12
13
heb, dat vooralsnog de commissie van advies en bij
stand er komt. Het lijkt mij dan eventueel altijd nog
mogelijk, wanneer de zaak afgerond wordt, nader te
bekijken, of misschien de commissie van advies en bij
stand weer zou kunnen worden opgedoekt, als de taak
stelling daarvan niet erg omvangrijk meer zou zijn.
Nu de Wethouder gesproken heeft, zoals hij heeft ge
daan, zal ik niet bepaaldelijk nog stemming vragen over
onderdeel h, het laatste onderdeel van het voorstel.
Ik geloof, dat wat hier van de zijde van het College
over is gezegd, wel in zo belangrijke mate tegemoet
komt aan de gedachte, die ik heb geopperd (dat bleek
echter niet zozeer uit de raadsbrief, want daar stond
alleen maar in „commissie van advies of overleg") en
die blijkbaar ook bij het College is gaan leven, dat ik
mij verder tegen het gehele voorstel dan niet meer
zal verzetten. Dat de beheerscommissies uiteraard bin
nen de begroting moeten blijven, zoals de Wethouder
zegt, is logisch. Dat moest de Sportstichting tot nog
toe ook, maar ik zou dit willen stellen: Men heeft juist
bij het dagelijks beheer van allerlei objecten zoveel
dagelijkse kwesties, waarin voorzien moet worden, dat
in dit opzicht juist een mede uit de burgerij gekozen
beheerscommissie een zeer nuttige taak zou kunnen
hebben. Het gaat dus niet zozeer direct om de vraag
van de financiën; het ligt voor de hand, dat men hier
binnen de begroting, binnen algemene richtlijnen van
het College en van de Raad zal moeten blijven. Maar
het gaat hierom, dat juist de inschakeling van deskun
dige burgers bij allerlei dagelijkse taken een zeer
groot nut zal kunnen hebben en dat men zo mogelijk
ook hiervan gebruik zal moeten maken. Ik zou dus
nogmaals deze mogelijkheid sterk willen aanbevelen.
De heer Weide: Nu de naam beheerscommissie hier
eenmaal is gevallen ik weet niet, hoe de heer Wet
houder erover denkt zou ik de suggestie willen
doen om naast de commissie van advies en bijstand een
aantal beheerscommissies in te stellen ik denk aan
de zwembaden, aan de sportvelden en de recreatie
en in deze commissies zitting te laten nemen de leden
van de commissie van advies en bijstand, zodat er dus
een goede roulatie mogelijk is tussen de belanghebben
den en de Gemeente.
De hear Santema: Ik mei de Wethalder, dy't sei,
dat wy genóch tiid hawn hiene om dit stik to bistu-
dearjen, wol efkes yn't sin bringe, dat wy ünderwilens
dwaende binne mei de bigreating foar 1965 en dat
dizze gearkomste krekt tusken de seksjesittingen yn
fait. Dat mei in reden wêze, dat hy der ynkomme kin,
dat wy amper tiid hawn hawwe om dizze saek goed
ta to rieden.
Fierders dit: Der wurdt in kombinaesje makke fan
de sport en de rekréaesjc. Mar wy krije skiclk in pear
rekréaesje-oarden, dy't mei sport net sa folie to meitsjen
hawwe. Nou tink ik oan de Froskepölle en oan it üt-
wurke plan fan de Dytse Wielen. Dan leit der dus
aensen heechstwierkynlik foar de kommisjc, dy't spé-
siael foar de rekréaesje-oarden ynsteld wurde moat, in
aparte taek. It is foar my noch de fraech, sjoen de
stüdzje, dy't ik fan dit stik meitsje koe, oft it direkt
ynstellen fan de kombinaesje fan dizze twa ünderdielen
fan üs gemeentehüshalding wol forstannich wêze sd,
hwant wy sille der skieik sünder mis wer foar pleatst
wurde.
