21 20 hat al safolle boud en nou moatte neffens ridlikheit ek de oaren ris hwat hawwe, dat is it punt net. It punt is, dat net wurdt wurdearre hwat hjir troch de wen. ningstifting „Patrimonium" „bij monde van" syn foar- sitter dien is. En dat fyn ik it minne punt. It giet der üs net om, dat „Patrimonium" dy huzen hawwe moat, mar dat yn dizze gearkomste honorearre wurde sil hwat „Patrimonium" foar üs Gemeente birikt hat, nou foar de tredde kear. Ik hoopje, dat dit hwat düdlikheit krocht hat. De heer Heidinga: Ik geloof, dat er vanavond toch wel van enige misverstanden sprake is. Het is m.i. niet mijn taak om op alle dingen in te gaan, maar ik moet toch wel een paar opmerkingen maken en ik hoop, dat me dat niet kwalijk wordt genomen. Ik mag dan wel zeggen, dat ik namens mijn bedrijf benaderd werd door de heer Witteveen met de vraag, of wij een prijs wilden maken voor deze woningen. Ik heb er toen natuurlijk helemaal niet bij stil gestaan hoe de verhouding architect-College van B. en W. was; dat was mijn taak niet, dat interesseerde mij niet, ik stond daar niet als gemeenteraadslid, maar als aan nemer. Ik heb toen in eerste instantie geweigerd. Ik zei: Ik heb dat al vijf maal gedaan met diverse pro jecten; ik heb er veel werk voor gedaan en steeds is het op het laatste moment mislukt; ik doe dat niet weer. Toen heeft de heer Witteveen gezegd: „Er is nu een andere bouwcombinatie, die heeft kortgeleden ge weigerd hier verder mee te gaan. We moeten dus een andere hebben en U was ook gevraagd voor het grote plan, waarvoor U naar Rotterdam is geweest. Ik zou niet weten, waarom U dit niet zou kunnen proberen." Na wat heen en weer praten heb ik toen gezegd: Geef mij dat bestek dan maar mee en laat ik het eens uit rekenen. Ik heb daarbij gezegd: „Ik wil niet, dat U bekend maakt, dat ik hiermee aan het rekenen ben,", waarop hij zei: „Dat weet ik niet". Ik zei toen: „Per se niet, mijnheer Witteveen, ik wil, dat U hier geheim houding betracht. En ik zal U ook vertellen waarom: Ik kan het mij als raadslid niet veroorloven, dat ik de curveprijs niet haal. Dan heb ik liever, dat geen mens weet, dat ik dit geprobeerd heb." Er kwam mij in de gedachte, dat ik hier in deze raadzaal zou staan te oreren over woningbouwplannen. En ik zou mij kun nen voorstellen, dat, als het College wist, dat ik daarmee bezig was geweest en niet geslaagd was, ik van één van de wethouders te horen kreeg: Ik zou maar een beetje kalm aan doen; je kunt het zelf ook niet. Dat zou ik een heel normale reactie vin den. Ik heb persoonlijk tegen de heer Witteveen ge zegd: Als ik onmogelijk bij de curveprijs kan komen, dan trek ik alles in en dan wil ik beschouwd worden als hier niet voor te hebben gerekend. (De heer Van der Veen: Dat blijft toch hetzelfde.) Dus die geheim houding is mijn schuld geweest. (De heer Van der Veen: Waarom?) Dat heb ik toch gezegd. (De heer Van der Veen: U haalt het of U haalt het niet.) Ik meende dus, dat ik 't zo moest doen, opdat ik hier nooit het verwijt zou kunnen krijgen: „Je blaast hier wel hoog van de toren, maar je kunt het zelf ook niet." Dat wilde ik dus voorkomen; misschien heb ik dat verkeerd gezien, maar in ieder geval heb ik dat gedaan en dat wil ik hier eerlijk tegen U zeggen. Dat mag U gerust weten. Het enige punt, waarvan ik nu toch nog wel even iets moet zeggen, is, waarom mijn bedrijf medegedeeld heeft niet voor de andere twee woningstichtingen te willen