20
sen de Wet op de dienstweigering i.v.m. gewetensbe
zwaren zouden voorleggen.
De Wethouder van Sociale Zaken heeft gesteld, dat
ik gezegd had, dat de lonen bij de Gemeente veel te
laag liggen. Ik heb het hier op schrift staan, en ik
meen, dat ik het aldus gezegd heb: ,,Wij zijn van me
ning, dat de lonen van de laagst betaalden beslist veel
te laag liggen." Dit is wel even anders. Ik heb daarbij
ook gedacht aan mensen van de gemeentelijke Reini-
gings- en Ontsmettingsdienst. Ik heb enige tijd gele
den een aantal malen moeten constateren, bijv. voor
het station, dat het daar eigenlijk maar een vuile boel
was. En ik heb op een zondag nog wel de directeur
opgebeld en gezegd: Wat is het hier een smeerboel!
Deze zei: Het kan niet anders, want wij beschikken in
deze stad helaas maar over twee straatvegers. En het
zal nog wel erger worden, want zij gaan voor dit loon
niet meer werken. Ik heb van een paar mensen, die
bij de tonnendienst werken, eens de loonstrookjes ge
zien. Ik weet me niet meer precies de bedragen te
herinneren, die daar op stonden, maar ik weet wel, dat
ze, althans naar mijn idee, bijzonder laag waren. Maar
nu hebben die mensen erbij verteld, dat zij, hoewel ze
hetzelfde werk moeten doen, iets minder loon ontvan
gen dan anderen in him groep. Hoe dat precies zit,
weet ik niet. Dat zal de Wethouder wel kunnen mede
delen.
Wat het bodeterrein betreft, moet ik met mijn frac
tiegenoot, die de motie mede heeft ondertekend, van in
zicht verschillen. Ik vraag me wel af, of het, wanneer
het bodeterrein op een andere plaats dan de oude vee
markt zal komen, economisch gezien, niet te veel uren
zou kosten om de goederen daar te bezorgen. Ik ver
onderstel, dat dit nieuwe bodeterrein verder van het
centrum gebracht zal moeten worden. En zou dit geen
moeilijkheden meebrengen? Ik weet ook wel, dat we
broodnodig meer parkeerterrein moeten hebben, maar
ik dacht, dat het beter was eerst voor de bodediensten
van de oude veemarkt gebruik te maken.
Tenslotte wil ik nog even ingaan op de reactie van
de heer Bootsma op mijn opmerking i.z. partij- en
fractiediscipline. Het is eigenlijk een beetje een bedroe
vende zaak. De heer Van der Veen heeft min of meer
gesuggereerd, dat het een kwestie van vader en zoon
is. Dan ben ik is mijn fractie de zoon en de
fractie van de P.v.d.A. de vader (Gelach). Ik heb als
zoon de fractie van de P.v.d.A. niet van fractie- of
partijdiscipline beschuldigd. Ik heb geen fractie ge
noemd. Als in dit geval de vader de schoen heeft aan
getrokken, dan is dat jammer; ik heb het zo niet ge
steld. Alleen deze vader mag de zoon niet verstoten,
dat is no. 1. (Gelach)
De Voorzitter: Het is negen uur geweest; nu zou
ik willen pauzeren, maar ik weet haast niet, of ik
goed doe nu midden uit deze instantie te stappen. ,,Ja",
hoor ik aan alle kanten; ik schors dus de vergadering.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering.
