28 De hear Miedema: Volgno. 98. „Verkeersvoorzienin- gen". Ik haw yn de seksje frege om de fjouwer greate yngongswegen yn Ljouwert ta in fierder punt ta foar- rangswei to forklearjen. It antwurd dat it Kolleezje dêrop jowt, is: „Wij zijn van oordeel, dat dit geen aan beveling verdient". Ik fyn dat in hwat toloarstellend antwurd, sa't Jo wol bigripe kinne, hwant ik haw troch de fraech to stellen, genóch ütkomme litten, dat ik der wol foar wie. En ik soe der graech noch in pear wurden fan sizze wolle. It is n.l. sa... (De Voorzitter: Mijnheer Miedema, ik moet U even interrumperen. Dit is een zaak die geheel tot de competentie van B. en W. behoort. Dus wat heeft het voor zin er hier nu over te praten Dit folchnümer giet oei' forkearsfoarsjenningen, oer it pleatsen fan buorden en soksoarte fan dingen. Neffens my falie foarrangsbuorden dêr ek under, mar dan moat ik my der wol by dellizze. (De Voorzitter: Dat is de financiële kant van de zaak; de Raad zal gelden moeten voteren, als B. en W. eenkeer ter uitvoering van de wegen een bepaalde beslissing nemen.) Wurdt advys üt de Rie ek net op priis steld yn dizzen? (De Voorzitter: Ik geloof niet, dat het zin heeft bij de begroting breed uit over deze dingen te praten.) As wy der by de bi- greating net oer prate, oars kinne wy it ek net dwaen. (De Voorzitter: Nu, ik zou zeggen: Maakt U het kort, want voor een raadsbesluit is in dezen in het geheel geen plaats.) As men de gong fan saken op de greate diken achtslacht, dan sjocht men, dat inkelen gebrük meitsje fan har foarrangsrjocht om op sa'n dyk to kommen. Dat binne de chauffeurs fan de stêdsbussen en inkelde oaren, mar de praktyk is faek dizze: Hwan- near't men üt in sydstrjitte weikomt, wachtet men, omdat de measten tan harren, dy't op de greate yn- falswei ride, to'n ünrjochte rekkenje, dat hja foarrang hawwe. Dat komt ek, trochdat it yn oare stèdden regel is om op soksoarte fan wegen foarrang to hawwen. As men it lanllk sjocht, dan is it yn hiel folie plakken sa. En ik leau, dat der neat op tsjin wêze soe, as wy yn dit stik fan saken dit hjir ek trochfierden. De heer J. de Jong: Ik heb in de sectievergadering gevraagd het parkeren te verbieden aan de noordzijde van de Noorderweg en ik heb daarbij gewezen op de parkeerplaats op het oude terrein van de voormalige gasfabriek. Men zegt dan in Leeuwarden: Wij moeten parkeerterreinen hebben en dat is ook wel zo; daar ben ik ook niet tegen maar als die parkeerterrei nen er dan eenmaal zijn, dan moet daar ook gebruik van worden gemaakt. De situatie op de Noorderweg is af en toe hopeloos. Deze weg is een onderdeel van de E 10 en er is een geweldig verkeer. Als nu de Noor- derbrug eens af is, dan staan de auto's in een minimum van tijd tot voorbij de Willem Sprengerstraat en dan is er helemaal geen doorkomen meer aan. Daarom heb ik gevraagd om invoering van een verbod om te par keren in een straal van 500 m vanaf de parkeerge legenheid. Het aantal geparkeerde auto's op het par keerterrein bij de oude gasfabriek is zeer miniem, maar wèl staan er vele auto's op de Noorderweg en belem meren daar het verkeer. Ik zou B. en W. daarom in overweging willen geven, op de kortst mogelijke ter mijn paal en perk te stellen aan dit euvel. Ik heb on langs een gesprek gehad met een verkeersagent die daar stond. Deze zei tegen mij: Ik begrijp ook niet, dat er niet een wachtverbod is voor de zuidkant van het plantsoen. Ik mag dat misschien nog even in de aandacht van B. en W. aanbevelen. De heer Volbeda: Ik kan me aansluiten bij wat de heer Miedema hier heeft gezegd over de voorrangs wegen. Een ander punt, dat ik hier al meermalen naar voren heb gebracht, is de verlichting van de zebrapaden. Het is een moeilijk punt; ik weet het wel. In de mem.v.a. geeft U ook weer toe, dat het misschien wel noodza kelijk is, maar U voegt er aan toe, dat er nog geen landelijke regeling getroffen is. Ik vraag me af, of we daar op moeten wachten. Overal liggen de elektrische kabels; dus het gaat alleen maar om de plaats van de lampen. Ik meen, dat de lampen die geplaatst zijn bij het zebrapad van de Valeriusstraat, buitengewoon goed voldoen. Ik zou er dan ook met klem bij het College op willen aandringen toch eens