2631
op heel grote parkeerterreinen en dan zal men van
daar met openbare middelen van vervoer naar de stad
moeten gaan. Dan kan men ook niet zoals tegen
woordig zo vele zakenmensen doen en waar ik wel eens
even op mag wijzen 's morgens, als men naar zijn
bedrijf in de stad is gereden, daar zijn wagen neer
zetten en die er pas 's avonds weer weghalen om naar
huis te rijden. Ik kan me er bijv. verschrikkelijk aan
ergeren, dat er op de Nieuwestad vijf reclamewagens
van een bedrijf op de wal staan, terwijl men deze toch
in de buitenwijken behoort te parkeren.
Als wij tijd krijgen om deze zaak eens uit te zoeken,
dan gaat het er mij in de eerste plaats niet om, nu
eens te kijken, waar dat nieuwe bodeterrein moet ko
men. Dit is op zichzelf nog helemaal niet zo eenvoudig.
Want als ik aan de heren, die deze motie hebben inge
diend, zou vragen, hoe groot dit terrein moet worden,
zullen zij dat niet weten. B. en W. weten het ook nog
niet. Op het gebied van de bodediensten voltrekt zich
de laatste jaren in vrij snel tempo een coördinatie. Hot
is nog niet zo heel lang geleden, dat Cornjum, Britsurn,
Stiens, Hijum, Finkum enz. een eigen vrachtrijder had
den. Die kwam 's morgens in Leeuwar den en bracht
men kent dit beeld wel zijn goederen rond in de
stad en dan ging hij bij de Oldehove staan vroeger
bij De Bleek en op andere plaatsen en dan ging hij
's avonds met de intussen daar gebrachte goederen
weer weg. Thans evenwel verdwijnt er praktisch iedere
week een dienst door coördinatie en het totaal aantal
wordt steeds kleiner. Onder leiding van Wethouder
Van der Schaaf hebben we in Arnhem en Nijmegen
speciale bodehuizen bezichtigd. Daar was men dan be
zig drie of vier auto's te laden. Die staan slechts vrij
korte tijd bij zo'n bodehuis, alleen om te laden en te
lossen. Er wordt dus voor dit doel in de toekomst
heel weinig parkeerterrein meer ingenomen, maar men
moet wel plaats hebben, waar de goederen opgeslagen
kunnen worden. Die kant gaat het uit, want het ma
terieel is te duur om het een gehele dag ergens te la
ten staan. In de toekomst zullen we steeds kleiner
bodeterrein nodig hebben. Onze gedachten zijn uitge
gaan naar het terrein van de oude veemarkt, om twee
redenen: le. Het zou een uitwijkmogelijkheid zijn om
eens te zien, wat er met het aantal bodediensten in de
toekomst gaat gebeuren. 2e. Het heeft een overdek
king, waaronder goederen opgeslagen kunnen worden.
Het inrichten van een goederenbewaarplaats behoeft
in dit geval dus weinig te kosten. Er worden n.l. goe
deren naar het terrein gebracht, die daar een plaats
moeten hebben, zolang de vrachtauto's er nog niet zijn.
Men moet zich in de toekomst niet meer een bode
terrein denken, dat de gehele dag vol staat met vracht
auto's. Die komen daar één of twee keer per dag om
goederen te brengen en op te halen. Ik zou dus heel
blij zijn, als de zaak nu eens opnieuw wordt bekeken.
Ik geef U de verzekering, dat dit probleem over een
aantal jaren heel anders ligt dan op het ogenblik.
En ik geloof, dat we toch ook even stil moeten
staan bij de functie, die dit onderdeel van het bedrijfs
leven voor de stad heeft. Daar is vanavond nog niet
over gesproken, maar die functie moet men ook niet
al te laag aanslaan. Het gaat hier om een zeer be
langrijk vervoer van en naai' de stad. Dat is ook in
het belang van de centrumfunctie. We moeten deze
aangelegenheid dus niet alleen uit verkeersoogpunt be
zien; ze is werkelijk ook voor de stad wel van belang.
