2 3 De heer Van der Schaaf (weth.): Het bezwaar dat de heer Van der Veen oppert, komt misschien terug bij punt 12a en dan heeft het betrekking op een zaak die bij een andere portefeuille behoort, zodat het misschien wel wenselijk was, dat U, mijnheer de Voorzitter, van Uw kant even een uiteenzetting gaf, waarom dit wordt gedaan. De Voorzitter: Van twee kanten wordt mij gevraagd, of ik een verklaring wil geven voor het feit, dat dit raadsvoorstel U niet met de normale termijn, maar pas gisteren heeft bereikt. Daartoe zou ik van de Secreta ris even de stukken willen vragen om U hier zo exact mogelijk over in te lichten. U hebt wel gemerkt, dat de tijd, die de voorbereidingen voor deze verkoop heb ben gekost, langer is dan de termijn van het rondstu ren der raadsstukken, zelfs een aantal maanden langer. Deze zaak is in het voorjaar begonnen, toen al bleek, dat er van de kant van Penn Controls Nederland dat is, zoals U uit de stukken bij punt 12a hebt kunnen lezen, een filiaal van een zeer groot Amerikaans be drijf op het gebied van de regelapparatuur belang stelling was voor een vestiging in Leeuwarden, omdat de piaats waar men op het ogenblik gevestigd is, wei nig of niet voldoende gelegenheid bood om verder de vleugels uit te slaan. De moeilijkheid was de vraag, of op zeer korte termijn een industriehal voor dit filiaal gebouwd zou mogen worden, met andere woorden, of door een samenwerking van de Ministeries van Econo mische Zaken en Volkshuisvesting en Bouwnijverheid voor de bouw van de industriehal de z.g. rijksgoedkeu ring verleend zou kunnen worden. Dit bedrijf had op verschillende plaatsen in het land rond gekeken. Men was ook elders op deze moeilijkheid gestuit en het leek op dat moment al zo, dat, zou Leeuwarden groter kans krijgen op vestiging van dit ook voor Leeuwarden naar ons inzicht aantrekkelijke bedrijf, het de grootste moei te had te doen voor het verkrijgen van een rijksgoed keuring. Dat is, hoewel de toestand bijzonder moeilijk was, na enige tijd mogen gelukken, waarna met het hoofdkantoor, de directie in New York, verdere onder handelingen gevoerd moesten worden over de bouw van de hal en speciaal over de vorm en over de kosten. Dat heeft zeer geruime tijd geduurd, totdat men ten slotte omtrent het gebouw zelf en met een aannemer ter plaatse omtrent de kosten van het bouwen tot over eenstemming is gekomen. Men is toen bij het Gemeen tebestuur teruggekomen. Alles lag dus op dat moment klaar, behoudens dan de officiële medewerking van de ge meente Leeuwarden via de nodige raadsbesluiten, maai er werd ons bij gezegd, dat de aannemer de prijs slechts tot 1 november a.s. wilde handhaven. Dat bericht is de vorige week in die voim bij ons ingekomen; na 1 no vember moest er een verhoging van de prijs plaats vin den. Wij hebben dus gemeend, dat het in deze situatie niet juist zou zijn de zaak niet in deze raadsvergade ring te brengen; in de eerste plaats niet, omdat wij het als een gemeentelijk belang zien deze vestiging inder daad binnen de grenzen van de gemeente Leeuwarden te krijgen en, in de tweede plaats niet om geen risico's te lopen, dat deze vestiging aan Leeuwarden door een prijsverhoging zou voorbijgaan. Dit was de eerste verga dering waarin het mogelijk was. Er is eerst een besluit genomen moeten worden door het bestuur van de Stich ting Leeuwarder Industriegebouwen; dat diende dus ook nog aan een raadsvoorstel vooraf te gaan. En door deze gang van zaken is dan verklaard, dat U dit raads voorstel op een zo laat ogenblik gekregen heeft. Wan neer U meent, dat de termijn te kort is, om deze zaak te kunnen beoordelen, dan kunnen wij haar dus aanhouden tot een volgende vergadering, maar ik zou de Raad van mijn kant toch wel dringend willen af raden dit te doen, daar, zoals ik zei, prijsverhoging na 1 november risico's inhoudt voor het komen van deze vestiging binnen de grenzen van de gemeente Leeu warden. Dat punt laat ik dan wel graag over aan de Wethouder van Openbare Werken. De heer Van der Schaaf (weth.): De heer Kingma verwondert zich er een beetje over, dat hier een wat ingewikkelde constructie wordt gevolgd, in deze zin, dat de grond wordt uitgegeven aan een