4
De heer Bootsma: Met het oog op de verklaringen
van het College, geloof ik ook, clat het het verstan
digste is, dat de Raad het beroep afwijst, zodat een
nieuwe aanvraag op zo kort mogelijke termijn kan
worden ingediend, niet omdat we het met de gronden
van de afwijzing door het College geheel eens zijn, maar
op grond van de wenselijkheid tot een oplossing te ge
raken.
De heer Jellema: Ik wilde nog wel graag van de
Wethouder weten, of de Schoonheidscommissie van
mening blijft, dat de vervanging van de molkenkelder
absoluut onmogelijk gemaakt dient te worden. Of wordt
wèl toegestaan, dat het woonhuis tot een modern ge
val gemaakt wordt? Behoeft het niet beslist weer in
de oude staat gebracht te worden?
De heer Van der Schaaf (weth.)Het is, geloof ik,
toch wel goed, dat die molkenkelder even ter sprake
komt, want die heeft nogal een rol gespeeld. Ik heb
dat door de wijze waarop de bespreking vanavond ge
lopen is, niet gehoord. Het is mij echter bekend uit
de gesprekken buiten deze Vergadering, dat er in de
Raad nog wel het gevoelen bestaat, dat de molken
kelder niet ten koste van alles behoeft te worden ge
sauveerd. Ik ben dus van mening, dat, wanneer wij
met de Schoonheidscommissie en adressant in over
leg treden, het handhaven van de molkenkelder niet
als een uitgesproken steen des aanstoots zal blijven
staan.
De Voorzitter: Een persoonlijke verwachting om
trent dit punt is niet in deze vorm in het College ge
weest. En in dat opzicht geloof ik toch, dat het College
zich, evenals ten aanzien van andere punten, zijn be
slissingsvrijheid toch wel moet voorbehouden. Ik hoop
niet, dat wij hier nu verder uitvoerig op behoeven in
te gaan. Ook ik heb de overtuiging, dat hier dat wil
ik wel herhalen een oplossing toch werkelijk wel
tot de gemogelrjkheden behoort.
De heer Van der Schaaf (weth.): We moeten na
tuurlijk goed weten, wat er aan de hand is. Als die
molkenkelder moet worden gehandhaafd, dan moet ik
eerlijkheidshalve aan de Raad zeggen, dat ik dan niet
zozeer ervan overtuigd ben, dat de kans op een alom
bevredigende oplossing zo groot is. ïk zal die zaak
waarschijnlijk wel verder moeten behandelen en ik ge
loof we moeten goede dingen doen en eerlijk tegen
over elkaar spreken dat de verlaging van de vloer
wel eens zou kunnen doorgaan en dat zou dan be
tekenen, dat enkele van de kelderraampjes komen te
vervallen.
De Voorzitter: Dit wordt nu een onderling debat
tussen leden van het College, wat op zichzelf al een
zonderlinge figuur is. U weet, dat dit punt in het Col
lege niet ter sprake geweest is en ik moet dus voor
het College in dit opzicht alle vrijheid van beslissing
voorbehouden.
De hear Boomgaardt: Ik fyn it praktysk, dat de
Rie wol in ütspraek docht, hwant oars krije wy, as
der yn it Kolleezje gjin oerienstimming oer de molken
kelder birikt wurdt, nei de nije oanfraech noch wer in
ófwizing fan it Kolleezje en wer in bihanneling yn 'e
Rie en dan binne wy natuerlik wol inkelde moannen
ünder dak. Mar it Kolleezje kin ek yn biried gean en
dan dochs noch ta de konklüzje komme, dat dy kelder
mei de rütsjes der wol üt kin, sadat der noch oer
ienstimming birikt wurdt. Mar soe it Kolleezje in óf
wizing hanthavenje, dan is, leau ik, de Rie tsjinoer
de Gemeente wol forplichte, hjir in ütspraek to dwaen.
Miskien is it formeel net goed, mar dan wit it Kol
leezje, hwer't it op stiet.
