40 heid zal accepteren en dat dit voor de gemeentelijke financiën ook geen nadeel behoeft te zijn. Ik zou er dus voor willen pleiten, dat in de onderhandelingen tus sen de Sportstichting en Uw College met opmerkingen als deze van mijn kant rekening zal worden gehouden; dat men dus meer wil proberen hier een grotere zelf standigheid op uitvoeringsgebied toe te staan. Dit zijn een paar algemene opmerkingen. Ik heb nog één detail-opmerking, die ik misschien op dit moment ook wel kwijt kan. Ik heb geconsta teerd in een bericht in de pers en ik neem aan, dat dit wel juist zal zijn dat men op een der sportter reinen, die onder het beheer van de Stichting vallen, n.l. het voetbal terrein, in gebruik bij de v.v. „Fries land", door een of andere dienst keetjes laat bouwen. Misschien dat Uw College ook de gang van zaken op dit punt kan ophelderen. De heer Tiekstra (weth.): Laat ik beginnen met eerst even de heer Keuning te informeren, hoe de gang van zaken met betrekking tot de door de v.v. „Fries land" gehuurde sportterreinen is geweest. Oorspron kelijk waren deze velden eigendom van wijlen de heer Ottema, van wie deze v.v. ze destijds, als ik me goed herinner, al huurde. De Gemeente heeft die terreinen ge kocht en de huur is op de wijze, zoals die toen gold, doorgegaan. Deze velden zijn niet in beheer gegeven bij de Sportstichting, omdat uiteindelijk, zoals de Raad wel bekend is, de bestemming een andere was, n.l. de bouw van het ziekenhuis en het verpleegtehuis. (De heer Keuning: Ik meen, dat de huur wel door de Sport stichting wordt geïnd.) Het kan zijn, dat deze admi nistratief in de begroting van de Stichting is opgeno men, maar de verhuur van deze terreinen is niet door de Stichting geregeld en ze zijn haar ook niet in beheer gegeven. Men kan alleen maar zeggen, dat de Sport stichting min of meer als een dienstverlenend orgaan, maar niet als een beheersorgaan is opgetreden. Ik wilde dit even opmerken, ter vermijding van het mis verstand, dat het bestuur van de Sportstichting aan deze gang van zaken debet zou zijn. Nu moet ik, meteen daarop doorgaande, wel even zeggen, dat het ook het College, althans mij persoonlijk niet helemaal duidelijk is geweest, dat de bouw van het rioolgemaal dit ge volg zou hebben. Wij hebben dus in de wetenschap, dat de velden bij de Borniastraat zouden wegvallen, voort durend wel gedacht aan het verpleegtehuis en het zie kenhuis, maar dit object is ons klaarblijkelijk, althans zo gaat het mij, daarbij ontgaan en dat is waarschijnlijk ook de grootste bron van narigheid geweest. Wij weten allemaal wel, dat de totstandkoming van de uitvoering van een rioolgemaal nogal enige tijd heeft geduurd, veel langer dan zowel de Raad als het College lief is geweest, maar B. en W. hebben zich niet gerealiseerd, dat het deze gevolgen ter plaatse zou kunnen hebben. En het was dus ook voor het College en in het bijzonder voor de Wethouder een bijzonder onaangename verras sing, toen men een bouwput ging graven in deze ter reinen. Dat heeft ook voor de v.v. een vrij beroerde situatie geschapen. Ik kan daar verder aan toevoegen en dit ter geruststelling van de Raad en ook ter verantwoording van het beleid, door het College in deze gevolgd dat wij een vervanging tot stand hebben kunnen brengen door deze v.v., zolang de velden, in het recreatiegebied in 't Nijlan gelegen, nog niet klaar zijn, naar het Bisschopsrak over te brengen, een regeling, waar ook de v.v. volledig mee akkoord is. Hiervoor