10 ten hawn hawwe en nóch hawwe yn it Stêdssikehüs is boppe alle lof forheven en as wy yn de takomst dy- selde goede reklame ek foar it gemeentlike sikehüs hawwe meije, dan sjoch ik hjir noch fan kommen, dat ek de faktor fan in goede reklame foar it Stêdssike hüs, yn de takomst wol ta in périoade fan in soune bloei bydrage kin. Ik hoopje, dat wy yn de takomst in goede tiid mei üs nij Stêdssikehüs yn'e mjitte geane. De heer Engels: In het kader van het streven naar een zo goed en een zo mooi mogelijk verpleegtehuis ben ik erg blij met Uw reactie van „Wij zullen als College aan Openbare Werken vragen, of er alsnog iets te doen is aan het feit, dat de hoofdingang de looplijn van het verpleegtehuis onderbreekt". U weet, dat ik het een belangrijke zaak vind. Ik zou het n.l. dood jammer vinden als wij over 5 a 10 jaren moesten con stateren, dat wij tot in lengte van jaren zitten met een ernstige fout, die wij door een tijdige en niet zó kostbare correctie bij de aanvang van de bouw had den kunnen voorkomen. Ik wilde dit toch graag nog even benadrukken. De heer Klijnstra: Dat ik in eerste instantie niet over dit punt heb gesproken, betekent niet, dat wij het niet volledig eens waren met de bouw van dit nieuwe ziekenhuis en verpleegtehuis. Uit de beantwoording van de vragen van de sprekers vernam ik, dat wij hier bij dit nieuwe ziekenhuis wel degelijk zullen te maken krijgen met een klasse-indeling. Ik heb dit n.l. niet uit de stukken kunnen opmaken. Er wordt een verplceg- prijs, wat betreft het ziekenhuis, genoemd van f 30,50, en wat het verpleegtehuis aangaat, van f 20,Wan neer ik dus moet aannemen, dat dit voor eenpersoons kamers of le klas-kamers of iets dergelijks geldt, dan komen we voor m.i. vreemde situaties te staan. Ik be doel dit. Ik weet van meer dan één geval, dat mensen, die volgens hun stand le klas verpleegd meenden te moeten worden, daar alleen op zo'n kamer zo aan het denken zijn geslagen, dat ze al meenden ongeveer over leden te zijn, terwijl hun eigenlijk maar weinig man keerde. Zouden wij nu als overheid niet eens van die klasse-indeling kunnen afstappen en kunnen zeggen: Mensen, dit is het ziekenhuis voor iedereen? D.w.z.: iedereen betaalt hier dezelfde prijs. Wanneer het goed voor iemand is dat zal zeker ook wel eens voor komen dat hij afzonderlijk ligt, dan zal er niet naar gezien dienen te worden wat hij betaalt. Ik meen overi gens maar dat is hier wellicht buiten de orde dat de verpleging in een dergelijke inrichting door de gemeenschap behoort te worden betaald. Wij zijn dus wel erg verheugd over de bouw van deze nieuwe in richting, maar de klasse-indeling stuit mij eigenlijk te gen de borst. De heer Bootsma: Even een opmerking. Van de quintessens van de zaak heeft partijgenoot Ten Brug al het nodige gezegd. Vanavond is wel gebleken, dat het vrij moeilijk is om bij naamsverandering ook de juiste nieuwe naam te blijven volgen. U heeft dat zelf zo straks eigenlijk ai een klein beetje gedemonstreerd t.a.v. het Stadsverzor- gingshuis, maar het is mij even opgevallen, dat het in de raadsstukken wel goed staat; daarin is sprake van het nieuwe „Gemeenteziekenhuis", maar het plan van het architectenbureau spreekt nog steeds van het „Stads ziekenhuis". Het is nog een schets-ontwerp, maar ik zou het toch wel op prijs stellen, dat bij de verdere uit werking het woord „Stadsziekenhuis" kwam te ver vallen en dat men van meet af aan nu ook werkelijk gaat denken aan het „Gemeentelijk Ziekenhuis". Het is een misschien vrij ondergeschikt punt, maar ik meen toch, dat het wel dienstig is hier aandacht aan te schenken, om in de toekomst spraakverwarring te voor komen. De heer Kingma: N.a.v. de opmerking van de heer De Jong, dat bij het nieuwe ziekenhuis ook het etiket Stadsziekenhuis zou wegvallen, zou ik dit willen op merken: Men doet eigenlijk net, of dat iets minder waardigs is. Mij spijt het juist, dat die naam zou weg vallen. Want ik meen, dat bij de mensen die er eens verpleegd zijn, juist de naam Stadsziekenhuis een ze kere populariteit heeft vanwege