6
consequentie is, dat, als wij het structuurplan of het
plan voor de binnenstad of hoe men het noemen wil
en de Bevriezingsverordening tegelijk willen behande
len, het dan zal moeten gebeuren vóór augustus a.s.
De heer Engels: In juli en augustus niet, neem ik
aan, met het oog op de vakantie; het zal dus juni of
de eerstvolgende raadszitting moeten worden.
De Voorzitter: Dat lijkt me niet mogelijk; dat zal
zo laat mogelijk moeten gebeuren.
De raad wordt om de 3 weken gehouden, vakantie
of geen vakantie.
De heer Engels: U ziet toch wel in, dat het behan
delen van een plan van een dergelijke importantie in
een tijd, waarvan men te voren weten kan dat de
Voorzitter, de Wethouders en een aantal van de raads
leden er niet zullen zijn, toch ook weinig aanlokkelijk
zal zijn. (De Voorzitter: De Voorzitter houdt er reke
ning mee, mijnheer Engels.) Als wij de data een half
jaar of een jaar te voren geweten hadden, dan hadden
wij er ook rekening mee gehouden; daar twijfel ik niet
aan.
De Voorzitter: Ja, wij staan nu éénkeer voor het
feit van deze termijn en wij zullen van onze kant moe
ten trachten dit zo goed mogelijk te regelen. Dat spreekt
vanzelf. En wij zullen dus ook moeten trachten met
de vakanties zoveel mogelijk rekening te houden. Dit
neemt niet weg, dat die termijn op eind juli afloopt en
dat we dus, hoe dan ook, moeten trachten deze zaak
vóór die tijd tot afdoening te krijgen. Daar zullen we
ons dus nader over beraden. U kunt van ons aannemen,
dat wij van onze kant evengoed oog hebben voor de
bezwaren aan de kant van de raadsleden met het oog
op de vakantie. Wij zullen desniettemin moeten pro
beren deze zaak gezamenlijk tot afdoening te krijgen.
Meer kan ik er werkelijk ook niet van zeggen, mijn
heer Engels.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 28 (bijlage no. 127).
De heer Kamstra: De aanleiding tot dit verzoek van
de Bond van Horecabedrijven is gelegen in het feit,
dat er een aanvraag was voor een verlof A van de
lunchroom, gelegen op de hoek van de Julianalaan en
de Verlengde Schrans. Nu is medegedeeld, dat die ver
loven niet mogen worden gegeven in die wijk en dat
vind ik vreemd. Men zit natuurlijk aan de verordening
vast. Bezuiden de spoorlijn is er maar één Horecabedrijf
in heel Zuid en dat is aan de Huizumerlaan. U moet
niet van mij verwachten, dat ik een pleidooi ga voeren
voor het geven van meer drankvergunningen (De heer
Van der Veen: Vooral niet in Zuid!) (Gelach) of voor het
strooien daarmee; ik ben blij, dat we die macht niet
hebben, maar ik vind het toch wel erg jammer, dat,
nu de stad zich zo uitbreidt, juist op een punt, waar
de toerist Leeuwarden binnenkomt of een wandelaar
eens even wil gaan rusten, geen mogelijkheid is een
glas bier te drinken. Dat vind ik toch eigenlijk wel een
beetje vreemd. Nu zegt het College, dat er een moge
lijkheid is, juist door de stadsuitbreiding, te proberen
veranderingen in de verordening aan te brengen, maar
dan moet het een algehele aanpassing zijn. Ik ben blij,
dat men dat wil proberen, maar ik vrees dan enigszins
(niet, dat ik er zelf gebruik van ga maken), dat dan
nog gelegenheid bestaat voor het betreffende, pand
een verlof A uit te geven. Ik ben er althans wel nieuws
gierig naar, of die mogelijkheid bestaat. Nu wordt er
gezegd, dat dit pand niet helemaal voldoet aan de ver
eisten, d.w.z. wèl aan de Drankwet, naar ik heb ge
hoord, maar niet aan de hier bestaande verordening.
Maar is het dan niet mogelijk een incidentele wijziging
in de verordening aan te brengen Ik zou daar nog wel
graag iets van horen.
