13 12 tiële terreinen en taken van het Gemeentebestuur zouden raken. Het heeft b.v. helemaal niet voorgesteld om het subsidie voor it Frysk Orkest te halveren. Het heeft welbewust een stelpost van f 50.000,- voor mogelijke subsidieverhogingen opgenomen. Het heeft ook welbe wust dit programma van investeringen opgesteld en er tegelijkertijd aan toegevoegd een dekkingsplan, waar door bereikt kan worden, dat dit programma ook tot uitvoering kan komen. Dat is de opzet van deze be groting. We hebben meer dan genoeg ervaring opgedaan met de gevolgen die een niet-sluitende begroting bij deze bedragen, kan hebben voor de uitvoering van werken. En dan kom ik terug op het lijstje van werken die nog niet tot uitvoering zijn gekomen op grond van het ontbreken van de goedkeuring van G.S. Dit is terzake illustratief. En het zou bijzonder pijnlijk zijn, dunkt mij, als de Raad, als hem de mogelijkheid gepresenteerd wordt om deze begroting dicht te krijgen, op een klein restant-tekort na, dat afwijst en straks, als gevolg daarvan, die lijst van niet-goedgekeurde wer ken in het tweede halfjaar van 1965 met een nieuwe lijst is aangevuld. Ik kom dan even op de opmerkingen die een aantal raadsleden hebben gemaakt met betrekking tot de aard van de beslissing, die de Raad neemt, indien hij dit dekkingsplan zou aanvaarden. Dat betekent op dit mo ment alleen, dat de bedragen op voet van de voorge stelde sommen als stelposten in de begroting worden opgenomen. Daarmee heeft de Raad dan de bereidheid uitgesproken eventueel tot deze hoogte van de eigen inkomsten te gaan, wat de eigen verantwoordelijkheid van de Raad is en ik dacht, dat dat juist iets was wat de fractie van de heer K. J. de Jong bepaald aan sprak om deze begroting sluitend te maken. Vanzelf sprekend is daarmee niet meteen het gehele heffings principe vastgelegd. Wij moeten voor verschillende van de belastingen bij de Raad terugkomen. Een enkel voor stel zou waarschijnlijk een vrij eenvoudig besluit ver eisen. Ik denk bijv. aan de 50 opcenten op de perso nele belasting en ook aan het heffingspercentage voor de straatbelasting; ik stel nogmaals nadrukkelijk vast: 28% van de daarop betrekking hebbende kosten. De rioolwaterzuiveringsbelasting evenwel zal waarschijn lijk gecompliceerder moeten worden. Het College heeft er bij de opstelling van het dekkingsplan welbewust naar gestreefd om binnen de mogelijkheden die er zijn, zo goed mogelijk de lasten te verdelen over de eigena ren, eigenaren-gebruikers en gebruikers, want ik meen, dat de ruimte voor het leggen of verhogen van zake lijke rechten op onroerend goed ook bij voortduring is vergroot bij de eigenaren resp. eigenaren-gebruikers. Zij hebben van de opeenvolgende huurverhogingen in aanmerkelijke mate kunnen profiteren, zonder dat de lasten als de genoemde in gelijke mate zijn verhoogd. Waarom zou dus een gemeenteraad zich niet veroor loven om iets terug te vragen in de vorm van be lastingen van deze vergrote ruimte bij de eigena ren, resp. eigenaren-gebruikers, ten behoeve van de gemeentelijke doeleinden, die ook hun belang zijn, die onze gehele gemeenschap dienen? Ik geloof, dat ik in hoofdzaken het betoog van de heer K. J. de Jong heb beantwoord. Het leek me van belang het zo te stellen. Uiteraard is de Raad volko men vrij en zelf verantwoordelijk t.a.v. de vraag, of hij het dekkingsplan in de sluitende begroting, met in begrip van het hem voorgelegde programma van wer ken, al dan niet wil accepteren. De heer Van der Schaaf (weth.): Ik wil ook trach ten in niet al te breed bestek de verschillende sprekers even van antwoord te dienen. De heer Bootsma heeft de wenselijkheid uitgespro ken van de behandeling van het structuurplan van de gehele gemeente en van het plan binnenstad. Het College is het daarmee eens en het zal ook wel duide lijk zijn, dat die punten nu toch op een redelijke ter mijn wel aanstaande zijn. Een belangrijke vraag die de heer Bootsma aan de orde stelde, is, wanneer nu het plan van de rioolwaterzuiveringsinstallatie gaat functioneren. De