze groep te ver 7 beteren, enige veranderingen in een aantal artikelen aan te brengen. En die artikelen worden hier genoemd. Het betekent in feite dus niet een nadelige situatie voor de mensen, maar juist een verbetering van hun positie en van hun aanspraken. Ik geloof ook niet, dat er meer van te zeggen is, maar daar komt het dus concreet op neer. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 26 en 27 (bijlagen nos. 37 en 51). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 28 (bijlage no. 59). De heer Van der Veen: Mijn opmerking betreft het onderdeel: voorbereidingskrediet bouw Stadhuis, en daarvan dan speciaal het onderdeel, dat ik graag wil voorlezen uit de raadsbrief: „Tenslotte merkt het ar chitectenbureau nog op, dat het bij de oorspronkelijke opgave van het honorarium voor het voorlopig ont werp er geen rekening mee gehouden had, dat raad huizen tot de gebouwen behoren, die volgens de Alge mene Regelen 1956 van de B.N.A. tot een hogere klas se behoren, omdat zij van representatieve of monumen tale aard zijn. Herstelling van dit verzuim betekent een verhoging van het percentage, dat van de geraam de bouwsom moet worden betaald voor het voorlopig ontwerp." In de portefeuille ligt over deze correspon dentie niets. Op het eerste gezicht zou ik zeggen: Als het architectenbureau dit verzuim begaan heeft, dan is het jammer voor het bureau, maar niet voor de Ge meente. Misschien dat U mij een ander gezichtspunt kunt laten zien. De heer Heidinga: Het voorstel om dit voorberei dingskrediet voor een schetsontwerp voor de stadhuis uitbreiding te verhogen, wordt door mijn fractie wel met enige reserve ontvangen. Volgens de schatting in eerste instantie 2'/, jaar geleden zou het bouwen on geveer f3.500.000,— komen te kosten. En nu komt men tot de conclusie, dat het gebouw f 6.000.000, zal kosten en dat dus het voorbereidingskrediet zal moeten worden verdubbeld, terwijl ook het architec tenbureau een te laag percentage heeft gevraagd. Daar kom ik straks nog wel even op terug. Ik wil eerst nog iets zeggen over de verandering van f 3.500.000,- in f6.000.000,Er is door de Raad een krediet toege staan van f 20.000,Dit was niet een slag in de lucht. Dit had een reële basis, want het was gebaseerd op de brief van het architectenbureau Kuiper, Gouwetor en De Ranitz van 10 oktober 1959, die tussen twee haakjes naar mijn mening bij de stukken had moeten liggen en die er niet bij was. Voor dit bedrag zou het architectenbureau het schetsontwerp maken. En dan vraag ik in de eerste plaats: Waar is dat schetsont werp? Dat zal in die 2\/2 jaar wel gemaakt zijn, maar het is niet ter kennis van de Raad gebracht. En dan zou ik eigenlijk toch wel heel graag willen weten, waarom ons dat niet ter inzage is gegeven. Of behoort dat niet tot onze competentie? Behoort het tot onze competentie er geld voor uit te trekken, maar de re sultaten niet te zien? Of heeft wat ook mogelijk zou zijn het College in die 2V2 jaar het programma en de eisen aan dat architectenbureau dusdanig gewij zigd, dat er nog niets uit de bus gekomen is, maar dat er in die 2y2 jaar anders niet is geschied dan voor bereiden. Als dat het geval is, dan zou ik zeggen: Laat het College alsjeblieft ophouden met voorberei den, want dan kost dit voorbereiden een miljoen per jaar. In 2 y2 jaar tijds is de begroting gestegen van f 3.500.000,tot f 6.000.000,Dan lijkt het mij echt dienstig om met voorbereiden op te houden, anders zou de kans bestaan, dat ons stadhuis de veemarkt achterna ging. Dan hadden we aan elk been een blok. We hebben nu nog maar aan één been een blok, zegt men. Het veranderen van het percentage door de archi tecten vinden wij een vreemde zaak, want ten eerste moeten we toch wel even vaststellen, dat de Raad aan het architectenbureau Kuiper, Gouwetor en De Ranitz die opdracht heeft gegeven. Er blijkt nu uit de brief die bij de stukken ligt, dat een architectenbureau Gouwetor en Mulder dit stadhuisproject uitwerkt. Dus dat is een heel ander architectenbureau. In de raads vergadering van 16 november 