6 slag in een straat, waar een inrijverbod geldt. Hij weet van te voren, dat hier een wettelijk beletsel is en hij kan zich dus bepaald niet beklagen, als hij dan bij de uitoefening van zijn beroep met dat beleisel in con flict komt. De heer Bootsma vraagt: Is aan het College iets bekend van de eisen, die de nieuwe drankwet zal stel len? De heer Van der Veen meent, dat het nog heel lang zal duren, voordat die wet zal zijn vastgesteld. Wij van onze kant kunnen ook niet een tijdstip van vaststelling voorspellen, maar de zaak is toch wel ver der dan de heer Van der Veen meent, want de schrif telijke behandeling in de Tweede Kamer is beëindigd. Het gewijzigd ontwerp van wet is dus nu rijp voor de mondelinge behandeling. En het valt dus te verwach ten, dat die binnen afzienbare tijd zal plaats vinden, maar dat wil natuurlijk niet zeggen, dat de nieuwe drankwet er dan direct al is. De heren weten allemaal, evenals ik, hoe de gang van de wetgeving is, maar de nieuwe drankwet mag nu toch wel in zicht genoemd worden. Deze nieuwe wet kent geen maxima van ver gunningen en verloven A. Die kent zelfs geen afzon derlijke vergunningen en verloven A; die kent alleen vergunningen, krachtens welke wat wij nu sterke- en zwak-alcoholische drank noemen, verkocht mag wor den in één inrichting. Maar gegeven het niet-voorstellen in het wetsontwerp van een maximum en toch de wen selijkheid, dat hier niet een onbeperkt aantal plaatsen zal bestaan, waar alcoholische dranken zullen worden verkocht, zoekt de nieuwe wet een rem in twee rich tingen, n.l. in het stellen van vestigingseisen, eisen van kredietwaardigheid en vakbekwaamheid aan de ene kant en van eisen t.a.v. de lokaliteiten aan de andere kant. Welke die eisen zullen zijn, is nog niet bekend. Er zal een nieuw z.g. drankwetbesluit moeten komen ter uitvoering van de wet, want het nieuwe wetsonwerp noemt zelf, ook weer in het spoor van de oude wet zelf, geen eisen. Dan zal er dus een nieuwe algemene maatregel van bestuur moeten komen met nieuwe eisen. Maar, gegeven deze constructie, geen maxima meer voor de vergunningenook niet voor verloven A, want die zijn dan weg. Door het zoeken van een rem in andere zaken, n.l. in het opvoeren van de kwaliteit zowel van de inrichtingen als van degenen die de in richtingen zullen drijven, valt stellig te verwachten, dat die eisen duidelijk hoger zullen zijn dan die, welke in het tegenwoordige drankwetbesluit staan. En daar om lijkt het en dat is dan een opmerking die in het raadsvoorstel is gemaakt op het ogenblik, nu deze drankwet toch werkelijk in zicht is, ook bepaald niet opportuun, met de eisen van de eisenverordening, die niet hoog zijn: slechts iets meer dan de verouderde eisen van het Drankwetbesluit, terug te gaan en deze moder ne nieuwe eisen niet te handhaven. Want wanneer dat zou gebeuren, dan zou hier thans in deze inrichting een verlof A gevestigd worden, dat straks waarschijn lijk bij overgangsmaatregel zou kunnen worden ge continueerd in een vergunning. Dan zouden we dus de situatie krijgen, dat hier voor een verkoopgelegenheid van sterke drank te lichte eisen zouden worden ge steld. En dat zou, naar mijn overtuiging, ook door de Raad stellig ongewenst geacht worden. In deze situatie blijft het College van B. en W. de Raad adviseren niet incidenteel af te wijken van het beleid, dat hijzelf heeft gevoerd (door deze verordening vast te stellen en door het vorige adres van deze adressant af