De heer Van der Veen: Ik weet niet, met welke
instantie we nu bezig zijn. (De Voorzitter: Ik ook
niet.) Ik ben het helemaal niet met de heer Boomgaardt
eens. Wij moeten één van beide: de zaak behandelen of
niet behandelen. En als we het met elkaar eens zijn,
dat het beter is het nu niet te doen, dan wil ik nu ook
niet een gedeeltelijke behandeling. Dan wil ik de zaak
graag, als die weer terugkomt in de Raad, in alle vrij
heid opnieuw behandelen. Bovendien wil ik mc niet in
een dwangpositie laten manoeuvreren door ondanks
alle moeilijkheden alvast ergens mee te beginnen. Ik
weet niet, hoe oud die boerderij is; die zal wel heel
wat jaren gestaan hebben. Ik wil graag aannemen,
dat, wanneer er wat gebeuren moet, het haastig ge
beuren moet, maar daardoor mag ons toch het nor
male werk niet onmogelijk worden gemaakt. Ik ge
voel helemaal niets voor een uitspraak van de Raad
nü, maar wel voor de suggestie de zaak aan te houden
en dan maar af te wachten wat er uit de bus komt, als
de zaak bij ons terugkomt.
ïk wil mij op dit moment beslist niet mengen in de
discussie, die ik zostraks tussen de leden van Uw Col
lege gehoord heb.
De Voorzitter: Ik weet mèt de heer Van der Veen
inderdaad niet in hoeveel instanties nu al gesproken is.
Ik zou de beraadslagingen willen besluiten, en ik zou
U dus willen voorstellen het voorstel van het College
te volgen en dit beroep ongegrond te verklaren.
De heer Heidinga: Dat zit mij toch wel een beetje
in de weg, want wanneer wij dit beroep ongegi'ond
verklaren, dan doen wij dat op grond van de redenen
die in de raadsbrief staan. De Raad spreekt hier dus
uit, dat de gevel moet blijven, zoals ze is, want wij
verklaren het beroep ongegrond, omdat de tekeningen
niet juist zijn; wij nemen slechts het voorstel van
B. en W. over. En daar kan het College zich altijd op
beroepen.
De Voorzitter: Dat is niet juist, mijnheer Heidinga,
maar laten wij hier nu werkelijk over uitscheiden.
Ik stel dus voor de beraadslagingen te sluiten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., met aantekening, dat de heer Heidinga
tegen is.
Punten 9 t.e.m. 12 (bijlagen nos. 250, 251, 252 en 247).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 13.
De heer Kamstra rapporteert namens de commissie,
belast met het onderzoek van de geloofsbrieven en be
staande uit de heren Bootsma, K. J. de Jong en Kam
stra, dat de commissie de geloofsbrief van de heer
K. Weide heeft onderzocht en in orde bevonden. De
commissie adviseert de Raad dan ook, hem toe te
laten als lid van de Raad.
Z.h.st. wordt dienovereenkomstig besloten.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van woensdag 11 september 1963
RAADSVERGADERING
van woensdag 11 september 1963
Aanwezig: 35 leden, na de pauze 34 leden.
Afwezig de heren Mani (met kennisgeving) en
Taylor Parkins en na de pauze de heer Heetla.
Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen,
Burgemeester.
1. Beëdiging van het nieuw inkomende lid van de
Gemeenteraad, de heer K. Weide.
2. Mededelingen.
3. Verdeling van de Raad in secties.
4. Benoeming van
a. een lid van de commissie van bijstand voor de Ge-
meentefinanciën (vacature B. van der Heijde)
b. een gedelegeerde in het bestuur van de Stichting-
Rooms Katholiek Nijverheidsonderwijs voor Meisjes
(vacature B. van der Heijde);
c. een voorzitter en vier leden van de commissie ter
voorbereiding van de straatnaamgeving;
d. drie leden van de commissie, bedoeld bij artikel 6,
2e lid, der Verordening, regelende het Georganiseerd
Overleg.
5. Aankoop van enkele percelen grond, gelegen in
het uitbreidingsplan Lekkum, van de Hervormde Ge
meente te Lekkum/Miedum (bijlage no. 261).
6. Aankoop van grond, gelegen aan de noordzijde
van het Van Harinxmakanaal van de provincie Fries
land (bijlage no. 256).
7. Overname van de grond van de stoep, gelegen
aan de oostzijde van het perceel Weerd no. 11, van
J. J. Timmenga te Veenwouden eh J. Timmenga te
Hattum (bijlage no. 257).
8. Verkoop van een perceel grond, gelegen aan de
noordzijde van de J. H. Knoopstraat, hoek Achter de
Hoven, aan de Hervormde Gemeente te Leeuwarden
(bijlage no. 258).
9. Verkoop van een perceel industrieterrein, gele
gen aan de noordzijde van de Lorentzkade, aan Vonk's
Bakkerijen N.V. alhier (bijlage no. 268).
10.' Intrekking van het besluit tot het vragen van
voorziening bij H.M. de Koningin inzake weigering van
goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Friesland
van het besluit tot verkoop van een perceel grond aan
de Coöp. Vereniging U.A., Centrale der Nederlandse
Verbruikscoöperaties Co-op Nederland te Rotterdam,
en intrekking van laatstgenoemd besluit
(bijlage no. 255).