stichting en dat die stichting dan weer een overeenkomst sluit met het nieuwe bedrijf. Dit is een figuur, die in Leeuwarden al zeer veelvuldig is toegepast. Het is een vorm, die zelfs be tere resultaten heeft opgeleverd dan die, welke zouden zijn verkregen, als de Gemeente zich rechtstreeks met de industrievestiging had moeten bemoeien. Er zijn n.i. tijden geweest, dat die van overheidswege nogal be moeilijkt is en door middel van deze vorm hebben wij hier altijd op zeer bevredigende wijze kunnen werken. De tweede vraag was: Is het eigenlijk wel juist, dat hier verkoop wordt toegepast? Het beleid moet er op gericht zijn industrievestiging aan te trekken en dus is het verstandig de industrie daarbij geen onnodige be lemmeringen in de weg te leggen. Als bepaald vei- koop gewenst wordt, dan behoeft daartegen geen be zwaar te bestaan. Bovendien speelt hierbij de laatst i jaren de premie, die in een aantal gevallen bij industrie vestiging wordt gegeven, en daarbij is toch ook de fi guur van verkoop wel de aangewezene. Het is boven dien in overeenstemming met de veeljarige praktij ie hier. Ik meen, dat ik hiermee wel kan volstaan. De heer Van der Veen: Ik heb uit Uw uiteenzettin wel begrepen, met welke moeilijkheid Uw College heelt gezeten, toen dit voorstel op het allerlaatste nippertje aan de Raad werd voorgelegd, maar ik heb toch ook begrepen, dat niemand van degenen, die in dit samen spel bezig geweest is zijn oordeel te vormen, dat op zu korte termijn heeft behoeven te doen. U hebt dus te recht gezegd, dat de zaak rond is, alleen nog maar op de officiële goedkeuring van de Raad na. Als wij dit evenwel accepteren, dan komen wij de plicht, die de wet ons in dezen oplegt, eigenlijk niet na, en warmee de Raad enig respect voor zichzelf zou hebben, dai moet hij toch ook nog de schijn vermijden, dat hij overal ja op knikt. Van een dergelijk voorstel wil ik de urgen tie niet betwisten, maar ik zie ook niet, dat het niet eerder aan de orde gesteld had kunnen worden. Air. wij deze. dingen accepteren, dan kunnen wij net zo goed thuis blijven en is de hele raadszitting een blote formaliteit. Ik meen, dat wij dit voorstel naar de vol gende zitting moeten verwijzen. Het risico moet dan de Stichting maar nemen of degene die zich later in de hal vestigt, maar niet de Raad. De Voorzitter: Ik zou van mijn kant toch graan willen opmerken, dat de mening van de heer Van de. Veen, dat degene, die met de voorbereidingen te maken hebben gehad, geruime tijd eerder hun mening hebben kunnen vormen, toch op een misverstand aan zijn zijde moet berusten, want de gang van zaken heeft meege bracht, dat het College van B. en W. pas verleden maandag hier een besluit over heeft kunnen nemen, 'i.cn pas is voor het eerst de vraag van de prijs aan het College overgelegd en kon ook het besluit van de Stichting Leeuwarder Industriegebouwen eerst ter tafe: komen. Ik zou bij mijn advies in eerste instantie er toch wel graag voor willen pleiten dit geval niet uit te stellen, omdat ik herhaal het de prijs waartegen het gebouw aan dit bedrijf in gebruik zal worden ge geven en die dus afhankelijk is van de bouwsom, voor deze directie in Amerika dat is in de loop van de zomer wel heel duidelijk gebleken een belangrijk punt is. En wanneer blijkt, dat na 1 november de prijs, die na veel moeite, gedaan van de kant van het filiaa in Nederland, nu in Amerika aanvaard is, verhoogd zou moeten worden, dan bestaat toch werkelijk een zeer reële mogelijkheid, dat deze zaak weer op losse schroeven komt; misschien zou men dan niet van een vestiging in Leeuwarden willen afzien, maar het zit er toch wel zeer goed in, dat die geruime tijd vertraagd zou kunnen- worden. Evenwel, het risico, dat de vesti ging overgaat, is naar ons inzicht ook bepaald aan wezig. En ik geloof niet, dat er nu zoveel tijd nodig is voor de Raad om deze zaak te beoordelen. Het betref' hier een heel normale gronduitgifteer is geen andere prijs dan f 16,per m2; het ligt allemaal heel eenvou dig; daar is geen bijzonderheid bij. Een andere vraag betreft onder punt 12a het bedrag van de lening aan de stichting, die ongeveer gelijk is aan het bedrag van de bouwkosten. Ook dat