8
lijke nauwkeurigheid en zorgvuldigheid te worden be
keken, maar ook dan moet de mogelijkheid overblijven,
dat de belangen van het kleinere bedrijf lichter wor
den bevonden dan de belangen van het grotere bedrijf.
De heer Heidinga komt terug op zijn suggestie om
nog te bekijken of de nieuwe weg niet wat zwaarder
zou kunnen worden uitgevoerd. Ik wil hem toezeggen,
dat we toch nog wel eens eventjes willen bekijken, of
dat met het oog op de kosten verantwoord is.
Ook dat wil ik dus nog wel eens even onder ogen zien,
hoewel ik er, gezien de kosten, een beetje pessimis
tisch over denk. Misschien echter kan men het tot een
betrekkelijk klein stukje weg beperken en dan is het
mogelijk verantwoord. Ik wil dus zeggen, dat ik dat
nog eens in overweging wil nemen en in het College
wil bespreken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 16 (bijlage no. 207).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 17 (bijlage no. 217).
De hear Miedema: De oanliz fan it fytspaed sil wol
nedich wêze. Men kin oanfiere hwat de Provinsje ek
docht yn in brief, dy't by de stikken leit. Dêryn wurdt
sein, dat, as de nije snelwei DrachtenLjouwert der
komt, de forkearsyntinsiteit dêrmei ek lytser wurdt
en ek it bilang fan it fytspaed, mar as we dêrby yn
oanmerking nimme, dat wy de forkearsyntinsiteit al-
tyd ünderskat hawwe, dan leau ik wol, dat wy net
folie biswier tsjin it fytspaed hawwe kinne. Allinnich
oer de ütfiering dêrfan woe ik wol de opmerking
meitsje, dat folie fan üs ynwenners fanwegen de bi-
groeijing dy dyk eigentlik as in rckreaesjeplak brüke.
Hy is frij drok, dat dat forfait. Der stiet yn de stik
ken, dat de bigroeijing der allegearre uthelle wurdt en
dat de nije berm ynsiedde wurdt mei gêrssied. Dan
wurdt de léste dyk yn de Gemeente, dy't noch ridlike
bigroeijing hat, fornield.
En dan keapje wy lan oan en dér plantsje wy wer
beammen op. Nou is üs fraech dizze: Is it ek mooglik,
dat dy berm net ynsiedde wurdt mei gêrssied, mar dat
dy üt in eachpunt fan natuerskientme syn wearde hat?
Ek de lju, dy't it fietspaed faek brüke moatte, hawwe
der in frij great bilang by.
De Foarsitter: De hear Miedema hat it hawn oer
,,smük skaedzjend beamtegrien", as ik it goed bigre
pen haw. Ik wit net, oft de hear Van der Schaaf der
hwat fan sizze wol. Miskien kinne wy de opmerking
ta üs nimme en by de minsken pleitsje, dy't dit plan
ré meitsje moatte.
De hear Van der Schaaf (weth.)It sit net yn dit
plan bigreatte, sadat wy net de yllüzje wekke moatte,
dat it troch in inkele tasizzing fan üs samar ré wêze
soe. Dit is in produkt fan it gearwurkjen fan de Pro
vinsje mei ünderskate gemeentes en dêrom kinne wy
dit net iensidich yn it plan ynbringe. Wy kinne lyk-
wols uteraerd en dat sille wy dwaen, tinkt my
de opmerking fan de hear Miedema noch ris tige earn-
stich bisjen. Ik kin der hwat foar fiele, dat sa'n paed
ek hwat bigroeid is. Bigroeijing is moai, mar it sicht
oer it frije fjild hat syn bikoaring ek fansels. Dat moat
dus noch ris efkes neijer bisjoen wurde, tinkt my.
De heer J. de Jong: Ik wil dat idee van de beplan
ting van deze weg toch wel terdege onderstrepen. Het
is een prachtig mooi gezicht, wanneer we over de vel
den heen zien; dat ben ik direct met de Wethouder
eens, want als ik een week of veertien dagen in de
bossen geweest ben, dan knap ik pas weer een beetje
op, als ik aan deze kant Wolvega kom. Het heeft ech
ter ook wat voor, als je als fietser een beetje „smük"
achter de boompjes rijdt, want als je in een storm
optornen moet en dat gebeurt hier meestal; het
waait hier altijd dan heb je niet veel aan die mooie
weide. Om de fietsers tegen een hartverlamming te
beschermen, zou ik er wel voor zijn, daar een mooi
rijtje bomen neer te zetten.