te wijzen), maar nu ook niet incidenteel de lolcaliteitseisen en dat nu de eisenverordening alleen wegens formele re denen (n.l. wegens de samenvoeging met de verorde ning op de wijkmaxima) aan de orde wordt gesteld gemakkelijker te maken of zelfs in te trekken. Wat n.l. bij deze inrichting gebeurt, zal ook t.a.v. andere belanghebbenden straks moeten geschieden. Er zal één lijn moeten worden getrokken en dan is het eind niet te overzien. Dan is juist de bedoeling, die ook de Raad heeft gehad, op advies van B. en W., om het geheel van deze drankwetzaken op een hoger peil te krijgen, weer tot mislukken gedoemd. Ik geloof niet, dat ik er in deze instantie meer van behoef te zeggen. B. en W. blijven stellig adviseren beide voorstellen het ene tot het aanvaarden van het concept van de verordeningen en het andere tot afwijzing van het adres te aanvaarden. De heer K. J. de Jong: Ik heb met belangstelling Uw betoog gevolgd en het komt mij voor een vrij sterk betoog te zijn van het standpunt van het College. Maar ik ben persoonlijk toch nog niet zo ver, dat ik mij heb overtuigd, dat ik U kan volgen en dit voorstel zo kan aanvaarden. Wat mij dus het zwaarst weegt dat heb ik in eerste instantie ook gezegd is het element van rechtsbedeling, dat zo verschillend is tegenover nieuwe en eenmaal gevestigde zaken en vooral die welke niet tot de betere categorieën behoren want wat hier eenmaal zit, zit hier. Een zaak, die voor 100: zou kunnen voldoen aan de vestigingseisen voor kre dietwaardigheid en ondernemingskennis, zou hier toch afgewezen kunnen worden, omdat ze niet voldoet aa de eisen, die onze eisenverordening- stelt. Nu stelt U t.a.v. het geval van de heer Visser, dat diens lokaliteit ook niet voldoet aan de eisen, die het Drank wetbesluit stelt. Wanneer dat het geval is, dan zou ik geen moeite hebben om adressant af te wijzen of hem te kennen te geven: U moet als de drommel zorgen, dat U aan de eisen die het Drankwetbesluit stelt, dus met betrek king tot dc luchtschepping, voldoet. M.i. ligt de kwesü van de luchtschepping daar toch niet zo erg moeilijk. Ik meen, dat er op een oppervlakte van 60 m- 36 m- gia: is, waarbij naar binnen openslaande ramen zijn, dus de ventilatie is behoorlijk goed. Ik wilde, dat die in alle gelegenheden van Leeuwarden van dien aard was. Maar wanneer desalniettemin nog aan de eisen van het Drankwetbesluit zou kunnen worden voldaan, dan zouden we moeten zeggen, dat de heer Visser er voor zal moeten zorgen, dat die eisen alsnog ingewilligd worden. En dan zou ik er persoonlijk mee kunnen in stemmen, dat na inwilliging van de eisen eventueel aan deze aanvraag zou kunnen worden voldaan. Zou U er toch bezwaar tegen hebben om op de minimum eisen van het Drankwetbesluit terug te komen, dan zou gesproken kunnen worden over de vraag, in hoe verre die minimum-eisen toch hoger zouden liggen dan het Drankwetbesluit aangeeft. Maar het is voor mij juist de vraag, of de afstand tussen het Drankwetbe sluit en de eisenverordening niet te groot is. Wanneer men stelt: in plaats van één lokaliteit twee, dan is dat een vrij forse uitbreiding. Wanneer men de 35 ma op 50 m- zou willen stellen, dan is dat al een vrij sterke vergroting. Dan heeft men één lokaliteit van minstens 50 m-'. Volgens de aanvrager is zijn lokaliteit 60 m-. Dus dan zou dat geen gevaar opleveren. We zouden ook kunnen zeggen: We gaan niet zonder meer met die lage minimum-eisen van het Drankwetbesluit mee