druk zo, omdat het mogelijk was geweest, dat er een
drafbaan zou zijn gekomen, mits het College bereid
was geweest toe te zeggen aan de Raad voor te stel
len een miljoen in de drafbaan van de Friese Sport
club te investeren, zonder daar enige zeggenschap over
te krijgen. De Raad heeft in een bijlage van de mem.v.a.
het volledig verslag gekregen van de wijze, waarop de
onderhandelingen zijn verlopen en ik wil daar nog aan
toevoegen, dat, toen ik op een bepaald ogenblik de
categorische vraag heb gesteld: „En hoe vaak zal men
daar dan gebruik van maken?" deze werd beantwoord
met: „ongeveer 8 a 10 keer per jaar". Het is de Raad
volledig bekend, dat we op het terrein van de actieve
en ook de passieve recreatie nog een groot aantal op
drachten hebben liggen en ik meen, dat in de priori
teitsvolgorde van deze opdrachten bepaald niet deze
financiële constructie voor een nieuwe drafbaan op de
eerste plaats komt. Of er in de toekomst een nieuwe
drafbaan zal komen, daarover kan ik mij op dit mo
ment niet uitlaten. Maar ik geloof, dat, als het om
zulke kapitale investeringen gaat, het alleen maar een
drafbaan kan zijn, die compleet eigendom is van de
gemeente Leeuwarden. Wij zijn er, dacht ik, niet voor
om een miljoen te storten in de zakken van een par
ticuliere N.V. Ik zeg het een beetje cru, maar in wezen
komt het daar op neer; de Raad begrijpt mij wel. Nu
kan men over deze zaak, zoals de heer Weide, bijzon
der dierbaar doen en ik kan daar ook begrip voor heb
ben. Wij hebben met de hippische club op landelijk ni
veau ook informeel contact gehad. De heer Van der
Schaaf en ik hebben zelfs nog een zeer voornaam lid
van dat gezelschap op een maandagmiddag om een
uur of kwart over één, half twee, ontvangen en heb
ben een uur van onze tijd gespendeerd aan het recht
zetten van een aantal „misverstanden" op grond van
bepaalde uitlatingen. En dat zeer voorname lid van
dat landelijk college is vertrokken met de mededeling,
dat hij volledig begrip voor de mening van het College
had, dat wij op de betreffende basis de grote investe
ringen niet konden doen.
En dan nog even de vraag van de heer Kamstra
over het concours hippique. Als dit concours zal wor
den gehouden, dan is daarvoor het keuringsterrein van
de nieuwe veemarkt wel beschikbaar. Ik kan er aan
toevoegen, dat ik vorige week ben benaderd over de
vraag, of het ook mogelijk zou zijn in de Frieslandhal
iets dergelijks te organiseren. Daarover zal straks nog
verder overleg moeten plaats vinden met de betreffen
de landelijke organisatie, die mij indirect daarover be
naderd heeft.
Ik hoop, dat ik met deze korte uiteenzetting toch
duidelijk ben geweest.
De heer Van der Schaaf (weth.)De heer Volbeda
heeft gevraagd, of bij het gereedkomen van de noor
delijke ringweg in de buurt van Snakkerburen ook
nog iets te saneren zal vallen. Dit is nog niet in bij
zonderheden bekeken, maar ik geloof, dat de opmer
king van de heer Volbeda verdient, dat het College die
tot zich neemt om daar aandacht aan te besteden.
De hear Santema hat oantrune ta in forbettering by
it Oostergoplein. Oan hwat sein is yn de skriftlike
stikken fait op 't heden net folie mear ta to foegjen.
De oplossing fan in ündertrochgong is yn forban mei it
feit, dat der parallelwegen binne, tige yngewikkeld en
dy freget in heap romte, sadat wy der noch net üt
binne. It punt hat lykwols tige de oandacht fan it Kol-
leezje. Wy bliuwe aktyf en wy studearje der op, om,
as de iene oplossing net to finen is, der mei in oarenien
sa ticht mooglik by to kommen.