De heer Van der Veen: Ik begrijp de laatste rede
nering helemaal niet, want die belicht het probleem
ten gronde en wij hebben het er nu alleen maai' over,
of we de motie moeten aanhouden of inslikken, of
stemmen. Ik heb helemaal geen behoefte aan de toe
gezegde nota. Ik begrijp er uit het betoog van de Wet
houder, die het over de nota gehad heeft, ook alleen
maar van, dat die nota geen andere functie heeft dan
het standpunt weer te geven, dat B. en W. hebben in
genomen en blijkbaar ook halsstarrig vasthouden. Dat
is iets heel anders dan wat de andere Wethou
der gezegd heeft. Die meent, dat de zaak op
nieuw bekeken moet worden. Ik heb echter begrepen,
dat de Raad in zijn geheel zich op hot ogenblik niet
rijp acht tot een oordeel en blijkbaar de Wethouder de
gelegenheid wil geven zijn standpunt binnen drie maan
den nog eens met de nota nader te adstrueren. Ik ben
dus wel bereid de stemming dan maar aan te houden
tot na die nota.
De Voorzitter: Er valt over dit onderwerp natuur
lijk heel veel meer te zeggen dat weten we allemaal
wel en ik geloof, dat ook over de redactie van deze
motie wel het een en ander te zeggen valt. B. en
W. worden uitgenodigd het bodeterrein te verplaatsen.
B. en W. hebben echter niets te verplaatsen. Zij deb-
ben te komen met een voorstel bij de Raad, maar zo
staat het hier niet. Ik meen, dat het verstandig i.-. op
het ogenblik hier over uit te scheiden en het voo stel
van B. en W. te volgen. Ik zou de Raad dan ook willen
vragen dit te doen. Ik wil er wel aan toevoegen, dat
ik mij persoonlijk heel best kan voorstellen, dat dc
Raad zo langzamerhand zijn geduld kwijt raakt. Ik
zelf had ook heel graag gezien, dat, zodra het terrein
van de oude veemarkt ontruimd zou zijn, de werk
zaamheden voor een andere bestemming daar zouden
zijn begonnen. Dat is ook altijd de opzet van het Col
lege geweest. De gang van zaken is de Wethou'lei-
heeft het al verklaard vertragend geweest en dat
vinden wij ook jammer. Dat wil ik wel duidelijk uit
spreken. Maar dat ligt nu eenkeer zo. Mag ik nog
maals vragen, of de Raad zich met de door mij
uitgesproken gedachte kan verenigen? Zo niet, m
geloof ik wij moeten tenslotte uit deze zaak ko
men dat het het beste is hierover maar te stemm n.
De heer Spiekhout: Ik wil alleen zeggen, dat wij
niet voor het argument „dwangpositie door tijdgebrek",
als dat over drie maanden in de nota zou voorkomen,
zullen zwichten. Er werd zonet al gezegd, dat de ijd
dringt. Dc verantwoording voor het verspelen van drie
maanden tijd ligt bij B. en W.
De Voorzitter: Kunnen de andere ondertekenaars
er ook in meegaan, dat we dit punt aanhouden? (Men
antwoordt bevestigend.) Dan is het punt hiermee af
gedaan.
Dan heb ik nog ter tafel de motie betreffende de
overweg bij de Schrans. Ik geloof, dat partijen, als ik
het zo mag noemen, zich ook wel voldoende hierover
hebben uitgesproken. Ik mag even herhalen wat de
Wethouder heeft gezegd: Wij zitten te wachten op het
plan van de Spoorwegen. Daarvan zijn wij ook afhan
kelijk.
Willen de heer Santema c.s. deze motie handhaven?
(Men antwoordt bevestigend.) Dan is het het beste,
dat hierover gestemd wordt; we moeten tenslotte tot
zaken komen.