zullen wel enige voorzieningen moeten worden getroffen en ik neem aan, dat de Raad daar in de eerste maanden van 1964 voorzoveel nodig, wel kennis van zal krijgen, n.l. in verband met eventueel vereiste kredieten dan wel met begrotingswijzigingen. Ik wil met nadruk vaststellen, dat wij, hoe onaangenaam ook eerst de situatie was en ook door het bestuur van deze v.v. als bijzonder onaangenaam is ervaren, verder toch in volledige overeensteming met en ook tot volledige voldoening van dit bestuur de zaak hebben kunnen re gelen. De heer Keuning heeft in zijn inleidende beschouwing ook nogal enige woorden gewijd aan de positie van de Sportstichting. Nu is dat bij organen als deze altijd een moeilijke zaak. Het is de Raad duidelijk, dacht ik, waar het om gaat: om een beheersorgaan en wel een beheersorgaan dat over een dusdanig groot bedrag aan middelen moet beschikken, dat daarbij de publieke ver antwoordelijkheid nu eenmaal gehandhaafd moet blij ven. De organen, waaraan verantwoording verschul digd is, zijn Raad en College. Daar helpt, dacht ik, geen lieve moederen aan. Zou men dit olie. dig op rendabele basis doen ik denk jijv. aan de Stichting Leeuwarder Industriegebouwe of de Stichting Volkscrediet dan is er hele laai geen vuiltje aan de lucht. Het gaat er om, dat jaarlijks aanmerkelijke bedragen als subsidie aan vze Stichting moeten worden verstrekt. Dat impliceert een grote mate van publieke verantwoordelijkheid en ook een veel sterkere mate van bemoeiing van de overheid dan t.a.v. stichtingen als de andere genoemde, waar >ve- rigens bij komt, dat deze gemeentelijke stichting ir. ier daad volledig als zodanig functioneert. Daar komt ve; Ier nog bij dit verschijnsel, dat, naarmate de eisen die aan de accommodatie en ook aan de velden worden gesteld, hoger liggen, ook de eisen die aan het apparaat -/or den gesteld, hoger worden. Dat houdt in, dat men de werkzaamheden van de Stichting dan niet meer kan zien als een vrijetijdsbesteding, zoals het in het r- leden b.v. met de gemeentelijke Commissie Lichame like Opvoeding het geval was, maar dat men die veel moer moet zien als de taak van een capabel apparaat, dat tegen betaling die taak moet verrichten. Dat betekent een vrij sterke ambtelijke bemoeienis. Dat is onv 1- mijdelijk. Ik stel niet, om ter verduidelijking even op de beheersvorm vooruit te lopen, dat dit inhoudt, dat deze accommodatie ook bij de Sportstichting in exp ci tatie of beheer zal worden gegeven, maar het wordt duidelijker, als we rekening houden met het feit, dat b.v. in 1965 twee grote zwembaden klaar komen, die beide hun eigen organisatie zullen vragen en die zon waarschijnlijk ook voor een groot deel beslag zin n leggen op gemeentelijke middelen. De verdere uitbouw op dit terrein zal overigens nog veel meer van dit somt voorzieningen vragen. Het gevolg is dus, dat men in derdaad r.-v.ec zeggen, dat een en ander een veel ster kere ambtelijke bemoeienis vraagt dan in het verlet n het geval kon zijn. Nu kan ik me voorstellen, dat h r wat onbevredigende gevoelens overblijven, dat er ze kere wrijvingsgevallen blijven bestaan. Dat is het volg van de bufferpositie, waarin de Sportsticht g verkeert. Enerzijds zijn haar door het Gemeentebesti ir opgedragen: de exploitatie en het beheer, met behi p van arbeidskrachten, die niet in de eigen organisatl maar in die van een andere dienst zitten. Uit de antwoording is de Raad wel duidelijk geworden, at ook dit punt de aandacht van B. en W. heeft. Wij zijn daar nog niet uit; dat zal zich dus moeten uitkrist liseren. Anderzijds ondervindt de Sportstichting ech de druk van de sportverenigingen en ik wil, met alle waardering voor het verantwoordelijkheidsbesef vota' eigen zaken van de sportverenigingen, ook wel open hartig zeggen, dat men in deze kringen niet bij voc.