6
schade, maar iedereen weet wel, dat de wijze waarop
het Leeuwarder afvalwater eigenlijk tot in verre om
geving het water verpest sorry voor deze onparle
mentaire kwalificatie toch in ieder geval niet door
de beugel kan en ook nog in strijd is met de voorschrif
ten die de Provincie er op na houdt. Wanneer iemand
schade lijdt door de kwaliteit van het Leeuwarder wa
ter en ik dacht, dat hier schade geleden is dan
kan men de Gemeente het verwijt maken, dat nu nog
steeds niet, op geen enkele manier, in de zuivering van
dat water is voorzien. Wij krijgen elke keer weer op
nieuw te horen, dat het allemaal aan de Minister van
Verkeer en Waterstaat ligt of waar dan ook aan en
ik wil wel geloven, dat dit alles wel moeilijk zal zijn,
maar wij kunnen er toch niet meer voor weg, wanneer
hier zo kennelijk schade toegebracht wordt, te erken
nen: Inderdaad, dat is schade die de Gemeente op haar
geweten heeft en het past ons daarvoor een vergoeding
te geven. Wij moeten de verhuur van viswater te goe
der trouw nakomen en ik vraag mij af, of hier eigen
lijk geen onrechtmatige daad zit in het risico, dat wij
op deze manier scheppen. Ik wil wel met dit voorstel
akkoord gaan. De vereniging heeft de schade te weinig
concreet gesteld. Het is ook maar een gebaar, dat ze
vraagt, maar in principe voel ik het toch wel zo, dat
de Gemeente schadeplichtig is.
De heer Kamstra: Dit is een heel moeilijke kwestie;
wij hebben die in de fractie ook besproken en wij kon
den eigenlijk niet anders dan tot de conclusie komen,
dat de Gemeente inderdaad, niet verplicht is hier scha
deloosstelling te geven. B. en W. konden feitelijk de
Raad niet vertellen, dat ze het eens zijn met de Hen
gelsportvereniging en voorstellen, dat er het een en
ander moet gebeuren. En toch voelen wij allemaal wel
een klein beetje mee met die vereniging. Zij wist ech
ter, toen ze de pootvis uitzette, hoe erg de toestand
van het water was, maar de laatste jaren is die zeker
niet bijzonder aanlokkelijk. Wij vragen ons af: Is de
juiste weg wel bewandeld, was er niet tot overleg te
komen? Is dat niet geprobeerd? Het zou toch ook wel
verschil maken, of men eist of vraagt. Ik meen, dat
wat de heer Bootsma gezegd heeft inderdaad een mo
gelijkheid is om toch ook aan de behoefte aan deze
vorm van recreatie tegemoet te komen.
Het College heeft van de geboden gelegenheid ge
bruik gemaakt om mee te delen, dat de gedachte van
een persleiding nog niet van de baan is. Ik geloof niet,
dat ik buiten de orde ben, als ik even deze opmerking
maak: Dit klopt toch niet helemaal met de mededeling,
die de secretaris van de Kamer van Koophandel in de
vergadering van deze instelling van 20 september j.l.
heeft gedaan, n.l., dat het plan van afvoer van riool
water via een persleiding naar de Waddenzee van de
baan is. Kan het College ook mededelen, waar genoem
de functionaris deze wetenschap vandaan heeft?