heer Tiekstra heeft zoeven al tussen neus en lippen door de termijn van vijf jaar laten vallen en ik zou er, als een schema eigenlijk, aan willen vasthouden, dat wij er alles op moeten zetten, om die inrichting over 5 jaar te laten functioneren. Daarvoor is niet alleen nodig, dat de bouw van de inrichting plaats vindt, maar ook, dat de toeleidende riolen dan zijn voltooid, en, zoals U hebt kunnen zien, is in het schema van de investeringen opgenomen èn het werken aan de zuiveringsinstallatie èn het maken van een begin met de toeleidende riolen. We werken dus van twee kanten aan deze zaak. We hopen, dat binnen een bestek van ongeveer vijf jaar te kun nen voltooien, mits natuurlijk de middelen daarvoor wel aanwezig zijn of beschikbaar gesteld worden. Van de overgelegde lijst van werken heeft de heer Bootsma een aantal genoemd, die bij hem en de zijnen een grote voorrang genieten, o.a. het Oostergoplein, verhoging van de spoorbaan, de Schranstunnel en de sporthal. Ik geloof, dat het College op de één of an dere wijze er achter moet zien te komen, wat de me ning van de gehele Raad is op dit punt. De heer K. J. de Jong heeft in dit verband nog genoemd de zwaaikom. Geen enkel raadslid vindt de lijst te uitvoerig, zodat eigenlijk alleen de vraag aan de orde komt, wat eerst en wat later moet gebeuren. Wij zullen in dezen een weg moeten zoeken, om van de Raad als besturend college een uitspraak te krijgen over de preferenties die moeten worden toegepast. Over de woningbouw kan ik kort zijn. De heer Bootsma heeft gezegd, dat er goede voort gang is gemaakt en daar zijn we het, geloof ik, allen over eens. Er zijn, heeft hij becijferd, 2089 woningen in voorbereiding en hij telde daarbij een aantal ge reedgekomen woningen van 411 en kwam dan op 2500. We kunnen daarbij vermelden, dat er een aantal wo ningen nog niet in uitvoering, maar wel gecontracteerd is en dan komen we tot het zeer aanzienlijke aantal van boven de 4000. En wanneer we dat plaatsen naast het aantal woningzoekenden, dan is er toch wel een zekere reden tot voldoening door de constatering, dat deze cijfers inderdaad een beetje op elkaar gaan lijken. Dit betekent niet dat wil ik uitdrukkelijk stellen dat het College van mening zou zijn, dat we nu wel iets minder kunnen gaan doen. Wij hebben beslist voor ogen als College en ik denk, dat de Raad het daar mee eens zal zijn dat we in het nu bereikte tempo nog wel vele jaren zullen moeten voortgaan, willen wij de centrumfunctie en de kernfunctie van onze Gemeente werkelijk waar kunnen maken. Er is dus bij het College geen enkele overweging om het nu bereikte tempo te laten vieren en te laten af zakken tot een lager niveau. Integendeel, wij zullen alles doen om dit niveau te handhaven. Het contingent van het jaar 1964 is gelukkig, in tegenstelling met dat van het vorige jaar, ondergebracht, waarbij ik dan nog wel even wil memoreren, dat wij in de vergadering van de Raad van 9 december nog een voorstel hopen te doen tot de bouw van 20 woningwetwoningen in Wirdum en dat wij waarschijnlijk ook nog in de loop van dit jaar met een gronduitgifte voor premie-bouw zullen komen, die dan het beeld geheel compleet maakt. Ook voor de dorpen zijn wij dus bezig met de uitbrei dingsplannen, waarop de heer Bootsma heeft aange drongen, en op korte termijn kunnen die voor Wirdum en Goutum aan de Raad worden voorgelegd. In de be staande nieuwe uitbreidingsplannen moeten wij uiter aard ook actief blijven; G.S. hebben het uitbreidingsplan 't Aldlan nog niet goedgekeurd, hoewel de uiterste termijn daarvan afloopt in januari 1965. Dan moet daar een beslissing op komen. Hoewel die uitspraak er nog niet is, zijn we toch doorgegaan met de voorbe reidingen van het bouwrijpmaken van grote terreinen in het Aldlan en op een wijze die wij tot nog toe niet hebben toegepast, n.l. het opspuiten in groot verband, naar wij hopen tegen aannemelijke prijzen. Ook op dit punt zijn wij dus diligent. Tenslotte memoreer ik nog even de opmerking van de heer Bootsma, dat bij het