14 hat it in kwesje west fan 76 bisten. Dat klinkt nochal hiel hwat, mar der wiene mar 14 kij by, 14 keallen, 34 nofteren kealtsjes, 13 skiepkes en 1 geit. En omdat it greatste diel fan de kant fan Wytgaerd komt, leau ik, dat it wier noch folie makliker is, dat men it nei it abattoir yn pleats fan nei Wurdum bringe moat. Ik leau dêrom net, dat wy it sa opfetsje moat- te, dat it slim neidielich wurdt foar de féhalders. De hear Hartstra hat seis al sein, dat forskate ge meenten meielkoar in needslachtpleats ynrjochtsje, hwat ek ynhaldt, dat men foar greatere öfstannen komt to stean. As men wit, dat wy op it eagenblik fan de gemeente Ljouwerteradiel, fan hwat yn Stiens en oan dizze kant Stiens wennet, hjir ek al guon op us abattoir krije en Menaem ek al net mear in needslacht pleats hat, mar dat de féhalders üt de gemeente Mena- meradiel yn dizzen gearwurkje mei it Bildt, dan kin- ne wy der net under wei komme, dat it giet nei in sekere konsintraesje, mar dêrtroch wurde de öfstan nen greater. Wy sjogge dus daelks net yn, dat it yn dit gefal neidielich wêze soe en dat hjir eigentlijk din gen barre, dy't men net dwaen moat. De hear Hart stra freget: Is it ek mooglik, dat men mear ta gear- wurkjen komt op it gebiet fan de fleiskkarring Ik leau, dat wy hjir ek al oantoand hawwe, dat dy gearwur- king mooglik is, omdat der in mienskiplike regeling is mei Ljouwerteradiel, Menameradiel en It Bildt, dus hwat dat bitreft, binne hjir ek wol mooglikheden, mar dan leau ik, dat it mear yn de reden leit, dat de büten- gemeenten oanlutsen wurde sille hjir nei de stêd ta, dan dat forskate plattelansgebieten gearwurkje. Yn Idaer- deradiel sit men nammers ek al mei swierrichheden nei in konsintraesje. It is net sa ienfaldich, foaral foar Ljouwert net, om op dit gebiet mei oare gemeenten op to arbeidzjen. Hwat de opmerking fan de hear Hartstra oer it frij- bankfleisk bitreft, ik leau, dat it altyd mooglik is, om yn dizzen safolle mooglik yn oerliz to dwaen. En ik wol tasizze, dat dat yn dit gefal fanselssprek- kend ek barre sil. De hear Hartstra freget fierder: Hwerom is it frij- banklokael öfkard? It gehiel foldocht net mear oan hwat men der hjoed fan freget, hwant de féartsenij- kundige tsjinst hat hjir ek oanmerkingen oer makke en nou leau ik, dat men dat hwat al to folie omskreaun hat yn dit riedsstik. (Laitsjen.) Men kin ek to folie sizze. Ik bin mei de hear Hartstra iens, dat, as it gyng om in hangerke, dat hwat roastich is, dat ding efkes skjirre wurde moast, dan soe it wer klear wêze, mar de hear Hartstra wit ek wol, dat it gehiel net oan de easken foldocht en ien fan de bilangrike dingen yn in moderne needslachtpleats is hjoed-de-dei in koelsel, mar as men dy oanbringe soe, soe it gehiel wer to djür wurde. Natuerlik is it hielendal net ütsletten, dat de for- keap fan it frijbankfleisk, dy't mar inkelde kearen pleats hat, dér barre kin. Mei in bytsje opknappen kin men dit lokael wol wer hwat yn oarder meitsje, sadat it wol geskikt is om üteinliks it fleisk, dat al foar in diel üt- snein is, dêr to forkeapjen. Ik wol der lykwols wol by sizze, dat üs direkteur fan it Slachthüs op dizze dingen wol sa krekt is, dat ik hielendal net bang bin, dat er dat net goed yn oarder hawwe sil. Ien mei al leau ik, dat wy op dit momint eigentlik ek net oars kinne en ik soe de Rie graech yn oerwe- ging jaen wolle om dit ütstel sa oan to nimmen. De hear Hartstra: Ik bin net tsjin it ütstel, mar ik soe wol graech wolle, dat B. en W. de tasizzing dog- ge, dat it frijbanklokael dan dochs yn safier in bytsje op knapt wurdt, dat it ünhygiényske der net mear by is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 22 t.e.ni. 25 (bijlagen nos. 212, 203, 202 en 213). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 26 (bijlage no. 220). De heer Venema: Onze fractie staat volledig achter dit voorstel van B. en W., voor wat betreft het bouw rijp maken van deze gronden. Echter vragen wij ons af, of hier niet eerder mee had kunnen worden begon nen. B. en W. zeggen wel in de raadsbrief, dat de oor zaak, althans voor een deel, ligt aan de drukte en onderbezetting van de dienst voor Openbare Werken. Maar toch vragen wij: Had het niet eerder kunnen gebeuren? Spelen hier andere oorzaken mee, b.v. het niet op tijd klaar komen van de plannen? En acht het College de plannen, zoals die er nu liggen, realiseer baar? Het was maandagavond, dat één der woning- coi'poraties hier een vergadering had, waarin o.a. ook de huren ter sprake zijn gekomen. De huren komen hier gemiddeld en dan rekenen we maar heel glo baal toch op(De Voorzitter: Mag ik U even onderbreken? Ik kan me voorstellen, dat dit voorstel aanleiding geeft tot wat uitvoeriger beschouwingen, maar ik zou wel graag een beroep op de Raad willen doen, zo goed mogelijk binnen de beperkingen van de orde van de agenda te blijven.) de gemiddelde, naakte, huurprijs van deze vijf verschillende blokken, f 25,50. Ik ben van mening en ik denk wel, dat er in de Raad niet een andere zal zijn dat dit voor de massa toch praktisch niet op te brengen is, althans gezien in verhouding- tot de lonen, die door de massa worden ver diend. Wij zijn natuurlijk allemaal wel van mening, dat wat de leefbaarheid van de huizen, de inrichting enz. betreft, voor de arbeider nooit goed genoeg is, maar ik ben toch bang dat de massa, die hier toch ge bruik van zal maken, hier niet aan toe komt. Tenslotte antwoorden B. en W. op de door mij ge stelde schriftelijke vragen, onder c: Wij nemen aan, dat het woningcontingent van 1963 tijdig zal worden besteed. Dit antwoord vind ik niet positief. Zou de Wethouder van Openbare Werken hier misschien iets meer positief over kunnen zijn Want het zou toch wel buitengewoon jammer zijn, wanneer ons contin gent, voorzover het niet wordt opgebruikt, naar andere gemeenten zou gaan. De heer Heidinga: Vele van dezelfde vragen, die bij de heer Venema zijn gerezen, rijzen ook bij ons. Ik zal ze natuurlijk niet herhalen, maar wij kunnen, dunkt mij, de zaak toch wel zo stellen, dat dit plan in hoofdzaak eigenlijk al lang bij de Raad had moeten zijn. En dat dat niet gebeurt, moet een oor zaak hebben. Over die oorzaak wordt de Raad niet in gelicht, maar het is uit de stukken en uit de antwoor den op de vragen van de heer Venema af te leiden. En nu er dus van ons als Raad gevraagd wordt in te stemmen met deze kredieten, zonder dat wij weten, wat er gebeurt, dan lijkt het ons ik geloof, dat daar in mijn fractie wel gelijk over wordt gedacht toch wel noodzakelijk, dat wij hierover iets meer komen te weten. Ik zal U dan maar eerlijk zeggen, mijnheer de Voorzitter, dat het mij erg aanspreekt, dat het College met deze voorstellen komt want dat is een teken, dat het College zelf aanvoelt, dat er iets moet gebeu ren, dat wij er dus, zelfs al staat de boel eigenlijk nog wat op losse schroeven, toch door moeten. En dat stel ik op hoge prijs en mijn fractie ook. Die kant moeten we uit; we kunnen tenslotte niet blijven wachten tot alles in kannen en kruiken is; dan zouden we met de straataanleg veel te laat zijn. Dus alszodanig heeft deze manier van doen onze volledige goedkeuring en in stemming. Maar wij leiden eigenlijk uit de indiening van de aangevraagde kredieten af, dat de realisering van de woningen volgens de indertijd aan de Raad voorgelegde plannen moeilijkheden oplevert, en dat blijkt ook uit het antwoord op vraag 3 van de heer Venema. Daarom zeggen wij: Zou het niet beter zijn, dat de Raad over zo'n belangrijke zaak toch iets breder wordt geïnformeerd, want, als deze plannen niet realiseer baar zijn doordat er veel te hoge huurprijzen uit de bus komen, dan komen we voor de tweede vraag, en dat is deze: Is het dan verstandig deze straten zo aan te leggen, als we niet weten, dat daar werkelijk aan stonds huizen aan komen, die ook gebouwd kunnen worden, want dan zou het kunnen zijn, dat we ver keerde straten aanleggen. Dit hangt wel degelijk ten nauwste met elkaar samen. Hoewel ik me kan voor stellen, dat U zegt: Het is zo'n beetje binnen de orde en misschien half er buiten, maar de Raad moet hier, dunkt mij, wel iets breder over worden ingelicht, want anders weten wij toch ook helemaal niet, wat we uit halen. Dus nog eens: Het lijkt onze fractie noodzake 15 lijk, dat we er iets meer van weten, of we er goed aan doen, zo voort te gaan. Is dit plan realiseerbaar Worden de straten die ons voorgesteld worden, wer kelijk zo aangelegd