De heer Klijnstra: Ik zou me eigenlijk wel in grote
trekken bij de woorden van de heer Kamstra willen
aansluiten. Ik weet niet, of, wanneer wij hier in Leeu
warden-Zuid de zaak willen blijven droogleggen (want
daar komt het dan eigenlijk grotendeels op neer) dit
onze stadsstructuur ten goede komt. Ik dacht, dat,
wanneer wij hier werkelijk een beetje meer leven in de
brouwerij wilden hebben (Gelach), al behoeft dat dan
niet met veel alcohol te gebeuren men moet niet
van mij verwachten, dat ik dat voorsta er dan toch
wel eens een of ander restaurant zal moeten verrijzen
met een terrasje waar 's avonds als we eens een
mooie zomeravond hebben een paar lichtjes kunnen
worden ontstoken bij een parapluutje, met een beetje
muziek, waar misschien ook nog wel eens een klein
dansje kan worden gepleegd. Waarom niet? Wanneer
we werkelijk stadsallures willen aannemen, dan zullen
we ook, dacht ik, van dorp tot stad moeten worden,
want wij horen steeds weer van mensen die uit de
randstad Holland of uit welke grotere plaats ook van
daan komen: Het blijft een dorp, dat Leeuwarden. We
kunnen ons aan die indruk niet onttrekken.
De heer Van der Veen: Ik ben van oordeel, dat het
gewenst is, dat we meer mogelijkheden hebben in Leeu
warden om onze dorst te lessen. Ik geloof, dat het in
derdaad zaak is, dat de oude verordening over de wijk-
indeling met enige spoed herzien wordt. Ik vind het
eigenlijk wel triest, dat wij een verordening hebben
met eisen, die zo stringent zijn dat heeft de Raad
zichzelf overigens aangedaan dat de nodige soepel
heid die af en toe toch misschien wel wenselijk zou
zijn, ontbreekt. Ik vind het een trieste vertoning, dat
het aan twee kanten bij de bestaande verordeningen
moet mislukken. Ik zou er dan ook wel op willen aan
dringen, dat niet alleen de verordening op de wijkinde-
ling, maar ook de „eisen"-verordening nog eens op de
helling komt.
De heer Bootsnia: De kwestie van de verordening
voor de wijkindeling is, geloof ik, duidelijk genoeg; die
verordening komt op de helling en daar behoeven we
dus niet veel woorden aan te verspillen. Van de ont
heffingsmogelijkheid die in de andere verordening is
aangebracht bij besluit van 18 juli 1962, heb ik de tekst
zo gauw niet kunnen benaderen en die zou ik dus wel
graag van U willen weten. Hier wordt positief gesteld,
dat ook de ontheffingsmogelijkheid in dit geval geen
uitkomst biedt. Ik meen, dat die mogelijkheid juist in
de verordening gekomen is voor het geval de lokaliteit
niet geheel aan de hoogtematen voldoet en dat dan via
een behoorlijke luchtverversingsinstallatie aan dit be
zwaar tegemoetgekomen zou kunnen worden. Mankeert
er dan meer aan deze lokaliteit dan louter de hoog
te in verband met de luchtverversing? Dat zou ik dan
zo mogelijk graag van U willen vernemen.
De heer Kingma: Ik hoop in elk geval, dat, hoe dit
ook loopt, dit niet tot gevolg heeft, dat meer vergun
ningen in de gemeente Leeuwarden worden uitgegeven.
Een enkel verlof A kan ik niet zo erg vinden, maar
als meer vergunningen zouden worden verleend, zou
me dat ten zeerste spijten. Ik heb pas de stukken na
gezien en dan meen ik toch wel, hoewel ik niet alle
gelegenheden geteld heb, dat er een voldoend aantal is,
ook voor die mensen die hun dorst willen lessen met
heel sterke drank en ook wel voldoende voor hen, die
van een biertje houden. Misschien zijn er in een bepaal
de wijk weinig, maar ik zou toch niet graag zien, dat
vooral het aantal volledige vergunningen wordt uitge
breid.