De heer De Jong heeft nog even gesproken over de
gang van zaken t.a.v. het winkelcentrum in 't Nijlan.
Die is bepaald onbevredigend. Wij hebben ook tegen
over de betrokken beleggingsmaatschappij ons onge
noegen daarover laten blijken en dat vergezeld doen
gaan van de nodige aandrang om alsnog zospoedig
mogelijk tot een oplossing te komen. Wij zijn bereid
ook een voorstel ter zake te doen en, behoudens goed
keuring van Uw Raad, wegen te zoeken om het cen
trum daar iets te verkleinen, waardoor het misschien
beter te realiseren is. Dit is echter nog niet tot een
afronding gekomen. De heer De Jong dacht, dat een
van de oorzaken zou kunnen zijn, dat de plaatselijke
middenstand daarbij niet voldoende is ingeschakeld.
Wanneer wij die overtuiging komen te delen en de
handen vrij hebben, dan is het natuurlijk wel zaak van
de mogelijkheden die in de activiteit van de plaatse
lijke middenstand gelegen zijn, gebruik te maken. Ik
wil dan ook wel namens het College zeggen, dat dit
punt ons met bijzondere zorg vervult en dat wij onze
activiteit daarop dienovereenkomstig zullen richten.
Daar komt wel een complicatie bij van conjuncturele
aard; op het ogenblik doet zich n.l. bij de koop van
woningen het verschijnsel voor, dat het geld schaars
en duur wordt. En wij bemerken, dat onder verschil
lende voorwendselen een aantal activiteiten daardoor
toch wel worden afgeremd. Hoe het ook zij, wij blijven
in deze actief, ook al, omdat we weten, dat hier be
langen van de nieuwe wijk 't Nijlan mee zijn gemoeid
en dat de Raad ook van ons verwacht, dat we dit bin
nen de kortst mogelijke termijn toch nog tot realise
ring brengen.
De heer Pols (weth.): De heer Spiekhout heeft een
belangrijk en voor het Bureau Huisvesting een zeer
moeilijk vraagstuk aangeroerd. Wij hebben het laatste
half jaar inderdaad heel veel moeilijkheden met leeg
staande woningen en de remedie die de heer Spiek
hout geeft: Ga dan maar vorderen; dat ligt natuurlijk
niet zo gemakkelijk. We hebben op een gegeven mo
ment een telling gehouden en ik moet U zeggen, dat
het aantal mij meeviel. Wij konden toen niet verder
komen dan ruim 20 woningen. Dat is nog te hoog, dat
geef ik graag toe, maar hier zijn verschillende oor
zaken. Enkele oorzaken zijn door de andere heren al
naar voren gebracht en die wil ik graag onderstrepen.
Men moet hierbij echter niet uit het oog verliezen,
dat het hier niet de allerduurste woningen in Leeu
warden betreft. Voor de „topwoningen", zoals wij ze
noemen worden fantastisch hoge prijzen betaaiu.
Maar in de sector van om en nabij de f 10.000,- ko
men toch ook nog heel veel woningen voor. En deze
dat is ook weer verblijdend worden heel vaak
gebruikt voor opschuiving. Er is in deze Raad wel
eens vaker gezegd, dat het opschuiven van een goed
kopere naar een duurdere woning zeer belangrijk is.