te bekijken, of hier niet maatregelen genomen moeten worden, temeer nu de ringweg voor driekwart klaar is en het verkeer van buiten Leeuwarden, van vreemdelingen, hoofdzakelijk over deze ringweg plaats vindt. De heer Weide: Bij wat de heer Volbeda over de zebra in de Valeriusstraat gezegd heeft, kan ik mij volkomen aansluiten. De lampen daar doen het inder daad bijzonder goed. Ik heb een andere vraag over de zebra's. Het is mij meermalen opgevallen, dat het oversteken over de Span jaardslaan in de buurt van de toegang tot de kinder boerderij bijzonder moeilijk is, omdat op de gehele Span jaardslaan geen enkele zebra is. Zou het College in over weging willen nemen hier zichtbare (want alle zebra's zijn ook nog niet zichtbaar) zebra's te doen aanbrengen? De heer Balt: Ik wil me aansluiten bij wat de heer De Jong zei. Ik rijd dagelijks de Noordersingel en de Noorderweg langs. Het zou wenselijk zijn en mis schien is de bepaling er wel dat men op een bepaalde afstand vanaf de Leeuwarder Courant in de bocht van de weg niet parkeren mag. 's Avonds staan er geregeld een stuk of drie auto's net in de bocht, daar, waar men opdraait naar de Voorstreek. Daardoor loopt het verkeer daar helemaal vast. De Voorzitter: De heer Klijnstra geeft zijn bekende mening weer over de Bescherming Bevolking. Ik ge loof, dat wij hier kort over kunnen zijn. Wij weten, hoe de heer Klijnstra erover denkt en de heer Klijnstra weet, hoe het College hierover denkt. En ik heb toch wel de vrees, dat we elkaar niet kunnen overtuigen. Ik geloof intussen wel, dat hij een paar feitelijke on juistheden heeft gezegd. B.v. deze, dat de B.B. nog steeds zou uitgaan van de militaire veronderstelling, dat er atoombommen, kernwapens dus, van niet ster ker dan 20 kiloton in voorraad zouden zijn bij de be wapening van diverse mogendheden, zowel Oost als West. Dat is bepaald niet het geval. Ook bij de B.B. is men er mee bekend en heeft men er ook uiting aan gegeven, dat de techniek in dat opzicht na Hiroshima en Nagasaki niet is blijven stilstaan helaas. Dat wat hij verder meedeelt t.a.v. de efficiency van deze dienst, moet ik ook volledig voor zijn rekening laten, alsook zijn stelling, dat deze dienst niet een zui ver burgerlijke organisatie zou zijn. Dat is de dienst bepaald wei. En vandaar ook, dat hij op deze wijze in de gemeentebegroting in deze post tot uiting komt, voor wat Leeuwarden betreft. Of de dienst dat is dan tenslotte de concrete vraag, die in het sectiever- slag staat berekend is voor zijn taak, kan niemand zeggen. Het enige is en dat ligt dan ook wel be sloten in het antwoord dat het College, zolang de mogelijkheid bestaat, dat er een nieuwe oorlog komt en dat er in die oorlog gebruik van kernwapenen wordt gemaakt, de noodzakelijkheid aanwezig acht datgene te doen wat het kan, ook al zou het nut niet groot zijn. Al zou het maar enig nut hebben, dan ligt het toch nog op de weg van het College dat voor te stellen en dat ook te doen. Dan heeft de heer Miedema gesproken over voor rangswegen en enkele andere heren over verkeersver boden en zebrapaden. Wat de voorrangswegen betreft dat heb ik zopas al per interruptie gezegd dat is een zaak van het College, maar het College staat op het standpunt, dat het systeem, zoals dat in Leeuwarden geldt, een dui delijk en logisch systeem is, n.l. een voorrang tot aan de ringweg en verder op de ringweg. Op deze wijze wordt en dat is dan ook precies volgens de bedoe ling van het geven van het karakter van voorrangs- weg het doorgaande verkeer geholpen en heeft het voorrang boven het lokale verkeer. Voorbij de kruis punten van de invalswegen en de ringweg heeft het interlokale verkeer zijn karakter van interlokaal ver keer verloren, zo mogen we bij de huidige stand van de aanleg van de ringweg aannemen, en is het lokaal verkeer geworden, dat van hetzelfde karakter is als het verkeer dat uit de zijwegen komt. Wat de parkeerverboden betreft, ik wil de heren die daarover gesproken hebben, nog toezeggen, dat die en kele punten nog eens zullen worden bekeken. 