- baat behoorlijk is ingeschoten op de problematiek - nu eenmaal aan de gemeentehuishouding inherent Anders gezegd: Men heeft nogal eens de neiging om verlangens te uiten en eisen te stellen, die niet zo g makkelijk en zo vlot gerealiseerd kunnen worden. D: t kan dus ook zekere teleurstellingen veroorzaken. Ik wil besluiten met de mededeling aan de heer Keuning, dat ook uit de beantwoording in de mem.v wel is gebleken, dat het College begrip heeft voor situatie en ook wel zoekt naar oplossingen. De spoi - verenigingen zowel als het bestuur van de Sportstic ting zullen echter enig geduld moeten betrachten bij het zoeken naar de juiste oplossing, met handhavi van de verantwoordelijkheid die Raad en B. en W. eenmaal dragen voor de besteding van de gemeent - lijke middelen. Die verantwoordelijkheid is, dacht i niet voor overdracht vatbaar. De vraag, of binnen h< kader van de beschikbare middelen dus bepaalde zei - standige uitvoeringsmogelijkheden mogelijk zijn, wil graag reeds tot me nemen en in het totaal van deze gehele problematiek nog wel eens even bekijken. En ook het College is daar stellig toe bereid. De hear Santema: N.o.f. de opmerkingen dy't Wethalder makke, soe ik wol ris freegje wolle, hoe't yn feite is mei it birjocht, dat ik koartlyn yn in deibit l lies, dat der in gearkomste west hat - ik mien fan tl F.V.B. mei in fortsjintwurdiger fan de Sportstich- 4f ting hweryn minoftomear sensasionele meidielingen dien waerden yn dizze sin, dat sommige fjilden sa min to bi.spy 1 jen binne en yn de takomst ek sa min to bi- spyljen wêze sille. dat it barre kin, dat frij greate kompetysjewedstriden net halden wurde kinne op ge- meentlik gebiet. Ik wit net, oft dit ek in oerdreaune foarstelling fan saken is. As dat it gefal wêze mocht, dan soe ik dochs wol ris fan B. en W. in forklearring havvwe wolle, hoe't de situaesje yn wurklikheit is. Wy sitte hjir yn Ljouwert mei de sport oer it algemien docbs wol in bytsje foar it krüs. En dan freegje ik byg' Hwat is der foar de Wilhelminabaen oant nou ta noch yn it plak kommen Dan doel ik yn it bisünder op de wedrennen. De hippyske sport, dy't yn Ljouwert tioch de tiden hinnc fan safolle bilang west hat, kin lijn' optheden praktysk hast net mcar bioefene wurde. Wy hawwe moandeitojoun praten oer it plan fan it Aldlan en dêrby hawwe wy oannommen, dat dêryn, yn de uterste easthoek, fiiftjin sportfjilden komme silie. Nou wol ik jitris fan de gelegenheit gebrük meit- sje stel ris, dat der hwat wier is fan dat krante- bi: jocht om derop oan to trunen, dat der mei faesje in bigjin makke wurdt om ta de réalisearring fan dizze sportfjildenkompleksen to kommen. Wy sille miskien noch in hiel lange wei dêrfoar lans moatte foar safier ik wit, is it lan dat dêr leit, noch net alle- gearre yn it bisit fan de Gemeente mar der is, let u ik, wol periculum in mora: der is gefacr, en dat moatte wy, as it in bytsje kin, op 'e tiid biswarre. De hear Tiekstra (weth.): Ik bin de hear Santema t tankber, dat hy noch efkes de oandacht fêstige bet op de birjochten, blykber öfkomstich fan de öf- di< ling Fryslan fan de KNVB. de FVB, de Friese Voet