de goede sfeer tussen het verplegend personeel en de patiënten, die er in dit kleine Stadsziekenhuis steeds heerst. Ik zou daarom juist willen pleiten voor handhaving van de naam Stadsziekenhuis, die veel sympathieker aandoet dan een veel meer bestuurlijke naam als het Gemeentelijk Ziekenhuis. Die zegt m.i. veel minder tot de mensen. De Voorzitter: Van mijn kant in tweede instantie nog enkele opmerkingen. Ik geloof, dat ik daarmee wel kort zal kunnen zijn. De heer De Jong heeft in de eerste plaats gesproken over de vraag, of het bezettings percentage van het nieuwe ziekenhuis wel zo zal zijn, als het is berekend, er op wijzende, dat het bezettings percentage van het bestaande ziekenhuis aan de lage kant is. Ik geloof, dat dit argument niet erg sterk is, mijnheer De Jong, omdat wij allemaal wel weten, dat de accommodatie in het bestaande ziekenhuis ik bedoel dus niet de verzorging, maar de accommodatie en het geheel niet bepaald uitnodigen om daar als patiënt te gaan liggen. En wij mogen wel verwachten, dat juist de goede naam van de verzorging, waarover de heer Santema naar onze mening zeer terecht ge sproken heeft, en die gecombineerd met het feit, dat er een nieuw gebouw zal komen, voorzien van alle nieuwe dingen, die op dit gebied straks te vinden zullen zijn, stellig er toe zal meewerken, dat de bezettings graad van het nieuwe ziekenhuis bepaald niet lager zal zijn dan de gemiddelde graad. Integendeel, wij heb ben alle hoop, dat die bezetting stellig hoger zal worden. De heer De Jong vraagt naar prognoses, maar deze weet zelf wel, dat exacte prognoses in dit opzicht niet te maken zijn. Het kan alleen maar een benaderend be handelen van deze aangelegenheid zijn, een zoeken en een tasten, maar, gegeven de feiten, die ik in eerste aanleg heb genoemd, geloof ik niet, dat we in dit op zicht pessimistisch behoeven te zijn. De heer Ten Brug heeft er terecht op gewezen, dat hij ten aanzien van de verhouding van de verpleegin richting tot Nieuw Toutenburg mij toch wel verkeerd begrepen moet hebben. Het uitgangspunt is voor het College de vraag: Welke inrichting is voor een be paalde patiënt de meest aangewezene? En ik heb ook gezegd: Wanneer de behoeften van een bepaalde pa tiënt wijzen in de richting van Nieuw Toutenburg, dan zal er geen enkel bezwaar zijn om mee te werken aan zijn opname in Nieuw Toutenburg, maar wanneer ove rigens alles gelijk is en er geen bepaalde redenen zijn, waarom hij naar Nieuw Toutenburg zou gaan, dan geven wij de voorkeur aan opname in Leeuwarden. Het feit, dat een patiënt uit de stad in de stad kan blijven kan voor hemzelf, maar ook wat betreft de mogelijk heid om hem te bezoeken en dus de banden met zijn gezin en met de familie in het algemeen zo goed mo gelijk aan te houden, van zo'n grote betekenis zijn, dat opname in een inrichting in de stad ver de voorkeur verdient boven opname op een betrekkelijk nog altijd grote afstand van Leeuwarden. Daartegenover moet wegvallen de economie van een inrichting als Nieuw Toutenburg. De heer De Jong heeft n.l. gesteld, dat, als Nieuw Toutenburg groter gaat worden, daar de verpleegprijs naar beneden kan gaan. De hoogte van de verpleegprijs moet naar onze mening in dit opzicht niet de doorslag geven U heeft in de derde plaats gevraagd: Hoe staat het met de rijksgoedkeuring? Dat is een punt, dat nog moet worden afgewacht De rijksgoedkeuring is aangevraagd en is nog niet verleend. Wij hebben alle vertrouwen, dat, waar het Ministerie van Sociale Zaken en Volks gezondheid to' dusver positief tegenover deze plannen heeft gestaan, die rijksgoedkeuring wel zal afkomen. Of in één keer gebouwd zal kunnen worden, lijkt wel zeer te betwijfelen. Ook dat zal moeten worden afge wacht. Dat hebben wij dan ook niet in de hand. Wat de voorlichting betreft, ik moet bekennen, dat ik in eerste aanleg een verzuim heb begaan, want ik heb niet vermeld, dat door de directeur van de ge meentelijke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst re gelmatig contact is gehouden met een kring specialis ten uit onze