4 5 stukjes grond vóór de gevellijn zijn geplaatst. Is dat inderdaad de bedoeling of worden ze toch in de gevel lijn gebouwd? Ik vind het n.l. zeer ontsierend, als ze zo dicht aan de straat geplaatst worden. De heer Van der Schaaf (weth.): Als de Raad ertoe besluit, dan geschiedt de uitgifte van deze grond vol gens het goedgekeurde uitbreidingsplan en dat houdt inderdaad in, dat die boxen een beetje vooruitkomen. Dat heeft een zeker gevolg, n.l., dat het de inkijk af sluit; dat zou natuurlijk minder het geval zijn, als de boxen iets verder van de straat af stonden. Maar nu moet een box ook weer niet te ver van de straat af staan. Deze bouw geschiedt echter volgens het uit breidingsplan, dus het College zou niet eens bevoegd zijn om het anders te doen dan dit plan aangeeft, zodat ik de heer Kingma verzoek hier wel content mee te willen zijn. Het plan is jaren geleden zo vastgesteld; zo werd het toen „geknipt" en zo wordt het nu „ge naaid". Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 12 t.e.m. 15 (bijlagen nos. 286, 278, 279 en 276). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 15a (bijlage no. 295). De heer Heidinga: Ik heb vanmiddag het plan even bezien; het is deze Vergadering genoegzaam bekend, dat ik niet wild van dergelijke gebouwen voor deze stad ben; daar zal ik dus niet over uitweiden. Het is mij opgevallen, dat bij deze bouw helemaal niets wordt gedaan om de geluidshinder te beperken. Ongeveer twee jaar geleden is, meen ik, een studiecommissie ter zake door de Minister ingesteld. Die heeft toen in een rapport uitgesproken, dat men om de hinder van con tactgeluiden, die zich door het gehele flatgebouw voort planten, te beperken, zoveel mogelijk moest overgaan tot het aanbrengen van zwevende vloeren. Als ik me goed herinner, heeft de Minister daarvoor f 400,per woning beschikbaar gesteld. Tot nu toe echter hebben wij in Leeuwarden nog geen enkel woningcomplex met die zwevende vloeren uitgerust, terwijl er toch, wan neer men tzijn oor te luisteren legt in deze gemeente, vele klachten zijn over geluidshinder in de flats. Het lijkt mij toe, dat het nu eindelijk wel eens zaak wordt daar iets aan te doen. Mag ik vragen, waarom dat nu in dit plan ook weer niet gebeurt? De heer Klijnstra: Ik heb in haast dit stuk moeten lezen en nu lijkt het mij toe, dat de woningbouwcorpo raties in de woningwetsector woningen gaan exploite ren, die voor de gewone man niet te betalen zijn. Nu is bij deze huur wel de verwarming inbegrepen, maar bijna f 27,huur blijft toch een hele som. En ik vraag me daarbij nog af, of men rekening heeft gehouden met de eventuele stijging van lonen en daardoor ook van de bouwkosten. Wanneer we van deze huur f 6,70 voor de verwarming aftrekken, dan komen we toch nog op een bedrag van f 20,In andere gemeenten ik heb dat meermalen gezegd worden eengezinswonin gen verhuurd voor zo ongeveer f 13,75f 14,50. Ik heb ze dezer dagen gezien. Het zijn ook woningen met drie slaapkamers en een douchecel, ook in de woning wetsector uitgevoerd. Ik heb al eerder van de Wethou der gehoord, dat dit voor Leeuwarden niet mogelijk is; door allerlei omstandigheden moeten deze woningen hier plm. f 2,50 per week duurder zijn. Maar dat is dan toch nog geen f20,Mijn vraag is deze: Is er dan geen mogelijkheid te vinden, dat we toch voor een vrij grote categorie mensen voor hen betaalbare woningen bouwen? Ik dacht, dat een woningbouwvereniging als „Beter Wonen" daarvoor een geschikte instantie was. De heer Van der Schaaf (weth.)Het punt, dat de heer Heidinga aansnijdt: de geluidshinder, en het mid del daartegen, zijnde zwevende vloeren, is in dit pro ject ook weer inderdaad een interessant punt. Ik wil echter wijzen op één ding, dat, naar ik aanneem, niet aan de aandacht van de heer Heidinga is ontsnapt en dat hier toch wel even van belang is, n.l., dat het hier gaat om woningen van het maisonnettetype. Dat houdt dus in, dat de slaapplaatsen niet gehinderd