Het is, geloof ik, ook interessant voor de Raad te we
ten, dat wij in de eerste tien maanden van dit jaar
toch nog een duizend opschuivingen tot stand hebben
gebracht. Ook hier speelt de koopwoning een rol. Nu
hebben wij in eerste instantie contact gehad met de
makelaars. En ik wil U wel zeggen, dat dit wat stroef
liep. Onzerzijds is altijd vrij stevig vastgehouden aan
de koppeling, want als iemand een woning ging kopen,
die in een duurdere klasse lag dan zijn eigen, kon hij
die woning pas betalen, als hij zijn eigen woning had
verkocht. Daar kwam dan de moeilijkheid. Want dan
was dit op een gegeven moment het gevolg: een paar
jongelui die helemaal niet aan de normen voldeden,
maar die in Leeuwarden hun werk hadden, wilden na
tuurlijk de hoogste prijs betalen. En dan konden in
woners van onze stad, die er nog nodiger aan toe
waren, deze woningen niet kopen, omdat mensen die
van buiten kwamen, daar zoveel geld voor over had
den. Toen is dan ook eindelijk dit systeem naar voren
gekomen: eerst moet voor de tweede woning de zaak
rond zijn, voordat we de vrijheid geven de eerste wo
ning te betrekken. Uit het contact met de makelaars,
dat dus eerst heel erg stroef verliep en waarin we ook
wel eens de puntjes op de i hebben moeten zetten, is
uiteindelijk voortgekomen, dat men het vrijkomen van
een koopwoning doorgeeft aan het Bureau Huisves
ting. Vanaf dat moment heeft men acht weken de ge
legenheid om die woning te verkopen of een opschui
ving tot stand te brengen. Wij van onze kant heb
ben toegezegd, dat wij niet helemaal van die koppe
ling zullen afstappen dat kunnen we ook niet
maar dat we ieder geval met de nodige soepelheid
zullen bekijken; dat we, als er ook maar enigszins
sprake is van toestaan, niet zo erg meer aan die
koppeling vasthouden. Ik wil graag onderstrepen wat
de heren hier gezegd hebben, n.l. dat het op het ogen
blik zuiver een kwestie is van een tekort aan geld.
Dit is plotseling gekomen en daardoor liep het aan
tal leegstaande woningen ook onmiddellijk op. Het is
natuurlijk voor iemand die een woning koopt voor 12
mille, zijn eigen woning moet verkopen voor 8 mille
als er voor die eigen woning niet spoedig een koper te
37
vinden is, heel erg moelijk de woning, die hij gekocht
heeft te betalen, zodat hij die kan betrekken. Dit zijn
allemaal moeilijkheden en ik geloof ook niet, dat die
door vordering kunnen worden opgelost. We dreigen
vaak met vorderen en daarmee hebben we ook zo
langzamerhand wel eens heel wat bereikt. Maar als
we zouden gaan vorderen -en dan afgezien van de
resultaten zou dat in de toekomst nog heel veel
moeilijkheden geven. We hebben dat mag ik uit de
praktijk wel zeggen eigenlijk nog nooit een vorde
ring gehad, of er waren bij het verlaten van de wo
ning en bij het opheffen van de vordering heel grote
moeilijkheden. Dan is de woning uitgeleefd; dit is ka
pot en dat is kapot en dan moet de Gemeente uitein
delijk voor de kosten opdraaien.
Wat de nieuwe woningen betreft, we hebben met de
kleinere aannemers contact gehad. Dezen doen ook
hun best om tot zaken te komen, maar ik heb zo'n
gevoel, dat deze bouwers zelf ook met moeilijkheden
zitten, omdat ze vaak ook met geleende middelen tot
het bouwen van die woningen komen. Deze moeten
dus ook de prijs opbrengen, die ze uiteindelijk gekost
hebben. En ze zijn ook in heel veel gevallen nog niet
afgebouwd. Ik geloof, dat we niet goed doen, als we
deze woningen vorderen, want dat zou inhouden, dat
ze verhuurd worden en dan zijn deze bouwers helemaal
aan het verkeerde kantoor, want dan kunnen zij ook
niet aan hun verplichtingen voldoen.