stad, die van hun kant, voor zover hun specialiteit betreft, van voorlichting hebben gediend. Ik vind het inderdaad een wat vervelend verzuim, maar ik wil dan toch in tweede instantie trachten dit ver zuim goed te maken. Wij zijn ook voor die hulp zeer erkentelijk. ïi Wat de ziekenhuiseconomie betreft, wij hebben en dat is een herhaling van wat door mij in eerste in stantie is gezegd een zeer uitgebreide voorlichting gehad van het Bouwcentrum, dat zich ook juist op het gebied van ziekenhuiseconomie beweegt, maar daar naast hebben wij als man uit de praktijk de Directeur van ons eigen Stadsziekenhuis gehad, die van begin af aan mee de plannen heeft voorbereid, zodat wij voor- ons de overtuiging hebben, dat deze dingen door vol doende deskundigen bekeken zijn. Ik hoop dus, mijn heer De Jong en dat geldt dan niet alleen ten aan zien van U, maar ten aanzien van Uw gehele fractie dat de aarzelingen, waarvan U hebt gewaagd, nu verdwenen zullen zijn en dat U van Uw kant achter de voorstellen van het College zult willen staan. Wij zijn in dat opzicht ook erkentelijk voor de geluiden, die vanuit de Raad zijn geuit. In antwoord op hetgeen de heer Santema heeft ge zegd in dat opzicht, zou ik willen herhalen, dat bepaald al vrij lang geleden van gemeentelijke zijde is ge streefd naar een zo goed mogelijke samenwerking met de beide andere ziekenhuizen. De Gemeenteraad zelf heeft een grote garantie gegeven voor leningen van het Diakonessenhuis. Dat neemt niet weg, dat de sa menwerking in de toekomst nog verder kan groeien tot nut van de verzorging van de zieken in de stad en in het rayon er omheen. De heer Engels heeft nog even gesproken over de hoofdingang van het verpleegtehuis. Ik wil mijn toe zegging herhalen, mijnheer Engels, dat wij aan Open bare Werken zullen vragen dat punt nog eens zo nauwkeurig en zo goed mogelijk te bekijken. De heer Klijnstra heeft gesproken over een klasse-indeling. Dat is een beetje een eigenaar dige zaak, mijnheer Klijnstra. Wij zien het zo, dat hier een verpleegprijs zal moeten worden ge calculeerd op basis van de kostprijs en als deze in een bepaalde afdeling van het Stadsziekenhuis om deze naam nog maar even te blijven ge bruiken hoger is dan de kostprijs in een andere afdeling en in een bepaalde zaal hoger dan in een an dere, dan is er bepaald geen reden, om die kostprijs niet door te berekenen en dat te minder, omdat toch het grootste gedeelte van de verpleegprijzen niet dooi de patiënten zelf, maar door hun ziekenfondsen of door hun verzekeringen zal worden betaald, instellin gen, die van hun kant toch ook naar de kostprijs zul len vragen en bezwaar zullen hebben om meer te be talen dan de kostprijs, dus bezwaar zullen hebben om voor een bepaalde patiënt bij te dragen in de kosten van andere, patiënten. Overigens is dit een punt, ten aanzien waarvan de praktijk het laatste woord zal moeten hebben, de praktijk, die toch zal moeten mee brengen, dat een zo goed mogelijk antwoord gegeven zal worden op de vraag welke plaats in het huis voor een patiënt het beste zal zijn. Dan hebben de heren Bootsma en Kingma nog in het kort gesproken over de naam van het nieuwe zieken huis en dat in tegengestelde zin. Ik geloof, dat dit een punt is, waar nader beraad over zal dienen plaats te hebben. Voor beide argumenten valt iets te zeggen. Ik stel voor, dat in dat opzicht ook in kleinere kring de meningen niet helemaal eensluidend zullen zijn, maar ik zou willen zeggen: Laten we eerst nu maar eens zien, dat dit ziekenhuis er staat. We hebben tijd genoeg om te kijken, hoe het dan zal moeten heten. Ik zou hiermee willen besluiten. Ik geloof nogmaals te mogen zeggen, dat het College erkentelijk is voor de waardering, die de Raad heeft geuit voor het plan, voor de wijze van documentatie daarvan en voor de steun die de Raad daaraan heeft toegezegd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 181). De heer Bootsma: Ik kan namens mijn fractie ver klaren, dat wij het buitengewoon op prijs stellen, dat de Gemeente dit geschenk door een plaatselijke