heeft het daarin uitvoeriger gesteld. Ik heb me dus bepaald tot Leeuwarden en ik geloof, dat deze korte becijfering een volledige motivering is voor het stand punt van het College, dat ik ook persoonlijk huldig. Ik geloof, dat het College toch wel de eenstemmige instemming van de Raad daarmee had mogen verwach ten. Het is tegelijkertijd ook een antwoord aan de heer Boomgaardt. Onze taak is hier in de eerste plaats de eigen gemeente te dienen en als dat mocht gaan ten koste van andere instanties, dan is dat misschien erg jammer, ook al gunnen wij de andere instanties het van harte, maar dan zullen we toch de eigen gemeente eerst in gedachten moeten hebben. Ik wil mij hiertoe bepalen. En dan moet mij toch nog een enkel woord van het hart over de onbewoonbaarverklaring, omdat ik meen, dat ook ten aanzien daarvan een misverstand heerst. Ik heb een zekere aandrang genoteerd om krotten niet te snel te gaan afkeuren. Nu is en dat weet U trouwens evengoed als wij het weten de onbewoon baarverklaring van woningen niet een taak van het College, maar van de Raad zelf en tot elke onbewoon baarverklaring moet dan ook door de Raad zelf wor den besloten, zodat dus de Raad het zelf volledig in de hand heeft, of een woning onbewoonbaar moet worden verklaard en in welk tempo de onbewoonbaarverkla ring moet gebeuren. Maar als ik dan weet, dat er in Leeuwarden een niet nader te noemen aantal krotten bestaat, waarvan de kwaliteit vergelijkenderwijze slechter is dan van een moderne veestal, dan zou ik persoonlijk de Raad toch wel zeer ernstig willen aan raden, voorzichtig te zijn met het drukken van het tempo van onbewoonbaarverklaringen. Dat zou ik er van mijn kant graag van willen zeggen. Ik zou willen voorstellen om deze algemene beschou wingen te besluiten en dan zou ik graag willen over gaan tot de behandeling van de atzonderlijke begro tingen. De Raad gaat hiermee akkoord. Aan de orde is de begroting van het Slachthuis en de Veemarkt. De heer Miedema: Uit de cijfers die ons in de mem. v.a. ter beschikking zijn gesteld door de Wethouder op een vraag over de aanvoer in het eerste halfjaar van 1963 en het eerste halfjaar van 1964, blijkt ons, dat er een vrij grote teruggang is in het aangevoerde vee. En dan komt onwillekeurig de vraag bij ons op: Wat kan daar de reden voor zijn? Is het mogelijk - persoonlijk betwijfel ik dat zeer sterk dat het aan de vrijdag ligt? Is in het College ook de gedachte op gekomen om eens naar een andere marktdag om te zien? Een feit is, dat de handel op de markt zich ver legt. Vroeger werd er om tien uur ook nog handel gedreven, maar momenteel is om halfnegen de handel grotendeels afgelopen. Ik heb deze week nog een ver slag in de krant gelezen, waarin werd gesuggereerd: Kan de aanvoer niet beter op donderdagavond plaats hebben en 's nachts de handel De Frieslandhal is toch verlicht. Dat is misschien wat cru uitgedrukt, maar ik geloof, dat toch wel onderzocht zou kunnen worden, welke de motieven zijn voor het zich verleggen van de handel en of een andere dag geschikt zou zijn. Ik heb in een vorige begrotingsvergadering de Wethouder de vraag gesteld: Hoe ligt het met de mogelijkheid een aparte exportveemarkt te organiseren? Het antwoord luidde toen: „Er is overleg gaande met de personen uit die branche en wij zullen met belangstelling de resultaten afwachten t.z.t. hoort U er misschien iets meer van." Mijn tweede vraag luidt: Is daar toen iets uit de bus gekomen? Zitten er mogelijkheden in en hoever is de Wethouder met de bestudering daarvan? De heer Weide: Ik heb uit de cijfers kunnen mer ken, dat de aanvoer op de veemarkt in Leeuwarden het eerste halfjaar met 15000 stuks vee is terugge lopen, dit in tegenstelling met andere markten, waar de aanvoer in hetzelfde halfjaar aanzienlijk is geste gen. Die van de veemarkt te 's-Hertogenbosch o.a. loopt op tot 400.000 stuks. Ik kan mij dan ook vol ledig bij de woorden van de heer Miedema die hier nog veel meer bij betrokken is dan ik, aansluiten. Ik stel ook de vraag: Is deze marktdag wel juist geko zen? Men is wel aan die dag gewend, maar de markt ondervindt hier