bouwen. Ik werd dus vanmiddag om halféén vanwege het College gebeld door de heer Van der Wal, of ik bereid zou zijn de aanbieding die ik aan „Patri monium" gedaan had, eventueel aan „Beter Wonen" en „St. Joseph" te doen. Toen heb ik direct gezegd: Dat valt me zeer zwaar, omdat „Patrimonium" heel veel werk had gedaan om dit rond te krijgen. Ik heb dat persoonlijk helemaal mee beleefd en mee doorwor steld, want het was zeer moeilijk om zo ver te komen. Dat heeft „Patrimonium" dus gedaan en ik vond het vreselijk moeilijk om op dat moment te zeggen: „Dat vind ik best". Ik heb gezegd tegen de heer Van der Wal: Als aannemer heb ik er natuurlijk helemaal geen bezwaar tegen om voor „Beter Wonen" en „St. Joseph" te bouwen, dat is een zakelijk iets, maar tegenover „Patrimonium" vind ik het misselijk. Die heeft zich hiervoor uitgesloofd. Ik heb er echter ook nu niet bij stilgestaan, hoe de verhouding was tussen de Wethou der van Openbare Werken en de heer Witteveen, of deze al dan niet terecht „Patrimonium" gevraagd had. Dat regardeerde mij niet; daar had ik niets mee te maken. Ik hoop, dat U dat van mij wilt aannemen, want eerlijk: daar heb ik niet aan gedacht. Ik vond het heel logisch; de heer Witteveen is nu eenmaal de architect van „Patrimonium". (De heer Bootsma: Hij doet ook wel wat anders.) Aan de verhouding Wet houder van Openbare Werken-Witteveen heb ik nooit gedacht, maar ik vond het wel verschrikkelijk moei lijk op het laatste moment te zeggen: Ik stap van „Patrimonium" af. Anderhalf uur na het gesprek met de heer Van der Wal heb ik de heren op het stadhuis gebeld, want toen had ik met mijn beide zonen over leg gepleegd ik ben niet alleen firmant in de zaak en toen heb ik dit gezegd: Wij kunnen dat eigenlijk redelijkerwijs, nu het allemaal zo gelopen is, toch niet doen. De opdrachtgever, aan wie wij de prijsaanbieding hebben gedaan, komt er nu helemaal buiten te staan; houd die daar nu bij. Dan voelen wij ons ook wat meer vrij. Wij hebben geen bezwaar tegen de bei de anderen, maar maak er dan om ons drie van. Zo is het. Ik geloof, dat ik er niet meer van behoef te zeggen. De heer Engels: In tegenstelling met de heer Van der Veen ben ik wel bij die bewuste vergadering ge weest, maar ik kan niet zeggen, dat het mij daarom helderder is. Er is mij vanavond wel één ding heel erg duidelijk geworden: Wanneer men één partij hoort spreken en daarna de andere weer, dan kan men de argumenten van die ene partij ook totaal anders uit leggen. De gestes van de ene groep kan men goed uitleggen en men kan ze verkeerd uitleggen, maar men kan dat ook met die van de andere groep doen en aangezien hier nu toch eigenlijk „Patrimonium" in de hoek komt te zitten, waar de slagen vallen, ben ik geneigd nu even begrip te vragen voor haar argumen ten en ook voor die van de grootst mogelijke meer derheid van het College van B. en W. Op de eerste plaats hebben B. en W. architect Witteveen gevraagd. Als ik dat constateer, dan realiseer ik me, dat de naam Witteveen natuurlijk niet uitsluitend aan „Patrimo nium" verbonden is, maar toch wel in zeer nauwe mate herhaaldelijk met „Patrimonium" genoemd is, als de zaken moesten worden opgeknapt, waar men klem mee zat. Ik vraag mij dus af, of dat niet een beginfout van het College is geweest. Had men toen al niet kunnen voorzien, dat Witteveen wel naar „Pa trimonium" zou gaan? Punt twee is, dat ik zowel uit de woorden van Wethouder Van