3
runt 3a.
Aanbeveling van het College van Curatoren:
Ir. L. F. Palsma, alhier.
Benoemd wordt de aanbevolene, met alg. stemmen.
Punt 3b (bijlage no. 320).
Voordracht: mej. M. van Dam, alhier.
Benoemd wordt de voorgedragene, met alg. stemmen.
Punt 3c (bijlage no. 311).
Benoemd worden:
tot voorzitter: de heer J. Spiekhout, met alg. stemmen;
tot leden: mej. C. P. Q. Koehler, met 32 stemmen (de
heer J. de Jong 1 stem en 1 bilj. blanco), mevr. L.
Ringenaldus-van der Wal en de heer K. J. de Jong,
met alg. stemmen en de heer L. Atema, met 33 stem
men (1 bilj. blanco);
tot pl.v. leden: de heer P. Ytsma, met 33 stemmen (1
bilj. blanco), de heer Ir. B. C. van Balen Walter, met
33 stemmen (de heer Kingma 1 stem), de heren Bos-
graaf en R. Boomgaardt, met alg. stemmen, en de heer
A. Kiestra, met 33 stemmen (1 bilj. blanco).
De heren Kamstra en Klijnstra vormden het stem
bureau.
Punt 4 (bijlage no. 307).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig hei. voorstel
van B. en W.
Punt 5 (bijlage no. 309).
De heer Kingma: Het lijkt me, ik zou bijna zeg
gen: ongeoorloofd om voor zo'n oud pand, dat toch
eigenlijk voor sloop wordt aangekocht, een dergelijke
prijs te geven. Het moet natuurlijk in handen van de
Gemeente komen, omdat het in het tracé van de rond
weg staat. Als het een nieuw pand of een betrekkelijk
nieuw pand was, dan was de prijs misschien aanneme
lijk, maar voor zo'n bouwsel is die niet verantwoord.
Hier was m.i. onteigening de enige weg geweest.
De heer Van der Schaaf (weth.): Ik kan me een
beetje begrijpen, dat de heer Kingma deze prijs van
f 70.000,hoog vindt, maar dit pand staat op een
gunstig punt van de stad; het ligt op een hoek, het
is dus uitstekend toegankelijk. Het heeft een niet zo
grote breedte aan de Emmakade, maar wel een heel
grote diepte aan de Franklinstraat, terwijl het boven
dien in twee lagen is. Dat al met al zijn factoren, die,
mede in aanmerking genomen, dat het hier tenslotte
een verhuurbaar geval betreft, mij toch van mening
doen zijn, dat dit ten naastebij de juiste prijs is, in
ieder geval een prijs, waarmee het College voor de
Raad kan verschijnen. T.a.v. deze waardebepalingen
kan men uiteraard van mening verschillen en als de
heer Kingma zou betogen, dat het pand met f 65.000,
ook wel betaald zou zijn, dan zou hij in mij niet een
felle tegenstander hebben gevonden. Nu neemt men bij
zo'n schatting alle factoren in aanmerking en dan
moet ik zeggen, dat deze prijs mij voor de Gemeente
bepaald wel aanvaardbaar voorkomt.
De heer Kingma zegt, dat het voor de sloop wordt
aangekocht en dat het dan wel heel duur zou zijn,
maar of een perceel voor de sloop wordt aangekocht
of voor iets anders mag nu juist niet een rol spelen,
want op dit stuk van zaken is de bedoeling van de
wetgeving in Nederland, dat degene, van wie het eigen
dom langs minnelijke of gedwongen weg wordt ver
worven, schadeloos gesteld moet worden. Zou men
daarbij in aanmerking nemen, dat dit voor sloop be
stemd is, dan zou dat tekort doen aan de gerechtvaar
digde belangen van de eigenaar, van wie het pand
moet worden verworven.
Tenslotte zegt de heer Kingma in zijn gedachtengang,
dat hier beter onteigening had kunnen worden toege
past. Wanneer men van mening is, dat deze prijs de
juiste prijs sterk benadert, dan vervalt die opmerking,
zou ik denken. Wanneer de heer Kingma van mening
zou zijn, dat het pand veel en veel te duur is, dan moe
ten we dus ook nog voordat we tot onteigening be
sluiten, onszelf afvragen, wat de andere consequenties
zijn van een geval als dit, n.l. eventuele vertragingen
in de uitvoering van het werk, maar ook moet men
dan trachten te benaderen de waarschijnlijke kosten,
waarop de taxateurs, door de rechtbank aangewezen,
het pand zullen schatten en dat doen wij in gevallen
als deze dan ook. En als wij menen, dat de vermoede
lijke uitkomst van de taxaties van de rechtbankdes
kundigen ongeveer uitkomen op het bedrag, waarvoor
men het ook bij minnelijk overleg kan kopen, dan ge
ven we daaraan doorgaans toch de voorkeur. Dan ge
loof ik, dat het voorstel dat gedaan wordt t.a.v. het
perceel Emmakade 181, aanvaardbaar is voor de Raad
en dat de prijs ook aanvaardbaar en gerechtvaardigd is.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 6 t.e.m. 15 (bijlagen nos. 305, 314, 306, 322,
302, 303, 315, 316, 304 en 323).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 16 (bijlage no. 319).
