4
rein voor drie woningen is niet zo groot, maar ik
dacht, dat het ook voor de toekomst wel van belang
was dergelijke clausules op te nemen.
De heer Van der Schaaf (weth.)In dit geval schijnt
een dergelijke bepaling over het bebouwen binnen een
zekere termijn niet nodig. De heer Kingma toch is niet
de man om hier veel geld in te stoppen, zonder dat hij
de bouw op korte termijn gaat realiseren. We kunnen
daarop, geloof ik, wel vertrouwen. Ook is hier van
speculatie weinig sprake. In sommige gevallen even
wel heeft de heer Klijnstra een dergelijke clausule wel
aangetroffen en daaruit mag hem duidelijk zijn, dat
in die gevallen het College deze bepalingen wel nodig
en wenselijk heeft gevonden.
De heer Klijnstra: Ik ben in dit geval nu wel be
vredigd, maar ik heb in tweede instantie gevraagd,
of het niet wenselijk is zo'n clausule normaliter toch
op te nemen. Ik zou zeggen: Er kan toch geen be
zwaar tegen zijn. Ik begrijp dus niet, waarom in één
bepaald geval gezegd wordt: Die kerel zal wel niet
gaan speculeren; dat vertrouwen we wel; hij heeft een
goede naam; nu nemen we geen clausule op. Dat lijkt
mij minder zakelijk.
De heer Van der Schaaf (weth.): Ik geloof, dat het
in de gevallen waarin wij wel een dergelijke bepaling
hebben voorgesteld, juist is geweest die wel op te ne
men en dat het in dit geval juist is dat niet te doen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 9 (bijlage no. 201).
De heer Kingma: Bij de verkoop van dit terrein,
dat gelegen is aan de Jachthavenlaan en tegen het
sportpark De Greuns aan, gaat het om een strook van
7 m. In de stukken is niet te zien, of er gevraagd is
naar een bredere strook, maar voorgesteld wordt al
thans om een strook van 7 m af te staan aan de N.V.
Fries Isolatiebedrijf.
Ik meen, dat we deze sportvelden eigenlijk niet van
hun groene begrenzing mogen ontdoen; die geeft een
zekere intimiteit. In dit stadsdeel, waar zeer weinig
recreatie is, wordt de Jachthavenlaan ook door heel
veel mensen ik denk hier ook aan moeders met kin
deren gebruikt om een wandelingetje te maken;
men gaat op die gazons een poosje zitten; de moeders
wachten en de kinderen spelen. Ik zie hiervan komen
aan de andere kant is het al gebeurd dat het
groen, dat er is en aantrekkingskracht uitoefent, aan
stonds helemaal verdwenen is.
Bij Moerman zien we nu een hoge kale afrastering;
deze fabrieken dringen in dit recreatiegebied steeds
verder op, zodat we straks met de fabrieken tegen de
jachthaven aan zitten. Want iedere keer komt er na
tuurlijk weer een verzoek om nog een stukje. En hoe
groter de fabriek wordt, hoe moeilijker het wordt om
dat stukje te weigeren. Ik geloof niet, dat het juist is
om deze strook grond over te dragen. Ik moet hier
dan ook wel tegen zijn.
De heer Van der Schaaf (weth.): De bezwaren die
de heer Kingma aanvoert, hebben ook bij het College
al gegolden. Deze zijn niet weg te praten; ze zijn wel
reëel. En ik kan U wel zeggen, dat het dan ook een
heet hangijzer is geweest, voordat het College met dit
voorstel bij Uw Raad is gekomen. Aanvankelijk heeft
de betreffende N.V. nog met een grote hardnekkigheid
een groter stuk gevraagd en met even grote stand
vastigheid heeft het College weerstand geboden aan de
aandrang om een groter stuk van dit terrein af te
knabbelen, want het is echt wel een beetje knabbelen
aan iets, waar eigenlijk ik ben het in de grond van
de zaak wel met de heer Kingma eens niet aan
geknabbeld moest worden. Uiteindelijk hebben wij toch
laten wegen de belangen die dit bedrijf had. De be
langen zijn, dat er nog enige uitbreiding nodig is.