De heer W. de Vries: Ik wil mij hier wel bij aan
sluiten. Hetzelfde wat de heer De Jong zegt, had ik
ook naar voren willen brengen. Wanneer we b.v. de
kant op fietsen van Oenkerk enz., dan ervaren we, dat
het gedeelte, dat begroeid is, veel aangenamer fietst
dan dat wat niet begroeid is. En daarom zou ik met
een willen vragen: Is hier een mogelijkheid te vin
den om desnoods alleen maar het gedeelte, dat in de
gemeente Leeuwarden ligt, te beplanten en het dan
misschien als onderdeel te beschouwen van de Plant
soendienst? Dat kan het College misschien wel op
lossen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 18 (bijlage no. 214).
De heer K. J. de Jong: Ik heb met betrekking tot
dit punt een opmerking over de autostalling en die is,
voor zover mij bekend, voor dit plan zelf, voor de
huizen die hier komen te staan, wel zodanig opgezet,
dat men kan spreken van een redelijke voorziening.
Ik stel me echter wel de vraag, of in het deel, dat aan
dit plan grenst en dat naar mijn mening hier wel ter
dege mee te maken heeft, niet een betere ruimte voor
de stalling van auto's gecreëerd had kunnen worden.
M.n. de huizen aan de Mr. P. J. Troelstraweg hebben
over het algemeen een vrij groot achtererf en die ruimte
heeft geen uitweg in dit nieuwe plan. De mogelijkheid
om garages achter de huizen te bouwen, die een uit
weg zouden krijgen in dit plan en dan later
naar de rondweg, is niet aanwezig en het gevolg daar
van is dus, dat in de toekomst, degenen, die geen ga
rage naast het huis hebben en er zijn niet veel hui
zen met een garage aan de Mr. P. J. Troelstraweg
genoodzaakt zijn hun auto's te stallen op de weg zelf.
Gezien de toeneming van het verkeer, zal dit in de
toekomst eerder erger dan beter worden. De garage
ruimte die in de nabijheid wèl aanwezig is, heeft een
zodanige capaciteit, dat men daar ook niet terecht kan.
Het gevolg is dus, dat we, wanneer we in dit plan pas
sende parkeerruimte zouden kunnen vinden voor deze
gevallen en die zullen zich hoe langer hoe meer
voordoen meteen het parkeervraagstuk, dat nij
pender begint te worden, aan zo'n hoofdweg de kans
geven tot een oplossing te komen. Wat in dezen te
doen Misschien kan alsnog een achteruitgang ge
projecteerd worden achter de huizen aan de Mr. P. J.
Troelstraweg, zodat die dus een uitweg zouden krijgen
in dit nieuwe plan. Daardoor zou een mogelijkheid van
individuele autoberging tot stand kunnen komen. Ik
zie de bezwaren daarvan wel. Zou men daartegen zijn,
dan zou men misschien in de toekomst komen tot het
aanleggen van een ventweg naast de Mr. P. J. Troel
straweg, waardoor men dus verkeer van die weg af
krijgt. Een derde mogelijkheid zou zijn, dat men in dit
plan meer mogelijkheid van autoboxen creëert, zodat
men dan toch in die omgeving ergens terecht kan om
zijn auto te stallen. En wanneer dit laatste alsnog moge
lijk zou zijn in dit plan, dan zou mij dat persoonlijk
nog de beste oplossing lijken, maar dan zou ik wel
graag de toezegging van het College willen hebben, dat
men met dit punt in verband met de mogelijke voor
zieningen rekening zal houden.
De heer C. de Vries: De opmerking die ik zou wil
len maken, sluit aan bij datgene wat de heer De Jong
gezegd heeft, n.l. het parkeer- en verkeersvraagstuk.
Er is bij vorige uitbreidingsplannen ook al over ge
sproken, n.l. over het speciale aspect van de breedte
van de straten. Als wij de kaart ik geloof, dat de
Wethouder die op het ogenblik voor zich heeft liggen
bekijken, dan zien wij, dat in dit plannetje uitslui
tend wegen zijn gecreëerd van 5 m breedte. Daartegen
heb ik geen enkel bezwaar, voor zover het wegen be
treft vanaf de ontsluitingsweg naar de pleintjes met
de bungalows. Maar de genoemde ontsluitingsweg zelf
heeft ook een breedte van 5 m en dat lijkt mij hiervoor
beslist te smal, tenzij ik mij vergis, en deze weg een
doodlopende weg zou worden. Die indruk heb ik echter
uit de tekening niet gekregen; ik geloof n.l., dat deze
9
weg op den duur één van de toegangswegen gaat wor
den van de rondweg naar het nieuwe plan, dat nog aan
het einde van deze straat zal moeten worden gecreëerd.
En dat betekent, dat aan de oostzijde en aan het eind
van deze weg, althans in het verdere gedeelte, dat bui
ten het huidige plan ligt, ook nog een woonwijk komt
en een aantal andere bebouwingen en dat daar op die
wijze toch ook een grote hoeveelheid verkeer een plaats
zal moeten vinden, niet alleen rij verkeer maar ook
ongetwijfeld verkeer, dat parkeert, en ik zou dus ook
op dat punt het College willen vragen nog eens te
overwegen, of de ontsluitingsweg niet breder kan wor
den dan hij op het ogenblik in dit plan is gecreëerd.