De heer Heidinga: Dit voorstel tot het bouwen
gedeeltelijk door de Gemeente van 486 galerij-wonin
gen ondervindt in onze fractie geen enkel bezwaar.
Integendeel. Naar onze mening komt het College een
woord van lof toe, dat het werkelijk met spoed door
gaat met de woningbouwplannen bij de Raad te bren
gen. Wel hadden wij toch nog liever, dat de Gemeente
niet een derde deel van de woningen in beheer krijgt
en dat ook dat derde deel naar een woningstichting
of een woningbouwvereniging zou zijn gegaan. Zou het
niet mogelijk zijn, dat dat bijv. toch nog wordt toege
wezen aan de Woningstichting hoe heet die ook
maar weer? „Patrimonium" niet; daar durf ik hier
niet voor op te komen de Vereniging voor Volks
huisvesting? Ik meen, dat deze niet zo dik in de wo
ningen zit. En dan lijkt het mij toe, dat de woning
stichtingen een tikje beter de mogelijkheid hebben om
het woningbezit op een bepaald peil te houden. De
Gemeente moet wel eens noodgedwongen bepaalde be
woners toelaten en de woningstichtingen kunnen een
tikje meer selecteren. Dat is helemaal geen verwijt,
maar dat is het constateren van een feit. Daarom zou
het in onze fractie op prijs worden gesteld, dat dat
noordelijke gedeelte van de bebouwing die dorpjes
zo mogelijk in handen van de woningbouwverenigin
gen of de woningstichtingen komt.
Een tweede punt. De woningen zijn naar onze me
ning zeer wel aanvaardbaar. Wij betreuren het alleen
maar, dat er toch nog weer een vrij hoge huur uit de
bus komt. Ik weet wel, dat B. en W. en de Raad dat
niet kunnen helpen, maar we mogen het toch wel be
treuren en mede met die gedachte voor ogen, zouden
wij het College in overweging willen geven, om, als
eventueel nog eens de mogelijkheid bestaat hier of
daar in de stad, aan welke kant dan ook, nog wat
woningen te realiseren die een lagere huurprijs doen,
die mogelijkheid aan te grijpen. Mijn fractie zou het
op hoge prijs stellen, als zodanige bouw met de meeste
kracht zou worden bevorderd.
De heer Heetla: Ik kan mij aansluiten bij het ver
zoek om te trachten in de toekomst goedkopere wonin
gen in Leeuwarden te bouwen. De prijzen die hier ge
noemd worden, zullen zeer zeker ook nog wel hoger
worden. En nu kan men zeggen, dat het verschuiven
van de bewoners van goedkopere woningen naar duur
dere in de toekomst wel een oplossing zal brengen,
maar dat betwijfelt onze fractie toch wel zeer. Wij
zouden het ook wel op prijs stellen, van de Wethou
der nog eens te horen, hoe hij de verschuiving naar de
duurdere woningen in de toekomst ziet.
De heer Klijnstra: Ook bij dit laatste sluiten wij
ons gaarne aan. Ik vraag me wel steeds weer af,
welke woningen de mensen die beslist deze huur niet
kunnen betalen dat zijn in hoofdzaak de gewone
arbeiders eigenlijk moeten betrekken. Ik heb
al eens eerder deze vraag gesteld en toen heeft de
Wethouder gezegd: We moeten deze door opschuiving
voor hen vrij krijgen. In de praktijk echter komt daar
bitter weinig van terecht, als er geen pressie uitge
oefend wordt. Nu heeft dit laatste ook zijn bezwaren,
grote bezwaren zelfs, maar ik ben toch van mening,
dat er ook voor deze categorie mensen een betaalbare
woning disponibel moet zijn.
De heer Bootsma: Ik zou me daar graag bij willen
aansluiten; het moet mogelijk zijn ook goedkopere
woningen te bouwen. Maar ik geloof, dat het toch wel
goed is de mensen die dit stellen, ook te vragen: Be
doelt men nu een slechtere of een goedkopere woning?