in stelling, m.n. de Coöperatieve Zuivelbank ik moet misschien zeggen, een provinciale instelling ter plaatse is aangeboden. Ik geloof, dat, wanneer de fontein eenkcer op het Europaplein geplaatst is, er gesproken kan worden van een ruimtelijk geslaagde oplossing voor dit plein. De ruimte die het heeft, blijft behouden. Het is een omhoogstrevend monument. Wat precies de detailvorm zal zijn, is uiteraard moeilijk te bepalen aan de hand van de foto, maar ik geloof toch, dat dit een geslaagde oplossing zal zijn. Ik wil dan ook na mens mijn fractie verklaren, dat wij gaarne bereid zijn dit geschenk te aanvaarden. De hear Santema: Ik woe my graech oanslute by de wurden, dy't de fraksjefoarsitter fan de P.f.d.A. hjir ütsprutsen hat, hwant wy binne ek tige tankber foar dizze prachtige, keninklike jefte. Uteraerd sille hjir inkele kosten oan ünderhald ensfh. mei mank gean. Ik soe sizze: it geskink op himsels is dit wol wux-dich. En wy binne dan ek fan herten bliid, dat dit probleem nou oplost is, hwant ik wit noch, dat yn de Kommisje foar it Kulturele Füns meardere kearen oer projekten praten is. Ik leau, dat dit probleem troch dit geskink ynienen folslein oplost is. Wy slute üs dan ek hiel graech oan by de tank, dy't de hear Bootsma üt sprutsen hat. De heer Heidinga: Ook onze fractie is heel dank baar, dat wij als Gemeente dit geschenk aangeboden krijgen. Wij sluiten ons dus ook gaarne aan bij het geen de voorgaande sprekers hebben gezegd en wij willen nog wel even bijzonder onze erkentelijkheid er voor uitspreken, dat het hier niet gezocht is voor zover wij het kunnen beoordelen in een abstract monument. Het lijkt een monumentale fontein, die zal aanspreken bij het meest gewone publiek en niet zo iets. (De spreker geeft met gebaren het beeld van Zadkine te Rotterdam weer.) (Gelach). De heer Kamstra: Toen de heer Bootsma begon, had ik de hoop, dat hij namens de Raad zou spreken. Dan was het niet nodig geweest, dat elke fractievoorzitter sprak. Wij hebben natuurlijk allemaal bewondering voor hetgeen door de Coöperatieve Zuivelbank aan de gemeente Leeuwarden is aangeboden. Ik geloof, dat heel Leeuwarden eigenlijk verrast is geweest, toen door middel van de krant tot de burgerij van Leeuwar den doordrong, wat er was gebeurd, n.l. aanbieding aan de Gemeente van een koninklijk geschenk, zoals de heer Santema zei. Er is al heel lang over gespro ken, dat daar op het grote gazon bij de mooiste entree van Leeuwarden het een of ander moest komen. Hier is nu een oplossing gevonden, waarmee, geloof ik, iedere Leeuwarder zonder meer ingenomen is. En ik meen, dat de Coöperatieve Zuivelbank, zoals het in dit voor stel ook wordt gezegd, uitdrukking heeft willen geven aan haar verbondenheid met de Friese samenleving en dus niet beter kon doen dan door in de hoofdstad van Friesland zo'n monumentale fontein te doen plaatsen. Ik denk, dat de Raad geen moeite zal hebben met de aanvaarding van het geschenk. Wij hebben trouwens al verschillende fractievoorzitters gehoord en ik meen ook, dat het op zijn plaats is om de Coöperatieve Zuivel bank dank te zeggen. De heer Van der Veen: Ik sluit mij aan bij al de vorige sprekers, die voor dit gebaar van de Zuivelbank hun erkentelijkheid hebben uitgesproken. De heer Klijnstra: Wij sluiten ons ook graag aan bij de woorden van lof, door anderen al gesproken. Deze fontein met de grote vogel er op, lijkt mij een heel riant geval daar straks op het Europaplein. Ik geloof niet, dat het een adelaar wordt, maar meer een duif of zoiets. Het geheel lijkt mij toch wonderlijk mooi. De Voorzitter: Het College is het volledig eens met al hetgeen door verschillende fractievoorzitters is ge zegd en wij zullen bijzonder graag de dank ook van de Raad aan de Zuivelbank overbrengen. Ik geloof, dat ik niet in herhaling behoef te treden. Ook het College dat wil ik alleen nog wel zeggen is bijzonder ver heugd over dit inderdaad zeer buitengewone geschenk. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 178). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 6