34
te fietsen. Daar staan dan auto's voor de zaken te
lossen of te laden en als er dan nog wat verkeer langs
komt, dan zit het daar raar in de knoop. Gezien de
duurte van het herstellen van de walmuur, leek dem
ping mij toch wel het beste. Ik geloof echter, dat mijn
stem in deze Raad die eens roepende in de woestijn is.
Ik zou zeggen: Gooi de Tuinen maar helemaal dicht,
dan zouden we ei' een mooi parkeerterrein van kunnen
maken voor de Voorstreek. Maar ik denk, dat deze
redenering in de Raad ook geen weerklank vindt. (De
Voorzitter: Een speeltuin dan?) Voor een speeltuin
is het een beetje te veel midden in de stad.
De heer Kingma: Het rooien van bomen gebeurt op
het ogenblik op grote schaal. Ik kom uit een dorp in
een zeer bosrijke omgeving en nu gaat het mij heel
erg aan het hart. als ik die monumentale bomen zie
vellen. Het is n.l. niet een kwestie van: we zetten er
het volgend jaar wel weer bomen neer, want dan ko
men er armetierige jonge boompjes, die natuurlijk
niet halen bij de monumentale bomen. Nu weet ik
overigens wel, dat men van oordeel kan zijn, dat een
bepaalde boom, die zijn volle wasdom heeft bereikt,
omgehakt moet worden. Ook in de pers wordt op het
vellen van bomen nogal scherp gereageerd. Ik ben
geen bosbouwkundige en ik kan niet bezien, of het
nodig is en om welke redenen het gebeurt, maai' als
het nodig is, dan is het toch op zijn minst ook nood
zakelijk, dat het College eens even de redenen wereld
kundig maakt. Ik zou er ook op willen aandringen, in
Leeuwarden, dat niet zo rijk bedeeld is met bomen en
bos, toch wel erg zuinig te zijn op dc monumentale
bomen.
De heer K. J. de Jong: Ik heb eigenlijk wel be
hoefte nog even iets te zeggen over de vraag in het
sectierapport over verstarring in de woningbouw. Na
wat we hier eergisteren over gehoord hebben, zal ik er
niet zoveel van zeggen, maar ik heb er toch wel be
zwaar tegen, dat de term „verstarring in de woning
bouw" is gebruikt en dat men nu van de zijde van het
College stelt, dat men met de nieuwe plannen beoogt
een na de oorlog ontstane verstarring in de woning
bouw te doorbreken. In het sectierapport wordt ge
vraagd, of het wel redelijk is, dat die term t.o.v. de
tot nu toe uitgevoerde bouwplannen, m.n. wat het
huurpeil betreft, wordt gebruikt. En dan wordt ge
vraagd: Is hier met „verstarring" de landelijke of de
plaatselijke situatie bedoeld? De Gemeente is tot de
nieuwe methode van bouwen gedreven, omdat er geen
andere aanvaardbare oplossing was. Deze nieuwe me
thode is echter bepaald niet goedkoper dan de traditio
nele. En dan komt het antwoord: „Bij de beoordeling
van de huren dient uiteraard de gerealiseerde woon-
waarde in aanmerking te worden genomen." Datzelfde
element hebben we eergisteren in de discussie ook nog
wel gehoord. Van de kant van het College stelt men
dan: „Die woonwaarde doet het hem juist; daar stre
ven wij naar." En dat is door de Wethouder van Open
bare Werken gemotiveerd met een viertal punten. Hij
zei: „In de eerste plaats hebben we daar de lift, in de
tweede plaats is het leveranciersprobleem daar zo'n
stuk gemakkelijker, in de derde plaats is er geen in
kijk in de keuken en de slaapkamer en in de vierde
plaats is er een overdekte straat." Ik zou er dit nog
wel van willen zeggen: Laten we ons hier geen over
dreven illusies van maken. Aanvankelijk stond ons voor
ogen, dat bij de bouw van 4 en 7 woonlagen in de liften
ook de wagens van melkboeren, bakkers en slagers ver
voerd zouden kunnen worden. Maar wat is er nu in
middels uitgekomen aan realiseerbaar woongenot? De
liften zijn nauwelijks iets groter dan 1 m2; er kunnen
4 tot 6 personen in staan. Als men dus denkt, dat men
daarmee het leveranciersprobleem oplost, vergist men
zich m.i. radicaal. Dit wordt en blijft een probleem.
