Wij kunnen aarzelen tussen twee mogelijkheden en
zolang we in die „gelukkige" positie verkeren, doen we
als die ezel tussen twee hopen hooi, dan doen we niets.
We kunnen van de ene kant naar de andere kijken,
maar de zaak blijft, zoals die was; dat is het erge.
Ik had nu wel graag eens die schade in de schaal ge
worpen gezien, en ik betreur het heel erg, dat deze
Hengelsportvereniging er niet in geslaagd is, zo con
creet met schade voor den dag te komen, dat het voor
iedereen hier in deze zaal duidelijk was, dat wc iets
moeten gaan doen.
De heer K. J. de Jong: Wij hebben er van onze kant
het zwijgen toe gedaan, maar nu de heer Van der Veen
met dit betoog komt, meen ik. dat wij hierover ook
wel het onze kunnen zeggen. Ik heb de indruk, dat aan
wat de heer Van der Veen nu in laatste instantie stelt,
toch wel bepaalde bezwaren kleven. Hij wil graag zien,
dat schade toegekend wordt, omdat ons dat misschien
bij het beleid t.a.v. de rioolwaterzuiveringsinstallatie
of de persleiding zou kunnen helpen, maar in die mo
tivering zou m.i. een bijzonder zwak element naar voren
komen. Ik weet wel, dat het zo zijn bedoeling niet is,
maar als hij die richting uit wil sturen, dan zou ik er
veel meer voor gevoelen, dan maar een onafhankelijke
rechter erover te laten beslissen, in hoeverre hier inder
daad aanwijsbare schade is. Ik voel er niet veel voor
om hier een beslissing uit te lokken door de Raad te
doen vaststellen, dat er schade is, om de zaak van het
betere water straks mee vooruit te helpen, zoals de
heer Van der Veen het bedoelde. Ik meen, dat we dat
hier niet moeten uitspreken, ook gezien de consequen
ties, die aan het toekennen van schade vastzitten. Dat
is door de Wethouder wel duidelijk gesteld. Laten we
hier dus stellen: Wij doen positief niet een zodanige
uitspraak, maar laat de Hengelsportvereniging, als zij
dit wil, dan maar langs gerechtelijke weg een beslissing
zien uit te lokken, die de Gemeente inderdaad zou ver
plichten om(De heer Van der Veen: W ij wassen
onze handen weer in onschuld.) Nee, bepaald niet,
maar, gezien de consequenties die hieraan vastzitten
en de beleidsmotieven, die de heer Van der Veen hier
mede in betrekt, zou ik er juist niet voor zijn om in
dit geval hier maar lukraak een beslissing uit te lok
ken. Laten we geen gevoelsmatige conclusies trekken.
Als we de beslissing zo zuiver en reëel mogelijk
aan de onafhankelijke rechter overlaten, dan hebben
wij bij ons beleid t.a.v. rioolwaterzuivering des te meer
motieven om iets te bereiken.
De heer Klijnstra: Ik zal heel kort zijn, want ik kan
eigenlijk voor 100 pet. het standpunt van de heer Van
der Veen delen. Ik vraag mij in alle gemoede af: Waar
blijven wij, wanneer wij de consequenties niet willen
aanvaarden, die dit stinkwater oplevert? Als er straks
iemand in dat water valt, een jaar of langer ziek is en
het Provinciaal Laboratorium voor de Volksgezondheid
stelt vast, dat de oorzaak van de ziekte aan het vuile
water met al zijn ongerechtigheden moet worden toe
geschreven, wie zal dan de schade betalen Dan kunnen
we zeggen: Dan had die man of die vrouw of dat kind
maar niet in het water moeten vallen, maar ik ben van
mening, dat de Gemeente dan wel degelijk aansprake
lijk is. Ik geloof best, dat schadevergoeding gemakke
lijk een precedent zou kunnen scheppen en dat het
College dit vreest, maar we moeten niet bang zijn, we
moeten niet wegkruipen en m.i. heeft het er toch wel
een heel klein beetje van.
De hear Santema: Ik tocht, dat it foar de diskusje
dochs wol fan bilang wie, dat wy twa dingen goed
ünderskiede. Hjir is nochal ris sprake fan skeaforgoe-
ding, mar yn it riedsbrief stiet, dat „de Hengelsport
vereniging „Leeuwarden" een tegemoetkoming in de
door haar gemaakte kosten van visuitzettingen vraagt"
en yn de ünderste sin fan itselde brief: „Mede op grond
hiervan zijn wij van mening, dat de vereniging geen
aanspraak op een vergoeding of een tegemoetkoming
van de zijde van onze gemeente kan maken." Hwant
as it wurklik skeaforgoeding wêze soe, dan soe ik
sizze, dat wy dêrmei de finansiéle bilangen fan de fis
kers, sij it dan ek allegearre amateurfiskers, eigentlik
bineidield hawwe. En dat is hjir net it gefal; net ien
fan de fiskers, dy't oansletten is by dizze foriening,
is breafisker en dat is neffens my ek wol deeglik in
punt fan oerweging. De foriening seis hat it ek net
steld as in skeaforgoeding. Dêrom, as sommige rieds-
leden har forliede litte hjir in elemint fan skeaforgoe
ding yn to fieren, dan kin ik har dêr net yn folgje en
wol ik dizze saek graech ta de proporsjes werom
bringe, dy't dizze yndied hat.