der Schaaf als uit die van Wethouder Tiekstra de indruk krijg, dat er sprake is geweest van een onvolledige, niet nauwkeurig om schreven opdracht. Ik vind het niet zo onbegrijpelijk, want de Raad heeft B. en W. een behoorlijke schok bezorgd door een motie, die niet werd aangenomen, zowel als door een motie, die wèl werd aangenomen. Want ik kan me voorstellen, dat het een wethouder die er voor staat, dan iets aangrijpt en dat deze niet al te nauwkeurig details, eisen enz. omschrijft. De heer Witteveen heeft in ieder geval kennelijk niet een be grenzing gezien, is met „Patrimonium" gaan praten en is met een aannemer gaan praten. Die aannemer spreekt hier in zijn betoog herhaaldelijk van zijn op drachtgever; die heeft dus „Patrimonium" blijkbaar als zijn opdrachtgever gezien. Ze zijn samen naar Den Haag geweest, ze hebben de zaak voor elkaar gekre gen, ze zijn althans tot een prijs gekomen, de zaak komt in het College, en aangenomen mag worden, dat toch inderdaad op zeer korte termijn deze 208 wonin gen kunnen worden gebouwd; er komen moeilijkheden in het College en men spreekt in het College van de verhoudingen zuiver houden. Dan moet ik U zeggen, dat ik de verhoudingen, gegeven de gehele voorge schiedenis, t.o.v. de buitenwacht inderdaad onzuiver ge vonden zou hebben, als alleen „Patrimonium" deze huizen gebouwd zou hebben. Of de verhoudingen on zuiver worden, als men mede „Patrimonium" in het geheel betrekt, durf ik te betwijfelen. Want dan is het één van de drie die mede in de zaak betrokken wordt, en men kan daarvoor inderdaad een argument vinden in de gedachte, dat „Patrimonium" samen met archi tect Witteveen in belangrijke mate meegewerkt heeft. Men kan het vervelend vinden of niet, het is een feit, dat dat gebeurd is en dat kan mede hebben bijgedra gen, wellicht veel hebben bijgedragen, tot het tot stand komen van deze zaak. Dan noemt men getallen als argumenten. Ik ben het in dezen volstrekt niet eens met de opvatting van Mr. van der Veen. Men kan ook zeggen, dat men, als „Patrimonium" meer ge bouwd heeft dan een ander, daaraan niet het recht mag ontlenen „Patrimonium" te drukken en de ande ren een premie te geven voor wat zij niet gepresteerd hebben. Men kan het n.l. ook zo stellen, dat „Patrimo nium" kennelijk toch iets meer gepresteerd heeft, meer op gegeven situaties is ingeschoten. Ik kan het niet beoordelen, maar ik geloof, dat zonder meer te stel len: „op grond van deze cijfers kan het niet", een twijfelachtige zaak is. Dan is er tenslotte de kwestie van de architect en de aannemer. Ik moet U zeggen, dat ik persoonlijk, voordat de mededeling gevallen was, dat de aannemer heeft gemeld: ik wil het met die twee anderen niet doen, bereid was geweest de motie te steunen. Na deze mededeling is mijn gedachte: Nu gaat men deze aannemer als een hefboom gebruiken om „Patrimonium" er in te krijgen. Dat neem ik niet. De aannemer zegt: „U moet U toch ook weer even in mijn situatie indenken; ik heb dat samen met „Patri monium" opgeknapt en het is dus van mij niet hele maal correct als ik nu, constaterend dat „Patrimonium" niet meedoet, het niet zou laten afweten. Ik geloof, dat de verhoudingen zuiver kunnen blijven, ook als „Patrimonium" meedoet". Ik vraag mij af: Zijn de wo ningverenigingen uitgenodigd om op dit plan te rea geren? Wie heeft hen uitgenodigd? Hebben ze zichzelf aangeboden? En als ze uitgenodigd zijn, waarom is dan inderdaad „Patrimonium", één