De hear Santema: Soe ik n.o.f. hwat by de foarigc
moasje bard is, ek wol efkes it wurd hjiroer hawwe
meije Ik. ünthjit Jo, dat ik koart wêze sil.
De hear Spiekhout hat sein, dat de omstannichheden
makke hawwe, dat wy yn de 15 jier, hwer't ik it oer
hawn haw yn earste ynstansje, mei dizze saek noch net
fierder binne en dat it gjin kwesje is fan bilied fan
B. en W. Nou kin ik my eigentlik net foarstelle, dat
de omstannichheden B. en W. net in bilied oplizze soe-
ne. Neffens my moatte se har oanslute by alle omstan
nichheden, om foar üs gemeente it meast helbere to
hel jen. Dus foar safier bin ik it dér net mei iens. Hwan-
near't de hear Spiekhout hjir forklearret, dat de moasje
eigentlik gelyk stiet mei in moasje fan wantrouwen,
dan moat ik dochs earlik sizze, dat hy dat der nea ut
léze kin. Hwerom hawwe wy dy moasje yntsjinne?
Just op groun fan it feit en dat is in üngelokkige
situaesje dat de fortogen fan leden fan de Rie oer dit
fraechstik oer in perioade fan 15 jier, nettsjinsteamle
tasizzingen fan B. en W., noch nea honorearre binne.
En it mei foar B. en W., soe ik sizze, in reden wê-;e
om dizze moasje wol ta harren to nimmen. Hjir is
troch de Wethalder forklearre, dat de N.S. to biset
binne. Mar hwat haw ik hjir ek faek it lüd heard, dat
Gemeentewurken to biset is. En üt de antwurden yn
de blomlêzing dy't ik hjir fan'e middei halden haw,
hat ek wol bliken dien, dat dizze twa forskillende fa-
setten suver om bar troch B. en W. brükt binne. En
dêrom haw ik hielendal gjin bihoefte en ik hoopje
ek de oare ündertekeners net om dizze moasje yn
to lüken.
-BT 32.
De Voorzitter: Ik geloof, dat we hier dan maar een
stemming over moeten houden. Ik ben het bepaald niet
eens met de heer Santema, dat het geen motie van af
keuring zou zijn. Ik zal de motie-Santema c.s. nog even
voorlezen: ,,De Raad; van mening, dat het overweg-
vraagstuk niet de nodige voortvarendheid bij het Col-
leg evan B. en W. heeft genoten, spreekt zijn teleur
stelling over dit beleid uit en nodigt B. en W. uit in
het komende jaar met een uitgewerkt plan te komen."
De motie-Santema c.s. wordt verworpen met 23 te
gen 12 stemmen, die van de heren Volbeda, Kingma,
Heiilinga, Ir. van Balen Walter, Weide, Santema, Boom-
gaardt, Mr. van der Veen, Miedema, G. de Vries, Bos-
graaf en K. J. de Jong.
De heren Heetla en Jellema waren tijdens deze stem
ming afwezig.
Aan de orde is de begroting van het Openbaar
Slachthuis en de Veemarkt.
Dc; hear Miedema: Mei it each op it tokoart by dit
bidriuw soe ik de Wethalder freegje wolle, oft der mei
de „Frieslandhal" net hwat mear dien wurde kin as
hjoed-de-dei bart. Ik tink byg. oan sporteveneminten.
Op de freedsmerk yn Ljouwert kin oars net forhan-
nele wurde as merkfé. Hannel yn eksportfé is troch de
féartsenijkundige tsjinst forbean. Nou is lykwols, bi-
nammen yn Fryslan, wol bilangstelling foar in merk,
hwer't eksportfé forhannele wurde kin. Men siket ek
yn de eksporthannel nei wegen om dit minoftomear to
organisearjen. En ik leau, dat üs nije fémerk hjir in
middel wêze kin. De hear Van der Born, Ynspekteur
fan de Féartsenijkundige Tsjinst, hat by de iepening
fan de „Frieslandhal" dér ek oer sprutsen. Hy hat de
eask steld, dat eksportmerken op in aparte merkdei
halden wurde sille. Nou kin men stelle, dat it net in
taek fan B. en W. is in aparte merkdei to kréearjen.
