16 Wanneer we zouden wachten tot alles precies tot de laatste komma rond is en we zouden dan komen met het raadsvoorstel om de straten aan te leggen, dan zouden we achter de feiten aanlopen. En daarom moe ten wij vandaag wel aan de Raad dit voorstel doen. De heer Venema vraagt, of die plannen realiseer baar zijn. Wij hebben de overtuiging, dat dit plan uit eindelijk nog zal slagen en ook onze medewerkers van Ratiobouw en van de architecten versterken ons in die verwachting, zodat wij hiermee doorgaan en verwach ten, dat dit toch uiteindelijk realiseerbaar is. Wat betreft de toetsingsprijs, weliswaar komen er vrij hoge huren uit, waar deze huren leveren dan ook een woning, die meer biedt dan tot nog toe. En dan wil ik graag aan de heer Venema toegeven, dat huren van gemiddeld f 25,50 voor de mensen met de laagste inkomens te hoog zijn, maar het standpunt, dat de woningbouwverenigingen in overleg met B. en W. heb ben ingenomen, is, dat wij toch moesten streven naar een iets grotere, iets betere woning. Uiteindelijk zullen deze stellig worden bewoond, zij het dan, dat waar schijnlijk ook hier weer opschuiving een zekere uit komst zal moeten bieden. De heer Heidinga heeft gezegd, dat de werkwijze die wordt gevolgd, in dit geval wel noodzakelijk is. Zijn fractie kan daarvoor dan ook begrip opbrengen en wij zijn hem daar erkentelijk voor1, omdat wij er van over tuigd zijn, dat wij, wanneer vanavond dit voorstel niet zou zijn gedaan en niet zou worden aangenomen, toch, wat de straataanlcg betreft, in grote moeilijkheden ko men, in die zin, dat de straataanleg niet voor de wo ningbouw uit kan blijven lopen. Die detaillering had eigenlijk al lang bij de Raad moeten zijn, zegt de heer Heidinga. Ik ben dat eigenlijk met hem eens, alleen ik voeg daaraan toe, dat hier de samenhang tussen het woningtype en de combinatie van woningtypes wel zo danig verweven is met het uitbreidingsplan, dat deze werkwijze toch in dit geval ook wel aanvaardbaar is. Nu staat de Raad hier niet volkomen nieuw tegenover. Wij hebben in de vergadering, waarin de architecten en Ratiobouw aanwezig waren, daarover inlichtingen gegeven en op die basis wordt nog steeds gewerkt. Uiteindelijk zal het plan dus in die vorm wel tot stand komen en aan de Raad worden aangeboden. Indien deze woningen eens niet zullen worden ge realiseerd, vraagt de heer Heidinga, leggen wij de straten dan ook op een verkeerde wijze aan? Dat is inderdaad een belangrijke vraag. Ik wil er op wijzen, dat de Raad bij het verlenen van krediet voor de eerste eenheid dit punt ook onder ogen heeft gezien en toen heeft besloten om het krediet wel te verlenen. Immers ook toen bestond geen zekerheid omtrent het realise ren van de woningen, die daar zouden worden gebouwd. Toch heeft de Raad toen ook gezegd: Wij verlenen toch het krediet, want de straataanleg moet nu een maal aan de woningbouw voorafgaan. Dat is onver mijdelijk en men kan niet wachten tot alles precies rond is, vóór men met de straataanleg gaat beginnen. Ik zie echter wel de mogelijkheid, dat, indien deze wo ningen niet zouden kunnen worden gebouwd ik ver wacht overigens nog steeds, dat het wel zal kunnen dan op hetzelfde stratenplan, zij het misschien met zeer ondergeschikte wijzigingen, nog een andere com binatie van laagbouw en hoogbouw kan worden ge sticht. Die mogelijkheid zit er steeds nog wel in; al leen wij moeten dus op een zeker ogenblik de knoop doorhakken en zeggen: Wij gaan op dit plan door, omdat nu eenmaal de straten voor de woningen moeten uitgaan. De heer Heidinga vraagt dan verder: hoe komt het, dat de grondophoging voor de ene unit anderhalf mil joen kost en die voor de andere één miljoen? Dat zit in de gesteldheid van de grond. Ik kan dat niet precies in duizenden guldens weergeven, maar de raming van de kosten is op de gebruikelijke wijze gebeurd en dan komt er bij de ene uit anderhalf miljoen en bij de an dere één miljoen. En dan zegt de heer Heidinga ook nog, dat hij heeft gehoord, dat de pleintjes in het bungalowpark voor rekening van de kopers zijn. Dat is inderdaad juist: bij de uitgifte van de grond in het bungalowparkje wordt de straataanleg ongeveer