en ik zou zeggen: laten we die hoogte van 3 m maar handhaven. Ik meen, dat in de Théskinkerij in de Prin sentuin de hoogte 2.60 m is. Dan kunt U zeggen: de behoefte aan een verlof A is daar later opgetreden, maai is dit eigenlijk wel zo? U heeft zelf gesteld, dat men met het gebouw aanvankelijk een andere bedoeling had. Was van te voren direct de opzet geweest een lokaliteit te vestigen, zoals die er nu is, dan was on getwijfeld dit probleem niet aan de orde geweest; die gedachte is ook later opgekomen. In dat opzicht ligt dit geval dus wel analoog met de Prinsentuin, zij het dan, dat de Théskinkerij toevallig een jaar voordat onze eisenverordening opgesteld is, begon te werken. Daarom zou ik zeggen: de vergelijking met de Prin sentuin zou eerder in het voordeel van de heer Visser kunnen uitvallen dan in het nadeel. En dan kom ik weer op het element van gelijke rechtsbedeling terug. U stelt, dat belanghebbenden over het algemeen toch wel kapitaalkrachtige mensen kunnen zijn, of althans via de bierbrouwerijen veel kapitaal achter zich kunnen hebben, en dat er dan geen bezwaar is om die minimale eisen flink wat op te voeren. Maar dan zou ik U toch willen verwijzen naar de onlangs nog verschenen publikatie van het economisch instituut voor het midden- en kleinbedrijf met betrekking tot het Horeca-wezen, waarin juist is aangegeven, dat in deze inrichtingen over het alge meen toch lang zo florissant niet gewerkt wordt als het publiek vaak denkt. Men mag dan wel terdege een kapitaal kunnen krijgen van brouwerijen, maar uitein delijk zal de zaak exploitabel moeten zijn; met een sluitende exploitatie moet gewerkt worden. En dan geloof ik, dat toch dit soort inrichtingen wel een nor maal burgerlijk bestaan kan opleveren en in de be hoefte voorziet, ook in een plaats van 25.000 zielen, 7 zoals in Leeuwarden-zuid. En daarvoor zullen we toch, als het een beetje kan, een tikkeltje meer ruimte moe ten geven in onze eisenverordening. Ik ben met alle begrip voor Uw verdediging, die ik in meer dan één opzicht bijzonder sterk vond, toch nog niet overtuigd, ebt wij hier uiteindelijk met deze eisenverordening niet een tikkeltje te hoog liggen. Ik zou alsnog B. en W. willen vragen, of het niet mogelijk is deze eis toch iets omlaag te drukken. We hebben nu al, door het aantal vergunningen op een bepaald aantal te stellen, een zekere beperking op het oog; laten we dit alsnog eens rustig bekijken en zien, in hoeverre de nieuwe drank wet straks misschien nog een stapje verder gaat. Dan komen we misschien zover, dat we het verzoek van de heer Visser voor inwilliging kunnen voordragen, niet om hiermee een soort gelegenheidswetgeving te schep pen, maar omdat dit nu net typisch illustreert, dat we hier te maken hebben met een geval, waarin de man zelf aan alle eisen inzake vakbekwaamheid en kre dietwaardigheid voldoet, de inrichting in de behoefte voorziet en op een punt staat, waar dringend zoiets moet z in. Aan zo'n plaatselijke behoefte zouden we tegemoet kunnen komen. We zien hier het algemeen belang min of meer in meespelen; we zouden moeten bekijken, of het nu niet mogelijk is om een iets te hoog gegrepen norm van een jaar of 6, 7 geleden wat te matigen en dan intussen maar eens moeten afwachten, wat de nieuwe drankwet ons binnenkort biedt. Ik geloof, dat we deze zaak dan beter recht kunnen doen dan op het ogenblik het geval is. Ik ben er bepaaldelijk nog niet n overtuigd, dat wij de wijziging