worden door een woonlaag. Doordat de levensgewoonten wel min of meer overeenkomen, zullen de bewoners onge veer op dezelfde tijd naar bed gaan; dan is de slaap- laag bezet en de woonlaag, die daarboven is, onbezet; de slaaplaag daarboven is weer bezet enz. Daarom is in dit type woningen en dat zal de heer Heidinga moeten toegeven de bestrijding van de geluidshin der iets minder urgent dan in andere woningtypen. In ieder geval is het door hem genoemde middel hierin niet toegepast en de voornaamste reden daarvan is natuurlijk wel, dat dit geld kost. Nu kan men tegen werpen, dat de toetsingsprijs, de z.g. curveprijs, met de meerkosten ter zake verhoogd mag worden. Dat is in derdaad juist, maar dat neemt niet weg, dat de kosten, die daarvoor zouden worden aangewend, toch in de huur zouden moeten worden doorberekend en dus weer tot een hogere huur zouden leiden. Deze overwegingen hebben de woningbouwvereniging er blijkbaar toe ge leid dat middel in dit geval niet toe te passen en op grond van de bouwverordening heeft de Gemeente in dit geval hier niet behoeven in te grijpen. De heer Klijnstra vraagt: Zijn er niet mogelijkheden om voor de gewone man betaalbare huren te creëren? Dat punt houdt ons inderdaad allen bezig en roept bij ons ook wel de nodige vragen op. Wij bouwen tegen huren, die, als wij niet aan opschuiving denken, toch wel aan de hoge kant zijn voor de massa, voor de ge wone man, zoals de heer Klijnstra zegt. Nu zit heel Nederland natuurlijk vol gewone mannen en vrouwen; dat geeft mij geen voldoend criterium. Ik begrijp ech ter wel, wie hij ongeveer bedoelt; alleen zal de grens tussen de kleine man en de anderen niet zo gemakke lijk zijn te trekken. Wij moeten hierbij wel in acht ne men, dat wij bouwen voor 1963 en volgende jaren en niet voor 1963 en voorgaande jaren. En we moeten er rekening mee houden, dat de inkomsten verder zullen blijven stijgen, zodat het probleem, dat de heer Klijn stra aanduidt en dat het College ook duidelijk ziet, in de jaren die voor ons liggen en waarin deze woningen zullen' worden bewoond, zal verminderen. Daarom ge loof ik, dat wij het door de heer Klijnstra aangeduide probleem, dat zich absoluut op dit ogenblik voordoet, moeten nemen en met vertrouwen de toekomst moeten tegemoetzien. In ieder geval heeft de woningbouwver eniging „Beter Wonen" dit aangedurfd en er is van de zijde van de Gemeente geen reden om geen medewer king te verlenen. De heer Heidinga: De Wethouder heeft wel gelijk, dat de geluidshinder in dit blok woningen enigszins minder is dan wanneer er geen slaaplagen in afwisse ling met woonlagen waren, maar het zal hem ook wel bekend zijn, dat de geluidshinder hoofdzakelijk ont staat door de contactgeluiden, die zich via de muren voortplanten. Ik meen dus toch wel te moeten volhou den, dat hier evengoed straks geluidshinder zal ont staan. De Wethouder zei tot de heer Klijnstra, dat we niet bouwen voor 1963 en vorige jaren, maar dan wil ik de Wethouder zeggen, dat deze woningen niet voor 1963 en ook niet voor 1964, maar vrij zeker voor een men senleven gebouwd worden. En altijd zullen de bewoners en vooral de vrouwen die het meeste thuis zijn, klagen over de geluidshinder; men zal er haast niet kunnen wonen vanwege de herrie, die men elkaar aandoet. Het is hoog tijd, dat wij daar iets aan doen. Ik zie, dat een kostprijs van f 21.000,per woning een huur oplevert van f27,—, dus iets meer dan f 1,per f 1.000,Dan zal de f 400,—. die het door mij genoemde mid del tegen geluidshinder per woning vergt, 50 a 60 ct. huur meer vragen. En dan meen ik, dat we, gezien het feit, dat we voor 40, 50 of 60 jaar, misschien wel voor 100 jaar bouwen, nu zo zachtjesaan moeten beginnen met de geluidshinder zoveel mogelijk te beperken. Ik weet wel, dat dat mis schien voor dit woningcomplex niet op onze weg ligt, doordat wij hier alleen maar financiële medewerking geven, maar de Gemeente heeft toch wel dusdanige bemoeienis met de woningbouw