Mar dat is foar my noch de fraech. Ik mien, dat de
gemeente Ljouwert in great bilang hat by in yntenser
gebrük fan de „Frieslandhal". En dêrom soe der ek
neat op tsjin wêze, dat de Wethalder ris kontak.t op-
naem mei de organisearre fé-eksporthannel om hjir in
proef to nimmen. Men soe miskien ek ris op in moan-
dei mei in aparte eksportmerk probearje kinne. Dan
soe it yn de „Frieslandhal" stean bliuwe kinne oant it
eagenblik, dat dy foar de freedsmerk wer leech makke
wurde moat. Ik wit net, oft de gedachten fan de Wet
halder dizze rjochting ütgien binne, as der alteast kon
takten mei de eksporthannel west hawwe. Oars wol hy
miskien syn gedachten nou noch ris oer dit punt gean
litte en eventueel kontakt mei de hannel opnimme.
De hear Ilartstra: It forbouwingsplan foar it Slacht-
liüs is yn it bisit fan B. en W. Wy hawwe yn de parse
lêi.e kinnen, dat dor yn it Slachthüs troch gebrek oan
romte swierrichheden komme. Yn it oanbiedingsbrief
stiet, dat it bouplan yn de rin fan dit jier mooglik wol
yn de Rie komt en yn it bigjin of yn de rin fan 1964
ïealisearre wurde sil. Ik soe der eigentlik dochs wol
by B. en W. op oantrune wolle, dat dit, ek mei it each
op de swierrichheden, dy't men by it bidriuw dus nou
al hat, ek sa gau mooglik bart.
De heer Pols (weth.): De heer Miedema sprak over
het tekort op de dienst. Inderdaad, dat is er nu een
maal. En er zal ook van alles gedaan moeten worden
om het te verlagen. Maar we draaien nog maar pas.
De heer Miedema wil het zoeken in de richting van
de sport. Nu brengt de sport de Wethouder van de
Sportzaken moet de oren maar even dicht doen in
de regel geen grote kapitalen op. Wij doen echter op
het ogenblik wel alle mogelijke moeite om tot evene
menten te komen. Naar een exportmarkt hebben we al
op meerdere plaatsen geïnformeerd, maar ook in ver
band met de E.E.G. en gezien de eisen van de veteri
naire dienst, kunnen we daar zo maar niet plotseling
mee beginnen. Op verschillende punten zal nog aan
passing moeten plaats hebben. Er moeten ook van de
kant van Den Haag eerst nog bepaalde maatregelen
genomen worden, voordat een exportmarkt te realiseren
is, maar wij hebben dit punt dus in studie en wij heb
ben hierover al meerdere keren, ook met vee-expor
teurs, gesproken. Dus dit heeft de volle belangstelling.
En ik hoop van harte, dat hier iets „uit" komt. De heer
Miedema vraagt: „Is dit nu wel een taak voor het
College?" Inderdaad. Het wordt wel degelijk als zo
danig gezien. B. en W. zullen op alle mogelijke manie
ren proberen iets in het belang van deze markt en de
hal te doen. Maar U voelt wel, dat dit in de winter niet
best gaat. De verwarming is een probleem. Festijnen
kunnen niet worden gehouden. Een Frisiana zal nooit
kunnen worden herhaald, want op vrijdag is het terrein
nodig voor de veemarkt. Alles wat zou worden onder
nomen, zou precies tussen de vrijdagen moeten gebeu
ren. In september wordt er een grote landelijke honden
tentoonstelling gehouden. Die kan nu in Leeuwarden
worden aangetrokken, omdat de Frieslandhal daar ge
schikt voor is. Laten we hopen, dat we meer zulke
evenementen krijgen. Op het idee, dat Dr. Born op de
openingsreceptie opperde, hebben we direct gereageerd.