11. Verpachting van de boerderij Tijnjedijk no. 21
aan D. de Jong, alhier (bijlage no. 267).
12. Aangaan van een pachtontbindingsovereenkomst
met P. Reitsma, alhier, ten aanzien van een perceel
grond, gelegen ten westen van de Mr. P. J. Troelstra-
weg (bijlage no. 254).
13. Verlenen van medewerking ingevolge artikel 50
der Kleuteronderwijswet aan het Bestuur der Vereni
ging voor Christelijk Kleuteronderwijs, alhier
(bijlage no. 253).
14. Verlenen van medewerking ingevolge artikel 72
der Lager-onderwijswet 1920 aan het Bestuur der Ver
eniging voor Christelijk onderwijs aan kinderen met
leer- en opvoedingsmoeilijkheden, alhier
(bijlage no. 264).
15. Verlenen van medewerking ingevolge artikel 72
der Lager-onderwijswet 1920 aan het Bestuur van de
Stichting voor Rooms-Katholiek buitengewoon lager
onderwijs in de dekenaten Leeuwarden, Sneek en
Heerenveen (bijlage no. 265).
16. Goedkeuring van de jaarstukken van de Stich
ting „Zwembad Groote Wielen" over de boekjaren
1961/62 en 1962/63 (bijlage no. 260).
17. Adres van Ds. J. H. Zelle te Leeuwarden, be
treffende het zwembad „Groote Wielen" en preadvies
van Burgemeester en Wethouders daarop
(bijlage no. 270).
18. Verlenen van namen aan nieuwe straten en
bruggen (bijlage no. 263).
19. Garanderen van de betaling van hoofdsom, rente
en aflossing van een door de Stichting „De Nieuwe
Leeuwarder Jachthaven" te sluiten geldlening.
(bijlage no. 259).
20. Vaststelling van Verordeningen tot wijziging
van het Algemeen Ambtenarenreglement, de Arbeids
overeenkomstenverordening, de Wachtgeldregeling, de
Uitkeringsverordening en de Verplaatsingskostenveror
dening (bijlage no. 262).
21. Vaststelling van een Verordening, als bedoeld
in de artikelen 9, 10 en 43 der Drankwet (Staatsblad
1931, no. 476) (bijlage no. 266).
22. Wijziging van de gemeentebegroting en van de
begrotingen van de Geneeskundige- en Gezondheids
dienst, het Grondbedrijf, de Gemeentelijke Sociale Dienst
en de Leeuwarder Sportstichting, alle voor het dienst
jaar 1963 (bijlage no. 269).
23. (nagekomen) Wijziging van de gemeentebegro
ting, dienstjaar 1963 (bijlage no. 271).
Punt I.
De Voorzitter: Ik kan U de mededeling doen, dat
van Gedeputeerde Staten van Friesland bericht is inge
komen, dat de brief van het Gemeentebestuur, houden
de mededeling van de toelating van de heer K. Weide
als raadslid, door het College van Gedeputeerde Staten
voor kennisgeving is aangenomen.
De heer Weide legt in handen van de Voorzitter
de voorgeschreven eden af.
De Voorzitter: ïk wens U geluk met Uw benoeming-
tot raadslid en ik verzoek U de voor U bestemde zetel
te willen innemen.
Punt 2.
Sub A en B.
De mededelingen worden voor kennisgeving aange
nomen.
Sub C.
De rapporten worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub D I.
De heer K. J. de Jong: Is het ook mogelijk, dat we
dit verzoek in discussie brengen bij punt 21 van de
agenda
De Voorzitter: Dat zal zeer wel mogelijk zijn, want
even vooruitlopende op dit punt, het raadsvoorstel is
uitgegaan, voordat het adres was ontvangen en de ge
dachte is dus nu het voorstel in verband met dit adres
aan te houden. In een volgende vergadering kan dit
dan tegelijk met het betreffende voorstel behandeld
worden.
Sub D II.
De Raad gaat ermee akkoord dit adres met het pre
advies van B. en W. te behandelen bij punt 17 van de
agenda.
Punt 3.
De verdeling geschiedt als volgt:
eerste sectie: J. Tiekstra (weth.), voorzitter; J. ten
Brug, J. Venema, P. J. Mani, Mr. J. J. Keuning, K.
Weide, W. Miedema, P. J. Engels, H. Jellema, O. Hei
dinga, J. de Jong, O. Santema; toegevoegd: de heer
J. T. Vellenga, weth.;