Als het gewoon personenliften zijn, dan moeten we wel
beseffen, dat we de huurders geen rad voor de ogen
moeten draaien en dat die hogere woonwaarde bepaald
niet zoveel hoger is dan die wij tot nog toe gehad heb
ben. (De Voorzitter: Dit punt is nu toch bepaald niet
aan de orde. De bespreking over dat plan is gisteren
uitgesteld. Komt U nu niet terug op een punt, dat we
gisteren afgedaan hebben.) Ik wil mijn betoog wel
bekorten, maar ik meen toch, dat ik op deze vraag te
rug mag komen, daar die in het sectierapport is ge
steld. (De Voorzitter: eigenlijk doen alle opmerkingen
die we vanmiddag hebben gehoord bij dit punt, niet eens
ter zake, want het gaat hier over de begroting van de
dienst, maai- niet over hoofdstuk VI. Nu houd ik er
niet van de besprekingen onnodig te hinderen en ik
heb de heren maar laten uitspreken, maar ik geloof,
dat we toch wel verstandig doen ons bepaalde grenzen
te stellen en niet over speciale onderwerpen, die op
een ontijdig ogenblik aan de orde zijn gesteld, te gaan
doorpraten.) Ik ben het met Uw zienswijze niet eens,
maar ik wil me daar wel bij neerleggen. Uiteindelijk
heeft U de leiding van de vergadering, maar ik meen,
dat wij, als wij in een sectievergadering iets aan de
orde gesteld hebben, het recht hebben daarop terug te
komen. Ik heb me wel even afgevraagd: Komt het bij
dit hoofdstuk te pas? Maar als ik zie, dat hier al vra
gen van allerhande aard de revue zijn gepasseerd, dan
meen ik, dat deze vraag er ook bij past. Tot slot mag
ik nog wel zeggen, dat deze bouw, ook wat de inkijk
betreft, geen verschil maakt met wat we tot nog toe
gebouwd hebben, want daar hebben we die inkijk ook
niet.
De hear Van der Schaaf (wetli.)Op de opmerkingen
fan de hear Miedema oer it tünbousintrum wol ik graech
noch efkes yngean. Hy hat de gedachte nei foaren
brocht, dat is miskien wol ris goed wêze koe, dat wy
hjir in oantal tünders lit it Westlan importearje
sille. Dat is to'n earsten myn miening noch net. Ik soe
it stelle wolle, sa as ik it juster ek sein haw: Wy moat-
te der op oan, dat wy sa gau mooglik in pear minsken
üt de stêd dêrhinne krije. Dat hoege direkt noch gjin
10 to wêzen. In stik as 3 is ek wol foldwaende, dan
komt de saek nei myn idé ek wol oan it rinnen. Nou
hat de hear Miedema ien kant biljochte, mar der is
ek in oare kant oan. En dat is dizze: Hy stelt dat
is syn goed rjocht dat de Gemeente der mar in
flinke ünrindabele top öfnimme moat; dêr is juster
ek oer praet. It sprekt fansels, dat it Kolleezje mient,
dat dy top, as it al net oars kin, dan sa lyts mooglik
weze moat. Dêr sil ek net folie biswier tsjin yn to
bringen wêze. Mar dan komme wy foar dit forskynsel,
dat wy oan de iene kant de minsken har püdtsje mei
skeaforgoeding jowe en har oan de oare kant delseue
op in plak, dêr't it üs noch ris jild kostet. Dat binne
dingen dy't by de bioardieling wol in rol spylje moatte
en hwannear't de Gemeente in ünrindabele top fan it
tünbousintrum öfnimme moat, dan is it üt in eachpuut
fan algemien bilang eigentlik allinnich mar to forant-
wurdzjen, as men dêrmei opfangt de minsken üt eigen
gemeente en dêr dus de skeaforgoeding oan harren
mei nei ündèren drukt. Hwant it is ek net sa bést to
fordigenjen, dat hjir in tünbousintrum stifte wurdt,
dêr't in heap jild by moat, hwerfoar wy minsken, dy't
op in oar plak yn Nederlan in bistean hawwe (hoewol
hja dat miskien net hanthavenje kinne) hjirhinne hel je.