Dat is ons herhaaldelijk betoogd en wij zijn er ook van
overtuigd geraakt, dat dit bedrijf daar klem zit en
dat de aangevraagde strook grond althans enige ruim
te zou geven. Er is onzerzijds echter uitdrukkelijk ge
steld, dat dit de uiterste grens is, en dat er beslist
niet op gerekend mag worden, dat de sportvelden op
zichzelf zullen worden aangetast. Het betreft hier nu
nog alleen de groene begrenzing en dat is ten slotte
door ons genomen. Een aantasting van de sportterrei
nen dat kan ik de heer Kingma wel verzekeren
zal door het College niet aan de Raad worden voor
gesteld, tenzij natuurlijk een of ander bedrijf ons pre
cies pasklaar en gereed op het moment van overleve
ring een ander terrein zou kunnen cadeau geven. Dan
zou het in aanmerking komen, maar niet eerder.
Ik kan nog meedelen, dat te dezer zake ook advies
is gevraagd van de Leeuwarder Sportstichting, die be
last is met het beheer van deze sportvelden en dat
deze stichting dan ook heeft kunnen billijken, dat dit
strookje er af ging. Men had ook daar liever gehad,
dat het niet zou gebeuren, maar men heeft zich er
uiteindelijk niet tegen willen verzetten, gezien de be
langden van het bedrijf, waar het hier om gaat. Dit is
dus inderdaad een voorstel op de grens: tot deze grens
en niet verder zullen we mogen gaan. Dit leek, gezien
het belang, dat aan de andere kant aanwezig is, nog
net aanvaardbaar.
De heer Kingma: Alleen nog deze opmerking, dat
ik toch graag zou zien, dat, voor zover mogelijk, deze
groene begrenzing zo goed mogelijk gehandhaafd
wordt. Een begrenzing met groen, wat heel iets an
ders is dan een gewone kale, dode, stalen afrastering,
vind ik zeer belangrijk hier.
De heer Klijnstra: Nu mijn buurman hierover ge
sproken heeft, wil ik hier een tegenovergesteld geluid
laten horen. Wanneer wij over deze grondstrook spre
ken, moeten we toch wel bedenken, dat de afstand
ik heb het zostraks nagemeten 13 m is vanaf de
fabriek. Daar is nog een kleine strook, die het eigen
dom is van de fabriek, maar de groenstrook, die mijn
buurman bedoelt, de bebossing, is vrij breed en nu
meen ik, dat, wanneer er al getornd zou worden aan
de rand van die bebossing, het toch wel een zeer spo
radisch, te verwaarlozen klein smal strookje zal zijn.
En aan de andere kant moeten we ook bedenken, dat
wij, wanneer wij de industrialisatie willen bevorderen,
de mensen ook zoveel mogelijk ter wille moeten zijn.
Het gaat hier beslist niet ten koste van het sportter
rein en eigenlijk ook niet van de omheining, van de
bebossing (Gelach). Mijn fractiegenoot en ik hebben
een wat verschillende kijk op deze zaak.
De heer Van der Schaaf (weth.)Ik zeg de heer
Klijnstra dank voor de steun, die hij aan het voorstel
verleende. (Gelach).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 10 en 11 (bijlagen nos. 199 en 198).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 12 (bijlage no. 216).
De heer Van Balen Walter: In dit voorstel is op
genomen een kettingbeding, eventueel te effectueren
via een boete, en nu heb ik mij afgevraagd: Wanneer
men die op te nemen voorwaarde zo belangrijk vindt,
dat men daar op het ogenblik een boete van f 100.000,--
voor stelt, doen wij dan niet verstandiger in deze over
eenkomst in plaats van deze boete een ontbindende
voorwaarde op te nemen, omdat ik mij kan voorstellen,
dat er zich omstandigheden kunnen voordoen ik
denk bijv. aan faillissement dat deze boete geen
zin heeft en niet is te effectueren. Een ontbindende
voorwaarde zal onder ale omstandigheden effect heb
ben. Ik zou willen vragen, of dit niet te overwegen
valt.