van de drie, buiten schot gelaten? Ik moet U zeggen, dat het argument van de zuiverheid mij op dit punt echt onvoldoende aanspreekt. En dan een derde argument; dat is, geloof ik, toch wel een zeer concreet punt. Hier ligt een aanbod zo moet ik, geloof ik, het voor ons liggende stuk toch interpreteren van twee woningbouwverenigin gen. En ik vraag mij af, of de Raad heeft uit te ma ken (dat is nu een heel andere kwestie), of het er drie moeten zijn of twee. Ik dacht, dat het mede van die twee zal afhangen, of er met z'n drieën gebouwd zal worden. Ik vraag mij af, of het niet veel reëler is, dat wij gezamenlijk komen tot een formulering van een suggestie van de Raad aan de twee woningbouwver enigingen, die dit plan hebben liggen, om te overwe gen, of ze niet met z'n drieën ditzelfde plan kunnen bouwen met deze bepaalde aannemer. Ik ben er nog niet helemaal uit. Ik ben enerzijds geneigd om de uit sluiting, het niet-meedoen van „Patrimonium", terwijl blijkbaar toch de bereidheid aanwezig is, niet juist te vinden. Ik vind anderzijds de motie niet helemaal in overeenstemming met onze feitelijke bevoegdheden. Wij kunnen niet verplichten, dat drie woningbouwver enigingen dit doen. Er ligt een aanbod van twee. Ik vraag mij dus af, of in overleg met het College een formulering kan worden gevonden, waarbij de zaken zuiver gehouden worden, doordat ze het met z'n drieën doen en ik hoop, dat op korte termijn in goed onder ling vertrouwen deze zaak toch zo snel mogelijk van de grond komt. De heer K. J. de Jong: Ik zal enkele opmerkingen maken over dingen, die tot nog toe misschien niet vol doende duidelijk uit de verf gekomen zijn. Dat betreft in de eerste plaats wat de heer Tiekstra gesteld heeft, n.l. dat „Patrimonium" 1 januari van dit jaar ge tracht zou hebben de beide andere woningbouwvereni gingen uit het bouwteam te halen. Dat is niet juist. Er is inderdaad ingehaakt op de beraadslaging, die op 17 december hier in deze Raad gehouden is, waarbij de Wethouder van Openbare Werken zelf de suggestie gedaan heeft: We moesten eigenlijk dat bouwteam op schuiven naar de westkant van de Ee, zodat we ten oosten van de Ee ruimte vrij houden, om daar met een tweede plan te beginnen. Dat is telkens de gedachte geweest die èn in onze fractie èn bij „Patrimonium" geleefd heeft; we moeten zien, dat we twee produktiestromen los krijgen. En daarover is met de beide woningbouwverenigingen gesproken en ik meen, dat „Patrimonium" daartoe, gehoord die dis cussie en gezien ook, het feit, dat het voorstel dat op 17 december ter tafel lag, door B. en W. op 18 decem ber is ingetrokken, het volste recht had. Daarbij is uiteraard ook gezegd: Wat denken jullie ervan? Toen die beide andere woningbouwverenigingen na verloop van enkele weken zeiden: Wij voelen hier toch niet voor, heeft „Patrimonium" gezegd: „Dan is de kans om een tweede produktiestroom los te krijgen, voor ons niet realiseerbaar en daarmee laten wij deze zaak zo". Ik meen, dat de heer Tiekstra hier bepaald niet de indruk moet wekken, dat „Patrimonium" getracht heeft het bouwteam te ontbinden, want dat is nooit gesteld. Het is alleen een kwestie van opschuiven ge weest; dezelfde suggestie, die van de andere kant van de tafel door de heer Van der Schaaf op 17 december gedaan is. Met het tweede punt: het aantal woningen, heeft de Raad m.i. wel iets te maken, ook uit het oog punt van de verdelende gerechtigheid. Ik heb