De heer Heidinga: Ik zou anders het woord niet zo
graag willen hebben, want ik meen, dat wij misschien
voor twaalven nog wel door deze begroting heen kun
nen, maar op wat de heer Klijnstra zonet gezegd heeft,
moet ik toch even ingaan. Hij heeft gezegd: Het laat
ste beetje wat er in het Nederlandse volk is overge
bleven van de christelijke moraal is, dat volgens som
migen het Nederlandse volk een afkeer van het mili
tairisme heeft. (De heer Klijnstra: Ik zei: Zo is de
mentaliteit van het Nederlandse volk.) Nee, dat heeft
U wèl gezegd. Ik zou me kunnen voorstellen, dat de
heer Klijnstra tot deze uitspraak is gekomen, doordat
de P.S.P. kortgeleden tijdens een door haar gepleegde
ordeverstoring in Amsterdam hardhandig door het wet
tig gezag is teruggewezen. En ik spreek er mijn grote
blijdschap over uit, dat in Nederland de overheid het
zwaard niet tevergeefs draagt en dat het overgrote deel
van ons volk zich daar wel bewust van is en met die
bijbelse waarheid rekening houdt. Nu wil ik aan het
adres van de heer Klijpstra, met Uw toestemming,
mijnheer de Voorzitter, zeggen, dat er in de Profeten
staat: „Zo zij niet handelen naar dit Woord, het zal
zijn, dat zij geen dageraad hebben."
De hear Hartstra: Ik wie eigentlik fan plan om ek
oer it Tünbousintrum inkele wurden to sizzen, mar nei
it antwurd fan de Wethalder op de f ragen fan de hear
Kamstra, sjoch ik dêrfan öf. Ik hoopje, dat B. en W.
ta in oplossing komme sille.
Ek oer de wenningbou yn de doarpen wol ik net
folie sizzen. Allinnich, dat ik it iens bin mei hwat de
hear De Jong sein hat oer de wenningbou yn de doar
pen troch it „Bouwfonds van de Vereniging van Ne
derlandse Gemeenten". Yn it alderuterste hoekje fan
Wurdum, hwer't oars nimmen komt as de bern fan in
skoalle en it ünderwizend personiel stiet op in buord
dat sil foar reklame wêze mei hiel lytse skriuw-
letters: B.N.G., en dan it adres: Assen enz. In net yn-
wijde frege oer dy letters B.N.G.: Hat dat hwat to
krijen mei it Bijbelgenootschap? Ik wit net oft dy
reklame eigentlik wol foldwaende is.
De oanliz fan wegen yn de bisteande doarpen moat
ncdich stimulearre wurde. Wy fine, dat it makliker
bout, hwannear't de wegen der binne. Wy hawwe dei-
al ris earder forline maitiid of winter -op wiisd,
dat de bou fan huzen yn Wurdum dan mar sunder
wegen bigjinne moast. Doe wie't gelokkich froastioh,
sadat it materiael derhinne brocht wurde koe. Ek by
de nije huzen yn Wytgaerd binne de paden noch net
klear. De wetterlieding is lein yn in doe noch droege
sleat, hwant dy soe fol makke wurde mei san. It blykt
nou, dat dy sleat nei de wetterfal yn'e hjerst fol is en
dat dat nou allegearre bifêrzen is. Wy binne fan bi-
tinken, dat de wegen bislist earst oanlein wurde moatte,
foardat de huzen boud wurde kinne. Ik woe der ek
noch efkes op wize, dat der yn inkele doarpen noch
boukapasiteit is en wy sille hoopje, dat op de oanfraech
foar bouterrein fan in oannimmer yn Wurdum goecl-
gunstich troch B. en W. biskikt wurde sil. Wy wachtsje
noch op de plannen fan fierdere riolearring fan de doar
pen, ek op de rioelwettersuveringsynstallaesje. Yn de
doarpen Jobbegea en Nijehorne komme of binne fan-
wegen de gemeente 't Hearrenfean twa fan dy ynstai-
laesjes, n.l. fan it systeem-Pasveer pland. Dy kostje
f ÏOO.OUO,per stik mei subsydzje fan Ryk en Pro-
vinsje en binne boud foar in ynwennertal fan üngefear
1200 minsken. De forskate fraksjefoarsitters hawwe
ek al op inkele dingen oangeande de doarpen de klarn
lein. Optimistyske klanken binne der noch net, mar wy
sille hoopje, dat B. en W. mei de Rie alles dwaen sille
om de doarpen, hwat ynhald en biwenberheit bitrefl,
omheech to bringen.