die ons voorgesteld wordt, in deze vorm moeten accepteren. Op zichzelf en dan sluit ik me bij de heer Kamstra aan kunt U het ons niet kwalijk nemen, dat wij een eerder adres oesten afwijzen, niet omdat wij dat niet voor inwilli ging vatbaar achtten op de gronden die nu voorgedra- n worden, maai- omdat de toen geldende eisenverorde- ng ons eenvoudig niet toeliet om de wet anders toe te passen. Maar nu hier een nieuwe wijziging aan de orde kunnen we zeggen: Laten we die eisen nu zo aanpas sen, dat er wel aan voldaan kan worden. Ik geloof, (iat dit wel terdege een nieuw feit is, waarmee wij ook bij de beoordeling rekening kunnen houden. De heer Van der Veen: Ik ben het in grote lijnen eens met wat de heer De Jong zopas heeft gezegd. Wij hebben geen belang bij een toestand, waarin de eisen te licht zijn. Ik ben het met de heer De Jong eens, dat de eisen, die op het ogenblik gesteld zijn, niet onmoge- jk waren, maar. t.a.v. dit bedrijf gesteld, zijn ze te zwaar. De eisen zijn ook te zwaar en dat is ook de mening van het College geweest voor een inrichting als in de Prinsentuin, die voor een verlof A in inmerking komt. Die heeft dus ook ontheffing moe- n hebben èn van de eisenverordening èn van de eisen, ciie het Drankwetbesluit stélt. Want zelfs de minimum- sen die het Drankwetbesluit geeft en die ook zonet pgenoemd zijn door de heer De Jong, zijn eigenlijk nog niet eens de minimum-eisen, want van nagenoeg 1 die eisen kan nog ontheffing worden verleend. Dan komen we dus lager dan de eisen, die al genoemd zijn. Ook het feit, dat Onder de Luifel een verlof A nodig heeft en daar aanvankelijk niet voor gebouwd is de heer De Jong heeft er al op gewezen is precies het l unt, waarin de Prinsentuin zowel als Onder de Luifel overeenkomst vertonen met het geval van de heer Visser, die ook voor dat doel niet heeft gebouwd. Toch heeft dit College en ook de Raad gemeend, dat een inrichting als Onder de Luifel in aanmerking moest komen voor een verlof A. Daar was dus weer een ontheffing voor- nodig. Nu weten we niet, hoe het met die ontheffingen en eisen zit in andere plaatsen. De Burgemeester zegt: Hier geldt het gemiddelde tussen de eisen van min of meer vergelijkbare plaatsen. Ik wil het wel aannemen, alleen, zoals het Drankwetbesluit alle mogelijke soor ten van ontheffingen kent, zoals in onze eisenverorde ning incidenteel een onheffingsmogelijkheid is opgeno men, zo zouden dus zeer wel in de eisenverordeningen elders belangrijk meer ontheffingsmogelijkheden opge nomen kunnen zijn, waardoor het elders in een verge lijkbaar geval zeer goed mogelijk zou zijn om aan een inrichting als Onder de Luifel een verlof A te geven. Ik ben echt niet zo goed thuis op de veemarkt, dat ik voor 100% zeker ben, wanneer ik de Voorzitter tegen spreek, maar ik kan mij toch niet anders herinneren dan dat het raam van de eetzaal uitzicht biedt op de hal, waarin het vee gestald is. Ik sla mijn ogen blijk baar onvoldoende naar boven. Het klinkt tamelijk zwaarwichtig, dat de inrichting van de heer Visser niet voldoet aan de eisen van het Drankbesluit met betrekking tot de luchtschepping. En ik ben zo geluk kig om dat hier te kunnen naslaan. Ik weet niet, in hoeverre de onderhavige luchtschepping er niet aan voldoet, maar als de maten van de openslaande ramen nu net niet voldoen aan de eisen van punt 1 van arti kel 9, dan zegt lid 4, dat een elektrische ventilator „met ene middellijn van ten minste 25 cm" ook