De hear Santema: Ek yn üs fraksje is dit punt bi-
sprutsen, hoewol wy it hielendal iens wiene mei de
motivearring fan B. en W., dat hjir yndied juridysk
eigentlik neat tsjin yn to lizzen is. Allinnich al as men
mei it feit rekkenet, dat de Jachthaven net ta de for-
pachte wetters biheart, dy't ek neamd wurde yn it
adres. Mar nou't ik sa de forskillende redenearringen
hear fan üs achte meiriedsleden, bin ik dochs wol fan
bitinken. dat oan'e iene kant de Gemeente wol in bi-
paelde morele plicht hat derfoar to soargjen, dat it
óffalwetter net yn dy forpachte wetters komme kin,
yn alle gefallen, dat dy net yn dizzc mjitte forüntreinige
wurde, lyk as it gefal wie. Ik ha heard fan immen, dy't
op'e Jachthaven is, dat it wetter, dat de Greuns del-
kaem, sa freeslike smoarch wie, dat de fisken alle-
gearre nei it skjinne wetter fan'e Jachthaven swom-
men binne en dat se dêr yn sa'n great tal kamen, dat
de sürstof dêr mei hiel koarte tiid opbrükt wie. De
fisk soe dêr dus net troch de smoargens fan it wetter,
mar troch gebrek oan suerstof stikt wêze. Ik soe
graech witte, hwat hjirfan oan is. Mar it soe in punt
fan oerweging mei ütmeitsje kinne by it bipalen fan
in eventuele „skeaforgoeding". Yn alle gefallen wolle
wy ek hiel graech dizze saek noch ris neijer bisjen.
Dat dit yn it forban fan de gemeentebigreating dien
wurde moat, lyk as de hear Bootsma niis sei, laket üs
ek wol ta. Wy fiele ek tigc folie foar dizze foarm fan
rékréaesje, mar it haedpunt bliuwt, dat wy bisykje
moatte fan dat smoarge wetter öf to reitsjen.
Ik haw ek dyselde meidieling lézen, dy't de hear
Kamstra hjir nei foaren brocht hat. En ik woe dêr ek
graech wissichheit oer ha.
Dit woe ik noch fêststellc: As der fan skuld sprake
is, dan kin men dêr twa. ynstansjes foar oanspraeklik
stelle: yn it earste plak de Gemeente en yn it twadde
plak de yndustry, dy't wy hjir allegearre sa'n waerm
hert tadrage, mar dy't sunder mis ek skuldich is oan
dizze kalamiteit op it gebiet fan'e fisk.
De heer Klijnstra: Ik kan mij er niet in verdiepen,
of dit een juridische kwestie is, omdat ik mij daar niet
capabel voor gevoel. Er wordt in de raadsbrief ge
steld, dat deze vissterfte geen gevolg is van een han
deling van de gemeentelijke overheid, maar daarbij
vraag ik me wel af: Is het ook niet gekomen dooi- de
nalatigheid van de gemeentelijke overheid, in het alge
meen gesproken, want de overheid heeft er toch voor
te zorgen, dat de grachten en het water in deze ge
meente in een behoorlijke staat dienen te verkeren?
Wanneer de Gemeente niet juridisch verplicht mocht
zijn een bepaalde schadevergoeding te betalen, zou ze
het dan niet zonder verplichting kunnen doen Ik
dacht, dat we moreel toch wel enige verplichting
moesten aanvoelen.
De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor de
koffiepauze.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering en geef
het woord aan de Wethouder van Openbare Werken.
De heer Van der Schaaf (weth.)Het is een punt
van overweging geweest, waar dit onderwerp thuis
hoort. De volksgezondheid speelt een rol, er zit een
element van sport in en er zou ook vuilafvoer bij be
trokken kunnen worden. Tenslotte was de overweging,
dat het smoarch wetter" was, en dat is de reden, dat
i k deze vragen zal moeten beantwoorden.
Met het betoog van de heer Bootsma kan het Col
lege het voor het grootste deel eens zijn. Hij heeft er
kend, dat het juridisch niet juist zou zijn hier een
schadevergoeding toe te kennen en heeft aangekondigd,
dat andere aspecten van deze zaak bij de bcgrotings-
zitting aan de orde zullen worden gesteld. Ik zou
dus zeggen: Laten we dat dan maar „hoogachtend, in
afwachting" afwachten.
De heer Van der Veen was door het preadvies niet
geheel bevredigd; hij kwam tenslotte tot de conclusie,
dat de Gemeente in principe wel schadevergoedings-
plichtig was, maar dat in dit voorstel in het verzoek
van de Hengelsportvereniging toch te weinig gegevens
zijn, om daarbij aan te knopen en om een grondslag te
vinden voor het toekennen van een schadevergoeding.