of is dat helemaal niet zeker? Dan nog een vraag. Ik zal het kort maken. Ik zou erg graag willen weten: Waarom moet de grondop- hoging van de tweede buurteenheid, het klaarmaken van de rioleringen ter plaatse en de woonpaden, ander half miljoen kosten en bij de derde buurteenheid maar één miljoen? Waar zit dat grote verschil in? Dan wil ik ook nog even zeggen, maar dat is een persoonlijke zaak dat ik het vreselijk jammer vind, dat de eigen dienst deze zaken niet kon uitwerken en dat het mij spijt, dat de Heide-Maatschappij hiervoor ingeschakeld is. Ik zou persoonlijk veel liever gezien hebben, dat het dan door een particulier bureau was geschied. Wilt U, mijnheer de Voorzitter, dat we ons bij dit onderdeel bepalen? Ik zou n.l. ook nog iets willen zeg gen over het volgende bedrag, dat in ditzelfde punt voorkomt. Dat gaat over het bungalowplan. Zal ik dat er direct maar aan vastknopen? Het is niet zo veel meer. (De Voorzitter: Ik doe een dringend beroep op Uw zelfbeheersing, mijnheer Heidinga.) Er wordt dus ook een bedrag geraamd voor de grondkosten van het bungalowplan Bilgaard, n.l. voor het uitvoeren van het grondwerk: het aanleggen van straten, pleintjes, rio lering e.d. Nu is mij ter ore gekomen, dat de pleintjes met een stukje straat moeten worden aangelegd door de kopers van de vier bungalows, die aan zo'n pleintje zullen worden gegroepeerd. Nu vraag ik: Is het waar, dat de eigenaren daarvoor moeten zorgen en dan vraag ik dus: Waarom worden de kosten hier dan nog ge raamd? De Voorzitter: Dit slaat op de grond en de samen hang tussen verschillende projecten; het is dus toch wel even buiten de orde van het voorstel. Ik zou de Wethouder echter willen vragen om toch maar het voorbeeld van de heer Heidinga te volgen, al kan dit uiteraard dat moet ik dus, dacht ik, wel even af spreken slechts een informeel gesprek blijven. De heer Van der Schaaf (weth.): Ik wil gaarne vol doen aan het verzoek van de Raad om iets buiten het onderwerp dat in dit stuk wordt behandeld om te gaan, omdat het inderdaad volkomen redelijk is, dat de Raad op dit ogenblik iets meer van de stand van zaken komt te weten dan in het stuk kon worden weerge geven. Het is dus in de eerste plaats, om even bij het stuk te blijven, dat aan de Raad is toegezonden, de bedoeling, dat er hier een krediet wordt verstrekt om de straataanleg te kunnen uitvoeren en wel op een zodanig tijdstip, dat deze vóór de woningbouw aan komt en vóór kan blijven, want de heer Heidinga heeft terecht gezegd: Wanneer dat niet mogelijk zou zijn, dan zou inderdaad de besteding van het woningbouw- contingent in gevaar kunnen komen. Wij moeten dus wel dat is de toestand van vandaag er voor zorgen, dat we met de straataanleg vóór zijn, en daar om dat heeft de Raad dus wel heel goed begrepen wordt in deze vorm dit krediet gevraagd. Nu even over de stand van de woningbouw. Daar over zou ik het volgende willen zeggen. Het is de Raad bekend, dat het College van B. en W., met instemming van de Raad, aan een drietal woningbouwverenigingen heeft gevraagd hier plannen te ontwikkelen. Er is een z.g. bouwteam gevormd en daarin werken dus mee de betrokken woningbouwverenigingen, de verschillen de gemeentediensten die daarbij zijn betrokken, uiter aard de architecten dat zijn de heren Van den Broek en Bakema uit Rotterdam en de plaatselijke architect de heer D. Witteveen. Bovendien is er bij ingeschakeld het bekende bureau Ratiobouw uit Rot terdam. Deze plannen zijn van stap tot stap ontwik keld en inderdaad zijn daarbij moeilijkheden ontstaan in deze zin, dat de vraag is gerezen, of de z.g. toet- singsprijs wel in overeenstemming zou zijn met de aannemersprijs, die U zo langzamerhand bekend is geworden. Bij dergelijke woningbouwplannen is de toetsingsprijs altijd het knelpunt, want men heeft haast nog nooit meegemaakt, dat een prijs, die door de aan nemer was berekend, direct in overeenstemming was met de toetsingsprijs. Daar waren dus moeilijkheden te verwachten en deze zijn ook inderdaad ontstaan. Nu geldt dat niet in gelijke mate voor alle onderdelen van het plan, want er is berekend, op grond van de voor lopige calculatie, dat de prijs voor de verschillende onderdelen enig verschil