De heer Kingma: Ik zou ook niet het woord geno
men hebben, als ik me er eigenlijk niet toe gedwongen
voelde door de heer Heidinga, want diens aantijging is
zeer onjuist. In de eerste plaats wil ik zeggen: Het
was niet de P.S.P.die de orde verstoorde bij de door
hem genoemde gelegenheid. Het is mogelijk, dat er
P.S.P.ers bij waren, maar dat is een heel andere zaai:.
In de tweede plaats wü ik opmerken, dat het heet,
dat wij hier in Nederland vechten tegen de dictatuur.
Maar wij rekenen tot onze bondgenoten een land, waai
de ergste dictatuur heerst, zeker niet minder, maar wel
erger dan die in Rusland. Dat U, mijnheer Heidinga,
de door mij bedoelde opmerking maakte, vind ik heel
jammer, want U zowel als wij trachten dezelfde Heer
te dienen. Ik zou liever dan van het woord, dat U ci
teert: „De overheid draagt het zwaard niet tevergeefs"
willen uitgaan van wat Christus zelf of eigenlijk Paulus
in het midden brengt: „Waar de Geest des Heren
heerst, daar is vrijheid." En die vindt U niet in Por
tugal.
De heer Balt: Ik blijf wat dichter bij de grond. Ik
wilde het even hebben over de bodediensten. (Gelach).
Op het verplaatsen van het bodeterrein naar de ring
weg ben ik absoluut tegen. En naar ik meen, zijn ook
alle organisaties van de Middenstand in Leeuwarden
er absoluut op tegen, dat het bodeterrein buiten de
ringweg komt. En ik g'eloof, dat het ook voor de handel
zeer schadelijk is. Ik heb er zelf dagelijks mee te doen
en als ik me niet vergis, heeft voor enige jaren de
Kamer van Koophandel zich ook beslist uitgesproken
voor het verplaatsen van het bodeterrein naar de oude
veemarkt. Een ander idee, die me net invalt, is deze:
Tulpenburg moet geheel worden afgebroken en als daar
zelfs niet een broodfabriek kan worden geplaatst, kun
2
nen er ook geen woningen gezet worden. Kunnen de
bodediensten daar op den duur dan niet heen In ieder
geval ik spreek ook namens mijn fractie zijn wij
er op tegen het bodeterrein naar de ringweg te brengen.
De heer Spiekhout: Ik moet U zeggen, dat mijn
l ictie, voorzover ik die heb kunnen raadplegen, geen
behoefte heeft om steun aan de motie-Santema te ge
ven. Eigenlijk om twee redenen: le. Hier wordt ge
steld, dat het beleid van het College fout geweest zou
zijn, zonder dat de heer Santema naar mijn gevoel
del ijk heeft aangetoond, dat het inderdaad een kwes
tie van beleid is en niet van de omstandigheden, die er
nu eenmaal waren. Hij heeft verzuimd concreet aan te
geven, op welk moment die beleidsfout dan is gemaakt.
Hebben B. en W. het verkeerd gedaan, hadden ze an
ders moeten handelen? Het gaat me beslist te ver deze
u.otie van wantrouwen in het College aan te nemen.
Er wordt daarin wel het woord „teleurstelling" ge
noemd, maar teleurstelling over het beleid betekent,
dat men dit afkeurt. Dat is niet anders uit te leggen,
zou ik zeggen. En daar willen wij beslist, zoals de
situatie nu is, na de uitleg van Wethouder Van der
Schaaf, in meerderheid, niet aan meedoen.
2e. Ik weet niet, of de opdracht te zorgen, dat men
hei volgend jaar het bedoelde plan kant en klaar heeft,
n rëelci opdracht is en of dat dan technisch-organisa-
torisch mogelijk is. Ik vind, dat de motie toch wel wat
rammelt en ik heb er echt geen behoefte aan. Boven
den zijn volgens de Aanbiedingsbrief, blz. 17, nu toch
in de zeer nabije toekomst voorstellen terzake te ver
wachten en ik heb de neiging dat dan toch maar af te
wachten.