van tegenwoordig, dat het toch wel op zijn plaats is, dat ik hier even op dit punt wijs. Ik ben er niet gerust op, dat we zo voortbou wen. Ik zou graag willen, dat we de dingen die we kunnen verbeteren, zo langzamerhand ook meenemen. De heer Klijnstra: Ik ben maar ten dele bevredigd door de woorden van de Wethouder. Hij heeft gesteld, dat deze woningen worden gebouwd voor nu en later. :jlat uitgedrukt zou men kunnen zeggen: Dat is nog al .viedes. Dat de lonen zullen stijgen, daarover ben ik het ook wel met hem eens. Was het echter maar waar, dat alleen de lonen zullen stijgen. Daarnaast zullen onge twijfeld ook de huren hoger en het gehele levensonder houd duurder worden, zodat de stijging der lonen voor de „kleine man" en daar bedoel ik mee diegene, die tn de volksmond de man van „f 85,schoon" genoemd wordt, een schrale troost is. De heer Van der Schaaf (weth.)Ik wil wel toe geven, dat het betoog van de heer Heidinga veel bevat wat juist is en eigenlijk moesten we met z'n allen kun nen zien op te brengen, dat de woningen worden uit gerust met een minimum aan geluidshinder. De enige belemmering daarvoor is, dat de huren zo stijf worden sn dat het inkomstengedeelte dat bij de gezinnen be schikbaar is voor de huur, ook aan de lage kant is. Ik oen het met de heer Heidinga eigenlijk haast eens en :k zou hem dan ook wel willen zeggen, dat ik best, hoewel het misschien niet op onze weg ligt, aan „Beter Wonen" wil vragen, of nog eens onderzocht kan wor den, of het mogelijk is nog zwevende vloeren in deze ouizen aan te brengen. Dat zou echter natuurlijk weer oen verdere verhoging van de huur ten gevolge hebben. De heer Klijnstra zegt, dat de kleine man deze wonin gen niet kan betalen en dat moet ik hem toegeven. Voor de man van „f 85,schoon" zijn deze woningen niet in de eerste plaats geschikt, maar de woningbouwver eniging „Beter Wonen" kan dit aantal woningen in deze huurklasse aan de man brengen en ongetwijfeld zal zij ook binnen de kring van haar leden trachten de goedkopere woningen aan de gezinnen met kleinere in- lom'sten te doen toekomen. Dat is bepaald voor deze woningbouwvereniging wel een uitgangspunt. Bij de be sprekingen is ook herhaaldelijk de verzuchting naar voren gekomen: Konden wij maar een beetje doorschui ven, zodat gezinnen met de grotere inkomens naar wat duurdere huizen komen en dat de goedkopere huizen dan komen op de plaats waar ze behoren. In het kader van het interne beleid van de woningbouwvereniging past daarom dit plan van een aantal woningen wel en, hoewel dus zonder opschuiving de woningen niet geschikt zijn voor de categorie die de heer Klijnstra bedoelt, via een opschuiving kan er ook voor die cate gorie verruiming komen, terwijl er bovendien ook voor de categorieën die hij niet tot de kleine man rekent, woningen moeten zijn; die kunnen dan dus hiervan pro fiteren. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 16 (bijlage no. 277). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17 (bijlage no. 263). De Voorzitter: In de vorige raadsvergadering zijn de beraadslagingen over dit punt gesloten en is er, zoals U weet, een stemming geweest, waarbij de stem men hebben gestaakt, zodat we nu toe zijn aan her stemming over dit voorstel, tenzij iemand van de leden heropening van de beraadslagingen mocht wensen. Ik stel voor dat niet te doen en tot herstemming over te gaan. De Raad gaat hiermee akkoord. De heer Tiekstra (weth.)Ik zou graag willen we ten, waar de stemming precies over ging, over een voor stel van de Commissie voor de straatnaamgeving of... De Voorzitter: Inderdaad over een voorstel van de Commissie voor de straatnaamgeving om de betreffen de brug Aldlansbrêge te noemen. Het voorstel van de Commissie wordt aangenomen met 21 tegen 14 stemmen (die van de heren Pols, Venema, K. J. de Jong, Tiekstra, C. de Vries, Balt, Kingma, mej. Koehler en de heren Kamstra, Spiekhout, Vellenga, Heidinga, Mr. van der Schaaf en J. de