De heer Van der Schaaf (weth.): De heer De Jong
heeft ter sprake gebracht de parkeermogelijkheid voor
de bestaande panden aan de Mr. P. J. Troelstraweg en
hij vraagt zich af, of niet in dit plan, zoals het nu
wordt voorgelegd, een gelegenheid had moeten worden
geschapen voor het stichten van individuele garages
bij de panden aan de Troelstraweg of voor meerdere
parkeerruimte. Nu is dit een plannetje, dat zeer be
scheiden van omvang is, en de behoefte aan parkeer
ruimte, die ontstaat door de nieuwe bebouwing, wordt
en daar is de heer De Jong het ook wel mee eens
op redelijke wijze opgevangen door de capaciteit in
het plan. Nu kan men zich de vraag stellen: Hadden
we van de gelegenheid niet gebruik moeten maken om
hier ook nog voor die andere panden garages te zoeken
bij de bestaande woningen? Want ook deze zijn bin
nen de grens van het plan getrokken. Het lijkt me, dat
dat om verschillende redenen niet goed mogelijk is. Wij
zijn n.l. al bezig geweest met besprekingen over de
uitgifte van verschillende bungalowterreinen in dit
plan, uiteraard behoudens goedkeuring en vaststelling
van de Raad, en daarbij komen wij telkens al tegen de
opmerking, dat de terreinen toch waarlijk niet zo groot
zijn, zodat van dit stuk, dat nu nieuw is en dat langs
de achtergrens van de bestaande panden loopt, toch
eigenlijk niet meer een weg af kan. Bovendien zou het
niet verantwoord zijn, daar ten behoeve van die be
staande panden zo'n heel lange weg te maken, die tel
kens aan de achterzijde toegang zou geven tot een
nieuw te stichten garage. Ik geloof, dat de oplossing
van dit probleem: het zoeken van mogelijkheden voor
garages bij bestaande woningen, niet zo eenvoudig is.
Tal van woningen in de stad zullen het toch zonder
garage moeten stellen op den duur. In de bebouwing,
zoals die in de decennia voor de laatste wereldoorlog
zijn tot stand gekomen, is op die autogroep niet gere
kend en wij zullen dus de toestand moeten accepteren,
dat een bepaalde woning niet altijd op eigen gebied een
box kan hebben; dat is nu eenmaal niet te voorkomen.
Nu doet zich bij de percelen aan de Mr. P. J. Troelstra
weg het geval voor, dat daar bij het overgrote deel
van de percelen ruime achterterreinen zijn. Alleen aan
de hoek is het iets krapper. Ik geloof dan ook, dat deze
mogelijkheid door de mensen zelf gezocht moet worden.
Ze hebben de grond grotendeels daarvoor beschikbaar
en hier en daar zijn ook nog tussenruimten, die het wel
toelaten, dat daar een toegangsweg wordt gemaakt en
ik zou me dus kunnen indenken, dat men in collectief
overleg ergens een toegang maakt, haaks op de Troel
straweg, die dan langs de achtergrenzen naar achteren
uitloopt. Dat lijkt mij eigenlijk de meest voor de hand
liggende oplossing en daarvoor is uiteraard zeker over
leg tussen de betrokken eigenaren nodig, maar het is
een zaak, die in de allereerste plaats hen regardeert;
z ij zullen dit probleem dan ook moeten oplossen. Een
andere mogelijkheid, die in beperkte zin ook tot een
oplossing kan medewerken, is de suggestie die de heer
De Jong doet en die ook al intern in de kring van het
gemeentelijk apparaat naar voren is gekomen ik
stel het heel problematisch dat het op den duur
wenselijk is, dat het fietspad van de Troelstraweg wordt
verbreed tot een parallelweg. Indien die mogelijkheid
aanwezig zou zijn, zou weer een deel van het probleem
worden opgelost. Ik geloof niet, dat er in dit uitbrei
dingsplan eigenlijk nog plaats is voor het stichten van
complexen boxen. Zoals ik zei, de terreinen zijn al vrij
duur; dat blijkt uit de besprekingen wel en het gaat
moeilijk om van de terreinen, die èn duur èn niet al te
groot zijn, nog weer stukken af te nemen voor het
stichten van rijtjes boxen.
In antwoord op de vraag van de heer De Jong ten
slotte dit: Hier zitten nog wel mogelijkheden in, maar
die liggen eigenlijk meer binnen het bereik van de
eigenaren dan van de Gemeente en ik geloof, dat we
het in die richting moeten zoeken.