De directeur heeft er onmiddellijk werk van gemaakt.
In verband met de verbouwing van het Slachthuis,
waarover de heer Hartstra sprak, wil ik vooraf nog
even een mededeling doen. Vandaag is de 10.000e koe
van dit jaar in het Slachthuis om het leven gebracht.
Dit is, hoewel ik me kan voorstellen, dat die koe het
niet prettig vond, een historisch gebeuren. Het is nog
nooit eerder gebeurd, dat er 10.000 koeien in één jaar
zijn geslacht. Hoewel de heer Hartstra op het moment
niet aanwezig is (Stem: Vanwege een hoestbui.), zal ik
toch maar even vertellen, dat het plan voor de verbou
wing klaar ligt. Maar er is iets tussen gekomen. Een
belangrijke exportslager, die op het ogenblik nog in de
provincie slacht, wil naar Leeuwarden. Daardoor zal
het plan veranderd moeten worden. En daar wordt nu
weer aan gewerkt. Ik ben dus maar blij, dat we nog
niet met de verbouwing bezig zijn, want het is voor het
Slachthuis belangrijk, dat zo'n exportslagerij naar Leeu
warden komt. Deze zal zo is het plan het abat
toir gebruiken op dagen, waarop onze dienst het niet
zo heel druk heeft met andere slachtingen. Deze slage
rij kan dus goed ingepast worden. Maar daar wacht de
verbouwing op.
De hear Hartstra: Ik bied myn forüntskuldiging
oan, dat ik by de biantwurding troch de Wethalder
net oanwêzich wie.
De Voorzitter: U is al verontschuldigd, mijnheer
Hartstra.
De hear Santema: Oanheakjend op de bitreffende
wurden fan de Wethalder, soe ik efkes dizze fraech
stelle wolle: Soe hy mei gauris de leden fan de Kom-
misje fan bystan fan it Slachthüs en de Fémerk yn-
ljochtsje wolle oer hokker slachter hy it hie? Ik bin
tofreden mei in brief.
De heer Weide: Ik heb met genoegen van de heer
Pols gehoord, dat een onderzoek naar allerlei mogelijk
heden, welke de Frieslandhal biedt, gaande is. De heer
Miedema heeft een bijzonder goede suggestie gedaan
t.a.v. de E.E.G.-markt. (Zo mag ik deze exportmarkt
wel noemen.) Ik heb voldoende vertrouwen in de heer
Pols, dat hij dit wel zal onderzoeken, maar ik geloof
toch, dat het duidelijker is ik heb het hem al eens
eerder gezegd nog eens in het openbaar mede te
delen, dat er ook wel andere mogelijkheden zijn voor
deze hal. Er is een folder, die speciaal gemaakt is voor
deze markt, maar ik zou graag een andere folder heb
ben van deze hal. Die folder zou ik aan de man willen
brengen bij die instanties in ons land, waar wij de
mogelijkheden van de vlakke ruimte in deze hal kun
nen voorleggen. Ik wil met name noemen de Hippische
Sportbond, die springconcoursen houdt, zoals die vorig
jaar in Appingedam hebben plaats gehad en die dit
jaar in Zuidlaren zullen worden gehouden. Ik denk in
dit verband ook aan de hal in Meppel, die jaarlijks met
bijzonder groot succes gebruikt wordt voor de veiling
van stamboekvarkens. Dit zou dus een suggestie kun
nen zijn voor het Friesch Rundvee-Stamboek, die hier
veilingen van rundvee zou kunnen houden. Ik denk aan
schapentcntoonstellingen. Ik denk aan teenager-shows.
(Gelach)
Dit zijn dus een aantal suggesties en ik geloof stel
lig, dat het gebruik van de hal voor doeleinden als door
mij aangegeven, er mede toe zou kunnen bijdragen de
rentabiliteit van deze Frieslandhal, die wij rustig de