De heer Van der Schaaf (weth.): Ogenschijnlijk zou
de opmerking van de heer Van Balen Walter misschien
wel hout snijden, maar of ze in werkelijkheid wel op
zou gaan, zou ik vooralsnog willen betwijfelen. Het
gaat er hier n.l. om, dat wij t.z.t. dat kan een
5
kleiner of groter aantal jaren duren een stukje van
die grond terug zouden moeten hebben in de prijs van
f 1,en daar komt dan dus via dit kettingbeding
deze boete op te staan. Nu kan het juist zijn, dat te
eniger tijd een boete van f 100.000,niet geëffectu
eerd kan worden. Dat kan zich voordoen, maar het is
niet aannemelijk, dat degenen, die zich met deze trans
acties bemoeien, daar nu direct aan bloot staan. Nu
geeft de heer Van Balen Walter daarvoor een andere
oplossing. Ik wil tussen twee haakjes even opmerken,
dat dit kettingbeding tot nog toe veelvuldig, ook in
contracten van onze gemeente, is voorgekomen. Wan
neer daar nu in de plaats van zou worden opgenomen
een ontbindende voorwaarde, dan rijzen er naar mijn
mening andere moeilijkheden, n.l. van juridische aard,
die ook nogal vervlochten zijn met verschillende andere
kwesties. Als ik het goed zie, dan komt daar zelfs het
rechtskarakter van de registers van eigendom aan te
pas, het z.g. negatieve karakter van het kadaster, zo
als wij dat noemen. Dat zou dan dus betekenen, dat
te éniger tijd de voorwaarde van de grondoverdracht
zou worden vernietigd, maar dan is het natuurlijk niet
meer in overeenstemming met de toestand, zoals die
op dit ogenblik is, want dan is daar inmiddels een huis
op gesticht. En dat reikt nogal ver; dat heeft t.a.v.
mogelijke vestigingen van hypotheek op het gebouw
dat hierop gesticht kan worden, consequenties. Het zou
wel eens kunnen zijn, dat dat niet hypothecair be
zwaard kan worden en het zou, dacht ik de heer
Van Balen Walter plaatst mij er plotseling voor,
zodat ik een beetje gissenderwijze, wat voorzich
tig moet spreken ook wel eens de rechten
die derden te goeder trouw hebben verkregen, in het
gedrang kunnen brengen, zodat ik het dus vooralsnog,
laat ik zeggen: voor vanavond, liever zou willen hou
den bij de voorgestelde bepaling. Ik vind evenwel de
gedachte, die de heer Van Balen Walter oppert, wel
zodanig suggestief, dat ik hem wil toezeggen, dat ik
dit met de competente juristen in onze gemeentelijke
kring graag wil doorspreken en er een beetje dieper in
wil duiken, om in een eventueel volgend geval te dien
aanzien een meer verantwoord standpunt te kunnen
innemen. Ik hoop, dat de heer Van Balen Walter daar
genoegen mee zou kunnen nemen. Ik kan op dit mo
ment de volle consequentie van de suggestie niet over
zien en ik ben dus daarom niet bereid om vanavond
een voorstel in die zin over te nemen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 195).
De heer Ten Brug: Ik heb geconstateerd, dat bij
de stoepen die wij overnemen in de Korf makersstraat,
niet de stoep is, die ligt voor het pand van de Fa. Slager.
Zou die stoep niet zijn afgepaald, dan zou dit nog te
aanvaarden zijn, maar de situatie is daar zo, dat het
publiek dat van de trottoirs gebruik maakt, ter plaatse
het trottoir moet verlaten naar de rijweg. Ik begrijp,
dat de Gemeente moeilijk met de Fa. Slager tot een
overeenstemming kan komen. Wat is daar de oorzaak
van? Is er een overvraging zijnerzijds en wanneer dat
zo is, kan deze kwestie dan niet op een andere wijze
worden opgelost?
De heer Van der Schaaf (weth.)De overname van
stoepen is een aangelegenheid, die uiteraard steeds op
dezelfde wijze dient te geschieden. Daar moet een vaste
regel voor gelden. Men kan dus niet tegenover de één
een belangrijk andere houding aannemen dan tegen
over de ander. Die regel is de Raad bekend en dat moet
ook regel blijven, geloof ik. Alleen in de bijkomende bij
zondere omstandigheden van ieder geval kunnen de
bepalingen worden aangepast aan dat bijzondere geval.
Nu is het met de Fa. Slager, door de heer Ten Brug
genoemd, niet mogelijk gebleken op de normale voor
waarden tot overeenstemming te komen en daarom
kan de stoep voor het pand van deze firma er dus nu
niet bij zijn. Het lijkt niet zo gemakkelijk om langs een
andere weg tot een oplossing te komen, omdat ont
eigening in een dergelijk geval niet in aanmerking komt.