vertoont. Het gunstigst liggen de berekende prijzen voor de eengezinsbouw; ze liggen ongunstiger voor de hoogbouw, iets wat van deze zijde ook al wel is gevreesd. Nu kunnen wij, wat deze kwestie betreft, ons een beetje spiegelen aan een gemeente in het oosten van het land. Ik kan de naam ook wel noe men; dat is Hengelo, waar een soortgelijk project ook op stapel staat onder dezelfde architectuur en met dezelfde stichting Ratiobouw. Ook daar zijn moeilijk heden gerezen, evenals elders in den lande, omtrent het bereiken van de toetsingsprijs. Dus op heel veel plaatsen is er die moeilijkheid en nu hebben we juist zeer recente inlichtingen gekregen, dat in Hengelo de zaak zich ten goede heeft gekeerd en dat geeft weer veel hoop voor de toestand ook in Leeuwarden. De ge vallen liggen niet precies gelijk, maar het feit, dat men nu in Hengelo praktisch gereed is, geeft de bur ger weer moed. Wij hebben dus voor de vraag gestaan, ook in verband met de huren, of er in dit geval wel zou moeten worden doorgewerkt. Bij het opzetten van de plannen is er van uitgegaan, dat deze een iets hoger niveau zouden kunnen hebben dan tot nog toe in onze gemeente is nagestreefd, en in overleg met de woning bouwverenigingen is gevraagd: Wat zullen we doen, zullen we nu een beetje hoger mikken dan tot nog toe het geval is geweest of zullen we op precies hetzelfde niveau voortgaan? Welbewust is in het bouwteam toen gezegd, dat men koos voor een iets hogere uitvoering en wel in deze zin, dat de woning iets groter wordt en ook iets beter wordt uitgerust. Dat leidt uiteraard ook tot iets hogere huurprijzen en dat is tot nog toe ge accepteerd door de woningbouwverenigingen. Er is na tuurlijk wel een zekere huivering t.a.v. de berekende huren, maar tot nog toe hebben de corporaties niet gezegd, dat zij daarom voor de zaak terugdeinzen. Het College heeft dan ook niet besloten (in zoverre het College had te besluiten, want de woningbouwvereni gingen zijn eigenlijk de opdrachtgevers) aan de wo ningbouwverenigingen te adviseren nu nog terug te treden. Bij de voorbereiding worden verschillende schema's geproduceerd door het bureau Ratiobouw en het schema, zoals dat beantwoordt aan de huidige stand van zaken, houdt in, dat, wanneer de Raad dit voor stel wil volgen, dan de straataanleg op tijd gereed kan zijn voor de woningbouw en het is van groot belang, dat dit ook gebeurt. Wij hebben dus vandaag de dag een situatie, dat wij zeggen: Wij gaan door met deze zaak. Tijdens mijn afwezigheid heeft de heer Tiekstra nog een bespreking gehad ook met de provinciale di rectie en met de betrokken Gedeputeerde en daar is ook uit geresulteerd, dat wij menen met deze plannen te moeten doorgaan. Zoals ik zeg, liggen voor de ver schillende onderdelen de moeilijkheden niet precies ge lijk, maar het geheel is toch van dien aard, dat wij zeggen: Wij moeten hier nog mee doorgaan. Ik kan er aan toevoegen, dat in de maand juni nog veelvul dig besprekingen zijn gvoerd en dat ook morgen op hoog niveau tussen de architecten en het Ministerie een gesprek zal plaats vinden, alles ter voorbereiding van deze plannen. En we hebben dan ook nog steeds de hoop en de verwachting, kan ik wel zeggen, dat uiteindelijk ondanks de moeilijkheden die met de toet singsprijs zijn gerezen, deze plannen nog doorgang zul len vinden. De heer Venema heeft de vraag gesteld: Als hier eerder was begonnen, dan was men ook eerder gereed gekomen. Had hier niet eerder mee kunnen worden begonnen? Dat heeft eigenlijk niet gekund, omdat uit eindelijk de kwestie van de straataanleg en ook de detaillering van het uitbreidingsplan toch wel heel nauw samenhangen met de woningtypes alszodanig. En nu deze toch eindelijk een vaste vorm hebben aan genomen, achten wij het verantwoord om bij de Raad te komen met dit voorstel. Eerder had het niet ge kund, d.w.z. de medewerking die wij hebben gehad en die hebben ingeroepen is zodanig geweest, dat wij niet op een eerder tijdstip dit voorstel hebben kunnen doen. Dat we het nu doen, is hierom, dat wij op 1 oktober zover moeten zijn, dat we kunnen beginnen en dat ligt, bij aanvaarding van dit voorstel, in de mogelijkheden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 8