Ik wol net ütslute, dat him dat net in kear foardwaen
kin, as de saek byg. oan it rinnen is en as it om dy óf
to rounen en to kompletearjen, nedich is dêr letter
noch ris in stik as hwat lju fan bütenüt by to nimmen.
Dan fait dêr wol oer to praten. Mar om hjir in tünbou
sintrum to stiftsjen, dat to'n goede komt oan minsken
üt in hiel oare hoeke fan it lan en dat greate finansjcïe
bidragen foarderje sil, dat is net in bilied, dêr't it Kol
leezje nou direkt enthousiast foar is.
Dan freget de hear Miedema eat oer de provinsiale
en regionale üntwikkelingsorganisaesje. Dêroer sprek-
kend soe ik sein hawwe, dat ik op myn iepenst bin en
hy hopet, dat dat noch sa is. Ik haw oan de skriuwer
fan dy foriening frege my ynljochtings to jaen en hy
hat op him nommen in konsept-stiftingsakte en in oi -
ganisaesjefoarm üt to stippeljen. Dêr wachtsje ik noch
op, mar üt bisprekkings, dy't datoangeande west haw
we, blykt wol, dat dit yn goede wil ütdrukt wol,
mar yn jild in hiel lyts bytsje foarstelt en dat dit yn
de fierste fierte net de ünrindabele top weinimme kin.
Dêrom, wy moatte wol op üs iepenst wêze en wy haw
we dat ek west, mar dat kin it net rédde.
De heer Volbeda meent, dat het belang van de Lek
kumerweg onderschat zou worden. Ik ben echter van
oordeel, dat het College dit op de juiste waarde schat.
Het gedeelte van de weg, dat de verbinding vormt tus
sen het dorp en de stad, is inderdaad voor talrijke
-35 LfQ
mensen van belang. En de bedoeling is dan ook, dat
dat gedeelte grondig zal worden verbeterd. Een plan
daarvoor kon door de eigen dienst niet tijdig worden
gereed gemaakt en daarom heeft het College besloten
dit buiten eigen dienst te laten doen. Wij zijn dus
wachtende op het gereedkomen van dat plan. De func
tie van de weg voorbij het dorp is uiteraard minder be
langrijk, ook al, omdat het beloop van deze weg niet
zo heel best is voor modern verkeer.
De heer Heidinga had het over de walmuren van de
Tuinen. De inschrijving daarvoor was, meen ik als
ik me enige percenten vergis, dan wil de Raad me dat
wel ten goede houden 60f/f boven de raming. En ik
durfde echt niet bij de Raad terugkomen om tot dat
pen entage verhoging van het krediet te vragen, zelfs
al hadden we dat voorstel drie maanden van te voren
aan de Raad kunnen toesturen. Dat is niet zo maar
op te lossen. Hoe moet dat nu Dit werk kan toch niet
ten eeuwigen dage uitgesteld worden. Dat is enerzijds
juist, maar aan de andere kant is het niet onmogelijk,
dat er in de loop van 1964 op het gebied van de wegen
bouw iets gunstiger klimaat ontstaat en wie weet, of
we dit werk toch nog kwijt kunnen voor een bedrag,
dat aannemelijk is. En wanneer die mogelijkheid zich
voordoet, zullen wij gaarne de vrijmoedigheid hebben
bij (Jw Raad terug te komen met een verhoging, die
eventueel acceptabel is, maar in de situatie van thans,
nu 'ie prijzen en de lonen ook in deze sector nog niet
zijn gestabiliseerd, lijkt het niet juist dit te doen. Ik
moet de heer Heidinga toegeven, dat het zo niet kan
doorgaan, maar dat is ook de bedoeling niet.
De heer J. de Jong zei: Dan de Tuinen maar dicht.
