36 if rjochte komt, krijt in dik püdtsje mei jild. Dy man is folledich skealeas steld. De tünders binne der wiis mei. Hja komme wol by üs mei de fraech: „Wolle Jim üs ek skealeas stelle?" (De hear Miedema: In tünder, dy't ophalde moat en dy't seit: ,.Ik wurd nea wer tünder", krijt in dik püdtsje en hy keapet in nij bi- driuw.) Ik bin noch dwaende. Dy man is folslein frij om to gean, hwer't hy wol; hy mei gean nei it plak, hwer't it it goedkeapst is. Der is lykwols ek in oare kategory. Mei dizze minsken wurdt in skeaforgoedings- regeling troffen op basis fan oerpleatsing. En dat is krekt de kategory, dêr't it om giet, hwant de skea- forgoeding, dy't wy dêr bisparje yn forgeliking mei dy foar likwidaesje, kin hjir yn de ien of oare foarm yn it tünbousintrum wer boppe wetter helle wurde miskien. Dat is it punt, dêr't it om giet; dat is it suvere bilieds- punt. En ik leau, dat der yn wêzen net folie tsjin yn to bringen is. Mar it nimt net wei. dat wy, as dat sintrum op healwei hingjen bliuwe soe, dan miskien better dogge dat mar fol to meitsjen, ek troch de boer op to gean. En dat sil de tiid dan wol leare. Dat is hwat üs eigentlik foar eagen stiet, mar wy wolle hjir twa fügels yn ien klap fange, de skeaforgoedingen, dy't wy oan tünders bitelje moatte, drukke om ü.o. tagelyk dêrmei to kommen ta it doel: hjir by de stêd in tünbousintrum op to bouwen en to halden, ek as basis foar de bloeijende feilingsforiening, dy't hjir is. Ik tocht, dat it sa düdlik wêze koe. De begroting van de Openbare Werken wordt z.h.st., overeenkomstig het voorstel van B. en W., vastge steld. De begroting van de gemeentelijke Sociale Dienst wordt z.h.st., overeenkomstig het voorstel van B. en W„ vastgesteld. Aan de orde is de begroting van de Energiebedrijven. De heer Spiekhout: Over deze begroting hebben we ook bij de vorige begrotingsbehandeling vrij uitvoerig en soms ook vrij verward gesproken, moet ik achteraf zeggen, als ik het raadsverslag doorlees. Het zal U echter niet verwonderen, dat we daar nu weer op terugkomen. In de vorige vergadering is ook een motie van de heren Bootsma, Kamstra, K. J. de Jong en on dergetekende ter tafel geweest om de winstuitkering uit de Energiebedrijven gelijk te maken aan het bedrag, zoals dat in 1948 was, waardevast gezien. Er is toen van de kant van het College betoogd: Laten we nu niet vooruitlopen op de onderhandelingen die met het P.E.B. gevoerd worden. Die zaak zal nu toch wel eens haar beslag krijgen. Er zou daarover dan ook door B. en W. een preadvies uitgebracht kunnen worden en de indieners van de motie hebben daar begrip voor gehad. Ze hebben uiteindelijk dus dat preadvies willen afwachten om dan deze kwestie nog weer te kunnen bekijken. De zaak komt nu dus terug. Ik heb in de aanbiedings brief naarstig gezocht naar het preadvies op dit punt, in de hoop, daar de argumenten pro en contra een verhoging van deze uitkering te vinden. Ik heb helaas alleen maar een zinnetje gevonden, waarin staat, dat B. en W. van mening zijn, dat dit punt met overige kwestieuze punten beter bij de overeenkomst bezien kan worden. Dat was ons de vorige keer ook wel be kend en dat is toen ook in de raadsvergadering ge steld. Een verder preadvies heb ik dus nog niet kunnen vinden. Het zal geen verwondering wekken, dat ons deze wel zeer sobere, argumentatie die tot nu toe gegeven is, op dit moment nog minder aanspreekt dan drie kwart jaar terug, vooral omdat er nu, voor zover wij het kunnen bekijken en ons ook uit de beantwoording van de vragen blijkt, eigenlijk geen stap verder gedaan is op de weg naar de totstandkoming van een over eenkomst met het P.E.B. Nu kan ik natuurlijk alle door mij reeds eerder genoemde argumenten, n.l. waar om het niet alleen toegestaan, maar ook nuttig is om het bedrag van de winstuitkering op te trekken tot hetzelfde bedrag als in 1948 (dan waardevast gezien), weer gaan opsommen, maar ik geloof niet, dat dat verstandig is; die tijd kunnen we besparen. Ik zou, wat dat betreft, kunnen verwijzen naar de notulen van de vergadering van 17 april van dit jaar. Het kwam hierop neer: Als wij dezelfde tarieven als het P.E.B. kunnen hebben de heer De Jong heeft het ook in de