De heer Van Balen Walter: Uit het woord van de
Wethouder had ik gaarne willen kunnen opmaken, dat
er sprake was van een zeker schaamrood over het tot
nu toe gevoerde beleid van de Gemeente t.a.v. de riool
waterzuivering en de belofte willen horen, dat deze zo
grote ramp, kan ik wel zeggen, voor ons een reden
zou zijn om met nog meer aandrang en nog meer haast
dit voor de gemeente Leeuwarden zo absoluut nood
zakelijk op te lossen vraagstuk ook inderdaad tot een
oplossing te brengen. Dit heb ik dus in het betoog van
de Wethouder gemist.
De heer Van der Schaaf (weth.)De heer Kamstra
heeft herhaald, dat hij deze zaak door de Hengelsport
vereniging verkeerd gespeeld acht. Ik kan het daar
wel mee eens zijn, al wil ik daar de Hengelsportvereni
ging ook niet hard over vallen, omdat die zich ten
slotte tot taak gesteld heeft de belangen van de sport-
visserij te behartigen en het haar dus bijzonder ter
harte moet gaan, dat deze vissterfte er is geweest.
Dat men toen iets gedaan heeft, is op zichzelf begrijpe
lijk, maar er blijft toch iets in het adres, dat niet be
paald bevredigt. En in zoverre ben ik het met de heer
Kamstra eens.
De heer Van der Veen heeft in een emotioneel be
toog gezegd, dat hier toch eigenlijk wel reden was om
schade te vergoeden. Te dien opzichte heb ik zijn be
toog een beetje onduidelijk gevonden. In prima zei hij:
In dit geval is er geen reden om schadevergoeding toe
te kennen. Daar bent U het dus met B. en W. eens en
als ik nu de band terug liet draaien, dan zoudt U
horen, dat ik in mijn betoog heb gezegd, dat ik er voor
ben, dat, wanneer door een onrechtmatig handelen of
nalaten van de overheid schade ontstaat dat heb
ik pertinent gezegd en als de heer Van der Veen dat
ontgaan is, dan moet ik dat betreuren wij dan op
gronden volgens de bestaande, gangbare rechtspraktijk
die schade moeten erkennen en vergoeden. Het gehele
betoog van de heer Van der Veen wijst in de richting,
alsof het College dat niet zou willen. Ik heb vooropge
steld, vóórdat van de zijde van de Raad werd gezegd,
dat het College dat niet zou willen, dat dit bepaald
het standpunt van B. en W. is en als de heer Van der
Veen meent, dat het niet zo is, dan moet hij die woor
den beter op zich laten inwerken. Maar de zaak moet
dan worden gespeeld volgens het stelsel, dat we hebben.
Er moet zijn: een onrechtmatig doen of laten; er moet
zijn: schuld, en er moet ook zijn een adres, waar de
schade geleden wordt. Als ik echter in dit geval zou
vragen: Wie lijdt er schade, dan zou ik degene, die die
vraag zou moeten beantwoorden, toch wel in een moei
lijk parket brengen, want die schade lijdt de Hengel
sport vereniging niet, maar de sportvisser, die per jaar
3 of 4 pet. of, wat mij betreft, 30 pet. minder vangsten
heeft. Het adres, dat die schade kan claimen, is in dit
geval ook hoogst dubieus en daarom ook ik moet
oppassen, dat ik ook niet geëmotioneerd ga worden
is er in dit geval bepaald geen sprake van schade.
In het algemeen stel ik, dat we, waar volgens de
spelregels die schade wèl geclaimd kan worden, die
moeten erkennen en dan zie ik helemaal niet in, dat er
plaats is voor een betoog in de geëmotioneerde sfeer.
Een schadevergoeding nu maar eens toekennen om
ons zelf een prikkel te geven, is een argument, dat na
tuurlijk helemaal niet opgaat, zoals de heer De Jong
ook terecht heeft betoogd.