bijzonder veel concurrentie van de markt in Zwolle. Ik heb dat ook al zo vaak in de sectie opgemerkt. Ik heb niet beweerd, dat het een directe gebruiksveemarkt is, maar dat het College heeft gezegd, dat 40% van het aangevoerde vee is be stemd voor de slacht. Daar ben ik het volkomen mee eens. De meeste markten zijn uitsluitend bestemd voor slachtvee; de meeste handel in gebruiksvee geschiedt immers van boer tot boer. Ik zou B. en W. willen vra gen eens in overweging te nemen goed te gaan onder zoeken, of deze vrijdag wel de juiste dag is. Wat de exportmarkt betreft, dit doet me denken aan een besluit van B. en W. van Groningen, die ook rigoureuze plannen hebben omtrent de veemarkt. Men wil daar ook een overdekte markt creëren, welker exploitatie een investering vraagt, meen ik, van rond 10 miljoen. Daar heeft men uitvoerig onderzocht, of het een overdekte of een onoverdekte markt moest worden en wel in verband met de export naar West- Duitsland en de Scandinavische landen. Op advies van diverse landbouworganisaties en instanties op het ge bied van het veemarktwezen, is het besluit gevallen, dat het een overdekte markt zal worden, omdat deze markt zich bijzonder goed leent voor de export. Ik zie hierin weer een zeer groot nadeel voor de Friese mark ten en m.n. voor die van Sneek en Leeuwarden. Ik zou het College in overweging willen geven om voor onze veemarkt, die al aan een heel dure hal die eeuwig voor Leeuwarden een blok aan het been zal blijven, is ge bonden, naar andere mogelijkheden uit te zien. De hear Santema: N.o.f. in opmerking yn de mem. f.a. soe ik spésiael de oandacht al ris fêstigje wolle op it feit, dat de oanfier op de skiepmerk sa tige efter- ütgongen is. Hjir wurdt as oarsaek neamd, dat men de skiephannel by foarkar op in merkdei yn it bigjin fan de wike „planne" wol. Is dat foar üs net ris in mooglikheit om in spésiale skiepmerk yn in bigjin fan'e wike to kréearjen? Yn dit forban tink ik byg. ek oan de mooglikheit dy't oare stedden al hawwe, to kom men ta in twadde merkdei. Fia dizze skiepmerk soe it miskien mooglik wêze tagelyk de mooglikheit to ün- dersykjen, om foar greatfé noch ris in merkdei to hal den. Ik bin it wol tige mei de hear Weide iens, as hy seit, dat wy yndied mei in hiel djüre fémerk sitte, mar wy moatte dy yn'e takomst ek iderkear mear eksploi- tearje. En om nou dizze merk oan syn direkte doel dat is de féhannel biantwurdzje to litten, soe ik wolle, dat wy ris in kear bisochten it yn dizze rjoch- ting to stjüren. De heer Pols (weth.): Dat de heer Miedema nog nadere inlichtingen over de aanvoer vraagt, valt mij van hem een beetje tegen, want hij is iemand, die mid den in de praktijk staat en hij zal het toch met me eens zijrt, dat de aanvoer, in vergelijking met 1964, wel heel erg ongunstig is. Ik heb de cijfers niet, maar die weet de heer Miedema beter dan ik, en hij weet ook, dat er verleden jaar door een te korte aanvoer en te dure prijzen van het bijvoer enz. ontzettend veel vee is afgezet. Ik heb wel eens gehoord, dat we op het ogenblik zo'n 15.000 stuks vee minder hebben dan het vorige jaar. Overal is de aanvoer gedaald. Nu heeft de heer Weide het over Den Bosch, maar dat vind ik altijd een slecht voorbeeld. Ik ben meermalen in Den Bosch geweest en heb geconstateerd, dat daar niet bepaald een handel in Nederlands vee plaats heeft, maar veel in Belgisch vee. Ik zag er slecht Belgisch vee, dat naar het abattoir in Rotterdam ging, terwijl onze beste koeien naar België verhandeld werden. Ik vond dat altijd een heel typische ruilhandel. Niet alleen wij hebben echter op het ogenblik met een neergang in de aanvoer te maken; dat hebben Zwolle en andere markten ook. De daling in de aanvoer moeten we dan ook niet afmeten naar de topaanvoer die we vorig jaar gehad hebben; we wisten wel degelijk, dat daar dit jaar een daling op moest volgen. Is de vrijdag als marktdag wel juist, vraagt men. We hebben er met de veehandelaren meermalen over gepraat en men is in die kringen altijd nog van mening, dat we aan de vrijdag moeten vasthouden. Er is prak tisch niet een andere dag voor. Nog niet zo heel