is een zaak die geen risico's oplevert; de Raad is ver trouwd met de figuur, dat door de Stichting Leeuwar der Industriegebouwen grond in koop wordt ontvanger- van de gemeente Leeuwarden, die de Stichting dan in de een of andere rechtsvorm weer doorgeeft, en dat de Stichting daarnaast van de gemeente Leeuwarden leningen ontvangt, waarmee gebouwen worden ge- icht. Dit geld wordt dus omgezet in vast goed en het risico dat daaraan verbonden is, is heel gering, zo niet afwezig. Dit zal als ik me niet vergis het 17e of 18e industriegebouw zijn, dat op deze wijze wordt ge sticht. Tot dusver is deze zaak heel erg safe en goed i gelopen. Er komt echter nog van alles bij. Dit bedrijf heeft, zoals ik U in eerste instantie al zei, ook in andere plaatsen van het land gezien. Men heeft daar ook aan trekkelijke aanbiedingen gehad en niet alleen kreeg en die in ons land. Men heeft ook connecties buiten c grenzen van Nederland, zodat men bepaald niet uit sluitend op de medewerking van de gemeente Leeuwar den is aangewezen om zich verder te ontplooien. In dit geheel past dan ook, naar ons inzicht, een vlotte be sluitvorming van de kant van de overheidslichamen, die hiermee te maken hebben. Dit ligt in het vlak van cle industriebevordering, een gebied, waarop men over het algemeen toch wel verlangt, dat ook de overheid de zaak niet wegens formele redenen ophoudt. En dan wil ik de heer Van der Veen direct toegeven, dat het hier niet alleen een formele zaak betreft, maar ik ge loof toch, dat de Raad bij deze, in wezen eenvoudige, voorstellen bepaald geen grote moeite behoeft te heb ben, er zijn mening over te vormen. Ik stel U voor de beraadslagingen te sluiten. De heer Van der Veen: Ik doe een voorstel tot aan houding. De Voorzitter: Hier wordt dus door de heer Van der Veen mondeling het voorstel gedaan om het voor stel van B. en W. aan te houden. Wenst iemand van de raadsleden er nog over te spieken De heer Tiekstra (weth.): Hoewel ik mij formeel de bezwaren van de heer Van der Veen heel wel kan indenken, geloof ik, dat hij hier toch volstrekt over drijft. Het voorstel van B. en W. past volkomen in het beleid van het College en de Raad heeft B. en W. de laatste jaren daarin voortdurend gevolgd. Zou dit voor- el buiten het kader van dat beleid vallen, dan zou ik i.ie dus de bezwaren van de heer Van der Veen als zeer reële bezwaren kunnen voorstellen, maar feitelijke be svaren kan hij niet hebben, want met zijn medewer king zijn er reeksen van gelijksoortige besluiten tot and gekomen. En het College mag toch, ook wat het bepalen van zijn beleid betreft, erop vertrouwen, dat de Raad dit beleid ook nu volgt. En daaraan ontleent het College ook de vrijmoedigheid in de situatie, waar in wij met betrekking tot deze zaak verkeren, dit voor tel op korte termijn te doen. Ik dacht, dat een van de klachten i.z. het overheidsbeleid vaak was, dat het niet agvaardig is. Welnu, hier is een bewijs geleverd, dat het wel slagvaardig kan zijn. Ik zou dus aanneming van het voorstel van de heer Van der Veen ernstig willen ontraden. De heer K. J. de Jong: Ik kan voelen voor de argu mentatie van de heer Van der Veen. We hebben zelf het Reglement van Orde destijds gewijzigd in deze zin, dat er meer tijd voor de bestudering der voorstellen beschikbaar moet zijn. Ik kan met zijn opmerking, dat e onszelf moeten respecteren en daarom deze gang- van zaken moeten afwijzen, wel meegaan. Maar ik ge loof aan de andere kant, dat er toch buitengewone om standigheden kunnen zijn. En die zijn, meen ik, t.a.v. uit punt wel aan de orde. Had het College gezegd: We hebben maar drie weken gewacht, waarmee het het sico genomen zou hebben deze industrie moeilijkheden in de weg te leggen, dan, zo stel ik mij voor, zou de heer Van der Veen met mij een der eersten zijn ge weest om te zeggen: College, had U daar nu niet een spoedeisende zaak van kunnen maken? In dat geval ben ik genegen het College t.a.v. dit punt te volgen. De beide andere punten, die aan de agenda zijn toe gevoegd, zouden m.i. net zo goed tot de volgende ver gadering kunnen wachten. Als dat inderdaad het geval is, zouden we die moeten laten staan. En dan zou U kunnen doen blijken