Er staan inderdaad nog te veel woningen leeg en
we zullen ons best doen dit aantal zoveel mogelijk te
drukken. Er staan natuurlijk altijd woningen leeg in
een stad met 24 a 25.000 woningen. Ook door drie- of
vierhoeksruilingen staat er misschien wel eens een wo
ning vier weken leeg. Men moet altijd rekenen op een
aantal woningen die leeg staan en ik vind het aantal
op het ogenblik nog niet zodanig, dat wij in paniek
moeten raken, ook met steun van het dreigement: Nu
gaan we vorderen. Meer kan het Bureau Huisvesting
op het ogenblik ook niet doen.
De heer Spiekhout: Ik ben dankbaar voor wat de
heer Pols gezegd heeft; het College ziet dus ook, dat
hier van nood sprake is en dat hier wat moet gebeuren.
Ik heb in eerste instantie al gezegd, dat ik verschil
van mening met hem heb over het effect van het drei
gen met vordering, als de makelaars weten, dat het
in Leeuwarden de laatste vijf of zes jaar toch niet
meer is gebeurd. Ik dacht, dat het dan zo langzamer
hand een loze dreiging werd. Als men weet, dat toch
niet gevorderd wordt, heb ik het gevoel, dat make
laars, gezien nu eenmaal hun taak en hun functie, niet
gauw de neiging hebben de hoogste bieder af te wij
zen, althans te adviseren niet te kopen. En daarom
geloof ik, dat het toch wel goed zou zijn, iets meer
dan de laatste vijf, zes jaar het geval geweest is, van
de mogelijkheden die het College nu eenmaal heeft,
gebruik te maken. Men hoeft niet veel te vorderen.
Maar alleen het feit, dat het zo nu en dan eens ge
beurt in de ergste gevallen, zal de makelaars, geloof
ik, wat toeschietelijker maken in dezen en wat meer
geneigd om mee te werken. U hebt de moeilijkheden
genoemd, die er bij het vorderen zijn. Dat is mogelijk.
Misschien kunt U de Commissie ex artikel 8 eens een
overzichtje verschaffen van de moeilijkheden die er
geweest zijn met de woningen, die acht a tien jaar
geleden gevorderd zijn. Dat zou ik wel op prijs stel
len voor de beoordeling van deze zaken. Maar nog
maals, ik geloof, dot U niet te zacht op dit punt moet
zijn en dat U echt ook de middelen die U hebt, moet
gebruiken.
De heer Pols (weth.): Ik heb tegen de heer Spiek
hout gezegd, dat we het zullen blijven doen. Maar ik
ben het uiteraard niet met hem eens, dat de makelaar
maar steeds de zaak laat slepen om de hoogste prijs.
Ze willen heel graag verkopen. Dan is tenminste
zo'n huis weg en kunnen ze ook afrekenen. De
makelaar heeft er geen behoefte aan, dat een huis een
half jaar leeg staat. We hebben op het ogenblik de af
spraak, dat de eigenaar acht weken na het tijdstip,
waarop een huis leegkomt, met een huurder moet
komen. En we hebben gezegd: Als dat niet rondloopt,
dan zullen we moeten vorderen. En de resultaten hier
van moeten we nog eens afwachten. Ik heb persoon
lijk wel het idee, dat we dat klaar spelen.
De heer C. de Vries: Nu dan het punt waarover ik
straks voorbarig heb gesproken. Ik hoop, dat ik nu
het goede punt te pakken heb, n.l. volgno. 202. Ik lees
op pagina 7 van de mem.v.a., dat ik moet kijken in
staat L 2 en daar zie ik inderdaad staan: Kruispunt
Westerplantage-Nieuwestad. Het staat dus niet onder
de volgnummers in het sectieverslag, maar op pag. 27.