lang 23 geleden hebben we ons weer laten voorlichten door de handelaren en die raden nog steeds af de vrijdag te laten schieten. De heer Weide heeft gewezen op de markt in Gro ningen; hij heeft gelezen, dat Groningen zelf meent, dat dit voor export een heel goede markt kan worden. B. en W. van Groningen gaan in de raadsstukken na tuurlijk alle mogelijke dingen aanvoeren, als zij de markt daar graag willen hebben. (Gelach) Men moet het op een gegeven moment „verkopen". Zo zie ik het geval van Groningen. Want waarom zal Groningen in de toekomst een exportmarkt worden en waarom Leeu warden niet Speelt de 50 km die Leeuwarden van de grens ligt, zo'n grote rol? Ik wil het U wel anders zeggen. Als we het voordeel zouden hebben, dat de juiste kooplieden daarvoor naar Leeuwarden komen, dan wordt Leeuwarden die exportmarkt. Waar is op het ogenblik een van de grootste paardenmarkten Men zegt wei: de veemarkt is te groot en is een blok aan het been, maar men kon tien jaar geleden, toen dit in de Raad speelde, niet voorzien, wat er ging ge beuren. Toen vonden we een aanvoer van 20 paarden heel veel, maar nu vinden we een aanvoer van 200 of 250 heel gewoon. Voor de paardenmarkt is de vrijdag de geschiktste dag, want vrijdagsavonds worden de paarden ingeladen, zondags komen ze in Parijs aan, worden ze geslacht en maandags hangen ze in de win kels. Ik meen, dat het maar om een paar kooplieden gaat, maar als die niet meer in Leeuwarden zouden komen, zou de aanvoer op deze paardenmarkt stellig direct een heel stuk terug lopen. Het is niet in de eer ste plaats een kwestie van aanvoer, maar ook wel de gelijk van de koper. Het blijft altijd de heel grote vraag, of wij werkelijk met een andere dag gunstiger uit zullen zijn dan met deze. Zwolle heeft de laatste jaren het voordeel, dat de Noordoostpolder veel vee op de markt daar aanvoert. Zwolle heeft ook de vrijdag als marktdag en heeft op alle mogelijke manieren ook al geprobeerd er af te komen (wat misschien voor ons een voordeel zou zijn). Ik vind veranderen van markt dag een vrij grote gok voor een gemeente. De hear Santema hat it efkes oer de skiepmerk hawn. Hjir docht it typyske forskynsel him foar, dat foaral yn de südwesthoek in soad skiep binne en dat de skiephannel op tiisdei yn Snits makiiker leit as hjir yn Ljouwert. Nou kinne wy de merkdei ek wol op tiisdei stelle, mar ik leau net, dat wy dêrtroch dan in greatere oanfier krije sille. Hjir is ek wol deeglik sprake fan in tradysje. Iderien wit, dat de merk op freed is en dan moat men der tige foarsichtich mei wêze om dêr öf to stappen. In oare kwesje is dy hawwe wy op it eagenblik yn stüdzje en ik hoopje, dat wy der binnen öfsjenbere tiid ek ütkomme dat de skiep nei binnen geane. Dit bliuwt altyd ik wol it nochris mei klam hjir sizze in tige swiere saek. Tsien jier lyn mochten de skiep bislist net yn de hal, as se by winter lit it lan wei- kamen. Hjoed-de-dei binne de keaplju noch mar tige nijsgjirrich, oft se noch net yn'e hal binne. Mar wy hawwe noch de romte, dus de skiep geane ek nei bin nen. Presiis itselde hawwe wy hawn mei de hynste- merk. Wy hawwe in djüre hynstemerk oanlein, ek in djüre skiepmerk, mar op it eagenblik wolle de keap lju allegearre ünderdak. Sokke dingen kin men to- foaren net bisjen. As it skiep yn dy tsien jier foroare is, wit ik net, mar it is in feit, dat de hannelers hjoed- de-dei yn de hal wolle en wy binne op it eagenblik mei in kostpriisbirekkening dwaende om to sjen, oft wy dat roun krije kinne. De hear Miedema hat ek efkes sprutsen oer in ekstra merkdei. Nog niet lang geleden hebben wij met de verschil lende kooplieden gesproken over bijv. een extra markt dag op maandag voor slachtvee. Zij ontrieden dit ten zeerste, omdat wij volgens hen dan niet meer aanvoer krijgen, maar een splitsing van de aanvoer op vrijdag. De vaste kosten op vrijdag blijven evenwel dezelfde en dan wordt het eerder een strop dan een voordeel. Wat er in de toekomst zal gebeuren, als men in E.E.G.