Theoretisch zou men het kunnen doen, maar dat zou
toch eigenlijk wel een onjuiste verhouding zijn tussen
het doel en het middel, zoiets als een voorhamer op een
behangspijker. Dat is natuurlijk in het gemeentelijk
beleid niet aan te bevelen. Wij hopen evenwel, dat,
wanneer dat werk straks zal worden uitgevoerd, de
betrokkene misschien nog wel wil bijdraaien. Wij heb
ben wel vaker gezien, dat, wanneer het werk bijna
gereed is, het nog wel weer eens kan gelukken en ik
hoop daarom, dat dat ook hier het geval zal zijn. Een
andere oplossing ligt niet bepaald voor de hand.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 196).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 15 (bijlage no. 197).
De heer Keuning: Het voorstel, zoals het hier ligt,
geeft mij toch wel aanleiding tot het maken van een
paar opmerkingen. Immers zoals het voorstel hier ge
daan wordt: het onttrekken aan het openbaar verkeer,
met als verlengstuk de grondverkoop van dit stukje
openbare weg, betekent, dat de Gemeente als gemeen
telijke overheid ten dienste van de Electro Blikfabriek
hier een stuk tot nog toe bestaande openbare weg gaat
afknippen. En het is duidelijk, dat dit stukje openbare
weg gebruikt werd en blijkbaar tamelijk veelvuldig
door de op Schilkampen gelegen bedrijven. Nu zie
ik wel in de stukken, dat de Electro Blikfabriek een
soort civiel-rechtelijk aanbod heeft gedaan aan deze
beide bedrijven om zolang de weg naar de Froskepölle
nog niet gereed is, van hun loswal daar gebruik te
maken en ik neem ook aan, dat die loswal wel geschikt
is om tot dit gebruik te dienen. Want immers het ont
trekken aan het openbare verkeer betekent, dat wij in
wezen niet anders doen dan het ene bedrijf een be
paalde uitbreidingsmogelijkheid bieden, waardoor on
herroepelijk vast staat, dat een ander bedrijf in de stad
wordt benadeeld. Er is dus niet een direct openbaar
belang gemoeid met deze onttrekking aan het open
bare verkeer, maar het is een particulier belang. Dat
betekent naar mijn mening, dat de Gemeente toch ook
aan de andere zijde het particuliere belang van de
scheepswerf en de Machinefabriek „Welgelegen", zo
veel mogelijk heeft te dienen en zoveel mogelijk heeft
te waarborgen. Ik zou er daarom in de eerste plaats
prijs op stellen, dat van gemeentewege bij de toekom
stige overdracht van deze gronden de voorwaarde wordt
gesteld, die de Electro Blikfabriek in haar aanbod aan
dc Machinefabriek „Welgelegen" heeft verwerkt, n.l.
dat wij als overheid ook de eis stellen, dat dit bedrijf
dus zo min mogelijk schade wordt toegebracht en dat
het van de loswal gebruik zal mogen maken. Ik heb
me wel afgevraagd, of het niet mogelijk is, dat de
nieuwe weg naar de Froskepölle volledig wordt ge
bruikt ten dienste van de Scheepswerf „Welgelegen"
voor het door haar aan te trekken verkeer, want dat
zou tenslotte voor dit bedrijf eigenlijk de oplossing zijn.
Er staat in de stukken, dat het een C-weg is en dat
betekent dus, dat blijkbaar een aantal zware auto's
die weg niet zal mogen volgen. Zou men bij wijze van
spreken nu wel van de kant van B. en W. kunnen toe
zeggen, dat, als die weg er komt, een ontheffing voor
het zwaardere vervoer naar en van de scheepswerf zeer
soepel bekeken zal worden? Dan kunnen dus ook de
zwaardere auto's het is tenslotte niet alleen een
kwestie van zwaardere lasten, maar vooral van zwaar
dere auto's er ook komen en ik geloof, dat wij voor
de schade, die tenslotte door ons aan dit bedrijf ten
gevolge van de onttrekking aan het openbare verkeer
van een gedeelte weg wordt toegebracht, een zo goed
mogelijke compensatie dienen te geven. Ik zou wel
eens willen vragen, of B. en W. bereid zijn de twee
dingen, die ik hier heb gesteld, te bevorderen.
De heer Heidinga: Met veel van wat de heer Keuning
gezegd heeft, ben ik het volkomen eens. Dat waren
ook ongeveer mijn gedachten. Ik heb mij ook afge
vraagd, of het niet mogelijk zou zijn de weg die naar
de Froskepölle komt te lopen, tot Schilkampen wat
zwaarder en breder te maken. En wanneer dat even-