van zoveel respect voor de Raad, dat U zich houdt aan de destijds door de Raad gedane uitspraak. In deze noodsituatie, nu U niet anders kan, ben ik bereid U te volgen t.a.v. dit punt. De Voorzitter: Met punt 12a kunnen we ook niet wachten. Dat vormt één geheel met dit punt. De heer Van der Veen heeft een voorstel van orde gedaan en ik vraag dus aan de Raad zich daarover uit te spreken. Verlangt nog iemand het woord? De hear Santema: Ik woe allinne mar forklearjc, dat üs fraksje hoegenamt gjin forlet hat om dizze saek üt to stellen, mar har efter it ütstel fan B. en W. stelt. De heer Bootsma: De argumentatie, door Wethou der Tiekstra hier naar voren gebracht, is m.i. voldoen de overtuigend en ik meen dan ook wel namens onze fractie te kunnen zeggen, dat wij in dit geval ook niet voor uitstel zijn. De heer Engels: N.a.v. de toelichting kan ik U zeg gen, in aansluiting op wat de heer De Jong heeft op gemerkt, dat wij de buitengewone omstandigheden bil lijken, die op dit moment tot dit buitengewone resul taat hebben geleid. Ik zou het alleen bijzonder op prijs stellen, als het College een zekere geprikkelde stem ming bij de Raad in de toekomst wil voorkomen, dat het, als het zich in de situatie ziet gebracht, dat het een raadsstuk op te korte termijn moet indienen, dan nog vóórdat de behandeling een aanvang neemt, een toe lichting geeft op de redenen, die daartoe hebben ge leid. Daardoor stelt men de zaak in een veel prettiger sfeer dan waarin we op dit moment komen te verkeren. De heer Van der Veen: Ik meen, dat ik hierover het woord mag voeren en dan heb ik er toch wel behoefte aan om nog even terug te komen op wat voor en na gezegd is. Ik wil aannemen, dat de zaak eenvoudig is en dat de Raad gemakkelijk tot een besluit kan komen, maar ik heb er bezwaar tegen, dat alleen maar op gezag van U, mijnheer de Voorzitter, of van één van de Wethouders aan te nemen. Ik wil, dat de Raad de gelegenheid heeft zich daar zelf van te overtuigen en die gelegenheid heeft de Raad niet gehad. Ik wil aannemen, dat men zwicht voor de bijzondere omstandigheden, die er een keer kunnen zijn; ik wil dat ook doen, maar van die bijzondere omstan digheden wil ik me toch zelf overtuigen. Ik wil niet genoegen nemen met elk verhaal (wil mij de uitdruk king vergeven; die is niet denigrerend bedoeld), met elke mededeling, die van achter Uw tafel gedaan wordt, voetstoots te aanvaarden; dat doe ik niet. Ik wil stuk ken zien. En om die reden hebben wij ook de tijd nodig, hebben wij dus zelf ook in ons Reglement bepaald, dat de Raad een beslissing moet nemen. Het staat in de wet, dat de Raad hierover te beslissen heeft. Dat doet hij niet op het gezag van het College van B. en W., dat doet de Raad na zich zelf overtuigd te hebben. Dat is mijn bezwaar. Als het inderdaad niet langer kon wachten, dan had U op een andere termijn de Raad kunnen oproepen. U had hem op een bijzondere dag kunnen oproepen, b.v. volgende week woensdag. Als het inderdaad zo belangrijk is, als U meent, had U er een speciale vergadering voor kunnen bijeenroepen. Maar U loopt hier aan de leiband van een Amerikaans bedrijf over de Raad heen. Ik doe daar niet aan mee; als de andere raadsleden over zich heen laten lopen, dan is dat hun zaak. De Voorzitter: Ik geloof, dat wij hier van onze kant in tweede instantie weinig op behoeven te zeggen. Ik ben het volkomen eens met wat de heer Tiekstra heeft gezegd, n.l. dat de heer Van der Veen naar de mening van het College in dezen nu wel in een overgrote mate overdrijft. Het is hier een kwestie van een Nederlandse, zelfs een Leeuwarder aannemer, die een prijs geeft en die prijs bindt aan een termijn, zoals aannemers plegen te doen. Die termijn is in dit geval kort, maar dat kan het College niet helpen. B. en W. vinden het evenwel van belang, gegeven, dat het hun College bekend is, dat de prijs van heel grote invloed is op de beslissing van dit bedrijf, deze zaak aan de Raad voor te leggen. Daar is dus in geen enkel opzicht enige denigratie van de Raad in gelegen. Het is ook dat is de positie van het College aan B. en W. om de Raad ten aanzien >.v T T», .V

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 2