Zoals ik eerder wilde zeggen, is er nog geen machti
ging verkregen van G.S., omdat dezen een aantal tech
nische toelichtingen hebben gevraagd, c.q. wijzigingen
hebben voorgesteld. Op pag. 27 schrijft U n.a.v. de in
de sectie gestelde vraag, dat U ook van mening bent,
dat G.S. een financieel toezicht is toegekend. En in
bijlage 2 schrijft U, dat dit werk nog niet is uitge
voerd, omdat er nog moeilijkheden zijn met de begro
tingspositie van de Gemeente. Er zijn dus drie moge
lijkheden als oorzaak: de begrotingspositie, de tech
nische wijzigingsvoorstellen of beide. Ik ga er van uit,
dat de aanbiedingsbrief en het sectieverslag, voor wat
betreft het punt op blz. 27, juist is en dat het voor
een groot deel gaat om de kwestie van de technische
toelichtingen, die van de kant van G.S. zijn gevraagd.
Ik vraag mij dan af, op welke gronden G.S. dit soort
dingen kunnen doen.
Een andere vraag die bij me opkomt, is, of bij de
pesten die U noemt in bijlage 2, waar ook achter staat
„begrotingspositie", misschien posten zijn, die ook op
dezelfde gronden, n.l. technische wijzigingsvoorstellen,
nog niet zijn goedgekeurd. Maar als de vertraging van
werken haar oorzaak vindt in een onthouden van de
goedkeuring van G S. om technische redenen, die dus
eigenlijk niet tot hun competentie behoren, dan vraag
ik me af: Welke mogelijkheden heeft Uw College of
heeft de Raad om daarin verandering te brengen?
Want dan lijkt me dat een onjuiste gang van zaken,
die we zullen moeten trachten te veranderen.
Ook over volgno. 218 wilde ik nog een kleinigheid
zeggen en wel over de kampeerterreinen. Ik wil dan
beginnen met mijn vreugde er over uit te spreken, dat
er nu bepaalde plannen bestaan voor een kampeer
terrein in de stad, n.l. in het uitbreidingsplan bij de
Kinderboerderij. In Uw antwoord geeft U aan, dat de
gedachte heerst om dit kampeerterrein in de winter
maanden te gebruiken voor de kermiswagens. Dat
lijkt op zichzelf wel een aantrekkelijke gedachte; dan
heeft U een complete benutting van dit gebied, zowel
's zomers als 's winters. Ik vraag me daarbij echter wel
af, of dat mogelijk is, want ik dacht, dat de stalling
van kermiswagens in de winter toch wel een andere
voorziening eist dan het kamperen in de zomermaan
den. De kampeerterreinen zijn over het algemeen voor
zien van gras, maar ik dacht, dat voor de kermiswa
gens een „hardere" bodem noodzakelijk was. En ik zou
het ook wel betreuren, als de grasmat zwaar zou lij
den door de kermiswagens in de winter en voor de zo
mermaanden, als het terrein weer als kampeerterrein
in gebruik is, bedorven zou zijn. Ik geloof, dat dat het
kampeerterrein niet ten goede komt. Ik ben benieuwd,
welke oplossing het College hiervoor ziet.
De heer K. J. de Jong: Een korte opmerking over
volgno. 131. En dan weet U het waarschijnlijk wel weer.
(De Voorzitter: Het is bekend, mijnheer De Jong.) Ik
wilde het echter toch even zeggen met het oog op de
notulen, opdat men dus weet, dat wij bezwaar tegen die
post hebben, m.n. omdat de kermisviering steeds nog
plaats vindt op de zondag. En wij zouden het bijzonder
op prijs stellen, als we in de toekomst nog eens zo ver
zouden kunnen komen, dat de kermis niet op zondag
toegestaan zou worden. Dan zou een belangrijk deel
van onze bezwaren tegen deze post vervallen zijn.
De heer Kingma: Volgno. 206. Wij hebben het dit
voorjaar gehad over de aanleg van een nieuw riool in
het westen van de stad en over het gebruik van plastic
leidingen voor binnenwerk. Dat zou bezien worden en
de Raad zou daar nader van horen, meende ik. Hoe staat
het hiermee?
De heer Van der Schaaf (weth.): Over de kruising
Westerplantage-Nieuwestad vraagt de heer C. de Vries:
Gaat het nu eigenlijk wel goed, als Gedeputeerden zich