M; r dat kost ook heel wat! Daar zullen we nu maar
nii in den brede op ingaan. Dat kunnen we beter eens
doen, wanneer we het over het structuurplan binnen
stad hebben. Er is dus nota genomen van Uw hint om
dit probleem op te lossen.
De heer De Vries stelde een vraag over de Pieter
Stuyvesantweg en het daarop aansluitende weggedeel
te. Een van de redenen, dat deze nog niet gereedgeko
men zijn, is hem ter ore gekomen. In een bepaalde
pciode waren er geen gesorteerde hoogovenslakken (de
heer Heidinga zal mij wel verbeteren, als het fout is)
te krijgen. Daar heeft men een poos tegenaan
gehangen en toen is er door de dienst een op
lossing voor gezocht. Een van onze jonge in
genieurs heeft in Duitsland partijen ongesorteerde
hoogovenslakken bekeken en het is tenslotte gelukt
deze hierheen te krijgen. Het sorteren moest hier
nog gebeuren. Uiteraard heeft men mij er wel eens
over gesproken, maar ik kan daar geen ander verstan-
dig woord over zeggen, dan dat ik van de heren inge
nieurs, die zijn belast met de uitvoering van dit werk,
mag verlangen, dat ze er voor instaan, dat de kwaliteit
van de weg door toepassing van het gewijzigde pro
cédé even goed is als ze anders zou zijn. En op dat
punt ben ik door de dienst gerustgesteld. De weg is
dus alleen iets anders uitgevoerd dan in het bestek
stond.
Het is sinds jaar en dag hier in de stad gebruik, dat
wij de bomen alleen rooien, als ze bepaald hinderlijk
zijn om de één of andere reden of als ze gevaarlijk zijn
en ook door een verbouwing en dergelijke kan
een boom moeten sneuvelen. De richtlijn is pre
cies, zoals door de heer Kingma is bepleit. Wij
zijn wijs met iedere boom, d.w.z., wij, als ste
delijke gemeenschap, zijn blij met de bomen, die we
hii hebben (Stem: Ook met die in de Pelikaanstraat
en Ibisstraat?), maar en dat is een kleine afwij
kende tendens wij, als burgers individueel, zijn het
meest ingenomen met de bomen die voor eens anders
deur en huis staan. (De heer Van der Veen: Net als
met de wachthuisjes.) Precies, dat is in de roos. De
richtlijn is deze: Als een boom wil doodgaan en
door onze deskundige plantsoendienst is dat te con
st!) teren dan wordt hij geveld, bij voorkeur in de
tijd, die voor bomen vellen geschikt is en liever niet
in de zomer, want nog altijd „griist" het de plantsoen-
dienstmensen „oan" een boom te vellen, die in het
volle blad staat. Ik kan echter geen bomen en planten
kopen in Nederland, die meteen gereed zijn. (De heer
Van der Veen: Kerstbomen.) Dat we daar niet aan
gedacht hebben(Gelach). Gevelde bomen worden uiter
aard vervangen door kleine armetierige boompjes en
bovendien zijn de levenskansen van een boom die ter
vervanging wordt geplaatst, ook lang niet altijd 100
pet. Dat is nu eenmaal jammer, maar wij streven er
naar, dat er voor iedere boom die wordt weggenomen,
ten minste een vervanger komt. Dat wordt geprobeerd,
maar dat gelukt niet altijd. Bomen zijn ook onderhevig
aan leeftijdsverschijnselen. Een boom, die dode tak
ken heeft en gevaar oplevert voor mensen en goederen,
moet helaas worden geveld. Maar wij moeten niet
meer bomen vellen dan strikt noodzakelijk is. Er zijn
bomen die doodgaan door gas, en ook, die moeten wor
den vervangen, omdat ze riolen optillen en vernielen,
bomen dus met agressieve wortels. Niet meer vellen
dan strikt noodzakelijk is en zoveel mogelijk herplan
ten, dat was wat dc heer Kingma wilde bepleiten en
wat wij al jaren nastreven. (De heer Iiingnia: Voor
lichting, publikatie.) O, dat is dan bij dezen gedaan.