De heer De Vries heeft de breedte van de wegen ter
sprake gebracht. Hij gaat ermee akkoord, dat de weg
getjes, die toegang geven tot de pleintjes, de aange
geven breedte hebbenhet lijkt men ook voldoende,
omdat daarop tenslotte zeer beperkt autoverkeer zal
plaats vinden, maar hij twijfelt aangaande de toegangs
weg. Nu is de weg, die de heer De Vries mij heeft
aangewezen, toch eigenlijk niet de hoofdtoegangsweg
naar de op de kaarten van het uitbreidingsplan 't Ielan
geschetste units. De kaarten van dit uitbreidingsplan,
dat zoals U weet, nog steeds niet is vastgesteld,
maar dat U zich wel enigszins voor de geest kunt ha
len geven een andere hoofdtoegangsweg aan voor
de grotere hoeveelheden woningen, die daar zullen wor
den gebouwd. Deze weg is uiteraard wel van belang,
maar- wij hebben gemeend, dat hiervoor kan worden
volstaan met een breedte van 5 m, omdat tenslotte het
parkeren bij de woningen, die hier worden gebouwd,
niet aan deze weg zal gebeuren, maar op de hofjes,
tenminste, dat moeten we aannemen en in ieder geval
is daarvoor de gelegenheid. Het parkeren voor de wo
ningen aan deze zijde moeten we ons ook een beetje
anders voorstellen. De woningen, die hier worden ge
bouwd, krijgen toch meer aan de kant van de z.g. units
hun parkeerruimte dan aan deze weg. En daarom heb
ben wij gemeend, dat dit toch wel aanvaardbaar is.
Men kan vragen: Maakt het nu zoveel uit, of een weg
5 m dan wel 6 m breed is? Dat is inderdaad nogal be
langrijk, want de kosten van een uitbreidingsplan wor
den in belangrijke mate bepaald door de hoeveelheid
gele kleur, die men als verhard oppervlak op de teke
ningen aantreft, en daarom is er steeds de neiging om
dat te beperken. Ook in dit uitbreidingsplan zijn de
kosten per m- classificatie-oppeiwlakte weer hoog uit
gevallen, zodat dus de neiging om de wegen nog weer
iets breder te maken, naar mijn mening beter onder
drukt kan worden en dat te meer, omdat de parkeer
ruimte voor dit betrekkelijk kleine plannetje tot het
geheel toch wel in redelijke verhouding staat. Daarom
geloof ik, dat we verstandig doen deze weg op de aan
gegeven breedte te houden en ik wil er dus nogmaals
op wijzen, dat deze weg naar alle waarschijnlijkheid niet
zal doodlopen, maar dat het toch niet de hoofdtoegangs
weg is naar het plan, zoals U dat kent van de teke
ningen van 't Ielan.
De heer C. de Vries: Ik heb niet bedoeld te zeggen,
dat de parkeerruimte voor de bungalows die in het
plan zijn opgenomen, te gering zou zijn; dat is beslist
niet het geval. Ik meen n.l. ook, dat de pleintjes daar
voor voldoende uitkomst bieden, mogelijk zelfs ook de
autoboxen, die bij de bungalows zullen worden gebouwd.
Dus dat is op zichzelf geen probleem.
Nu heeft de Wethouder gezegd, dat deze weg geen
hoofdtoegangsweg tot het plan wordt; dat meen ook
ik niet, maar ik meen toch wel, dat, gezien de ont
wikkeling van het verkeer, de parallelwegen ook in de
toekomst een belangrijke functie krijgen; dat niet uit
sluitend de hoofdtoegangsweg een weg met druk ver
keer zal worden, maar dat ook de parallelwegen on
getwijfeld in de toekomst vrij veel verkeer zullen aan
trekken. Alleen al in dit plannetje zien we, dat deze
weg ook leidt naa r unit 7daar komt ook ongetwijfeld
een grote hoeveelheid mensen te wonen, van wie een
groot aantal in de toekomst over een auto zullen be
schikken en dan zal deze weg ongetwijfeld een belang
rijke rol kunnen gaan spelen. De Wethouder heeft ook
gezegd, dat we de neiging om de wegen te verbreden
moeten beperken. Ik ben een tegengestelde mening toe
gedaan, omdat wij juist moeten rekenen op steeds bre
dere wegen, welke mening, naar ik ook uit oude no
tulen heb gelezen, wel door de Wethouder wordt ge
deeld. Deze speelt echter met de gedachte, dat dat
uiteraard de grondkosten verhoogt. Ik geloof, dat je
daar op een bepaald moment genoegen mee moet ne
men; anders kom je in een later stadium tot nog veel
hogere kosten, omdat je dan die wegen moet gaan
verbreden, ja misschien zelfs niet meer kunt verbre
den, omdat je daar met de andere plannen geen reke-