10 dient te weten. En dan zegt de Wethouder: Er is nog geen schetsplan. Volgens de brief die bij de stukken lag, is er wèl een schetsplan en dat is in november of in december ik herinner me het niet goed meer in het College geweest. Het staat letterlijk in die brief. En wanneer het College dan oordeelt, dat het niet rijp is om in de Raad te komen, dan zou ik U de raad ge ven, nu het zo'n belangrijke kwestie betreft: Laat het dan eens in de Commissie Openbare Wei'ken be kijken. Dan is er in ieder geval een raadscommissie die daar enigszins in kan meespreken. Ik kan mij echt niet aan de indruk onttrekken, dat deze zaak te licht vaardig buiten de Raad om geregeld wordt en dat wij voor consequenties komen te staan, die wij op het ogenblik niet kunnen overzien. Ik kan nog wel even verder ingaan op wat de heer Van der Schaaf zegt over dat architectenbureau. Er is met evenveel recht uit de notulen telkens weer te halen wat ik gezegd heb. Telkens wordt de persoon van ir. Kuiper naar voren gebracht door Wethouder Van der Schaaf, maar zoals de heer Wethouder dat uitlegt, spreekt het mij toch ook wel aan. Dat moet toch mogelijk zijn. Maar in ieder geval geloof ik niet, dat de meerderheid van mijn fractie akkoord zal kun nen gaan met de wijze waarop deze zaak hier wordt getracteerd. De heer Van der Schaaf (weth.Ik geloof niet, dat de heer Van der Veen door mijn antwoord overtuigd is. Hij heeft zich niet bereid verklaard dit voorstel te steunen en ik zal dat dan ook maar aannemen, dus niet nog een poging ondernemen om hem te weer leggen, omdat hij zich al heeft uitgesproken en eigen lijk al heeft gestemd. Ik handhaaf wel, dat het, wan neer men aan een architect een opdracht geeft, toch wel bekend is, dat men dan gebonden is of zich gaat binden aan de tarieven van de B.N.A. Nu kan de heer Van der Veen misschien zeggen, dat men er, zolang daar niet een formele overeenkomst van is opgemaakt, dan onderuit zou kunnen. Maar wanneer dat zo zou zijn, dan geloof ik nog niet, dat de Gemeente dat zou moeten doen. Wij moeten dit spel spelen volgens de officiële regels en de officiële regels van de B.N.A. zijn, zoals ik heb uiteengezet. De heer Heidinga is een beetje ongerust. Hij zegt: Wie garandeert ons, dat dit niet alsmaar doorloopt en dat het tenslotte vreselijk duur wordt? Daar heb ik één antwoord op en dat is het afdoende antwoord dat de heer Heidinga verlangt: Daarover beslist de Raad, wanneer aan de Raad door het College wordt voorge legd het plan om een Stadhuis te bouwen conform een of ander ontwerp. Wanneer de Raad dan zegt: f 6.000.000,is ons te hoog, wij willen dat bedrag er niet voor uittrekken, dan gaat het ontwerp gewoon terug. Wanneer de Raad zegt: Het is niet te duur, maar het is te groot of het is te klein, dan is de Raad volkomen vrij om dan zijn inzicht tot gelding te bren gen. En de garantie, dat de Raad niet verder komt dan hij wil gaan, is de Raad zelf. Zo liggen de verhoudin gen waarin wij werken en geen College is in staat de Raad verder te slepen dan hij zou willen gaan. U bent uw eigen borg en ik geloof, dat dat het beste plecht anker is, dat de Raad kan hebben. En dan nog even over de brief. De brief die niet ter inzage heeft gelegen, de brief, waar het nu in dit voor stel over gaat en die daarvoor essentieel is, heeft dus wèl ter inzage gelegen en ik geloof dan ook, dat de Raad wel volledig geïnformeerd is. Het was beter ge weest dat wil ik wel toegeven dat de kennis geving van de reorganisatie van het bureau ook even ter informatie was bijgevoegd, maar deze is van een voudige aard en ik heb daar uitvoerig mededeling van gedaan, zodat dat punt nu, dacht ik, wel is opgehel derd. Ik verzoek daarom de Raad ook namens het Col lege dit voorstal te willen aanvaarden. (De heer Van der Heijde: Van de vergroting van 20.000 tot 30.000 nri hebt U nog niets gezegd.) Daar heb ik in prima iets van gezegd. Ik heb gezegd: Men begint ergens, men doet globaal een gooi naar de kubieke inhoud en als men dan met het ontwerp bezig is, dan