algemene beschouwing op die manier nog eens gesteld dan hebben wij er geen bezwaar tegen om. als er een winst overblijft, een deel daarvan naar de algemene dienst over te brengen, omdat we daarmee dus andere zaken, waar we geld bij leggen, kunnen dienen. Laten we dan in dit geval een beetje voordeel hebben van het feit, dat we hier een agglomeratie heb ben, waarin de klanten dicht op elkaar zitten. Voor allerlei andere voorzieningen kost dat feit ons extra geld. Gezien de betrekkelijke eenstemmigheid, die er oen in de Raad was op dit punt, wil ik nu niet zo erg »cel tijd aan de argumentatie besteden. Ik ben echter wel van mening, dat nu dan toch wel het moment aange broken is om als Raad maar een uitspraak te doe. en niet weer te wachten op een preadvies of op totstand koming van die overeenkomst. Op dit laatste punl n.l. zijn we bepaald niet optimistisch geworden door de jaren heen. Ik geloof, dat het nu al van 1956'5? af loopt. De heer Tiekstra heeft de vorige keer nog ge zegd, dat het niet zo erg actueel was, want de ge meentebegroting was toen sluitend gemaakt door o1. sr- heveling van een bedrag uit de reserve. Ditmaal is er echter een andere situatie. Ik kan me voorstel u. dat de zaak nu wèl actueel is, ook voor de Wethouder van Financiën. Onze wensen resulteren in het voorstel om op lz. 240 van de begroting van kapitaalsinkomsten en uit gaven de post 35, onder 2, geraamd op f287.425,— te verlagen tot f 62.425,We hebben dan het bedrag, evenals in de motie van april j.l., voor de begroting 1964 van f 275.000,op f 500.000,gebracht. Op post 662 van de gemeentebegroting komt deze zaak natuur lijk weer terug en deze post zal dienovereenkom :g ook op f 62.425,geraamd moeten worden. Voor dc toekomst zou ik het wel op prijs stellen, dat wij 1' - r niet weer elke keer opnieuw over behoefden te sprek u, maar dat we dit bedrag bleven handhaven, uitera d voor zover de bedrijfsuitkomsten dat toelaten en de tarieven daardoor niet hoger gesteld behoeven te w - den. Ik sluit me geheel aan bij de argumentatie v in de heer De Jong, wat dat betreft, op voorwaarde, dat we het bedi^ag niet door de geldsontwaarding la. n verminderen, maai- het aan een zekere index binc! i. De detaillering wil ik graag aan het College overlaten. Uiteraard behoeven we daar thans niet uitvoerig over te spreken. We hebben het nu over dc begroting 1964 en we zullen die zaak later dus opnieuw kunnen bekijken. De bedoeling van mijn voorstel lijkt me vul duidelijk. Ik hoop, dat ik me ook technisch, wat be treft de cijfers, niet heb vergist. Ik zou U dit voorstel nu graag willen overhandigt n. Dc Voorzitter: Ik heb dit voorstel van de heer Spiekhout, mede-ondertekend door dc heer Bootsma, gekregen. Ik zal het voor de duidelijkheid nog even voorlezen: „Ondergetekenden stellen voor om in de - groting van het gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf v. kapitaalsinkomsten en -uitgaven de post 35, 2, te wij zigen van f287.425.in f62.425,en in de gemeen* - begroting post 662 op overeenkomstige wijze.". Voordat we verder gaan, zou ik even een ogenblik geduld van de Raad willen vragen om een en ander na te slaan in de gemeentebegroting. Ik heb even tegen de vorm van dit voorstel aangekeken, omdat het mij technisch niet helemaal juist voorkwam en ik geloof inderdaad, dat mijn aanvankelijke indruk juist is. En wel omdat de heren Spiekhout en Bootsma primair voorstellen de post 35, onder 2, in de begroting van kapitaalsinkomsten en -uitgaven van het bedrijf te wijzigen en in aansluiting daarop in de gemeentebe groting post 662, zoals hier dan staat, „op overeu.u- komstige wijze". De zaak is deze, dat de Gemeente uit de ontvangst uit de inkomsten van het bedrijf, een be paalde uitkering doet aan het bedrijf. Primair is dus e post op de algemene dienst en uit de wijziging van die post zou dan weer voortvloeien de wijziging van cie begroting van het bedrijf. (De heer Spiekhout: Dj posten kunnen tegelijk gewijzigd worden.) (De heer Bootsma: Als we eerst de begroting van de Energie bedrijven vaststellen, dan kan het haast al niet anders, 3-7' .V of die wordt eerst gewijzigd.) Uw bedoeling is in elk geval wel duidelijk, maar de vorm is