balbond. Dat gong dus mear yn it bisünder oer de fjilden oan de Fonteinstrjitte en de Borniastrjitte en it oil de Rie ek wol bikend wêze, dat hjirmei ek krekt oantsjut wurde de alderminste fjilden dy't wy op it stuit ha. Fan de fjilden oan de Borniastrjitte, i.e. de fjilden dy't Fryslan yn gebrük hat, giet nou de helte óf. al bliuwt der noch wol in fjild oer, dat miskien op de ien of oare wize brükt wurde kin yn it kader fan de sport. De v.v. FVC, dy't hwat fierder yn de Bornia- s jitte spilet, moat ek in oar plak ha en dêrfoar wie ii sawol foar de sneonsklub as foar de beide sneins- klubs, de forfanging regele yn it Nijlan. Wy meije oannimme. dat de fjilden bispylber binne lit ik it ioarsichtich sizze op syn gaust yn septimber 1966 foar safier der greidespésialisten ünder de Rieds- den binne, sille se der gefoel foar ha, dat gêrs nou ienkear tiid hawwe moat om to groeijen en dat in idde tiid nedich hat. om him to foarmjen, binammen adat der allerhanne swiere keardels dy't nochal ris ütglide en sa, op drave moatte. Wy meije net prot- 1 -1je; wy binne dus op 'e tiid, yn it kader fan de finan- le middels, dy't der nou ienkear wêze moatte foar men bigjinne kin, mei dit plan üteinset. Mar it is net i en der is net hwat oars op it stuit. Wy komme hjir straks wer op werom. De twadde fase soe wêze moatte en ik nim oan. dat de Rie der ek mei koarten mei to meitsjen krijt de meubelearring fan de fjilden. hwant salang men jin net üt- en oanklaeije en waskje kin, jowt it natuerlik neat, dat der sa'n moaije gêrs- i natte leit. Men moat ek in fyts en ris hwat oars kwyt kinne en ik haw de yndruk, dat dat ek noch wol in heal miljoen kostje sil. En dat jild moat der aensen ek komme. Dat is dus de swierrichheit, mar it is goed, 1 au ik, dat de hear Santema dêr de oandacht op fês- ge hat. Ik mei dus sizze. dat it, foar safier it bitreft de fjilden fan de v.v. „Friesland" oan de Borniastrjitte syn bislach krige hat. De Rie wit ek, dat der in for- i tteringsplan foar de Fonteinstrjitte yn biwurking is. Ik mei oannimme de wurden „t.z.t." en „binnen kort" binne fallen dat dit forbetteringsplan yn it imiste healjier fan 1964 wol by de Rie komt, mar dan ek hielendal kant en klear mei de opstallen derby. Op eagenblik is it Kolleezje tige hurd dwaende mei de tarieding fan de oanliz sa gau as mooglik is fan in pear fjilden: twa fuotbalfjilden en in kuorbalfjild mei in ocfenhoek, op in stik terrein, dat van ..De Ma gere Weide" optheden biskikber is. Mar it is net düd- k, oft it allegcarre sa op 'e tiid ré is, dat de forfanging regele wurde kin op it momint, dat de v.v. FVC op har fjilden oan de Borniastrjitte net mear fuotballe kin. Lykwols, as de FVB oer hiele Fryslan mjit mei dizze m jitte, dan kinne wol ris in hiel soad fuotbalklubs mei pinsioen gean, yn elk gefal wachtjild oanfrecgje, foar safier se alteast yn in bipaeldc sektor sitte. Mei de amateurs fait it wol hwat ta. Dan hat de hear Santema noch praet oer it Aldlan. Ik hie oanstriid om, doe't hy sci: Liz dêr nou gau in dykje en hwat sportfjilden oan, op to merken: It ear- ste hwat men dwaen moat is, „nou gau dy groun efkes to keapjen", mar ik tink, dat dat léste dochs wol in jier as hwat yn bislach nimme sil. Wy meije allinnich hoopje, dat it net langer duorret as in jier of hwat. Ik tink, dat de hear Santema wol bigrepen hat, dat de fjilden der ek nei lizze moatte en dat dus in réalisear ring fan dit ütwreidingsplan en fan de rékreaesjegebie- ten yn it Aldlan noch