blijkt, dat de programma's zus en zo zijn. Er is inderdaad uit de bus gekomen, dat in het nu gedachte plan, dat overigens alleen nog maar in een stadium van voorbereiding is, inderdaad een 8000 m* inhoud meer wordt aangeno men dan indertijd, maar dat komt dus, doordat er o.a. een onderkeldering bijgekomen is enz. Dit zijn al met al dingen, die in het stadium van de voorbereiding passen en, zoals ik al tot vervelens toe heb gezegd: Wanneer het straks de Raad zal voorkomen, dat het plan te groots is opgezet of te duur of te sober of hoe dan ook, dan spreekt de Raad dat uit op het moment, dat het plan ter vaststelling wordt aangeboden. De Voorzitter: Dit punt is nu in twee instanties be sproken en ik stel U dus voor om de beraadslagingen te sluiten. De heer Bosgraaf: Mag ik misschien een voorstel van orde indienen inzake dit geval Ik geloof niet, dat het ons allemaal even duidelijk geworden is. Er is al heel wat over gesproken, maar het leek ons eigenlijk wel haast het beste om deze zaak naar de Commissie voor de Openbare Werken terug te bren gen. Daar gaat ons voorstel over. Ik weet niet, of het nog mogelijk is, maar het leek me toch eigenlijk wel verstandig. De Voorzitter: Ik vind, dat U hier wel erg laat mee komt, mijnheer Bosgraaf. Het gaat hier tenslotte en dat wordt hier terecht opgemerkt niet over de kwa liteiten van een of ander plan, maar alleen over het ver zoek van het architectenbureau om een bepaald be drag te willen betalen. Het is dus een zaak van finan ciële aard. Deze zaak is ook daarom bij deze begro tingswijziging aan de orde gebracht. Ik geloof niet, dat een verwijzing naar de Commissie Openbare Wer ken in dit stadium de Wethouder van Openbare Werken heeft bij herhaling gezegd, dat dit plan nog in voorbereiding is, dus een schetsplan is nog niet ont vangen juist is. Het zou, als er een schetsplan was, juist zijn, dat de Raad het dan gekregen had, maar de Raad heeft het niet gekregen, omdat B. en W. geen schetsplan ontvangen hebben. Ik wil daarmee zeggen, dat in dit stadium de Commissie Openbare Werken hier toch weinig toe of af kan doen. De heer Bosgraaf: Ik geloof niet, dat het daarom gaat. Wanneer stemming gevraagd zou worden over dit punt en de Raad zou het afstemmen, dan zou dat m.i. kunnen inhouden, dat ook de uitbreiding op losse schroeven zou komen te staan. En daarom dit voorstel van de heer Santema en mij: Wij achten het, gehoord de bespreking van het onderhavige punt „begrotings wijziging voorbereidingskrediet bouw Stadhuis", nood zakelijk dit punt weer naar de Commissie Openbare Werken terug te zenden, om later, bij de uitbreiding van het Stadhuis, moeilijkheden te voorkomen. De Voorzitter: Bij mijn weten is het niet in de Com missie Openbare Werken geweest en, zoals ik zopas al zei, terecht niet; het is in de Financiële Commissie geweest. En de Financiële Commissie heeft gunstig ge adviseerd op het voorstel. Deze zaak is dus, anders ge zegd, commissoriaal van uit de Raad bekeken. U is natuurlijk vrij om een voorstel in te dienen, zoals U meent te moeten doen. Ik zou van mijn kant alleen de Raad willen ontraden dit voorstel te aanvaarden, om dat dit niet een juiste wijze is om tot een beslissing te komen. De heer Bosgraaf: Wij willen ons voorstel toch in deze zin handhaven. Wat mij betreft, mag dan Open bare Werken veranderd worden in Financiële Com missie, als het nog maar een keer bekeken wordt. (De Voorzitter: Maar het is in de Commissie geweest.) Ja, maar er zijn hier nog dingen naar voren gekomen, die blijkbaar daar toen niet aan de orde geweest zijn. Wij handhaven in ieder geval ons voorstel. De heer Engels: Heb ik U goed begrepen, dan is het de bedoeling van Uw College de Raad het ontwerp plan dat nog moet komen, ter bespreking voor te leggen. De Voorzitter: Er is een krediet gevraagd voor een schetsplan. De architecten hebben aanvankelijk opge geven: Dat zal naar onze raming zoveel moeten kos ten. Zij komen achteraf echter tot het inzicht, dat hun 11 raming niet juist is geweest en vragen dus