Van het bodeterrein behoef ik niet veel te zeggen.
De heer Van der Veen heeft dat al gedaan. Ik had het
bij het betreffende hoofdstuk in dezelfde geest willen
doen.
Dit alleen nog even aan het adres van de heer
1 alt: Hij kan wel stellen, dat de middenstand het er
met mee eens is om het bodeterrein naar de rondweg
to brengen, maar ik weet niet, waar die opvatting pre
cies op berust. Ik weet wèl, dat bij de chefs van expe-
tie-afdelingen van grotere bedrijven, die ook ver-
iigd zijn in een club, toch wel sterk de behoefte leeft
het bodeterrein niet weer ergens in de binnenstad te
krijgen, maar juist aan de rondweg, zodat zij vlot en
gemakkelijk daar kunnen komen om hun goederen af
te leveren, zodat men niet een halve dag werk heeft
om van de bedrijven met de wagen bij het bodeterrein
te komen. Het zou op de oude veemarkt natuurlijk
Ij eter worden, dan bij de Oldehove, maar het blijft een
tocht door de binnenstad. Ik geloof niet, dat het ver
standig zou zijn om het bodeterrein, zelfs ook maar
tijdelijk, daar te vestigen, want er is niets zo langdurig
■As tijdelijk, heb ik, bij de vorige begrotingsbehandeling
gezegd en mijn standpunt t.a.v. dit belangrijke pro
bleem is niet veranderd.
Ik zou nu nog kunnen ingaan op wat de heer Klijn
stra heeft gezegd over de fractiedwangik zal het
evenwel maar niet doen. Er was kennelijk een misver
stand, want mijn fractievoorzitter dacht, dat de heer
Klijnstra ónze fractie genoemd had en toen ging hij
een schoen aantrekken, die heel duidelijk niet voor ons
bestemd was. Ik persoonlijk heb in elk geval in onze
fractie nooit veel gemerkt van die dwang, die dan op
ons uitgeoefend zou worden. Ik geloof echt, dat dit
geen bezwaar voor de verloren zoon behoeft te zijn om
terug te keren. (Gelach).
De heer J. de Jong: Ik ben wel niet zo wild op het
voorstel over het verplaatsen van het bodeterrein naai
de periferie. Ik zou me er echter ook niet tegen willen
verzetten, als het College de toezegging zou kunnen
doen, dat het voor en aleer de definitieve plaats wordt
aangewezen, overleg zal plegen met de betrokkenen:
het wegtransport, de Kamer van Koophandel en de
middenstand. Waar het bodeterrein wèl zou moeten
komen, als het aan de rondweg niet gevestigd kan
worden, zou ik zo ook niet kimnen zeggen. De oude
veemarkt lijkt mij nu ook niet direct de mooiste plaats.
Maar het Oldehoofsterkerkhof, dat men moet bereiken
langs Torenstraat, Bagijnestraat en Kleine Kerkstraat,
is ook niet ideaal.
De hear Boomgaard!: Ik leau, dat de sitaten oer it
probleem fan'e oerwei, dy't de hear Santema levere
hat, dochs wol hiel hwat sizzc. Dy moatte wol de yn-
druk meitsje, dat dizze saek troch it Kolleezje yn syn
hjoeddeiske en yn foarige gearstallingen dochs net se
rieus genöch nommen is en dat soks net yn oerien-
stimming is mei tal fan lüden, dy't hjir al dy jierren
lans yn de Rie heard binne. Dat men nou noch de
huzen oan de südkant keapje moat is nei myn smaek
in tokoart oan foarütsjen. Miskien binne der wol ün-
derhannelingen fierd yn dy jierren, mar men hie al
lang in prosedure fan ünteigning ynstelle kinnen,
hwant dy huzen moat men dochs de iene of oare kear
hawwe.