Ik zou dus kort willen zijn, omdat de heer Van der
Veen tenslotte toch niet met een voorstel komt om
wèl schadevergoeding toe te kennen. Wanneer ik uit
voerig op zijn betoog zou ingaan, dan zouden we mis
schien te veel in juridische wateren komen. Ik geloof,
dat dit niet juist is. Dan zou er misschien ook dode vis
boven komen drijven. Alleen wil ik wel stellen, dat
het College bepaald niet van mening is, dat hier schade
vergoedingsplicht aanwezig is. Ik ben dus door hetgeen
de heer Van der Veen heeft gezegd niet overtuigd,
want tenslotte is hier door de Gemeente niets onrech-
rnatigs gedaan en iets onrechtmatigs nagelaten, want in
de toestand van slecht water die nagenoeg zo was zo
als vijf jaar geleden, heeft tenslotte het uitpoten van
de vis plaatsgevonden en sindsdien is, zoals het adres
ook stelt, eigenlijk dit drama ontstaan. Men zegt, dat
doordat bij een bepaalde windrichting het water
stuwt, er vis is komen te sterven. Bovendien is
ook nog helemaal niet duidelijk, dat de categorie vis
die is uitgepoot en dat was meen ik veel snoek en
paling e.d. het overwegende beeld bood van de vis
die is gestorven; dat was meer de gewone witvis. Er
zijn dus zoveel vragen, dat hier bepaald niet gesproken
kan worden van vergoedingsplicht van de Gemeente.
De heer Kamstra vroeg, onder erkenning overigens
van het juiste betoog van het College in de raadsbrief.
of hier niet plaats geweest was voor overleg. Op een
goede keer is dit stuk aan de leden van de Raad toege
7
zonden. En hadden wij toen als College de taak om
naar deze mensen toe te gaan en te zeggen: Wij willen
U niets aanbieden, maar wilt U Uw verzoek intrekken
Ik geloof niet, dat U het overleg in die zin hebt be
doeld. De Hengelsportvereniging heeft meteen een
adres gezonden, wat uiteraard volkomen het goed recht
van deze vereniging was, maar daardoor was overleg
eigenlijk niet meer zo goed denkbaar.
De Secretaris van de Kamer van Koophandel zou
gezegd hebben, dat het plan van de persleiding van de
baan was. Waar heeft hij dit vandaan vraagt de heer
Kamstra. Dat heb ik deze functionaris niet gevraagd
en ik kan daar dus geen antwoord op geven. Hij zal
daar wel de één of andere bron vooï' hebben. Ik wil dit
verklaren: Zo lang van de Minister van Verkeer en
Waterstaat niet het bericht is ontvangen, dat het
toelaten van de persleiding op de Waddenzee verboden
wordt, zolang neemt het College niet voor zijn verant
woording, dat de persleiding van de baan is. Dat hangt
dus voor ons en uiteraard ook voor de Raad van
de definitieve beslissing van de Minister af.
De hear Santema hat ek it bitooch fan it riedsbrief
wol folgje kinnen yn dy sin, dat hy de konklüzje oer-
nimt, n.l., dat hjir gjin sprake wêze kin fan it taken-
nen fan skeaforgoeding, mar, freget hy, moat de Ge
meente net soargje. dat it net wer foarkomt? Dêr is
mar ien radikael middel op en dat is it suveren of it
fuortparsen fan it wetter. Dêrom moatte wy mei faesje
dêrmei fierder, sa as ek al faker hjir yn dizze seale
bisprutsen is. Oare middels sjoch ik dêr net foar, omdat
de rin fan it wetter dochs praktysk net bést te bi-
ynfloedzjen is. Dêrom moatte wy hoopje, dat it drama
him net wer foardocht; it kin ek wêze, dat der hwat
tafallige omstannichheden by binne, dy't de situaesje
üngunstich makke hawwe. Wy moatte mar „op hoop
van zegen" libje. Ik leau net, dat wy sa'n wetterfor-
üntreiniging troch ynsidintele en lytse maetregels foar-
komme kinne. Ik soe de hear Santema, dy't seit, dat
neist de Gemeente ek de yndustry der skuld oan hat,
hjir noch freegje wolle: Hawwe partikulieren der
miskien ek noch skuld oan? Ik leau it net. As der fan
skuld sprake is en dat üntkenne wy dan moat
dyjinge, dy't dy skuld stelt, de skuldige ek oanwize.