tot aan de pleintjes door de Gemeente verzorgd; de kopers kopen de ter reinen aan de pleintjes onder de verplichting, dat zij de bestrating op de pleintjes aanbrengen of de kosten daarvan aan de Gemeente vergoeden. Dat is een detail, waar ik mij niet helemaal zeker van voel, maar ik meen te weten, dat een deel van de ophoging hierin begrepen is, maar dat de straataanleg, de verharding dus, tot een bedrag van per woning ongeveer f 3.000, ten laste van de aspirantkopers komt, boven de prijs, die zij voor het terrein, al naar de grootte, betalen. Dat is het antwoord op de gestelde vragen. Ik ben gaarne bereid om, indien er nog vragen rijzen, ook over de stand van de woningbouw etc., daar ook nog op te antwoorden. Ik weet niet precies, waar de vra gen liggen, maar ik meen dat ik hiermee ter algemene inleiding wel zou kunnen volstaan. De Voorzitter: Behalve wat de heer Van der Schaaf gezegd heeft met betrekking tot het overleg dat door mij gevoerd is, kan ik nog dit meedelen. Het College heeft, zeer onvolledig zijnde het be stond toen uit drie leden zich uitvoerig beraden over de vraag, of het inderdaad verantwoord was nu nog met dit beleid voort te gaan en heeft ook nadruk kelijk gezocht om mogelijkheden voor het in de plaats van deze plannen stellen van andere plannen, die mis schien sneller te realiseren zouden zijn geweest. Alleen wij zijn toen ook al weer in verder overleg dat is reeds gebleken uit de woorden van de heer Van der Schaaf tot de conclusie gekomen, dat de risico's van „overstappen op een andere lijn", wat betreft het behoud van het contingent, veel groter waren dan nu voortgaan op „deze lijn", gegeven het moment, tot waarop we in het overleg waren gevorderd. En dat is door de mededelingen, die de heer Van der Schaaf omtrent het zeer recent plaatsgevonden overleg heeft gedaan, ook bevestigd. De heer Jellema: Ik wil eigenlijk wel mijn spijt er over uitspreken, dat het College dit standpunt inneemt; dat het eigenlijk niet ten halve wil keren op de weg, die volgens mij verkeerd is. Ik heb destijds bij de be spreking in de Raad direct gevraagd: Is dat platlevel- systeem rationeel? Toen ben ik met een kluitje in het riet gestuurd door Professor Van Den Broek, die zei: Het is rationeel door de grote aantallen. Dit systeem met verschoven bouwlagen (ongelijke hoogte) is vol gens mij niet rationeel te bouwen. Ik geloof, dat wij hiermee een zeer duur plan krijgen en daardoor met zeer hoge huren uit de bus komen. En ik meen, dat dat niet in het belang van onze gemeente is. Het Col lege heeft dit nu wel eenmaal besloten, maar ik hoop, dat, als het over een maand nog eens voor dit punt komt te staan, het zich dan wel zeer ernstig beraden wil en ook zal vinden, dat het beter is ten halve te keren, dan ten hele te dwalen. De Voorzitter: Ik wil wel even nadrukkelijk vast stellen wat ook de heer Van der Schaaf heeft gezegd, n.l., dat het College uiteraard zelf niet besluit. De be sturen van de woningbouwverenigingen, die met de bouwteams samenwerken, zijn allereerst verantwoorde lijk, en ten tweede of ten laatste, in hoogste instantie, de Raad. Ik geloof, dat we in dat opzicht de verant woordelijkheden duidelijk moeten stellen. De heer Venema: Ik blijf persoonlijk van mening, dat de huren te hoog zijn, maar ik begrijp wel, dat hier alles aan gedaan wordt wat er aan gedaan kan worden en ik help het College hopen, dat de nodige op schuiving, die hier inderdaad in kan zitten, plaats zal hebben. De hear Boomgaardt: Ik soe it Kolleezje wol yn bi- tinken jaen wolle, as der dan nou dochs in bipaeld risiko is foar it boukontingint fan 1963, dat men dan nou sa gau mooglik sjocht om noch oare projekten klear to meitsjen foar de mooglikheden, dy't yn 't Nij- lan binne of op oare plakken; lit dér plannen foar yn- tsjinne wurde. Ik soe sizze: set dy saek dochs sa feilich mooglik. Annulearje de hiele saek foarsafier't it ne- dich is fan de Ielan-plannen en sjoch noch to dwaen hwat men yn dit stadium dwaen kin. Nim net it risiko, dat der yn it Ielan leit en smyt dat oare der dochs noch tusken. 