29 Wat de zebrapaden aangaat, zou ik hetzelfde willen zeggen, maar ik wil daarbij opmerken, dat in de nieu we wettelijke regeling die in voorbereiding is, aan dc Minister de bevoegdheid wordt toegekend voor het ge hele land een uniforme regeling vast te stellen. En in deze omstandigheden moeten wij toch wel erg oppas sen om, in afwachting daarvan, nu nog plaatselijk: een afwijkende regeling te maken, die vrij veel kosten met zich zou brengen. Het laatste punt: de zebra's op de Spanjaardslaan, ook dat punt dat kan ik de heer Weide toezeggen zullen wij graag nog wel eens bekijken. De heer Spiekhout: Volgno. 160. Het valt me niet ge makkelijk over dit onderwerp nu wat te gaan zeggen. Deze zaak is al zo vaak en eigenlijk! ook al voldoende besproken. Het gaat hier dat kunt U misschien met uit de omschrijving „Waterleiding" lezen over de kwestie van al of niet fluorideren van drinkwater. Ik heb het gevoel, dat het bepleiten van de wenselijk heid van de fluoridering zo langzamerhand het intrap pen van een open deur is geworden. Dat stimuleert ook niet erg om hier een lang betoog over te houden. Dat zal ik dan ook bepaald met doen. In 1962 hebben we hier ook in de Raad over gesproken en toen zijn hier diverse argumenten ter tafel gekomen, m.n. van de zijde van de heer Hoekstra, die toen nog raadslid was en die als arts veel deskundiger is in deze dan ik ooit zou kunnen worden. Daarnaar zou ik dus groten deels kunnen verwijzen. Waarom ik er toch weer op terugkom Het is n.l. wel een goede gewoonte, als een bepaald onderwerp in de Raad in behandeling geweest is en er doen zich geen nieuwe ontwikkelingen en situaties voor, er niet elk ogenblik op terug te komen. Ik geloof echter, dat er terzake wel een paar dingen veranderd zijn. Ik zou in de eerste plaats kunnen wij zen op het feit, dat wij nu met een nieuwe Raad te maken hebben, die er anders over zou kunnen denken. Ik meen, dat het verschijnen van het rapport van de Raad voor de Volksgezondheid in 1963, waarin allerlei argumenten pro en contra genoemd en behandeld wor den, toch ook zo'n nieuw punt is en het zou best kun nen zijn, dat dit rapport, waar een groot aantal des kundige mensen aan meegewerkt hebben, bepaalde raadsleden tot andere gedachten hebben gebracht. In de derde plaats is er het feit, dat we nu twee jaar verder zijn, dat er weer een stuk ervaring opgedaan is met fluoridering en dat verschillende mensen, die wat meer tijd nodig hebben om zich in deze dingen te verdiepen en er zich op te bezinnen, tot een andere conclusie gekomen zijn. M.n. in onze fractie is dat met enkelen toch wel het geval. En ik heb uit de beant woording van het sectieverslag begrepen, dat in het College in dezen ook een zekere verschuiving heeft plaatsgevonden. M.n. het rapport van de Centrale Raad voor de Volksgezondheid, waarin al de bezwaren die in de loop van de jaren ingebracht zijn, uitvoerig, openhartig en ook duidelijk worden besproken, heeft voor verschillenden wel de deur dicht gedaan. Ik kan U zeggen, dat mijn fractie de grootst mogelijke meerderheid in ieder geval meent, dat ook voor Leeuwarden fluoridering van het drinkwater van be lang is. Dat is ook wel begrijpelijk, als men verschil lende brochures die wij geregeld krijgen toegezonden van de Vereniging tot Bescherming van Drinkwater, naast genoemd rapport legt. Ik vind, dat de fluoride ring in die brochures op een weinig zakelijke manier behandeld wordt. En ook als leek kan men, als men ze leest, een heleboel vraagtekens zetten bij halve waarheden, eenzijdigheden en emotionele exclamaties. Daarover alleen zou ik wel een hele tijd kunnen pra ten, maar ik wil het niet doen. Ik wil, evenals de vorige keer, aan de hand van drie aspecten de kwestie iets positiever benaderen. Ik heb in de eerste plaats de technische kant ge noemd; daar zijn bezwaren. Ik dacht, dat fluoridering technisch niet moeilijk uit te voeren zou zijn. De be zwaren op dit punt zijn zo langzamerhand wel ver stomd. Er zijn ervaringen opgedaan. Het is technisch uiteraard in deze tijd wel mogelijk om in dezen een nauwkeurige dosering tot stand te brengen. De laat ste tijd is nogal eens beweerd, dat het drinkwater, m.n. uit de Rijn, uit zichzelf geleidelijk een hoger fluor- gehalte zou krijgen. Dat is natuurlijk helemaal geen bezwaar in technische zin; de dosering kan dan daar aan aangepast worden. Een tweede punt