32
daar bij de zeer krappe arbeidsmarkt niet geheel aan
te ontkomen en bovendien is bij de Reiniging heel moei
lik personeel te krijgen. Men moest die dienst eigenlijk
een andere naam kunnen geven. Ik heb het vanavond
al eens eerder gezegd: er is maar één mogelijkheid en
dat is meer mechaniseren en dan kan men ook perso
neel aantrekken, dat daarvoor voelt en dat daarin past.
U weet, dat alles gedaan wordt en we hopen dan ook
al vrij gauw met voorstellen te komen; het moet echter
financieel natuurlijk ook passen.
De heer Ytsma vraagt ook: Hoe komt het nu met
het voorstel i.z. de vuilafvoer? Ik zou de leden van de
Financiële Commissie en de Commissie van bijstand
voor de R.O.D. willen zeggen, dat het ons niet mogelijk
was nog in deze drie dagen met een voorstel te komen.
Als een voorstel bij de Raad komt, dan moet dat ook
door de partner van de Gemeente bekeken worden.
Daar komt juridisch ook nog het een en ander aan te
pas en deze zaak heeft pas verleden week dinsdag ge
speeld. Wij zagen dus geen kans dit voorstel verleden
week al de deur uit te krijgen en we konden de Raad
eigenlijk ook niet overvallen met dit voorstel. Dan had
men praktisch geen tijd gehad om het nog geheel door
te nemen. Daarom hebben wij gezegd: Laten we dan 8
januari met dit voorstel in de Raad komen. Ik wil er
nog even bij zeggen en dan begrijpen de heren wel,
wat ik ermee bedoel dat dit zou kunnen inhouden,
dat het plan duurder wordt en niet, dat het wat duur
der wordt. Er is inmiddels ook contact opgenomen met
de directeur en er is gezegd: Wij gaan hiermee naar de
Raad, want uiteindelijk hadden wij vóór januari toch
nog geen bestelling kunnen doen; het plan moet ook
nog naar G.S.
De heer Ytsma heeft ook gesproken over de verbran
dingsoven. Dit onderwerp is op het ogenblik bij de Di
recteur der Energiebedrijven in studie. Voor deze oven
is natuurlijk brandstof nodig en verleden jaar was het
vanwege de gasprijzen niet mogelijk er gas voor be
schikbaar te stellen. Daar komt nog bij, dat men die
ovens moet installeren in nieuwe woningen, want in
bestaande woningen geeft dit nog wel enige moeilijk
heden. In Amerika is er al veelvuldig sprake van, dat
in de toekomst ieder voor zich het huisvuil gaat ver
branden. Ik hoop, dat we er ook hier binnenkort iets
verder mee kunnen komen.
De heer Spiekhout heeft gesproken over de samen
werking met de andere gemeenten. Ik geloof, dat voor
ons als grote producent die buitengemeenten, gezien de
hoeveelheden vuil, die deze opleveren, en het vervoers
probleem, dat er aan te pas komt, niet interessant zijn.
In de besprekingen viel wel te constateren, dat zij
meer om ons verlegen zijn dan wij om hen. En het zal
U straks ook uit het voorstel blijken, dat wij denken 10
jaar gedekt te zijn. De mening van het College en
niet alleen van het College, maar ook van deskundigen
daarbuiten is, dat dit vraagstuk nog lang niet in de
finesses is opgelost en dat wij ons niet voor zeer lange
tijd moeten binden, omdat een betere oplossing altijd
in de lucht hangt. Ik denk hier bijv. maar aan de ver
brandingsovens. Op het ogenblik zijn we voor het finaal
verbranden van het vuil nog een te kleine stad. Men
moet de warmte die vrij komt, produktief maken. En
dat gelukt hier niet. Dit is een zaak, die nog helemaal
in beweging is, ook in het buitenland. In Duitsland en
Engeland worstelt men met ditzelfde probleem. Het
eigenaardige is, dat men eigenlijk overal in de wereld
nog vuilstorting toepast, iets wat wij nu net niet mo
gen. Ik heb wel vaker gezegd, dat ik het zeer merk
waardig vind, dat de gemeente, die het ons onmogelijk
maakte, nu bij ons aanklopt met de vraag: ,,Wat gaan
jullie in de toekomst doen? Wij storten nog steeds en
daar kunnen we op den duur ook niet mee doorgaan".