Wij doen niets, zegt de heer Van der Veen en de heer
Van Balen Walter vindt het nodig om te zeggen, dat wij
ons met zijn allen moeten schamen. Ik wil in dat ver
band verwijzen naar een passage uit bijlage no. 291: „Wij
verwachten U binnenkort te kunnen voorstellen een
krediet beschikbaar te stellen voor de eerste werk
zaamheden", die dan in verband staan met de zuive
ringsinstallatie. Daar is dan dus blijkbaar overheen
gelezen. Er gebeurt dus wel iets.
De heer Klijnstra heeft een andere basis voorgesteld.
9
Die zegt: Iemand valt in het water en lijdt schade,
doordat het slechte water één of ander onderdeel van
zijn gestel nadelig heeft beïnvloed. Wanneer dat het
geval is en de zaak wordt gespeeld binnen het kader
van de gangbare aansprakelijkhcidsopvattingen van de
overheid, dan zal daar bij het College geen verzet tegen
rijzen, want dit College is er bepaald niet op uit on
echt onder de burgerij te stichten. Dat wil ik hier voor
degenen, die geëmotioneerd hebben gesproken, ook nog
eens duidelijk stellen. Wanneer ergens door een fout
een schade ontstaat, dan zal die heus wel worden er
kend. Ik laat het hier bij.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 20 (bijlage no. 287).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 20a (nagekomen) (bijlage no. 294).
De hear Santema: Nou't der biswierskriften yn-
ommen binne en wy noch altyd net, hjir yn'e rieds-
^eale, it plan foar üs hingjen hawwe, hwer't wy op
jen kinne, hoe't de situaesje nou eigentlik wêze sil,
soe ik dochs wol wer it bikende forsyk dwaen wolle:
Krije wy ris in tekeninkje? Dan kinne wy sa'n plan
thus in bytsje better bistudearje.
De heer Van der Schaaf (weth.): Op de afdeling
Volkshuisvesting en Openbare Werken ter Secretarie
iangt een heel grote kaart, te groot om aan de leden
ihuis te sturen en de verkleiningen daarvan zijn nog
niet beschikbaar. Het is niet zo eenvoudig die kaart op
ven hanteerbare schaal te krijgen. Ik wil proberen aan
het verzoek van de heer Santema te voldoen, als dat
redelijkerwijs mogelijk is.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 21 (bijlage no. 290).
De heer Heetla: Namens onze fractie wil ik graag
onze grote erkentelijkheid uitspreken voor het subsidie
aan deze instellingen, die zo langzamerhand wel bekend
zijn in Leeuwarden en ook goed werk verrichten voor
onze burgerij. De wijze waarop echter dit subsidie is
berekend, geeft mij nog wel aanleiding tot het stellen
van enkele vragen. Het gaat er mij voornamelijk om,
dat het rijks- en het gemeentelijk subsidie niet hoger
mogen zijn dan 60 pet. van de bijdragen van particu
liere en kerkelijke instanties. De uitgaven stijgen, zo
als overal, ook bij de gezinsverzorging. Ik wijs alleen
maar op de salarissen van de gezinsverzorgsters. Hoe
groter het aantal gezinsverzorgsters wordt, hoe hoger
ook de uitgaven worden, maar in evenredigheid daarmee
stijgen niet de subsidies van Rijk en Gemeente en even
min de donaties van particuliere zijde. De Gemeente
stelt nu een bedrag beschikbaar van f 20.000,60 pet.
van de cijfers van 1961 en 1962 is f 11.000, Het nu
voorgestelde is dus f9.000,hoger. Maar dan weet ik
niet meer wat de bedoeling is: uiteindelijk de gezins
verzorging f 11.000,te geven of f20.000.Dan zou
ik willen adviseren, haar dat ook maar te geven. Laat
dan die norm van 60 pet. vervallen en verhoog even
tueel de 7V2 pet. subsidie in het tekort, zoals dat aan
gegeven staat voor 1961 en 1962, want de uitgaven, die
deze instanties hebben voor zaalhuur, bureaubehoeften,
telefoon, enz. zijn daar niet bij ingecalculeerd.
De hear Boomgaardt: By üs riist de fraech, hoe't
dizze regeling eigentlik wurde sil. Is it de bidoeling,
dat de regeling, dy mei 1963 yngiet, neffens de birek-
keningen fan it foarófgeande jier ta stan komt of wol
men wachtsje oant it jier 1963 ófroun is? Dan wurdt
it natucrlik midden takomme jier, foardat men wit,
hwer't de ynstellingen yn kwesje steane. Ik ha bést
wurdearring foar dit ütstel, mar ik leau wol, dat der
biswieren binne tsjin de tapassing fan de twadde fei-
lichheitsklep. De earste feilichheitsklep is, dat 7V£ pet.