Fierders, as ik dit brief lês, dan is der ek al in
bytsje twivel by it Kolleezje, oft der in koördinaesje
wêze moat tusken de plantsoenetsjinst en dizze nije
takke fan tsjinst. Dat is neffens my ek in saek, dy't
wol hiel goed bisjoen wurde moat, en hwer't ik sa
ien-twa-trije op dit stuit net in oardiel oer sizze doar.
Wy hawwe oan't nou ta ek faek mei koördinaesje to
dwaen. As Iepenbiere Wurken of de Ljochtbidriuwcn
of sa it ien of oare objekt by de ein hawwe, sjogge
wy, dat der ek noch al ris hwat oan skeelt. Ik soo
der eigentlik mear foar fiele, sa't ik it op't heden bi-
sjoch, dat rekréaesje-oarden lyk as de Froskepóllo en
dat oan'e oare kant it Alddeel ünderbrocht v/aerde
by de plantsoenetsjinst. Dit binne neffens my proble
men dy't noch wol hwat gewicht yn'e skael lizze en
dêr't wy üs goed oer biriede moatte.
Oer it algemien hat de argumintaesje fan de Wet
halder my wol hwat wizer makke en my sa folie dien,
dat ik gjin frijmoedichheit hawwe sil om tsjin dit üt-
stel to stimmen.
De heer Jellema: Ik leg hierbij de verklaring af,
dat ik volledig achter het College sta, wat punt h be
treft, n.l. het vaststellen van een aparte commissie
van advies en bijstand voor de gemeentelijke dienst,
want ik geloof, dat in een grote beheerscommissie,
waarin zeer vele niet-raadsleden zitten, die de draag
wijdte van tal van dingen betreffende de gemeente
huishouding niet kunnen overzien, de raadsleden die
daarin zouden zitten, wel eens door die anderen over
stemd zouden kunnen worden.
De heer G. de Vries: Ik geloof, dat de heer Jellema
een denkfout maakt. Ik dacht, dat in zo'n commissie
van advies helemaal niet een groot aantal mensen moet
zitten; slechts vier of vijf leden van de Gemeenteraad,
waaraan toegevoegd drie personen uit de sport- en
recreatiesfeer, zouden wel voldoende zijn en zouden
ook een werkbare commissie vormen.
Ik geloof, dat het psychologisch bijzonder pijnlijk is
voor de leden van de Sportstichting of voor de sport
organisaties in het algemeen in de stad, als men nu
naar een tweede plan gedrongen wordt en dat is het
geval, als deze mensen alleen maar betrokken worden
in de taak (zoals de Wethouder het ook gezegd heeft),
die slechts in het adviserende vlak of in het vlak van
het overleg ligt. Ik dacht, dat hier in de sfeer van de
voorlichting, zoals het de Wethouder vermoedelijk ook
bekend is uit de studie van de Wiardi Beekman-stich
ting, stellig wel mogelijkheden zouden zijn om een com
missie samen te stellen, waarin èn raadsleden èn le
den uit de sport- en recreatiesfeer gezamenlijk overleg
gen zouden, waarbij op een prettige manier een goed,
open contact zou ontstaan tussen Raad en sportwe
reld. Wij hebben in de praktijk meegemaakt, dat daar
werkelijk zo nu en dan wel eens iets aan mankeert en
ik geloof, dat we, als we deze zaken zo abrupt en zo
stringent gaan scheiden, daarmee alleen maar zullen
bereiken, dat de sportwereld zich gepasseerd en mis
schien wel in de hoek gedrongen gaat voelen.
De heer Ytsma: Ik heb met grote belangstelling
naar het betoog van onze Wethouder van Sportzaken
geluisterd en ik heb met des te groter belangstelling
vernomen, dat het overleg met het dagelijks bestuur
van de Sportstichting, dat in april al begonnen is, nog
gaande is. Ik wil opmerken, dat ik het weinig elegant
vind van het dagelijks bestuur of van een der leden
van dat bestuur op het ogenblik in een artikel in een
krant uiting te geven aan bepaalde kritiek en spijtig
heid over het voorstel, dat hier op het ogenblik voor
ons ligt. Dat betreur ik toch wel heel erg.