De heer Spiekhout heeft gevraagd: Zijn beerputten
schadelijk of overbodig? Dit is wel een zeer technisch
vraagstuk. Het ligt in de bedoeling, dat wij in overleg
met Openbare Werken gaan uitzoeken, waar aansluiting
op de riolering mogelijk is. De heer Spiekhout zegt:
Dat gaat geld kosten. Inderdaad, dat zullen de des
betreffende huiseigenaren moeten betalen. Er is een
potje, waaruit een premie gegeven kan worden. Het is
mogelijk, dat we, als zeer velen aansluiting op het
riool krijgen, dat potje op de een of andere manier eens
wat groter maken. We hebben dus vóór, dat het aantal
tonnen gaat verminderen; dat is in dezen heel belang
rijk. (De heer Spiekhout: Het gaat niet om de ton
nen, maar om de aansluiting van de nu bestaande
closets.) Die blijven gewoon op de beerputten werken,
want die beerputten lozen nu ook op de riolering. (De
heer Spiekhout: Als we straks een zuiveringsinstal
latie hebben, kan het dan zo niet meer?) Waarom
niet? (De heer Spiekhout: U hebt het misschien niet
goed begrepen. Er was gevraagd, of beerputten scha
delijk zijn, omdat zij het functioneren van het riool
waterzuiveringsstelsel zouden verstoren.) Ik zie die
moeilijkheid niet, maar ik zeg erbij, dat ik op dit tech
nische gebied ook niet deskundig ben. (De heer Spiek
hout: Maar U hebt toch zelf gezegd, dat een voor
stel tot verplichte aansluiting van de waterclosets op
het rioleringsstelsel wordt voorbereid.)
De Voorzitter: Mijnheer Spiekhout, wij maken ons
daar geen zorgen over.
De heer Spiekhout: Er is dus toch niet een voor
stel in voorbereiding, begrijp ik.
De Voorzitter: Neen.
De heer Pols (weth.)De heren Venema en Klijn-
stra heb ik intussen al beantwoord.
De heer Kamstra vraagt, of het inderdaad waar is,
dat Leeuwarderadeel het contract (werken voor derden)
heeft opgezegd. Inderdaad, maar toen stonden de be
doelde cijfers al op papier.
De heer Ytsma: Nog even een korte opmerking
n.a.v. wat mijn partijgenoot Venema zonet gezegd
heeft. Ik zo niet graag willen onderschrijven, dat het
een goed systeem is, om zich als directeur nadat men
zich enkele malen tot het College en tot de Wethouder
heeft gericht bij wijze van noodsprong zo zou men
het toch kunnen noemen maar tot de pers te wen
den. Ik weet uit ervaring, omdat ik lid van het G.O.
ben, dat bepaalde verbeteringen in de salariëring van
het personeel van de R.O.D. per se niet door deze alar
merende berichten in de krant tot stand gekomen zijn.
Ik wil dit toch wel even accentueren, omdat eigenlijk
wel de indruk zou kunnen worden gewekt, dat, als
men zich maar tot de pers wendt, de zaak wel aan
het rollen gaat en in orde, komt.
De heer Venema: Ik heb gezegd: psychologisch was
het niet juist, maar verklaarbaar was het voor mij wel.
De heer Pols (weth.): Ik kan de heer Kingma wel
zeggen, dat het vraagstuk van de oventjes in studie is.
Als door de verbranding een te grote luchtverontreini
ging optreedt, kan het niet. Het gaat er om, dat het
vuil dan ook volledig wordt vernietigd.
De kwestie van de beerputten is ik heb het zopas
gezegd technisch. De reacties zijn overal verschil
lend. De deskundigen zullen dit, dacht ik, wel uitzoeken.
De begroting van de Reinigings- en Ontsmettings-
dienst wordt z.h.st., overeenkomstig het voorstel van
B. en W., vastgesteld.
De Voorzitter: Ik verdaag de vergadering tot mor
genmiddag 2 uur.
33
Raadsvergadering van 19 december 1963,
(vervolg van de vergadering van 18 december 1963)
des namiddags 2 uur.
Aanwezig: 36 leden.
Aiwezig: de heer Ytsma.
Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen,
burgemeester.
De Voorzitter heropent de vergadering.
Aan de orde is de begroting van de Openbare Werken.