En in dit laatste geval zal men toch ook de manier
moeten aangeven, waarop de bouw van zulke wonin
gen zal zijn te verwezenlijken. We streven allen ook
naar een behoorlijk woonpeil en als we dan zeggen:
Er moeten goedkopere woningen komen, maar we ge
ven niet het type woning aan, dat goedkoper gebouwd
zou kunnen worden, dan bedrijven we alleen maar
demagogie.
De hear Santema: N.o.f. hwat de hear Bootsma
niis sei soe ik dochs wol in opmerking meitsje wolle,
dy't wy ek yn üs fraksje makke hawwe, mar dy't wy
to'n earsten net meitsje soene. Der wurdt yn dit stik
ek düdlik oantsjut, dat wy in goedkeapere bou hawwe
sille troch de „Noordelijke Bouwelementen-Industrie
N.V. yn to skeakeljen, omdat dizze mei in bou komt,
dy't eigentlik deselde is as hwat men neame soe „pre
fabricated". En nou bigryp ik net, dat sa'n great pro-
jekt as dat hwat hjir oan de oarder is, mei dit kosten-
bisparjende elemint, üs likegoed op huzen bringt,
dy't noch in f 20.000,kostje en dizze hege hieren op-
bringe moatte. Ik soe B. en W. wol ris freegje wolle:
Hoe is it mooglik, dat wy mei bihelp fan dit nije ele
mint yn üs huzenbou net ta goedkeapere wenningen
komme kinne?
De heer Kaïnstra: Ik vind het een beetje mal, dat
wij als fractie achterblijven, als er zoveel en door ver
schillende sprekers over goedkoopte wordt gesproken.
Ik meen echter, dat deze hele redenering wat
goedkoop is, want wat is gemakkelijker dan te zeg
gen: we moeten goedkopere woningen hebben. Dat de
heer Heidinga daarover begon, kan ik me indenken.
We hebben allen wel de gedachte, dat er een categorie
mensen is, die eigenlijk de huren niet meer kunnen
betalen. We hebben echter in de raadsbrief ook kun
nen lezen, dat het heel erg moeilijk is woningen ge
realiseerd te krijgen, omdat men de toestemming van
de Minister niet kan krijgen doordat die woningen niet
duur genoeg zijn. De aanbestedingsprijs moet dus ho
ger. Nu is het streven naar goedkopere woningen ove
rigens loffelijk en ik hoop, dat B. en W„ voorzover
het hün mogelijk is, ook in die richting willen sturen.
De heer Van der Schaaf (weth.): Het doet me ge
noegen, dat verschillende sprekers met het plan als
zodanig hun instemming hebben betuigd. Dit is ook
weer een belangrijke bijdrage, die kan helpen de wo
ningnood tot een oplossing te brengen en daar is nog
aan toe te voegen, dat er een goed uitzicht bestaat,
dat een belangrijk aantal van deze 486 woningen mis
schien wel over het ons toegekende contingent heen-
komt, zodat dit om het maar duidelijk te zeggen
voor een belangrijk deel buiten-volume-woningen kun
nen worden. Wij zijn daarover nog in onderhandeling
met de Provinciale Directie en we trachten het zo te
plooien, dat voor de Gemeente het voordeel in contin
gent, ook op dit project zo groot mogelijk zal zijn en
dan is het inderdaad een plezierige omstandigheid, dat
deze aantallen nog weer extra kunnen worden gereali
seerd. Voor de uitgesproken erkentelijkheid dus gaarne
van onze zijde dank.
Nu komt de heer Heidinga met zijn eerste concrete
opmerking, inhoudende, dat hij en zijn fractiegenoten
liever hadden gezien, dat dit laatste derde deel ook
was toebedeeld aan een van de verenigingen voor wo
ningbouw en hij heeft daarbij zelfs genoemd de Ver
eniging voor Volkshuisvesting. Het is mij bekend, dat
deze vereniging zelf die wens ook heeft uitgesproken en
ik zou zeggen: Als er vandaag wordt besloten, zoals
nu het voorstel luidt, n.l. bouw door twee woningbouw
verenigingen en de Gemeente, dan zou dat, althans
voor mij persoonlijk, niet behoeven uit te sluiten, dat
over een juiste verdeling van de woningen over de
woningbouwverenigingen en ook over het gezichts
punt, dat de woningbouwverenigingen pas op moderne
wijze kunnen functioneren, als ze een redelijk aantal
woningen hebben, nog wel eens gepraat zou kunnen
worden.