17 De heer Klijnstra: Ik heb in eerste instantie niet over huren gesproken, omdat ik dacht, dat wij hier mee eigenlijk wel een beetje buiten de orde waren, maar nu anderen er ook over gesproken hebben, wil ik er toch wel iets van zeggen. In de voorlichtingsvergadering heeft Professor Van den Broek tweemaal het woord „volkswoningbouw" uitgesproken. Ik heb me toen afgevraagd: Bij welke huren eindigt de volkswoningbouw? De kale huur, zo als de heer Venema zegt, bedraagt f25,50 en dan spreekt de Wethouder wel over opschuiving, maar daar zien we in de praktijk bitter, zeer bitter weinig van gebeuren. Ik vraag mij dus af: Waarom is daar, ook door deze Raad, niet eerder tegen geageerd? Dat is niet gebeurd op de voorlichtingsavond, toen de woord voerder van de Partij van de Arbeid het College de raad gaf vooral degelijke woningen te bouwen. Dat die huur wat extra hoog werd, was niet zo erg, want daar ging men wel aan wennen, zoals men na de oorlog zo ongeveer heeft hij het gezegd aan alle hoge prijzen is gaan wennen. Dat is een schrale troost voor mensen, die deze woningen zullen moeten betrekken, voorzover we over volkswoningbouw spreken. Ik betwij fel het, of de mensen, waar deze woningen aanvanke lijk voor bestemd waren, deze huren kunnen opbrengen. Nu kunnen we er misschien nog wel onderuit, al weet ik niet precies de wijze, waarop dit zal moeten gebeu ren, maar deze wijze van handelen lijkt mij beslist on juist. Ik heb gehoord, dat er met de heren van de woningbouwcorporaties gesproken is over het soort woningen, dat gebouwd zou worden en over de prijs, die ze zouden kunnen opbrengen. Ik dacht, dat we op deze wijze het paard achter de wagen laten lopen in plaats van ervoor, als we eerst moeten nagaan, welke huur de mensen die deze woningen moeten betrekken, kunnen betalen. Dat is heel wat anders dan wanneer men zegt (De Voorzitter: Zoudt U zich zo goed mo gelijk aan de orde willen houden Ook anderen heb ben hier over het huurvraagstuk gesproken. (De Voor zitter: Veel korter.) Ik heb met opzet gezegd, dat anderen ook een beschouwing over dit vraagstuk gaven en dat het me al toeleek, dat dit hier niet aan de orde was. Ik ben dus niet begonnen het aan de orde te stel len, maar omdat anderen dit ter sprake brachten. (De Voorzitter: Beperkt U dus, mijnheer Kljjnstra.) Goed, ik ben bijna klaar. Ik wil er bij het College nogmaals op aandringen zich te bezinnen en zo mogelijk een andere lijn te volgen, dan die welke men tot op heden op dit terrein heeft gevolgd. Ik geloof, dat daar een groot gedeelte van de Leeuwarder bevolking meer mee is gediend. De hear Miêdema: Hjir is niis praet en tige to- rjochte, leau ik, oer forantwurdlikheit en der is sein, dat de heechste forantwurdlikheit üteinlik by de Rie birêst. Ik leau lykwols ek, dat wy der as Rie rjocht op hawwe, de gegevens oer in eventuele hierpriis sa- dré dy by it Kolleezje bikend binne, te witten dan moat en sil en kin de Rie de forantwurdlikheit ek drage. Ik haw üt de bispi'ekkingen wol hwat de yndruk, dat mominteel it Kolleezje oars mear bi kend is as de Rie en ik leau, dat de krekte gong fan saken is, dat de Rie de forantwurdlikheit hat, as de Rie ek de gegevens hat. De heer K. J. de Jong: Er is al zeer veel gezegd over de kwestie van de bouw. Ik geloof, dat het juist is zo als de Wethouder het gesteld heeft: dat de zaak op het ogenblik eigenlijk in eerste instantie berust, wat de verantwoordelijkheid betreft, bij de opdrachtgevers en dat zijn in dit geval de woningbouwverenigingen die zullen, nu sinds zeer kort de definitieve cijfers, al thans de voorlopig definitieve, bekend zijn, moeten zeg gen wat ze willen en ik heb de indruk, dat de woning bouwverenigingen daar zeer voldoende ernst mee ma ken. Ik meen, dat in de loop van deze week daarover dan ook al besprekingen gehouden zullen worden. Zolang daar dus geen definitieve beslissingen over genomen zijn, lijkt het mij althans een tikje voorbarig om daar nu in dit stadium te veel op vooruit te lopen. Ik zou in ieder geval zeggen, dat het, ook wanneer zou blijken, dat dit plan in zijn totaliteit niet realiseerbaar zou zijn, nog best mogelijk zou zijn, dat men het wel voor 1/3 of 2/3 of 3/4 gedeelte kan realiseren. En dan ben ik het volledig met het College