De hear Miedema: De hear Wethalder hat by de
biantwurding fan dc opmerkingen fan de hear Kam
stra oer it Tünbousintrum Goutum al ütinoar set, hwat
der bard is en hwerom it hwat fortraging hie. Dat sille
wy dus akseptearje moatte, krekt as by in hiele bulte
oare dingen, dy't wy under eagen krije. It komt op'en
düi wol yn oarder, mar it giet net sa hurd. Yn it
seksjerapport wurdt de suggesty oerbrocht om foar
de Hinders de boer op to gean. En dér is it Kolleezje it
net mei iens. Yn it antwurd diele hja mei, dat hja in
list oanlizze litten hawwe fan tünders yn Ljouwert,
dy't op'en dür har lan kwyt reitsje. En op groun dêrfan
sizzehja: Wy hawwe hjir gjin bihoefte om tünders fan
earne oars wei oan to lüken. It Kolleezje sil it wol mei
my iens wêze, dat in list fan tünders dy't har groun
kwyt reitsje, noch hwat oars is as in list fan tünders
dy': strak nei Goutum geane. Al jicrren lyn is men
bigoun to praten oer it Tünbousintrum Goutum en
sunt dy tiid binne der al hiel hwat tünders üt Ljouwert
fordwoun. Dus de kans, dat de tünders nei Goutum
geane, is der net mear. It is tigc de fraech, oft it
Tünbousintrum Goutum realisearre is, foardat de tün
ders, dy't hjir nou noch yn Ljouwert sitte, forlet hawwe
fan in oar plak. Hjirby komt, dat hast yn alle ge
meenten yn Noard-Fryslan in tünbousintrum stifte
wurdt. Mei in frij greatc wissichheit is to stellen, dat
de kosten dêrfan leger lizze sille as yn Goutum, omdat
de grounkosten by de stêd heger binne as dêr. Dei-
komt noch by, dat groun, dy't fan aids bougroun is,
foaral de earste jierren geskikter foar tünbou is as
de greide yn Goutum. Neffens it bistek, dat wy der
fan sjoen hawwe, is der to'n earsten plak foar 25 tün
ders. Ik soe it hielendal net sa frjemd fine, as it Kol
leezje om to bigjinnen ris bisocht in groep fan 10 of 15
üt it Westlan of in oar tünbousintrum yn Nederlan
oan to lüken. Rint dat n.l. ienkear, en soe dat goed
foldwaen, dan hiene wy mear kans, dat de Ljouwert er
tünders der strak by stappe.
In oare fraech: By riedsbislüt fan novinber 1962
hawwe wy de earste groun oankocht foar dit tünbou
sintrum en dêrby is de fraech steld: Hat de Wethalder
ek neigien, oft it provinsiale ynstitüt foar de bifoar-
dering fan tünbou yn Frysl&n ek bits jutting hat foar
it tünbousintrum fan de gemeente Ljouwert. Doe wie
it antwurd fan de hear Wet hélder: Dat kinne wy nou
noch net bisjen, mar wy binne op üs iepenst. Dat is
in goed jier lyn. Ik woe wol ris witte, hoe fier it der
nou mei is. Is it Kolleezje op syn iepenst Is der al
mear bard? Sa't forskate leden fan de Rie miskien
wol opmurken hawwe, wie op de Frisiana in stand fan
it Tünbou-üntwikkelingssintrum Fryslan. Dêr waerden
kieaze folders ütdield, hwerop alle tünbousintrums yn
Fiyslan foarkamen. Mar dat fan Ljouwert wie der net
by, wie der net by oansluten. En dat muoit my. Ik
leau, dat wy hjir in tünbousintrum stifte wolle, dat
de Gemeente uteraerd jild kostje sil. Der sil in ünrin-
dabele top óf moatte, mar dan moat der dochs pro-
bearre wurde, dat sa goed mooglik to realisearjen. En
as wy dan, troch üs by dat Tünbou-üntwikkelingssin
trum oan to sluten, ek noch finansjele foardielen foar
de eventuele tünders bihelje kinne, dan woe ik ek wol-
ris witte, hoe't it mei dat plan stiet.