fan de subsidiabele ütjeften net heger wêze meije as it
tokoart. En ik leau, dat dat ek wol logysk is, mar dan
komt der noch in noarm, de twadde feilichheitsklep, by:
net mear as 60 pet. fan it bidrach, dat by de ynstel
lingen binnenkomt as donaesjes fan partikuliere en
tsjerklike side. Dy twadde noarm hoecht der neffens
my net by, hwant al dy ynstellingen halde in tokoart
en al jowt de Gemeente in heger subsydzje, dan moatte
hja dochs soargje, dat dat tokoart dutsen wurdt. Dat
moat earne wei komme en dat kin nearne oars wei
komme as fan forheging fan de bydragen fan partiku
liere of tsjerklike side. Men hat hjir dus in doublure:
Trochdat men it sa stelt: Wy jowe net mear as safolle
persint fan de subsidiabele ütjeften en net mear as it
tokoart, hoecht men net mear to dwaen, hwant it
léste hat miskien de strekking itselde to bidoelen as
it earste, mar yn wêzen is it net itselde. It hat de
skyn, dat wy de ynstellingen minoftomear oantrune
wolle om har ynkomsten fan partikuliere of tsjerklike
side to forheegjen ta deselde noarm, mar dan moat
dat ek suver en goed barre. En it bart hjir forkeard.
As in ynstelling in tokoart hat oan'e ein fan it jier,
dan sil dy dus de rekkening oerlizze oan de Gemeente
en dan moat dy op dy mindere ynkomsten ek it mak-
simum fan 60 pet. tapasse; dan bliuwt men dus in hiel
ein ünder it bidrach, dat men by it allinnich tapassen
fan de 7!/2 pet. krije soe. Mar ündertusken moat dy
ynstelling dan noch har tokoart dekke en der binne
guon, dy't it omslagge op'e tsjerken. Men krijt dus
efternei noch forheging fan de bydragen fan partiku
liere of tsjerklike side. Mar dan mist men dêrtroch in
bidrach fan it gemeentlik subsydzje. Ik leau dus, dat
dy noarm net hantearber is, mar dy is ek net nedicn.
En it opmerklike fan dizze sifers is, dat de beide
greatste ynstellingen dat binne de Herfoarme ge-
sinsforsoargingsynstelling en de Protestants-Kristlike,
hjir it slimste troch troffen wurde, hwant op groun
fan dy 7]/2 pet. soe de Herfoarme f5.000,ik brük
hjir roune sifers krije kinne, mar by it hantearjen
fan'e noarm fan 60 pet. krijt hja mar f2.700,De
Prot.-Kristlike soe f7.500,krije kinne by it hantear
jen fan de noarm fan 7x/2 pet. dat is hwat mear
as it tokoart max- dy krijt mar f 3.600,troch it
hantearjen fan de noarm fan 60 pet. Dizze ynstellingen
moatte dochs har tokoarten dekke, dus hja moatte
likegoed op sjou om safolle jild derby to krijen as it
tokoait dat net dutsen is. Hja binne dupeaiTe troch it
hantearjen fan de noaim fan 60 pet. It is dus net al
linnich net nedich dizze noarm fan 60 pet. as feilich
heitsklep to hantearjen, mar it is ek ünbinlik en yn'e
praktyk bringt it seis greate biswieren inei. Ik soe dus
wol graech in neijere motiveai'ring fan'e kant fan it
Kolleezje hawwe wolle, hwerom dizze noarm fan 60 pet.
der noch by set is. En eventueel soe ik graech wolle,
dat dit ünderdiel fan it ütstel werom nommen waex-d.
De heer Ten Brug: Nog een enkele opmerking. In
onze fi*actie is dit vooi'stel van Uw College om een
extra gemeentelijk subsidie te geven aan de gezins
zorginstellingen, met erkentelijkheid ontvangen.
De vragen, hier door de heren Heetla en Boomgaardt
gesteld, zijn ook in onze fractie aan de orde geweest.
Het heeft geen zin, dat ik die op dit moment herhaal.
Het zal afhangen van het antwoord van de Wethouder,
of ik daar in tweede instantie op terugkom.
De heer Vellenga (weth.): Ik mag beginnen met
namens ons College dank te zeggen voor de erkente
lijkheid, die door de sprekei's is uitgesproken voor het
voorstel, waarmee wij nu zijn gekomen. En wanneer
de heer Heetla zijn waardering uitspreekt voor het
werk dat de gezinszorginstellingen in deze gemeente
doen, dan wil ik ook namens het College graag die
waardering onderstrepen.
In onze gemeente zijn een aantal gezinszorginstellin
gen werkzaam en het zal de raadsleden duidelijk ge
worden zijn, toen zij kennis namen van de verschillende
stukken in de portefeuille, dat het financiële beeld en
ook de financiële mogelijkheden van deze instellingen
vaak stuk voor stuk vex-schillend zijn, door hun opzet,
door hun structuur, door hun relaties met een groepe
ring of groeperingen, waarop zij steunen en waarop zij