De heer Kingma: Ik wil me graag aansluiten bij
wat de heer De Vries gezegd heeft, want ik heb, meen
ik, ook al gezegd, dat ik meer voel voor een advies
raad of een commissie van bijstand, aangevuld met
personen uit dc sportwereld, dan voor twee of mis
schien meerdere afzonderlijke organen en daarnaast
nog een commissie van advies en bijstand uit de Ge
meenteraad.
De heer Tiekstra (weth.): Ik geloof, dat ik de heer
Keuning niet zoveel behoef te zeggen. Hij heeft van
mij begrepen, dat de suggesties, zijnerzijds gedaan, mij
nerzijds in het College met de nodige ernst naar vo
ren zullen worden gebracht en van de uitslag daarvan
ik heb het al gezegd zal de Raad onherroepelijk
kennis kunnen nemen, omdat nu eenmaal een voor
stel tot liquidatie van de Sportstichting opnieuw de
Raad moet passeren.
Ik geloof, dat de Raad ook stellig mans genoeg is
het dan in te dienen voorstel te toetsen aan de van
avond gedane suggesties en het inzicht dat de Raad
dan heeft.
Ik moat oan it adres fan de hear Santema wol in
pear opmerkingen meitsje. Hy wol de rekréaesje-oar
den mar by de plantsoenetsjinst foegje. Dy tsjinst is
iykwols net ütrust foar de ütoefening fan de bihears.
taek foar de forsoarging fan de rekréaesje-oarden, bi-
nammen net, omdat dy oarden nou ienkear eleminten
bifetsje - in swimbad of in kanofiver dy't har net
fordrage mei it patroan fan de plantsoentsjinst.
De hear Santema makket, hwannear't hy it rieds-
brief ynterpretearret, in forsin, as hy it hat oer de
foardielen fan koördinaesje. B. en V/. hawwe düdlik
skreaun: ,,In elk geval prefereren wij hierboven een
zo duidelijk en scherp mogelijk omlijnde afbakening
van taken en verantwoordelijkheden". En my tinkt, dat
de konsekwinsje dêrfan is it ynstellen fan in tak fan
tsjinst. Just yn sa'n tak fan tsjinst kin men persoaniel
ünderbringe, dat foar in great oantal taken ynset wur
de kin; dy tak fan tsjinst hat dêrfoar syn eigen mins-
ken. Ik tocht dus, dat der yn dizzen in misforstan bi-
stean moat by de hear Santema. As ik dat weinommen
haw, dan bin ik des to gelokkiger.
Ik geloof, dat ook bij de heer De Vries een misver
stand bestaat. Afgezien van de vraag, of men nu wer
kelijk zoveel belang hecht aan een specifiek raads-
orgaan, is en blijft de verantwoordelijkheid voor de to
tale gemeentelijke huishouding bij de Raad gelegen;
de Raad is het orgaan, dat tot afweging van taken
moet komen. Dat impliceert in genen dele, dat daardoor
derden die betrokken worden bij bepaalde uitvoerings
taken, op het tweede plan worden geplaatst. Maar de
Rasd kan de primaire verantwoordelijkheid die hij
draagt, niet afleggen. Die behoort hij op zich te ne
men. En ik zeg nog eens: ik geloof niet, dat dat be
hoeft te leiden tot pijnlijke situaties t.o.v. derden. Die
verantwoordelijkheid draagt de Raad en die zal hij ook
moeten blijven dragen.