net direkt to sjen is. Dat is wol in binearjende situaesje, mar, hwannear't wy deryn slagje om it Nijlan op'e tiid ré to krijen, „De Magere Weide" der ek noch tusken troch to skouwen, en it forbetteringsplan fan de Fonteinstrjitte ek gau ré to krijen, dan is dus de forfanging fuort regele en dan sit der ek noch wol hwat mear yn as forfanging. De hear Santema hat fierders noch efkes klage oer de hippyske sport. De hear Pols hat my soufflearre, dat dizze sport ek bidreaun is op it karringsterrein by de nije fémerk en dat dejingen dy't dêroan diel- nommen hawwe ik hear der net by, hwant it is foar in oare maetskiplike klasse as mines der tige mei ynnommen binne; men is der seis wizer mei as mei de Wilhelminabaen. Dus yn dat opsicht is der al fan forfanging sprake. En oer de drafbaen is al salang praet, dat ik it hjir net mear hocch to dwaen. De heer Volbeda maakte nog enkele opmerkingen over de centrale ligging van de sportvelden. Ik geloof, dat we wel onderscheid moeten maken tussen de com plexen en de velden en de veldjes. Er is nu eenmaal een zekere graduatie naar de mate en naar de wijze, waarop de velden gebruikt worden. Grote complexen sportvelden die meteen functioneren als een groene long in de stadswijk, behoren inderdaad aan de buiten kant van de nieuwe stadswijk gelegen te zijn. We ho pen, dat ze over zoveel decennia, als Leeuwarden 300.000 inwoners of meer heeft, nog als een groene long functioneren. Nu is het ten eerste welhaast uit gesloten om deze grote oppervlakten binnen de be bouwing te krijgen en ten tweede kunnen, op de wijze als met het „Bisschopsrak" is gebeurd en ook met „De Magere Weide" en nog hier en daar meer staat te gebeuren ik denk ook nog even aan de Telemannschool e.d. daar kleine speelgelegenheden gemaakt worden, een paar veldjes, die men dus voor lager geclassificeerd voetbal en voor andere sport kan gebruiken. Verder moet men ook de wijksport zien op te vangen op speciaal daarvoor aangelegde veldjes of terreintjes in de wijk zelf, waarbij op het ogenblik de gedachten veel meer gaan in de richting van het ver harde en het halfverharde veld dan in de richting van de grasvelden. De heer Volbeda vraagt voorts, of het bestuur van de Sportstichting als adviseur optreedt. Het bestuur van de Sportstichting is volledig bij dit overleg be trokken van het begin van de programmering tot aan het moment, waarop de zaak tot uitvoering komt. Dan heeft de heer Volbeda nog een opmerking ge maakt over het weiden van schapen. De toestand waar in de velden verkeren, is voornamelijk een gevolg van de eerste van de bijzonder strenge winters die we heb ben gehad en die inderdaad de grasgroei bijzonder on gunstig beïnvloedden, maar ook van het feit, dat nu eenmaal grotere oppervlakten door de plantsoendienst moeten worden onderhouden en dat die dienst ook nog andere taken heeft, zodat dus niet altijd mankracht be schikbaar is om dat intensieve onderhoud te doen plaatsvinden, dat bij de hoge bespclingsfrcquentie van deze velden op het ogenblik zou moeten plaats heb ben. Wanneer ze normaal zouden worden bespeeld, dan zou het natuurlijke herstel veel beter tot zijn recht komen. Ik kom nu haast wel in de buurt van het betoog van de heer Keuning. Het beweiden van sportvelden door schapen is volkomen uit de tijd. Dat gebeurt doodeen voudig niet meer op grond van hygiënische overwe gingen en dat behoef ik, dacht ik, niet verder te ver-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 21