niet overeenkom stig de boekhoudkundige gang van zaken. Ik praat hiei even over, opdat de Raad duidelijk weet, waar het in Uw voorstel over gaat. li voorstel ligt nu ter tafel; het kan dus mede onderwerp van de beraadslagingen uitmaken. De heer Van der Veen: Ik vind dit eigenlijk een merkwaardige gang van zaken. Ik heb gisteren ge luisterd naar de theorie van de heer K. J. de Jong over de rechtvaardiging van gemeentelijke deelname in de winst van het bedrijf vanwege het agglomeratie-ver schijnsel: De Gemeente heeft in dat systeem aanspraak op winst, omdat de nadelen van de agglomeratie als het ware een morele rechtvaardiging geven van de voordelen die zij mee kan brengen. Maar ik vind die theorie onvoldoende en ik geloof, dat er wel een andere voor te bedenken valt, die iets meer bevrediging geeft. Ik verwonder me er intussen over, dat hier in het al gemeen over gesproken is, want het is helemaal geen principiële zaak. De Gemeente krijgt een deel van de inkomsten uit dit bedrijf en dat is al zo, dus er ver- air nt niets. Het enige waar we over zouden moeten praten, is, of dat meer of minder moet zijn. En dat hangt van alle mogelijke dingen af: dat kan ook af hangen van onze financiële positie. Ik neem aan, dat, als die zonder zorgen was, niemand behoefte zou heb ben aan het onttrekken van meer geld aan dit bedrijf. Nu die positie wat zorgelijker gaat worden, vraagt men zich af: Waar kunnen we de middelen vandaan halen? En dan is misschien dit bedrijf één van de mogelijkheden. Het is wel een moeilijke zaak, omdat in oerste instantie een openbaar nutsbedrijf natuurlijk mei Lot oogmerk heeft winsten te maken, die in een var. de overheidskassen vloeien. Dat is slechts een be geleidend verschijnsel. Er moet daarmee dus ook een bepaalde maat gehouden worden. Nu zou ik er geen bezwaar tegen hebben, wanneer wij, door de omstan dig oden gedwongen, meer uit dit bedrijf zouden halen dar. tot nu toe. We zullen dat ook in de toekomst wel mouten doen. Maar ik verwacht dan, wat dat betreft, een voorstel van het College. Als het College meent, dat op die manier dekking gevonden moet worden voor uitgaven, dan wil ik dat graag bezien. Op de manier evenwel, waarop het mij op het ogenblik gepresenteerd wordt, zonder dat er tegenover staat, waarvoor het bedrag gebruikt moet worden, vind ik het precies ver keerd. Voor mijn gevoel is het nu, alsof min of meer bij wijze van principe een bepaald bedrag uit het be drijf gelicht moet worden en op en neergaande met de prijzenindex, dus niet afhankelijk van de financiële positie van de Gemeente, maar afhankelijk van een waardevermindering van de gulden. Een principekwes- tien. is het bij mij bepaald niet; het zou mij het liefste zijn, wanneer we rond konden komen zonder de winst uit dit bedrijf te gebruiken. Hebben we die winst no dig. dan heb ik daar geen onoverkomelijke bezwaren tegen, maar dan wil ik een voorstel van het College hebben: „Raad, geef ons dat geld, want wij hebben het daarvoor nodig." Dan begrijp ik het, maar nu is mij dit niet helemaal duidelijk. De heer K. J. de Jong: Toen wij bij de vorige be groting met dit voorstel geconfronteerd werden, zat, geloof ik, deze gedachte bij verschillende raadsleden voor: Laten we dit nu eens zo proberen en daarmee G.S. tot een positiekeuze trachten te dwingen. Zij moe ten dus zeggen: Wij kunnen dit bedrag van de winst uitkering niet goedkeuren, want het is meer dan f275.000,en dat mag eigenlijk niet ingevolge het giondcontract. Men zou daarop kunnen zeggen: Maak dat grondcontract dan maar in orde. Aan de andere kant moet de Kroon dc provinciale begroting goedkeu ren. Dus dit was op zichzelf wel een aardig geval om hut eens duidelijk te stellen. Dat hebben we toen ge daan. En we hebben gezegd: We weten er verder nog niet zoveel van; dat zien we t.z.t. wel. (De heer Spiek- hout: Dat hebben we niet gedaan. Op advies van het College hebben we de zaak aangehouden; dat is het juist.) Maar de uitspraak is toch geweest, dat wij in deze richting wel iets zouden willen doen. Zou den wij dit als een eenmalige zaak beschouwen en daarvoor alsnog de begroting wijzigen, dan zou ik van mijn kant daar geen bezwaar tegen hebben, maar