De Voorzitter: Het ligt op mijn weg om een ant
woord op de vragen en opmerkingen te geven. U heeft
uit het voorstel van B. en W. gelezen, hoe de zaken
staan, behalve dan op enkele punten waar zopas naar
gevraagd is. Het komt dus hierop neer, dat de lokali
teit waarvoor hier een verlof A ingevolge de Drankwet
wordt gevraagd, in de eerste plaats gelegen is in een
wijk, waarin het niet mogelijk is krachtens gemeente
lijke verordening een verlof A te verlenen en in de
tweede plaats voldoet die lokaliteit niet aan de ver
ordening van de Gemeente, die eisen krachtens de
Drankwet, dus zwaardere eisen dan het Drankwetbe
sluit, inhoudt. Nu wordt desondanks gevraagd om deze
lokaliteit alsnog aan dat verlof A te helpen. Daar is
in de eerste plaats het bezwaar tegen, dat U in het
voorstel heeft gevonden en dat ik ook van mijn kant
nog even zou willen herhalen, n.l., dat het pure gele
7
genheidswetgeving zou zijn voor dit incidentele geval
liefst twee gemeentelijke verordeningen te gaan ver
anderen. Dat vindt het College bepaald verwerpelijk;
alleen daarom is het van mening, dat het verzoek niet
zal kunnen worden ingewilligd.
Wat nu de verordening i.z. de wijkindeling van de
stad betreft, ook daaromtrent spreekt het voorstel naar
mijn mening toch wel duidelijke taal. Ook het College
is van mening, dat door de stadsuitbreiding deze ver
ordening verouderd is en het werk om aan Uw Raad
een voorstel tot herziening van die verordening te doen,
is dan ook al begonnen. In dat opzicht is er tussen de
Raad en het College in beginsel dan ook geen verschil
van mening. Of er te zijner tijd ten aanzien van de
feitelijke uitwerking van het geval meningsverschil is,
zal dan nog wel kunnen blijken.
Het andere punt is, dat deze lokaliteit niet voldoet
aan de lokaliteitseisen, gesteld bij plaatselijke verorde
ning, en nu vraagt de heer Bootsma: Hoe zit het dan
eigenlijk met de ontheffingsmogelijkheid? Die onthef
fingsmogelijkheid is gegeven voor het geval de hoogte
van het vertrek kleiner is dan de verordening voor
schrijft, mits de oppervlakte van het lokaal minstens
100 m2 is. En dit is maar een heel klein lokaal; dit is
niet meer dan 60 m2 en daar zit dus de mogelijkheid
van ontheffing mee op slot. Ik geloof ook niet, dat hier
meer van te zeggen valt. Zo staan de zaken en nu
kunnen wij van enkele heren het geluid horen, dat deze
beide verordeningen maar eens op de helling moeten.
Ik geloof, dat we, wat de tweede verordening betreft,
dan toch wel een beetje zouden gaan in de richting van
de gelegenheidswetgeving, omdat de ontheffingsmoge
lijkheid van de tweede, de „eisen"-verordening, pas het
vorige jaar door de Raad is gecreëerd. (De heer Boot
sma: Op 18 juli 1962.) Dan is mijn geheugen in dat
opzicht wel goed. Dus nog niet een jaar geleden is deze
verordening op de helling geweest. (De heer Van der
Veen: Dan was het toen ook gelegenheidswetgeving.)
Het was het naar de vorm in elk geval niet, mijnheer
Van der Veen. Er is gestreefd naar objectieve criteria
om die in alle gevallen die zich zouden voordoen, te
kunnen hanteren. Er is dus bepaald niet geredeneerd:
ten aanzien van het ene bepaalde geval, moeten wij nu
de verordening aanpassen. (De heer Van der Veen: Ik
dacht, dat het toch anders was.) Neen, want ook alle
volgende gevallen kunnen, wanneer overigens aan de
voorwaarden is voldaan, door deze verordening worden
behandeld.
Ik geloof, dat ik hier het mijne van heb gezegd.
De heer Kingma zal ik nog even moeten antwoorden
op zijn vraag: Hoe is het met de mogelijkheid bij wijzi
ging van de wijkindeling om meer vergunningen krach
tens de Drankwet te krijgen? Die mogelijkheid wordt
daar niet door geschapen, omdat het bestaand aantal
vergunningen krachtens de Drankwet nog altijd groter
is dan het in deze gemeente geldende Kroon-maximum.
Daar kunnen dus op het ogenblik met andere woorden
geen nieuwe vergunningen krachtens de Drankwet wor
den verleend. Overigens kan ik het wel met de heer
Kingma eens zijn, dat de behoefte om meer gelegen
heden te krijgen voor de verstrekking van alcoholhou
dende drank, althans in de vorm van vergunningen,
niet overal aanwezig is. Ik zou hiermee willen volstaan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 29 (bijlage no. 135).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter: Ik zou willen voorstellen, hoewel het
nog geen 9 uur is, thans te pauzeren, om na de pauze
met de behandeling van de begroting 1963 voort te
gaan.