een aanvul ling van dat bedrag. Dat is het enige punt, waar het over gaat. Hun schetsplan is nog niet ontvangen. Er is wèl een z.g. praatprent door de architecten aange boden, maar dat is geen schetsplan. Het is een voor lopig, laten we zeggen, nog meer dan voorlopig geval, dat wordt bestudeerd. Daar zullen besprekingen over plaats vinden. Daar zal eindelijk een schetsplan uit resulteren en het spreekt vanzelf, dat de Raad dat krijgt. Dat is nogal duidelijk. Dat zal dan tenslotte dus ook de basis moeten zijn voor een voorstel van het College om al dan niet een opdracht te geven. De heer Engels: Ja, dat betekent dus, dat het niet juist is, dit voorstel aan de Commissie Openbare Wer ken ter bespreking voor te leggen. Het gaat om een financiële zaak. En als we het naar de Financiële Com missie terugverwijzen, zouden we het weer brengen in een commissie uit onze Raad, die het in eerste instan tie heeft goedgekeurd. (De Voorzitter: Zo is het.) We moeten ons even realiseren, wat daar de consequenties van zijn. De Voorzitter: Ondanks dus de bedenkingen heb ik van de heren Bosgraaf en Santema het voorstel ge kregen, dat als volgt luidt: „De Raad, gehoord de be spreking van het onderhavige punt: „begrotingswijzi ging voorbereidingskrediet bouw stadhuis", acht het noodzakelijk dit punt weer aan de Commissie Open bare Werken terug te zenden." Het is nooit bij de Commissie geweest, dus van „terugzenden" kan geen sprake zijn, maar het is een voorstel van orde en het reglement van orde legt mij dus de plicht op de Raad te vragen, of iemand van U over dit voorstel, zoals dat nu ter tafel ligt, het woord verlangt. De heer Ytsma: Ik geloof, dat de tekst van dit voor stel voor ons niet aannemelijk is, omdat dit geval helemaal niet in de Commissie Openbare Werken ge weest is. Als wij hier een voorstel aannemen om het terug te verwijzen naar Openbare Werken, vind ik dat onzin. Het heeft helemaal geen zin. Ik zou me nog kunnen begrijpen, dat men zegt: Het moet naar de Financiële Commissie terug, alleen wil ik er dan wel op wijzen, dat de mensen, die hier voor hun fractie in die Financiële Commissie zitten, daar toch een bepaal de verantwoordelijkheid voor hebben aanvaard. Dat wil ik hier toch wel uitdrukkelijk vaststellen. Ik ben per se tegen dit voorstel. De heer Van der Veen: Het mag dan formeel wat vreemd zijn, wanneer dit in de Commissie Openbare Werken zal komen, maar ik geloof, dat de mogelijkheid die de Raad gehad heeft om zich behoorlijk een inzicht te verschaffen in wat hier allemaal aan vast zit, be paald te gering geweest is. Dit kunnen we eigenlijk wel afleiden uit de enorme hoeveelheid woorden, die de Wethouder van Openbare Werken er aan heeft moe ten besteden. En ik geloof, dat, wanneer er meer ge legenheid geweest was om dit te bekijken, we mis schien hierover een beter oordeel hadden kunnen heb ben. Ik vind het helemaal niet zo erg, wanneer dit nu naar de Commissie voor de Openbare Werken zou gaan, zodat die dit eens helemaal zou kunnen bekijken. Daar heb ik eigenlijk dan voornamelijk dit oogmerk bij: Wanneer het die Commissie passeert, zal het ook weer in de Raad moeten komen. En ik heb de hoop, dat het College bij de stukken die dan ter inzage lig gen, ook die stukken zal bijvoegen, die wij nodig heb ben om dit te beoordelen. (De Voorzitter: Als U het dan ook maar leest.) (Gelach.) Als U mij uitlokt hier iets over te zeggen, dan wil ik er dit van zeggen: Als bij het College een brief komt, waarin staat: Het spijt mij, mijne heren, maar wij hebban ons vergist in onze brieven van toen en toen, dan is het College niet in staat om die brief te bekijken zonder de voorafgaande erbij te hebben. Evenmin is de Raad in staat om dat te doen. Dat is voor mij de reden, waarom ik het hier bepaald niet mee eens kan zijn. Misschien zou ik het er wèl mee eens geweest zijn, als ik die stukken wèl gezien had. De hear Santema: Wy binne bést genegen om üs üt- stel yn dy sin to wizigjen, dat wy léze foar: „weer aan de Commissie Openbare Werken terug