Dat dat de Gemeente is, soe ik yn dit stadium noch
net erkenne wolle.
De heer' Klijnstra spreekt tenslotte van nalatigheid
en ik heb al gesteld, dat nalatigheid van de zijde van
de Gemeente voor de beslissing van dit geval niet aan
de orde is, want de vis is in dit gevaarlijke water ge
poot. Dat houdt een element van risico in. Dat wast
het water van de zee niet af. Dat risico-element is door
de Gemeente in deze omstandigheden niet verzwaard.
Dat is door de windrichting, zoals het adres stelt, ver
groot, maar bepaald niet verzwaard en verergerd door
een daad of door nalatigheid van de Gemeente. In dat
kader moeten we dat toch wel zien.
Ik wil nog een algemene opmerking maken aan het
adres van alle sprekers, n.l. deze, dat men in gevallen
als dit bij zijn beslissing mede in belangrijke mate voor
ogen moet houden de consequenties, die zo'n beslissing
zal meebrengen. En in een geval als dit, waar de om
standigheden nogal vaag zijn en de bewijsbaarheid van
de schade dubieus is, moet men in hoge mate voor
zichtig zijn om schadevergoeding toe te kennen. Ik ben
er volledig voorstander van, dat daar, waar de over
heid een onrechtmatige daad doet of een onrechtmatige
handeling pleegt, de verplichting tot schadevergoeding
wordt erkend en schadevergoeding wordt toegekend,
maar die gevallen moeten dan ook voldoen aan de
eisen, die daarvoor in de gangbare rechtspraktijk be
staan, n.l. dat er een onrechtmatig doen of laten moet
zijn, dat er schuld is, dat de schade aanwezig en aan
toonbaar is en geconcretiseerd kan worden. Wanneer
aan die vereisten is voldaan, dan is het juist om schade
vergoeding toe te kennen, moet men die ook niet op
onredelijke gronden willen betwisten en de verplich
ting daartoe niet ontkennen. Men moet zich daarbij
echter steeds voor ogen houden, dat de consequenties
in dit alles moeilijk zijn en ingewikkeld en dat, wanneer
men in één geval onverplicht schadevergoeding toe
kent, dat voor tal van andere, waarin ook geen juri
dische aanspraak bestaat, wel een grond oplevert om
ook van de Gemeente onverplicht een schadevergoe
ding te vragen. Want wat men de ene burger of de
ene instantie geeft, moet men ook aan de andere geven.
Daarom is het toekennen van juridisch onverplichte
schadevergoeding een zeer hachelijke zaak, waarvan
ik de Raad de consequenties toch wel voor ogen wil
houden. B. en W. menen, dat in dit geval niet anders
gehandeld moet worden en zij handhaven dan ook dit
voorstel tot een negatieve beslissing.
De heer Kamstra: N.a.v. het antwoord van de Wet
houder zou ik willen opmerken, dat ik allerminst heb
bedoeld, dat het College naar de Hengelsportvereniging
zou gaan om te vragen overleg met elkaar te plegen.
Ingevolge het antwoord van de Wethouder en de toon
waarin het adres van de Hengelsportvereniging is ge
steld, moet ik bij mijn eerste opvatting, dat deze zaak
verkeerd gespeeld is, blijven. (De heer Van der Schaaf
(weth.): Door de vereniging verkeerd is gespeeld.)