eens, dat wij in dit sta dium bepaald niet behoeven te zeggen: het komt finaal verkeerd, wanneer wij met z'n allen èn als Gemeente bestuur èn als woningbouwverenigingen ik hoop, dat deze dat ook zullen inzien ons maar voortdurend van onze verantwooxdelijkheid bewust zullen zijn. Men moet hier zo mogelijk dit volume niet verspelen en toch tot woningen zien te geraken, die passen, ook wat de huurprijs betreft, in het kader van de woningen, die wij in Leeuwarden hebben. En dan meen ik, dat wij bij de besprekingen, die wij destijds ook met adviseurs van de Gemeente, architecten en de stichting Ratiobouw gehad hebben, al wel wisten, dat we met hogere huren in aanraking zouden komen. In dat opzicht is er dus geen nieuw feit. Het nieuwe feit kan alleen zijn, dat de hoogte van de huren ons misschien in bepaalde op zichten tegenvalt. Dan zullen we ons in die situatie moeten realiseren, wat we nu het beste kunnen doen. Ik geloof, dat het in dit stadium beter is er op dit mo ment hier dan niet verder over te discussiëren, omdat er in feite niet allereerst van verantwoordelijkheid van het Gemeentebestuur sprake is. Ik had eigenlijk wel behoefte dit er nog even aan toe te voegen. De heer Van Balen Walter: Men praat zoveel, maar ik heb nu toch eigenlijk ook wel behoefte om een in lichting te krijgen. Ik begrijp er eigenlijk niets meer van. Ik dacht, dat we hier praatten over het bouwrijp- maken van grond en nu is mijn vraag deze: Wanneer wij deze grond bouwrijp maken en de plannen waar zo door iedereen over gesproken is, eens niet doorgaan, is het dan niet nog altijd belangrijk dat we bouwrijpe grond hebben? Ik zou zeggen: Laten we ons nu in vredesnaam beperken tot het bouwrijp maken van de grond en niet praten over de huren en over de wo ningen, die er nog op gebouwd moeten worden. Mijn vraag is, of ik dit nu wel goed heb begrepen. De heer Balt: Met het laatste wat de heer Van Ba len Walter zegt, ben ik het wel eens, maar nu kwam bij mij de vraag op: Als de vergadering van de woning bouwverenigingen nu eens plaats heeft gehad en be slist zou zijn, dat die verenigingen zich terugtrekken, welke situatie krijgen we dan? Dat zou ik wel eens willen weten. De Voorzitter: Voornamelijk aan het adres van de heer Miedema zou ik willen zeggen, hoe ook de gang van zaken is, dat de plannen voor de woningbouw van zelfsprekend bij de Raad komen. Dat kan niet anders. De heer Van der Schaaf (weth.)De heer Van Ba len Walter heeft, geloof ik, de zaak heel terecht ge steld. Wij maken de grond bouwrijp, wij leggen daar straten aan volgens een zeker patroon en dat patroon is weer nauw verweven met de plannen, die we hier hebben besproken, maar nu komt daar natuurlijk ach teraan de vraag die de heer Heidinga in eerste in stantie heeft gesteld: Als die straten worden gelegd, is dat geld dan ook weggegooid? Dat moeten we na tuurlijk niet hebben en daarom stel ik daartegenover: Wanneer die straten eenmaal volgens dit patroon wor den aangelegd, dan zullen wij, als dit plan onverhoopt en onverwachts eens niet zou doorgaan, op datzelfde stratenstramien natuurlijk woningen moeten trachten te bouwen, die wel realiseerbaar zijn. Dat is dus eigen lijk het belangrijkste punt en er is stellig wel een mo gelijkheid in dezen aanwezig. We hadden ons tot deze informatie kunnen beperken en dat zou ook voldoende zijn geweest, maar nu zo eenstemmig de wens naar voren kwam om te worden ingelicht over de stand van zaken, hebben de Voorzitter en ik na enig overleg toch gemeend niet karig te moeten zijn met de inlichtingen en daarom zijn wij dus ook daarmee vrij uitvoerig ge weest. Zo moet U het zien, maar eigenlijk is het gro tendeels buiten de orde. Evenwel, de samenhang van de twee kwesties is zo overtuigend, dat wij deze be spreking hebben gemeend te moeten toelaten. De heer Jellema zegt: Het is beter ten halve te keien dan ten hele te dwalen. Dat is in zijn algemeen heid juist, maar ik verwijs hem naar de woorden van de heer De Jong en dat is, om nu maar klare taal te spreken, dit: Als straks de woningbouwverenigingen aan de Raad een woningbouwplan presenteren, dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 9