vol doende is, en ik dacht, dat dit een eis was, waaraan deze onderneming met bijzonder weinig kosten en moeite zal kunnen voldoen. Ik weet niet, of de nieuwe wet binnenkort komt. Ik hoop het maar (De Voorzitter: Dat blijkt uit de Kamerstukken.) (Gelach.) Ik heb nog heel dikke dossiers met stukken over de Drankwet ge vonden. Ik zie nog niet, dat de nieuwe wet gauw komt. Ik moet die eerst zien, voordat ik geloof, dat ze er is, maar daar weten we geen van allen iets van. Ik geloof, dat veel raadsleden er eigenlijk wel voor zouden gevoelen, dat deze inrichting een verlof A zou krijgen, maar het zou ons stellig allen te ver gaan, wanneer wij alle eisen plotseling zouden laten varen. Misschien zouden wij voor dit soort gelegenheden - en dit is toch een in richting, die er keurig uitziet met een ontheffings mogelijkheid kunnen gaan werken om dan toch te proberen althans via de eisen voor nieuwbouw het peil omhoog te brengen, maar ik zie geen kans om dat zo gauw te doen. Dus, als er over dit voorstel beslist zal moeten worden en we zouden deze eisen in de huidige vorm met de weinige ontheffingsmogelijkheden te zwaar vinden, dan zit er niets anders op dan dat we artikelsgewijze over deze verordening gaan stemmen, de artikelen 3 en 8 niet aannemen en de andere wel. Ik geloof, dat we er dan zijn. En dan zouden we, wat de eisen betreft, t.z.t. graag een andere formulering van het College voorgelegd krijgen om te zien, of die er dan ingepast kan worden. De hear Santenia: As ik it goed heard haw, myn- hear de Foarsitter, dan hawwe Jo yn it antwurd oan my of oan ien fan de oaren sein, dat de Drankwet allinnich mar minimale easken stelt en dat Jo per- soanlik dizze easken to licht achten. Ik wit net, oft ik dit goed forstien haw, mar haw ik it mis, dan wolle Jo my wol efkes forbetterje. Yn elk gefal, men kin dus oer dizze saek seis, persoanlik, üngelikens tinke. ïk wit net, oft it hjir yn it earste plak in saek fan de jurist is. Jo hawwe my sein, dat ik hwat al to fier gien wie mei myn sizzen: doch dizze boarger rjocht. Nou is it foar in net-jurist altyd in hiele toer op to praten tsjin in jurist. Hwannear't de jurist hjirre yn de per- soan fan de Foarsitter oan it wurd komt, dan kin ik it net helpe, mar dan sprekt by m y altyd it gefoel. En ik mien, dat ik as sadanich hjir ek myn biswieren nei foaren bringe kin. Hwannear't Onder de Luifel earst gjin bihoefte bliek to hawwen oan de frijheden, dy't men dér nou wol hat, dan kin dy bihoefte allinnich mar üntstien wêze troch- dat it bisykjend publyk freget om bipaelde dranken. Itselde sil de hear Visser hjir heechtwierskynlik ek meimeitsje. Ik woe mar sizze: hwannear't dy bihoefte der yn it earst net is, dan kin dy letter komme. En moatte wy dan as gemeentlike oerheit dizze boarger yn'e wei stean troch him net de mooglikheit foar in forlof A to jaen? Wy sille miskien yn'e takomst wol mear fan soksoarte gefallen krije. Dit hjir knypt yn it bisünder, omdat dit forlof A aensen tawiisd wurde moat oan ien, dy't yn in hoeke fan de stêd wennet, hwer't op't heden neat is. Ik kin my foarstelle, dat skieik yn oare ütwreidingsplannen har ek soksoarte ge fallen foardwaen sille. Wy wolle üs as kristlik-histoa- ryske fraksje net bine om by it bioardieljen fan dit gefal ek itselde jilde to litten foar hwat der yn de ta komst folget. Wy winskje elk gefal op himsels, stik foar stik, to bioardieljen. De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 4