Inderdaad.
De heer Van der Veen: Ik betwijfel eigenlijk een
beetje, of het slot van het betoog van de Wethouder
niet toch wat van die juridische redeneringen omvat,
die hij in beginsel zo hard had willen vermijden. Ik ben
het niet eens met de heer Kamstra, dat er plaats was
voor overleg; hier is geen kwestie van overleg over
schade, hier is ook geen plaats voor een subsidie; de
vereniging heeft die niet nodig. De overheid moet niet
gaan subsidiëren waar het niet nodig is. Het gaat er
om, of er schade is, en ik ben het inderdaad met de
Wethouder eens, dat het moeilijk is concreet te worden
op dat punt, maar er is schade. En ik zou die zelfs los
willen zien van de Hengelsportvereniging, die de vergoe
ding vraagt. Hier is enorm veel vis gesneuveld en nu kan
de Wethouder zich wat de Hengelsportvereniging betreft
beroepen op het uitzetten van snoek en paling hij
heeft dat in de pauze uit dezelfde bron vernomen als
ik maar ik heb in de pauze ook een andere bron
geraadpleegd, die mij zegt, dat er veel paling gesneu
veld is. En beide bronnen hebben controle nodig. Ik zou
voorlopig dan maar willen stellen, dat ook die andere
vis de warme belangstelling heeft van de Hengelsport-
vereniging. Hier is dus bepaald schade toegebracht en
als nu de enige belanghebbende, die in de betreffende
wateren zou gaan vissen, de Hengelsportvereniging
was, dan zou men die schade betrekkelijk gemakkelijk
kunnen aanwijzen, maar praktisch heeft elke burger-
die iets voor vissen voelt, hier schade geleden, en
daarom had ik zo graag, juist terwille van de conse
quenties, wel vergoeding toegekend gezien. De Wethou
der geeft zijn angst voor de consequenties te kennen. Ik
ben van mening, dat de Gemeente in gebreke is ge
bleven. De Gemeente heeft in de eerste plaats te zorgen
voor het openbaar water. Als er schade ontstaat, waar
dan ook, doordat de Gemeente niet haar plicht
nakomt, de plicht, zoals ik die zie, n.l. om te
zorgen, dat het water in een redelijk aanvaard
bare conditie verkeert, dan behoort dat mee in
de weegschaal gelegd te worden. De Gemeente
heeft van tientallen jaren her altijd verzuimd iets aan
dit water te doen, want de kosten waren zo hoog. De
eerste keer, dat we hier in de Raad daarover gehoord
hebben na de oorlog, was het: Het kost nu wel
f 20.000.000,-, hadden we het vóór de oorlog maar ge
daan; toen kostte het maar f2.000.000,maar dat
vonden we veel te duur. Wat het nu kost weet ik niet,
het is altijd een kostenkwestie geweest. En nu wil ik
zo graag de consequenties van die schade eens in de
schaal geworpen zien, omdat de Gemeente dan kan
zeggen: Goed, het mag dan wat kosten aan de ene
kant, als we deze zaak gaan opknappen, zoals het be
hoort, maar als we het niet doen, gaat het ook wat
kosten. En dan moet je een keer kiezen, want zolang
wij niet gedwongen worden om te kiezen, gebeurt hier
niets. Nu hebben we weer iets over de persleiding ge
hoord. De voorzitter van de Kamer van Koophandel
heeft gezegd dat hebt U allemaal in de krant ge
lezen dat die persleiding van de baan is. Nee, zegt
de Wethouder, ik weet van niets; de Wethouder is niet
nieuwsgierig, heeft niet bij de voorzitter van de Kamer
van Koophandel gevraagd, of daar iets van waar was
of dat hij het uit zijn duim gezogen heeft. Dat is de
zaak. Wij kunnen nog steeds aarzelen tussen een
systeem, zoals ze dat in Hengelo hebben of Enschede
of waar dan ook, en het systeem van de persleiding.