(De heer Kingma: Ja, maar in het algemeen.)
I.z. wat de heer K. J. de Jong zei over verstarring
in de woningbouw wil ik me tot een heel korte opmer
king beperken. Men spreekt in den lande van een ver
starring in de woningbouw. En daar is niets denigre-
rends mee gezegd. Er is ook helemaal niet mee be
doeld, dat hier in Leeuwarden de toestand anders zou
zijn dan elders in het land. En daarom heeft de heer
De Jong in het voorstel, dat eergisteren ter tafel is
geweest, niet weer het woord „verstarring", maar de
uitdrukking „min of meer gelijkblijvend" aangetroffen.
Dat is een meer kleurloze en toch niet onjuiste weer
gave; dat is dus eigenlijk wat hier achter zit. Er is
bij het College echt wel waardering voor de prestaties
die tot nog toe binnen het raam van de mogelijkheden
zijn geleverd in de gemeente Leeuwarden, ook op het
gebied van de woningbouw.
De hear Hartstra hie noch in detailopmerking oer
de Legedyk. Ik leau, dat dat in ünderwerp is, dat ik
hast sa goed wol yn de pauze mei him persoanlik bi-
prate kin; dêr soe ik tominsten wol efkes de gelegenheit
foar hawwe wolle.
De hear Miedema: Ik bin noch net hielendal oer-
tsjüge troch it bitooch fan de hear Wethalder. Nou
moat it Kolleezje net tinke, dat ik graech in ünrin
dabele top foar de Gemeente projektearje wol, mar ik
bin op it idé, dat it weinimmen fan in ünrindabele top
de bidoeling fan it Kolleezje wie, kommen troch it
punt, dat ik yn it oanbiedingsbrief yn bylagc III foun.
Dêr is in post opnommen fan f 200.000,foar „geheel
en gedeeltelijk onrendabele objecten" en wol „voor weg
aanleg ten behoeve van het Tuinbouwcentrum Gou-
tum". As to réalisearjen is hwat de hear Wethalder
hjir nei foaren brocht hat, dan kin ik dat folslein mei
him iens wêze. As hy stelt: Earst jowe wy de tünders
in püdtsje mei jild, omdat hja harren bidriuw opjaen
moatte en letter jowe wy harren subsydzje foar in nij
bidriuw, dan siz ik ek: Der sit hwat skeef. Mar nou
dc wurklikheit: As dy man syn bidriuw oan de Ge
meente kwyt moat, krijt hy syn püdtsje mei jild. (De
hear Van der Schaaf (weth)Hy krijt fan my allin
nich mar goede winsken.) en dan is dy man folslein
frij. Dan is foar him it punt: Hwer kin ik it goedkeapst
torjochte? Kin ik goedkeaper yn Barradiel, hwer't de
groun hjoed-de-dei foar ünder de goune de meter troch
it Tünbousintrum forkocht wurdt, of moat ik nei Gou-
tum Wy hoege hjir hielendal net in forhael op to
hingjen oer püdtsjes mei jild, dy't de tünders krigen
hawwe, en dat de Gemeente nou dus probearje moat
dêr in diel fan werom to lüken. Wy moatte it sa stelle:
Hoe réalisearje wy üs tünbousintrum En as dc Ge
meente net in ünrindabele top hawwe sil, dan haldt
dat yn ik kin it net bisjen, mar dat soe ik my
foarstelle kinne dat wy foar Goutum net komme
moatte mei konkurrinte sifers fan de oare tünbou-
sintrums. Dan kinne wy der wol oer ophalde. En dêr
om soe ik graech wolle, dat dit noch ris earnstich yn
it Kolleezje bisjoen waerd.
De hear Van der Schaaf (weth.): It is dochs wol
goed, dat wy der noch efkes oer trochprate; it duorret
net lang. Dy püdtsjes mei jild krije de tünders net
fan my, mar fan de Gemeente. Dy kinne folie wurde
op twa manearen: In man, dêr't wy op likwidaesjebasis
mei öfrekkenje, yn dy sin, dat hy in forgoeding krijt,
ütgeande fan'e fiksy, dat hy nea wer yn syn fak to-