was de principiële kant, waar we ook de vorige keer uitvoerig over gesproken hebben. Dat is wel een moeilijke, ongrijpbare zaak. Het lijkt me echter wel, dat de bezwaren ook op dit punt aan het afnemen zijn. Het is ook een beetje moeilijk en wel verwarrend om een juist inzicht te krijgen in de wezenlijke achtergronden daarvan, omdat mensen, wier godsdienstige en politieke overtuiging volkomen overeenstemmen, voor- of tegenstander van de fluori dering kunnen zijn. Nu kan dat natuuilijk wel; dat is ook ieders goed recht, maar dat maakt het wel wat verwarrend en dat doet het gewicht van die principiële bezwaren voor mij wel een beetje afnemen. Ook al zou er echter maar een kleine minderheid tegen fluo ridering zijn, dan geloof ik, dat het recht van die min derheid toch wel terdege in het oog moet worden ge houden; haar opvatting telt wel mee. Maar ik geloof, dat toch het bezwaar ook op dit punt zo langzamer hand wel achterhaald is, omdat er mogelijkheden tot verwijdering van het fluor uit het water zijn. Het is waarschijnlijk, dat met een klein ionenwisselaai tje de fluoride eruit gehaald kan worden, maar het is ook mogelijk en dat staat helemaal vast om drink water te kopen. Dat is geen theorie, dat is een prak tijk, op het ogenblik al, m.n. in Rotterdam, Delft en die steden, waar men goed drinkwater in flessen kan kopen. Voor die bepaald erg kleine groep, die prin cipiële bezwaren houdt, is er dus een uitwijkmogelijk heid en, wat dat betreft, behoeft het helemaal geen bezwaar meer te zijn voor de overgrote meerderheid in ons land om dus toch tot deze fluoridering over te gaan. De medische kant is een derde punt, dat men hier bij moet bekijken, geloof ik. Hier is het meest over gepubliceerd. Het is wel duidelijk, dat de overgrote meerderheid van de deskundigen overtuigd is van de noodzaak, de wenselijkheid, van fluoridering voor ae be strijding van tandbederf en ook overtuigd is van de on schadelijkheid voor de gezondheid. Ik ga hier niet herha len wat iedereen kan lezen in het rapport van de Centrale Raad voor de Volksgezondheid en in diverse andere geschriften en op andere plaatsen. Ik geloof, dat, als er een zo grote mate van eenstemmigheid is van des kundigen in ons overigens zo voorzichtige Nederland, dat toch ook wel wat te zeggen heeft. Trouwens niet alleen in Nederland. Ook de Wereldgezondheidsraad heeft in dezen een advies uitgebracht, hoewel ik het van de heer Van der Veen misschien in deze Raad niet naar voren mag brengen. Naar onze mening is dan ook de onschadelijkheid van de fluoridering vol doende aangetoond en beter en overtuigender aange toond dan van allerlei andere stoffen die wij dagelijks naar binnen krijgen. Als dan ook vaststaat de gun stige werking bij de bestrijding van leed en van scha de aan de gezondheid door tandbederf en er dus ook van economische besparingen sprake is, dan geloof ik, dat de kosten die deze fluoridering met zich meebrengt, ook geen punt van overweging meer be hoeven te zijn. Ons standpunt is dan ook wel duide lijk. Wij hopen, dat de Raad dit kan delen en wij wil len toch graag, door een motie hier op tafel te leggen, ook de Raad gelegenheid geven zich hierover uit te spreken. Die motie wil ik maar direct in eerste in stantie indienen; die luidt als volgt: „De Raad van de gemeente Leeuwarden; in vergadering bijeen op 25 november 1964; spreekt als zijn mening uit, dat fluo ridering van het drinkwater ook voor onze gemeente wenselijk is, met het oog op bestrijding van tand bederf, vooral bij kinderen verzoekt de door onze Raad aangewezen gedelegeerde in de vergadering van aandeelhouders van de I.W.G.L. hierop te bestemder plaatse aan te dringen". Deze motie is ondertekend door de heren J. de Jong, Mr. B. P. van der Veen, Engels en Spiekhout. De hear Boomgaardt: Foar üs is it winliken troch- slachjaende punt yn dit forban üs biswier tsjin it lans dizze wei distribuearjen fan medikaminten troch in semi-oerheitsynstansje of -bidriuw. Mei dy forklearring yn ien sin is alles öf. Oft it nou in nuttich effekt hat, oft it gefaerlik is of net, dat is yn wêzen sekundair, as men stelt, dat de oerheit der net ta oergean mei om

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 15