-verband verschillende markten gaat aanwijzen, weten we nog niet. Ik zie nog wel een mogelijkheid, dat we hier dan een extra dag krijgen speciaal voor slachtvee. De heer Miedema: Ik geloof, dat de Wethouder mij niet helemaal begrepen heeft. Het ging mij n.l., toen ik over de exportmarkt sprak, niet om een slachtvee- markt, maar om een exportmarkt van fokvee, dat momenteel dus van het bedrijf over de lange veestal naar het buitenland gaat. Nu wilde ik die exportmarkt creëren in de Frieslandhal en ik geloof, dat daarvoor in Friesland, bij de exporteurs, ook wel belangstelling bestaat. De heer Pols (weth.): Ik wil dit nog wel eens onder zoeken. De begroting van het Slachthuis en de Veemarkt wordt z.h.st., overeenkomstig het voorstel van B. en W„ vastgesteld. Aan de orde is de begroting van de Geneeskundige. en Gezondheidsdienst. De heer Ten Brug: Bij deze begroting zou ik enkele opmerkingen willen maken met betrekking tot het nieuwe gemeentelijke ziekenhuis en het verpleeghuis. In de aanbiedingsbrief bij de begroting is door Uw College meegedeeld, dat op 31 juli 1964 van de Staats secretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid be richt is ontvangen, dat deze zich met het plan voor net nieuwe ziekenhuis kon verenigen. Daarbij wordt tevens meegedeeld, dat genoemde bewindsman op 3 augustus 1964 t.a.v. het verpleeghuis heeft bericht, dat het plan uit de ziekenhuiscommissie nog niet door hem is ontvangen en dat hij zijn beslissing om trent dit pian derhalve nog niet kon nemen. Er zijn een aantal vragen over gesteld in de sectievergaderin gen en daarop delen B. en W. mee, dat de Staatssecre taris bij brief van 29 juli dat zal dan de brief zijn, die op 31 juli is ontvangen akkoord gaat met het plan voor het gemeentelijk ziekenhuis en dat hij over het verpleeghuis binnenkort nader hoopt te berichten. Moet hieruit de conclusie worden getrokken, dat het plan toen reeds uit de Ziekenhuiscommissie bij de Staats secretaris was gekomen of dat de Staatssecretaris ver moedde, dat dit spoedig het geval zou zijn (De Voorzitter: Mag ik even vragen: Bedoelt U het plan voor het verpleegtehuis?) Ja. Hoe dan ook, dat „bin nenkort" is inmiddels vier maanden geworden. In de sectievergaderingen zijn uitdrukkingen gebezigd als „traag tempo" en „niet voldoende voortvarendheid". Nu wil ik niet zonder meer deze uitdrukkingen voor mijn rekening nemen, maar ik wil hier wel bij aan knopen. Uw College antwoordt hierop: „Met het in dienen van de plannen bij de Staatssecretaris zijn we juist zeer voortvarend geweest, eigenlijk té voortva rend. De plannen zijn n.l. al eerder ingediend dan de Raad ze had vastgesteld. Nu is het natuurlijk aanne melijk, te stellen: hoe eerder de plannen in Den Haag, hoe eerder bericht terug. Maar de zaak waar het in dit geval om draait is: Is daarna alles gedaan om de plannen goedgekeurd te krijgen? Voor het ziekenhuis hebben wij nu gelukkig de goedkeuring op de plannen binnen. Volgens de aantekening in de laatste kolom van bijlage 2 is het wachten verder nog op de rijks goedkeuring voor de bouw en de machtiging van Ge deputeerde Staten. Mijn vraag is, of deze spoedig zijn te verwachten. Ik zou hierover graag nog iets willen weten. Voor het verpleeghuis is het anders. Daarvoor moe ten wij nog de goedkeuring op het plan hebben. Uit hetgeen ons daarover in de stukken wordt medege deeld, moet de conclusie worden getrokken, dat de moeilijkheden bij de Ziekenhuiscommissie liggen. Wat heeft het College gedaan om deze moeilijkheden te overwinnen Waar zit de zaak eigenlijk op vast Op het ontwerp, op de combinatie van ziekenhuis en ver pleeghuis? Speelt een betrekkelijk groot aantal andere verpleeghuizen elders in deze provincie misschien een rol Ik heb bij een vorige gelegenheid over deze kwes tie al eens gezegd, dat ik, gezien de plannen elders, vreesde, dat, als het op Leeuwarden aankwam, de Provincie over voldoende verpleeghuisbedden, althans naar het oordeel van Den Haag, zou beschikken. Ik heb daarbij ook opgemerkt, dat, als èrgens in onze provincie een verpleeghuis moet komen, dit zeker het geval zou moeten zijn in het grootste bevolkingscen trum van onze provincie. En dat is Leeuwarden. Die

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 12