dat zou ik wèl hebben, als we dit als een soort beleids motief zouden aanvaarden voor een reeks van jaren, want dan zouden we ook het gehele reserveringsbeleid van de Energiebedrijven in de war kunnen sturen. Wij kunnen bepaald zonder meer niet bekijken, of het voor het bedrijf wel gewenst is bij het bedrag van f 275.000, dat al naar de algemene dienst gaat, nog f 255.000, op te tellen. Dat betekent, dat er des te minder ge reserveerd kan worden in het bedrijf zelf. En de reser ve van de Energiebedrijven is in verhouding tot het totale bedrag aan investeringen in dit bedrijf bepaald niet overmatig groot. Ik zou me best kunnen voorstel len, dat men die beslist niet wil aantasten. Als men nog weer eens wil proberen de winstuitkering verhoogd te krijgen, ook omdat het destijds in uitzicht gestelde antwoord van B. en W. niet bevredigend geweest is, dan zou ik me daar wel in kunnen vinden. Dan weten we tenminste, dat men met het nieuwe stroomleve- ringscontract opschiet. Want het bevredigt mij aller minst nu weer met een kluitje in het riet gestuurd te worden. Het antwoord op de opmerkingen snijdt geen hout; dus daar komen we niet verder mee. We moeten wat anders hebben; laten we dit dus maar eens doen. Maar nogmaals: dan als een eenmalige zaak en de kwestie in het vervolg mèt de gehele reserverings- politiek bekijken. Wat de opmerkingen van de heer Van der Veen be treft, ik dacht, dat het wel eens goed was de kwestie van de winsten bij de algemene beschouwingen eens onder ogen te zien. Ik ben het met hem eens, dat men daar over het algemeen wel voorzichtig mee moet zijn. Wij zouden er ook wel voor gevoelen aan de burgerij ten goede te laten komen, dat we op kostprijsniveau werken. Als wij dan maar dat was ons standpunt met onze tarieven niet hoger komen dan elders en, gebruik makend van de toevallige omstandigheden, hier een zekere winst kunnen maken. Dan hebben we er geen bezwaar tegen die winst ten gunste van de algemene dienst aan te wenden. Het is dus bij ons be paald niet een principekwestie, maar ik heb van mijn kant wel gesteld U mag daar rustig anders over denken, mijnheer Van der Veen dat ik toch wel behoefte heb de algemene reserveringskwestie eraan te verbinden: wij moeten hier uitermate voorzichtig zijn met het aangeven van een koerswijziging, waarvan de consequenties tot ver in de toekomst misschien niet voldoende zijn doorzien. De Voorzitter: Ik zou van mijn kant, voordat ik vraag, of nog meer raadsleden het woord verlangen en ik verwacht dat wel uit een oogpunt van een juiste gedachte- en besluitvorming dit willen opmer ken: Het gaat de voorstellers, zoals ook uitdrukkelijk door hen bij monde van de heer Spiekhout is gesteld, om dit punt: Zij willen zich in beginsel niet gebonden ach ten aan het bedrag van f 275.000,En nu trachten ze zich daarvan los te maken door, zoals wij zo pas hebben gehoord, in de begroting van de algemene dienst en in aansluiting daarop want ik mag dit voorstel zo wel interpreteren, hoewel men het anders om gesteld heeft in de begroting van het bedrijf bepaalde posten te veranderen en daar de Raad een uitspraak over te laten doen. Maar principieel juister is, dat de Raad dan nog een stap terug doet en eerst de eigen beheersverordening wijzigt. In de beheersver- ordening van het bedrijf (Gemeenteblad 1955 no. 1) staat uitdrukkelijk als art. 31(De heer Spiekhout: K.O.) (Gelach). Het kan voor een bepaald gedeelte van de Raad mischien aanleiding zijn Uw voorstel te volgen, mijnheer Spiekhout. (Gelach)„Het voor delige exploitatiesaldo van het elektriciteitsbedrijf wordt, voor zover dit een bedrag van f 275.000,over treft, gereserveerd". Een volgende vraag is dus: Welke bedragen zal de Raad willen vaststellen in afwijking van die f275.000,— Nogmaals, ik wil als voorzitter van de Raad op dit moment het College heeft zich ook niet uitgesproken - - geen partij stellen. Ik wil alleen proberen de zaak technisch zo juist mogelijk te stellen, want in deze ge- dachtengang is er plaats om de overschrijding van de f 275.000,op bij wijze van spreken elk wille keurig bedrag vast te stellen, afhankelijk van alle mo-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 19