te zenden" (it blykt nou, dat dy dit ütstel hielendal noch net bi- sjoen'hat): „nog te verwijzen naar de Commissie Openbare Werken". As Jo it yn dy sin wizigje wolle, mynhear de Foarsitter, dan soenen wy it wol op priis stelle, dat it yn stimming brocht waerd. De Voorzitter: „dit punt aan de Commissie Open bare Werken terug te zenden", wilt U nu wijzigen in „dit punt alsnog aan de Commissie Openbare Werken toe te zenden". U zegt het maar; het is mijn voorstel niet, maar wij moeten dit formeel toch even afdoen. De heer Engels: Moeten wij niet aannemen, dat de leden van de Financiële Commissie deze zaak reeds grondig hebben bekeken? Ik meen, dat ze dit dan niet weer behoeven te doen. De heer Van der Veen: Dat doen ze zeker niet weer. De heer K. J. de Jong: Ik geloof, dat dit primair een zaak is, die de Financiële Commissie raken zou, wan neer wij dit ergens naar willen terugverwijzen. Ik heb tot mijn spijt die vergadering van de Financiële Com missie niet kunnen meemaken, die dit heeft bekeken, dus persoonlijk heb ik daar, wat dat betreft, part noch deel aan, maar afgezien daarvan, geloof ik, dat het op zichzelf ook wel eens voorkomt, dat wij, wanneer wij voorstellen hebben die geld kosten, toch eens zeg gen: Dit heeft toch ook wel een aspect, dat de Com missie Openbare Werken raakt, en dat zit hier naar mijn mening inderdaad aan. Al zou men alleen maar onderzoeken, welke motieven bij dit plan zelf hebben gegolden. Waarom komt men van 3 Va miljoen op 6 miljoen? Wat voor inventarisatie heeft plaats gehad? Hoe kwam men tot die 3V£ miljoen? Hoe zit het met die m:1-prijs Is die nu ineens f175,straks f200, misschien volgend jaar f250,Die elementen kun nen naar mijn mening wel terdege in de Commissie Openbare Werken bekeken worden. Deze zaak heeft naast het financiële aspect ook een aspect, dat toch de Commissie Openbare Werken raakt, en ik heb de indruk, dat het, gehoord de discussie hier, toch ook niet zo'n groot bezwaar zal zijn alsnog de Commissie Openbare Werken, die hier op zichzelf niet in gekend behoefde te worden, hierin te kennen, als daaraan be hoefte bij de Raad bestaat en als de commissie zelf hierin gekend wenst te worden. Ik persoonlijk kan dit voorstel wel ondersteunen. Ik geloof, dat, gehoord de discussie, dit de zaak alleen maar beter uit de verf kan brengen. Ik heb voor mij zelf het gevoel, dat hier toch een zeer sterk element van onbevredigdheid in blijft, dat het voor verschillen den van ons bepaald niet gemakkelijk zal maken om voor dit onderdeel van dit voorstel te stemmen. En ik geloof, dat we dat moeten zien te voorkomen. Wan neer het voorstel van de heren Santema en Bosgraaf daartoe kan leiden, dan zou ik zeggen, dat ik gaarne bereid ben dat te ondersteunen. De heer J. de Jong: Het ligt hem misschien aan het late uur, maar de hele zaak wordt mij hoe langer hoe mistiger. En nu weet ik wel: het is buiten ook mistig, maar wanneer wij de zaak nu terugverwijzen of als nog verwijzen naar de Commissie van Openbare Wer ken, wat moet die Commissie dan bezien? Volgens mij komt deze eerst in actie, wanneer er werkelijk iets is om over te praten. En ik ben het volkomen met de heer Engels eens, wanneer hij zegt: Wanneer de Fi nanciële Commissie daar haar fiat op geeft en die Financiële Commissie zit er ook niet alleen maar een sigaar te roken, ik neem aan, dat de leden mensen met verantwoordelijkheidsgevoel zijn, die dat uit-en-terna bekeken hebben dan kunnen wij als Raad wel zeg gen: Laat nu de Commissie voor de Openbare Werken dat eerst nog eens bekijken, maar ik begrijp niet, waar die dan naar moet kijken. Als het schetsplan er eenmaal is, dan komt de Commissie Openbare Werken in 't geweer de heer Klijnstra vergeve mij die uit drukking dan is er werkelijk iets om over te pra ten. Als ik de Raad een advies mag geven, dan zou ik zeggen: het voorstel van de heren Santema en Bos graaf heeft geen zin. En ik ben er ook niet voor. Wanneer er stemming komt, stem ik ertegen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 6