By de foarige bigreating is tige posityf eat sein oer
de foroaring op niveau fan de oerwei, mar it is sünt
dy tiid dy yndruk krijt, men tominsten ek wer
net fierder brocht. Ik foar my siz, dat it nèt forant-
wurde is om daliks in moasje fan öfkarring oan to
nimmen, mar wol, dat de Rie syn toloarstelling üt-
sprekt oer it bilied yn dizzen. Dat is neffens my bi-
slist hwat oars. Dêryn forskil ik düdlik fan miening
mei de hear Spiekhout, dy dit ütstel sjocht as in moas
je fan öfkarring. Dat is it per se net, hwant it stiet
der net yn. It is inkeld in kwesje fan toloarstelling.
En ik soe der foar pleitsje wolle, dat de Rie in düdlike
ütspraek docht, dat hy yn dizzen hwat oars wol as it
Kolleezje oan't nou ta toand hat. Ik leau, dat dat for-
antwurde en ek nedich is.
De heer Spiekhout: Met die gang van zaken zou ik
akkoord kunnen gaan.
De heer Venema: Persoonlijk ben ik van mening
maar daar praat niemand over dat het financiële
aspect van het bodeterrein ook van grote betekenis is.
Volgens mij is de oude veemarkt toch heel geschikt
om er de eerste jaren een bodeterrein van te maken.
Dan kunnen we van het geld, dat we daardoor voor
lopig uitsparen, beter een sporthal laten bouwen. Dat
vind ik belangrijker.
De heer Tiekstra (weth.): De heer K. J. de Jong
heeft bezwaar geuit tegen koppeling in de subsidiëring.
Het mag hem bekend zijn, dat juist deze koppeling
heel vaak gehanteerd wordt door het departement van
Maatschappelijk Werk, waarbij achteraf vaak nog wij
zigingen in de subsidies optreden. Dit systeem wordt
overigens ook door het provinciaal bestuur nog wel
eens gehanteerd, al noemt men dat daar anders, n.l.
„opnieuw een beschikbare pot versleutelen". Dan
brengt men het verminderde subsidie maar ten laste
van de lagere overheid, terwijl men, dacht ik, toch wel
heel goed weet, wat de gevolgen daarvan voor haar zijn.
Dat systeem heeft inderdaad voor de lagere overheid
ernstige bezwaren en schept ook een grote mate van
onzekerheid.
De heer Klijnstra is het niet met me eens. Welnu,
ik ben het niet met hem eens en laten we ons dan ge
lukkig prijzen, dat we het in vrijheid oneens kunnen
zijn. Maar laten we wel bereid zijn de verantwoorde
lijkheid te aanvaarden waar die ligt. Ik zeg dat met
de nodige klem, en herinner in dit verband aan de
T.V.-uitzending van gisteravond. Naar mijn overtui
ging heeft de jeugd ook recht om te weten, wat het
militaire apparaat is en dat kan dus langs deze weg
vrijwillig geschieden. Ook heeft de jeugd recht om te
kiezen en verantwoordelijkheid te aanvaarden, ook al
is dan de keus en de verantwoordelijkheidsaanvaarding
niet in overeenstemming met de opvattingen van de
heer Klijnstra. (De heer Klijnstra: Dat is niet objec
tief.) U bent ook niet objectief, mijnheer Klijnstra, en
in dat opzicht zijn we dus quitte. (De heer Klijnstra:
Dat is geen antwoord.) Dit is een antwoord. Het mag
dan niet een bevredigend antwoord voor U zijn, maar
dat ligt aan de situatie.
De heer Hartstra heeft een opmerking gemaakt over
de aankondiging van het Bouwfonds in Wirdum. De
heer Van der Schaaf zal het goed vinden, als ik er op
antwoord als voorzitter van de plaatselijke commissie,
welke functie ik als wethouder bekleed. Bij het Bouw
fonds is het gebruikelijk bescheiden borden te plaatsen,
maar zijn propaganda voor het bouwen van woningen
geschiedt op een heel andere wijze.