De hear Hartstra: Yn it oanbiedingsbrief fan dizze
bigreating stiet, hwat bitreft de forbettering fan de
Legedyk: „Alhoewel met het ontwerpen van plannen
voor de verbetering van beide wegen vorderingen zijn
gemaakt, zijn we nog niet in staat U de uitgewerkte
plannen voor te leggen." Der is troch in pear leden
frege, hoefier it dan wie en oft it Kolleezje ek sizze
koe, hwannear't dit plan foar de forbettering fan dizze
wegen klear wêze soe. En dan stiet der as antwurd:
„Wij verwachten, dat de verbeteringsplannen voor de
Legedyk op korte termijn gereed zullen zijn. Het plan
voor de Lekkumerweg zal echter nog wel een half jaar
vergen." Nou giet it my op it eagenblik eigentlik al-
linnich om de Legedyk. De foarige bigreatingsgear-
komst yn april koe ik troch bidriuwsomstannichhcden
net meimeitsje, mar ik haw al yn de seksjegearkomste
west. Dêryn hawwe wy ek oer de forbettering fan
dizze Legedyk in fraech steld. Foar it antwurd moat
ik dus weromgripe op de mem.f.a. fan it tsjinstjier
1963. Dat is juster al faker bard. It wie miskien foar
B. en W. better, dat wy dy foarige mem.f.a. maar for-
brannen, dan koene wy der net op weromkomme. Yn
it seksjerapport stie doe: „Ook vroegen enkele leden
naar de door hen toegejuichte plannen tot verbetering
van de Legedyk. Hoe wordt het profiel van deze weg?"
En yn it antwurd stie: „Er is een plan voor deze weg-
verbetering aan ons voorgelegd. Dit plan behelst o.m.
het aanleggen van een rijweg ter breedte van 7 m,
een groenstrook, onderbroken door parkeerhavens ter
breedte van 2.40 m en trottoirs ter breedte van 2.30 m.
Wij hebben ons standpunt over genoemd plan nog niet
bepaald." Wy krije nou eigentlik de yndruk, dat der
figuerlik sprutsen in lek is yn de portefeuille fan
Iepenbiere Wurken. Ik soe graech antwurd hawwe op
de fraech, hoe't it mooglik is, dat der nou allinnich
noch mar plannen binne, wylst dy yn april fan dit jier
eigentlik al ré wiene.
De heer Volbeda: Ik wilde graag nog even terug
komen op wat hier gezegd wordt over de Lekkumer
weg. Er is wel vaker over gesproken in deze vergade
ring en ik krijg wel eens een klein beetje het idee,
dat men de functie van deze weg misschien wat onder
schat. Ik wil niet beweren, dat het een invalsweg is
van Leeuwarden, maar ik geloof, dat deze weg naast
de grote invalswegen toch wel één van de belangrijkste
wegen is. Ik heb op een morgen een paar keer
geconstateerd, dat daar op de fiets heel wat passeert.
Daarnaast is dit een weg, waar ook nog vrij geregeld
auto- en busverkeer plaats heeft. Ik zou daarom het
College toch wel ernstig willen vragen deze weg nog
eens goed te bekijken en zo vlug mogelijk voortgang
te maken met de verbetering en verbreding daarvan.
De heer Heidinga: Ik wilde nog wel even een in
lichting hebben over de vernieuwing van de walmuren
aan de Tuinen. Op een desbetreffende vraag in het sectie
rapport wordt geantwoord: „Gelet op de uitslag van
een gehouden openbare aanbesteding, verwachten wij
niet, dat dit spoedig zal worden uitgevoerd." We zul
len toch niet ten eeuwigen dage met die op instorten
staande walmuren en met dat hek daar kunnen blijven
zitten. Dit komt ook de leefbaarheid van de stad niet
ten goede, dunkt mij. Wat denkt het College daarvan?
Zou het wij leven in een tijd van stijgende lonen en
prijzen, waarmee wij toch rekening moeten houden
niet beter zijn, dat wij als het anders niet gaat, er wat
geld tegenaan gooien uit de reserve van Openbare
Werken? Ik zou daar toch wel graag iets meer van
willen weten.
De heer C. de Vries: In de sectie is gevraagd, welke
de reden was, dat het zo lang duurt, vóór de Pieter
Stuyvesantweg en het verlengde daarvan, de Aldlans-
dyk tot het Oostergooplein, gereedkomen. Daarop heeft
het College niet geantwoord, wèl op het tweede deel
van de betreffende vraag. Er is mij op bepaalde wijze
ter ore gekomen, dat hier een gebrek aan materialen
zou zijn en dat men t.a.v. die materialen tot een an
dere oplossing moest komen. Mijn vraag is: Is het
daarbij nu toegepaste materiaal dan wel van dezelfde
kwaliteit of zullen er zich bij deze weg op den duur
een aantal moeilijkheden kunnen voordoen?
De heer J. de Jong: Ik had in de sectie de vraag
gesteld, of niet beter tot demping van de Tuinen kon
worden overgegaan, als de aanbestedingssom tegen
viel. B. en W. schrijven in hun antwoord: „Wij delen
deze mening niet.", wat ik ook wel had verwacht. Ik
heb het genoegen enige malen per dag langs de Tuinen