daar alle begrip voor. Als het College zou stellen: „Patrimo nium" heeft al zoveel gebouwd, die blijft voorlopig maar eens buiten schot, dan zou ik daar op zichzelf alle begrip voor hebben, veel meer dan voor het in het politieke vlak trekken van deze zaak. Dat heeft mij gekrenkt. Want dat hebben wij naar mijn mening echt niet verdiend, in welke kwaliteit we hier ook zitten. Want uiteindelijk heeft „Patrimonium" telkens voor ogen gestaan: We moeten zien hier woningen te bou wen. De bedoeling, ook van de a.r. fractie in de ver gadering van 11 maart, is alleen deze geweest: Hoe halen we zo snel mogelijk de achterstand in de wo ningbouw in? En ik geloof ook, dat ik mag zeggen, dat ik mij persoonlijk daar terdege voor ingezet heb. Zou dat inhalen tot gevolg hebben, dat daar eventueel een ander dan „Patrimonium" gaat bouwen, dan zou ik daar op zichzelf alle begrip voor hebben. Ik heb ook tegen de Wethouder van Openbare Werken meer dan eens gezegd: „Het gaat er mij niet om, dat „Pa trimonium" hier zoveel woningen uitsleept; het gaat er mij om, dat er woningen gebouwd worden". Maar wanneer van de kant van de meerderheid van het College min of meer de indruk gewekt wordt: „Alles mag, maar „Patrimonium" mag niet meedoen, dan vind ik dat geen fair play. Laten we dan uiteindelijk, hoe we ook over deze zaken denken, toch sportief zijn. Daar ben ik van mijn kant gaarne toe bereid en dan komen we ook verder. Wat de verdeling betreft, wil ik dit nog wel even opmerken: Het is altijd gewoonte geweest om, wan neer er plannen waren om in groten getale woningen te bouwen, de woningbouwverenigingen bij elkaar te halen en te vragen: Hoe denken jullie erover? Toen „Patrimonium" twee, drie jaar geleden met het z.g. keuzeplan van Prof. Van Embden geconfronteerd werd, werd de woningbouwverenigingen gevraagd: Wie wil hierop inhaken? Toen hadden twee woningbouwvereni gingen daar idee voor en dat waren „Beter Wonen" en „Patrimonium". „Beter Wonen" had de laatste keer gebouwd, zodat deze vereniging toen stelde: „Pa trimonium" heeft de eerste rechten, die is nu weer aan de beurt". Dat was het geval van die 176 woningen aan de Prof. P. S. Gerbrandyweg. Toen daarna de 280 woningen in 't Nijlan aan de orde kwamen, zijn „Pa trimonium" en „Beter Wonen" daar eerst samen mee bezig geweest. Daar dat echter geen haalbare zaak was, is dit aantal gesplitst in een aantal premiewonin gen en een aantal woningwetwoningen, aanvankelijk in 168 premiewoningen en 112 woningwetwoningen. De 112 woningwetwoningen zouden dan voor „Patrimo nium" zijn, waartegenover „Beter Wonen" dan weer ongeveer 100 woningen zou krijgen in 't Nijlan, waar ze nu ook mee bezig zijn. Toen was die zaak weer recht getrokken. „Patrimonium" kreeg dus toen wel een aantal premiewoningen, maar de verdeling van deze soort woningen bleef tot nog toe altijd een zaak, die buiten het woningwetverdelingsschema stond, omdat de Raad daar geen financiële bemoeienis mee heeft en bovendien waren die premiewoningen volledig voor het bedrijfsleven bestemd, omdat dit een claim erop ge kregen had. „Patrimonium" was dus meer het inter mediair om het bedrijfsleven aan een aantal woningen te helpen, dan dat de opzet was, dat deze vereniging een aantal er bij zou kunnen krijgen. Dat zat er pri mair niet in. Men mag stellen, dat „Patrimonium" nu misschien wel 844 woningen gebouwd heeft, maar hoe-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 11