De heer Ytsma heeft een enkele opmerking ge
maakt over het interview met de voorzitter van de
Sportstichting. Ik zou daarvan dit willen zeggen: Af
gezien van de vraag, of de inhoud van het interview
in alle opzichten wel juist is, kan ik mij voorstellen,
dat deze ontwikkeling bepaalde gevoelens van teleur
stelling te weeg brengt bij hen, die gedurende een reeks
van jaren zo nauw betrokken zijn geweest bij de uit
voering van deze taak, met alle begrip voor het feit,
dat deze taakuitvoering als vrijetijdsbesteding nu een
maal op dit moment bij de toeneming der bemoeiingen
niet meer mogelijk is. En ik geloof, dat men daaruit
voor een groot deel de teleurstelling die naar voren
kwam in het interview, wel verklaren kan.
Met dank aan de Raad voor de steun, aan het voor
stel toegezegd, zou ik mijn beantwoording in tweede
instantie willen besluiten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Funt 21 (bijlage no. 324).
De hear Santema: Eat oer it punt „Grondonder
zoek". Hjirby frege B. en W. in kredyt fan f 10.000,
om in ündersyk yn to stellen nei de mooglikheit yp
de omkriten fan üs gemeente san to winnen foar it
opheegjen fan de bouterreinen. Dit is op himsels in
hiel bigryplike fraech, dy't hja oan de Rie dogge, en
op himsels is der ek neat tsjin, dat dy f 10.000,dêr
foar biskikber steld wurdt, maar ik soe hjir dochs wol
efkes by sizze wolle, dat wy oppasse moatte, dat wy
üs neiste omkriten net skeine. Ik wie forline sneon yn
de gelegenheit om yn de Trynwaldcn, yn de buert fan
Readtsjerk ris to sjen, hoe't san-eksploitanten dêr wer
in stik lan kocht hawwe en dat öfgrave, ta skoof en
skande fan it lanskip. Ik soe B. en W. en yn it alge
mien de Rie wol tige op it herte bine wolle, dat wy üs
meiwurking der net ta jowe, dat it san üt üs neiste
omkriten tsjinje moat om üs gemeente fan groun to
foarsjen. De gewoante is tsjintwurdich men sjocht
dat alle dagen yn de Harnzerfeart dat san oan-
fierd wurdt üt sé wei. En as it sa simpel leit, dan soe
eigentlik dy f 10.000,net iens nedich wêze. Wy
moatte as gemeente, dy't de haedstêd fan Fryslan is,
oppasse, dat wy yn gjin gefal meiwurking jowe ta
„ontgronding" yn in gemeente hjir yn de omkriten.
Wy hawwe al net sa'n béste reklame makke, doe't
wy foar üs gemeentereiniging de Saiterpetten ta üs
biskikking krigen en dêr de smoargens fan üs stêd
hinnebrochten. Yn dizze tsjintwurdige tiid fan rekré-
aesje moatte wy uterst foarsichtich wêze. Ik soe dus
freegje wolle: Kin dat san üt'e sé hjir net folie better
foar tsjinje as dat wy bisykje in oare mooglikheit hjir
yn de omkriten to finen, dy't der sünder mis ta liede
moat, dat der „ontgronding" pleats fynt? Noch net sa
hiel lang lyn seach ik yn de Burgumer krante fan sa'n
jier of tsien forlyn in hiele rige fan artikels, dy't
gongen oer „ontgronding" fan de lanskippen yn de
gemeente Tietsjerksteradiel. En dêryn waerd ü.o. ek
noch sein, dat de mooglikheit om san to krijen, hjir
yn de omkriten faeks ek noch leit by de Greate Wie
len. Nou moat ik net de suggesty dwaen en de foar-
stelling by jin opwekke, dat ik der foar wêze soe, dat
dy Greate Wielen ta in greate djipte ütbaggere waer-
den om san to winnen. Ik wit wol, it bart yn sommige
gemeenten wol. Sa is byg. de gemeente Snits der in hiel
düdlik foarbyld fan, dy de Swarte en binammen de
Wite Brekken ta in geweldige djipte ütbaggere hat.