Een punt, dat de heer Heidinga en de andere spre
kers allen hebben genoemd, is: de vrij hoge huren, die
hier moeten worden berekend. Nu moeten we dit
heeft de heer Bootsma in andere woorden ook al aan
geduid hierbij toch wel de nodige onderscheidingen
maken. In de episode in de woningbouw, die zich heeft
afgespeeld voor de vakanties, hebben we gekend het
plan van 208 woningen, inhoudende een repetitie van
een groot aantal woningen, dat in de stad is gebouwd.
De huren van deze woningen in het project van 208
(U allen bekend) zijn lager dan de woningen die nu
worden voorgesteld. Daar staat tegenover, dat men,
om een juiste vergelijking te maken, dan ook in aan
merking moet nemen, dat die woningen minder voor
zieningen hebben. De woningen, die hier thans worden
gepresenteerd, hebben alle b.v. een lift en enkele an
dere voorzieningen, en men moet dus, wanneer men
spreekt over goedkopere woningen, daarbij, wil men de
zaak zuiver stellen, in rekening brengen de meerdere
voorzieningen, die hierin zijn aangebracht. Mogelijk
zegt men dan op een zeker ogenblik: Ik heb liever een
woning die een geringer aantal guldens huur doet,
maar die dan ook minder voorzieningen heeft. Dat
standpunt kan ik mij begrijpen, maar men moet het
wel zuiver en zuiver uitgerekend naast elkaar
stellen, want anders krijgt men een onzuiverheid in
de discussie. En er blijft toch werkelijk de vraag over,
of wij in de woningbouw anno 1964 en volgende jaren
niet moeten streven naar woningen met, als het etage
woningen betreft, een lift en centrale verwarming.
Dat is een punt, dat degenen die lagere huren beplei
ten, zich toch echt voor ogen moeten stellen, want de
woningen die wij nu gaan bouwen, zullen tot het jaar
2000 en verder dienst moeten doen. En als wij ons de
stormachtige ontwikkeling op technisch gebied, op het
gebied van de energievoorziening en ook de gunstige
positie van de provincie Friesland t.o.v. het aardgas
voor ogen halen, dan is het mij duidelijk, dat wij echt
niet te gauw moeten besluiten woningen te bouwen zon
der centrale verwarming. Ik ben er n.l. van overtuigd,
dat men daar over vijf jaar toch in belangrijke mate
spijt van zal hebben.
Blijft over de vraag (het komt voor alle sprekers
eigenlijk op hetzelfde neer): Waar moeten de mensen
met de lagere inkomens geholpen worden? En dan is
het duidelijk het is hier meerdere malen besproken,
maar het moet nog weer gezegd worden, omdat het
ook juist is -, dat de oplossing daarvoor moet wor
den gezocht in de opschuiving van de mensen met de
hogere inkomens naar de duurdere woningen. En als
de Raad het gehele terrein overziet, dan kan het hem
ook bekend zijn, dat in Leeuwarden nog honderden wo
ningen van een betrekkelijk lage huur aanwezig zijn
en de woningen met lage huren behoeven dus eigen
lijk niet meer te worden gebouwd.
Aan het probleem van de opschuiving in de huurwo
ningen wil ik ook nog een enkele opmerking wijden.
Wij hebben hier wel eens eerder over gepraat. En dan
was steeds het bezwaar, dat de beter uitgeruste wo
ningen waarheen de mensen met hogere inkomens zou
den moeten opschuiven, niet aanwezig waren. En wij
verkeren in de omstandigheid, dat de duurdere wonin
gen, die iets meer wooncomfort bieden en daarom ook
beter iets hogere huur kunnen dragen, langzamerhand
beschikbaar komen. Dus het probleem van de opschui
ving in de gemeente Leeuwarden wordt door de wo
ningbouw in het grote plan van 2040 woningen inder
daad dichter tot een oplossing gebracht. Ik zeg niet,
dat we er al zijn, ik wil ook niet ontkennen, dat we
wrijvingsverschijnselen zullen krijgen, maar ik weet
wel, dat mij uit de kring van verschillende woning
bouwverenigingen wordt medegedeeld, dat men gaarne
ook wat woningen met iets meer en duurdere uitrus
ting wil hebben, om mensen uit goedkopere woningen
van die woningbouwverenigingen door te schuiven naar
duurdere. Dat de woningbouwverenigingen met het
huurdersbestand dat zij op het ogenblik hebben, wel
moeilijkheden aanwezig achten om te komen tot een
opschuiving naar deze duurdere woningen, geeft te