Jong). Het voorstel C. de Vries-Heidinga om de brug Pieter Stuyvesantbrug te noemen, is hiermee vervallen. Punt 18 (bijlage no. 284). De heer Bootsma: Namens alle fractievoorzitters moge ik hier de verheugenis van de Raad uitspreken over de aanbieding van dit monument ter plaatsing op het toekomstige verkeersplein, het Oostergoplein. Het is buitengewoon prettig, dat wij momenteel blijkbaar leven in een periode van jubilea en dat de jubilerende instanties daarin aanleiding vinden onze Gemeente te helpen versieren op die plaatsen, die zich daartoe bij uitstek lenen. Onlangs heeft de aanbieding van een monument voor het Europaplein plaats gehad door de Coöperatieve Zuivelbank en dit wordt ons nu aangebo den door de Coöperatieve Condensfabriek „Friesland". En misschien zullen alsnog jubilerende instanties er aan leiding in vinden de nog in bewerking zijnde pleinen mettertijd ook te helpen versieren; er staan nog een paar op het programma. Wanneer de gelegenheid zich voordoet, zullen we zeer zeker ook weer bereid zijn dergelijke giften te aanvaarden; misschien tegen Sinter klaas De Voorzitter: Ik kan zeggen, dat het College het helemaal eens is met de heer Bootsma i.z. de aanbie ding van dit geschenk en het zal dan ook met bgzonder veel genoegen aan de schenkster meedelen, dat de Raad het gevoelen koestert, zoals dat zopas door de heer Bootsma is vertolkt. Ik mag dus ook wel aannemen, dat niemand van U stemming over dit voorstel ver langt. i Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 291). De heer Bootsma: Dat wij t.a.v. de Hengelsportver eniging „Leeuwarden" juridisch geen enkele verplich ting hebben, is in het preadvies van het College behoor lijk uiteengezet. Ik geloof ook, dat het heel moeilijk zou zijn hier een andere uitleg aan te geven. Wanneer men, vooral als openbaar lichaam, zich begeeft op het terrein van het onverplicht verlenen van een bijdrage, komt men al vrij gauw op een hellend vlak terecht. Wij kunnen dus voor het standpunt van het College zeer zeker begrip koesteren, maar toch is het ons niet ont gaan, dat hier, behalve de strikt juridische en zakelijke belangen, toch ook nog wel iets anders in het spel is, n.l. dat het werk, dat deze vereniging doet ten behoeve van recreatiemogelijkheden van de burgers van onze stad, zeker niet onbelangrijk is. Uit hoofde daarvan aan dit verzoek gevolg te geven, zou bepaald niet juist zijn, want dan zou het zeker noodzakelijk zijn te be schikken over gegevens i.z. de financiële toestand van deze vereniging i.z. de mogelijkheden, die zij zelf heeft. Ik meen echter, dat het wellicht belangrijk zal zijn op dit punt, eventueel bij de begrotingsbehandeling, nog eens nader terug te komen. En ik zou dan vanavond ook kunnen volstaan met alvast aan te kondigen, dat er bij de begrotingsbehandeling van de zijde van onze fractie allicht nog eens over gesproken zal worden. In hoeverre er t.a.v. deze vorm van recreatie, voor zover daar dan behoefte aan bestaat, een taak ligt voor de Gemeente, zal moeten blijken uit nadere gegevens, maar deze dient toch ook onze aandacht te hebben om zo mogelijk langs die weg iets in deze richting te kunnen doen. De heer Van der Veen: Ik ben niet zo overtuigd dooi de juridische argumenten van het College als blijkbaar de heer Bootsma. Ik heb helemaal geen behoefte aan subsidiëring van deze vereniging, maar ik kan me heel goed voorstellen, dat zij zich bepaald te kort gedaan voelt door de Gemeente en dat de Gemeente het op haar weg zou kunnen vinden liggen aan het verzoek van deze vereniging te voldoen, niet bij wijze van sub sidie, maar van schadeloosstelling. En ik ben er niet van overtuigd, dat de redenering, die ons in bijlage no. 291 gepresenteerd is, helemaal opgaat. Er kan geen bedrag genoemd worden. Wij weten niet van kosten die deze vereniging gehad heeft, niet van schade die ze geleden heeft. Het is misschien ook geen directe

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 3