1960, waarin deze aan gelegenheid behandeld is, is door de Wethouder spe ciaal de persoon van ir. Kuiper sterk naar voren ge schoven. De heer Kuiper moesten wij hebben, want die had veel connecties met het plan voor de stadssane- ring; die wist hoe de zaak er hier heen ligt; die kende zelfs de namen van alle straten al. Het was een uiter mate acceptabele figuur, waar de Raad het ook wel mee eens was, kortom, de persoon van ir. Kuiper heeft hier eigenlijk de doorslag gegeven, dat de opdracht naar dat Rotterdamse kantoor ging. En nu lezen wij, zonder dat er ooit ergens iets over gezegd is, dat ir. Kuiper niet meer aan dat bureau verbonden is, dat De Ranitz niet meer aan dat bureau verbonden is; dat er nu een bureau Gouwetor en Mulder is, dat voor Leeu warden een stadhuis ontwerpt. Dan vraagt onze frac tie zich echt af: Gaat dit nu allemaal zo maar? Had U dit niet eens aan de Raad kunnen mededelen? Is de wijziging, die dit architectenbureau heeft ondergaan, ook de oorzaak, dat het percentage verhoogd is? Het zou me helemaal niet verwonderen. Ir. Kuiper had hier al zo ontzettend veel werk te doen; die heeft indertijd dat percentage gevraagd. Nu komt er een ander ar chitectenbureau dat met de stadssanering niet van doen heeft; dat wil dus meer toucheren. Dat zou er best in kunnen zitten. Ik wilde graag weten, hoe dat in elkaar zit. Vervolgens vraag ik mij ook dit af: Er is toenter tijd in de Raad van gedachten gewisseld over de vraag, of het Stadhuis een monumentaal gebouw zou worden of een kantoorgebouw en daar is natuurlijk toen geen bindend besluit over genomen, maar de architect stelt nu al vast, dat het een monumentaal gebouw is. Gaat dat ook weer buiten de Raad om, dat het een monu mentaal gebouw moet worden? Op die stelling toch grondt hij zijn honorarium. Dan vraag ik in de laatste plaats het volgende: Wij hebben hier een maquette van de oplossing voor de omgeving van het Stadhuis gezien en daar komt o.m. ook de nieuwe uitbreiding van het Stadhuis op voor. Dan vraag ik mij echt af: Past dat moderne Stadhuis, zoals het daar ontworpen is, hier in deze oude stad met al die oude monumentale gevels, zoals die in rijen op de Monumentenlijst staan? Lopen we ook nog een goede kans, dat straks de Schoonheidscommissie en Rijksmonumentenzorg enz., die gehele straatwanden en de daarin passende gebouwen bezien, dat ding hier helemaal niet in vinden passen? Ik wilde toch wel graag, dat wij wat meer kwamen te weten over al de overwegingen, die hiermee annex zijn, vóórdat wij be sluiten zo maar tot een verdubbeling van deze krediet verlening over te gaan. De heer Van der Schaaf (weth.): De heer Van der Veen stelt, dat het architectenbureau hier een verzuim heeft begaan. (De heer Van der Veen: Dat stel ik niet. Dat staat in het voorstel.) U heeft volkomen gelijk. U begint met dat te memoreren. Er is niets kwaads meer bedoeld. (Gelach.) Dat is een verzuim van het bureau en wij vermeldden dat ook. Zij zeggen zelf: Wij hebben een vergissing gemaakt. En zij hebben ook in een schrijven hun excuses daarvoor aangeboden. (De heer Van der Veen: Waarom? Omdat ze ons een lager tarief berekenden?) Als U dat niet weet, dan is er misschien een stuk te weinig ter inzage gelegd, maar ik deel U dus mede, dat het architectenbureau, aan B. en W. schrijvende over deze kwestie, zijn excu ses heeft aangeboden. Dat men tot de ontdekking komt, dat men een verzuim heeft gemaakt en dan zelf zegt: Wij hebben een verzuim gemaakt en daarvoor bieden wij U onze excuses aan, is tenslotte iets, dat kan gebeuren. Men heeft dat ruiterlijk erkend en wij als College hebben gemeend dat te moeten aanvaarden. Nu is hier natuurlijk niet sprake van een overeenkomst tussen de Gemeente enerzijds en het architectenbureau anderzijds, waarbij het karakter van overeenkomst van aanneming voorop staat, waarbij het architectenbureau dus aanneemt voor een overeengekomen bedrag van f 20.000,- een voorlopig ontwerp te leveren. Het ka rakter van de overeenkomst die wij met het architec-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 4