En wy witte datselde ek fan de Wide Ie, under Grou
en by Terherne byg. Dêr hinderet it, foar sa fier as ik
it op dit stuit sjoch, minder as op oare plakken. Yn
alle gefal ik soe der tige priis op stelle, dat B. en W.
by it dwaen fan dat ündersyk nei dizze dingen, hwer't
ik op dit stuit foar warskögje moat, tige har omtin-
ken jowe oan in ridlike sanwinning, dy't it lanskip
net bidjert.
De hear Hartstra: In lyts fraechje. Der wurdt
f 10.000,frege foar it ündersyk en der stiet by: „Dit
bedrag zal worden besteed voor de uitvoering van
grondboringen". Mar dan stiet der fierder: „De uitgaaf
kan als rendabel worden aangemerkt". Hoe wit men,
dat dy rendabel is Wit men nou al, hwer't men it
san sykje moat Hwant dan binne dy grounboaringen
eigentlik ek ünnedich en is men dy f 10.000,kwyt.
(Laitsjen).
De heer Kingma: Iets over het vervangen van
voordeuren van woningen in de Balistraat. In verschil
lende van deze woningen heeft men ook de ramen ver
vangen. Ik weet niet precies, of dat dezelfde zijn, maar
het is toch ergens in die buurten. Ik zou er hier op
willen wijzen, dat men, als men die deuren gaat mo
derniseren, zorgt, dat ze blijven passen bij het geheel.
Dat is b.v. gebeurd bij woningen in de Delistraat; daar
heeft men alle roeden uit de ramen verwijderd om
meer licht te brengen, en misschien een vrijer uit
zicht te krijgen, maar dat past eigenlijk niet bij het
geheel van deze woningen; men heeft het uiterlijk daar
door toch wel grote schade aangedaan.
Ik wilde er op wijzen, dat men er dus vooral, wan
neer men andere voordeuren aanbrengt, rekening mee
houdt, dat men dan eigenlijk een gehele gevel moet
wijzigen. Dat is tenminste heel vaak noodzakelijk, ten
zij men natuurlijk in dezelfde stijl blijft, maar hier
heeft men het over „moderner voordeuren".
De hear Van der Schaaf (weth.): De hear Santema
hat hjir in bitooch hélden foar it üntsjen fan it lan
skip om üs stêd hinne. En dat is in loflike ündernim-
ming. En krekt yn it forlingde fan dat bitooch leit it
ütstel, dan dien wurdt om f 10.000,to freegjen foar
boaringen. Ik sil dat, hoopje ik, efkes düdlik meitsje.
Yn de jierren dy't nou resint efter üs lizze, binne ün-
foarstelbere massa's san üt de Walden hjir hinne sleept
op auto's en al hwat mar ride woe. (Laitsjen). San
fan earste klas kwaliteit, en dochs bigjint der in ein
oan to kommen. Men hat der gjin foarstelling fan,
hoefolle kubieke meters san dizze stêd op kin. En nou
docht him it forskynsel foar, dat fan de perselen dy't
it tichtste oan de hurde wei lizze, it san oprekket. Der
bliuwe nou allinnich noch hwat perselen oer dy't fier
it lan yn lizze, allinnich via in modderreed to birikken
binne en yn it minne healjier giet dat dus net bést,
sadat de prizen ek altyd mar oprinne. Wy binne der
dêrom ta oergien ek op oare plakken san to sykjen.
Wy hawwe al in kear of hwat sésan brükt; dat hat in-
kele biswieren, n.l. dat der salt yn sit. En wy hawwe
ek al meimeitsje moatten, dat it salt, dat yn it sésan
sit, der hwat ütspielt en by de neistlizzers bidarret;
dan giet der wolris in beam dea en dêr komme dan
brakke situaesjes fan.
Der komt noch hwat oars by, n.l. dat it opsügen
fan san öfhinklik is fan it waer op sé. It kin dus wêze,
dat wylst it wurk ropt, skreauwt om san, it waer op
sé dizich en skier is, sadat de bakken en de sügers