onbewoonbaarverklarings- beleid een zekere voorzichtigheid nodig is, een opmer king die de heer Santema ook heeft geplaatst. Wij zul len ons daarover beraden. Enerzijds is het in hoge mate wenselijk, dat het peil van de woningen in de gemeente Leeuwarden wordt verhoogd, ook door een voortgaande onbewoonbaarverklaring. Anderzijds moe ten we daartegen afwegen de belangen van degenen die er in wonen, en daarin ook de vraag betrekken, of degenen die wonen in een onbewoonbaarverklaarde woning, op een redelijke termijn aan een andere wo ning kunnen worden geholpen. Wij hopen de omzich tigheid die ons van verschillende zijden uiteraard is aanbevolen, inderdaad te betrachten. De heer De Jong heeft een uitvoerig betoog gehou den, dat grotendeels door de Wethouder van Financiën is opgevangen en voor diens rekening komt. Ik wil nog enkele puntjes even noemen en dan wel in de eerste plaats dit: De heer De Jong zegt: Er zijn ons nu wel allerhande plannen in uitzicht gesteld, sommige bij een toegezegde nota, en ook zijn er plannen in voorbe reiding, waarvan de behandeling is afgekondigd. Dat ontneemt ons in zeker opzicht de gelegenheid om daar nu uitvoerig over te spreken. En later heeft de heer De Jong, voor zichzelf sprekende, gezegd: Ik voel me ondanks die lange lijst van voorgenomen in vesteringen toch een beetje tekort gedaan doordat de plannen nog niet gereed zijn, waardoor de bespreking in deze vergadering een iets beperkt karakter krijgt. Ik wil daartegenover stellen, dat ik me moeilijk een andere situatie kan indenken dan die vandaag bestaat. Want op de dag waarop de begroting wordt behandeld, zal toch altijd deze situatie bestaan, dat een aantal plannen net gereed is, een aantal bijna gereed is en een aantal andere plannen op iets langere termijn in uitzicht zijn gesteld en gereed kunnen komen. Ik kan dus eigenlijk niet inzien, dat dit een abnormale toe stand is. Ik geloof, dat, als de heer De Jong zich dit indenkt, hij dit toch ook wel voor een groot deel moet toegeven. Hij heeft ook nog enkele punten genoemd uit de investeringslijst, die volgens hem preferentie ver dienen en ook daarvan nemen wij nota. Ik kan op dat punt verwijzen naar hetgeen ik in de richting van de heer Bootsma heb gezegd. De heer De Jong heeft aan bevolen voor de industrieterreinen ook naar het oosten te kijken. Wij zijn het daarmee van harte eens. En tenslotte heeft hij er op aangedrongen ons toch ook vooral vroegtijdig met de grondaankopen bezig te houden. Ik hoop, dat wij dat zullen kunnen blijven doen. Ik heb eens in het raadsverslag gelezen, dat, toen het College met het voorstel kwam het Süphüs aan te kopen, een lid van de fractie van de heer De Jong (waar ik niet bij was; ik was toen bezig een plezie rige vakantie te genieten) de vraag stelde: Is het eigenlijk nu niet te vroeg? Ik denk, dat deze over weging na de zojuist door de heer De Jong gemaakte opmerking niet zo licht meer kan voorkomen, al pleegt zich tegenwoordig ook nog wel eens in de a.r. kring genuanceerdheid van opvatting voor te doen. (Gelach). De heer Van der Veen heeft ook verschillende wen sen naar voren gebracht en ik kan die grotendeels beamen. Ik zou me eigenlijk maar buiten zijn poli tieke beschouwingen willen houden. Dat is meer voor interne bespreking tussen de fracties. Het probleem van parkeren in de binnenstad heeft hij wel heel belangrijk gevonden en sterk benadrukt. Ik hoop, dat de heer Van der Veen ook zijn aandacht even kan parkeren bij wat gezegd wordt. Het College is het er grotendeels mee eens, dat het parkeerprobleem in de binnenstad uitermate belangrijk is en ik wil hem wel mededelen, dat wij bezig zijn te onderzoeken, welke mogelijkheden we hebben om tot verbetering in dezen te komen. Daarbij denken we ook aan een onder scheiding tussen kort parkeren en langer parkeren. Dat de oude veemarkt als parkeerterrein moet wor den uitgebuit, is het College van harte met hem eens, evenwel binnen het kader van het geheel. (Gelach). Vervolgens heeft de heer Van der Veen er op aan gedrongen, dat in de nieuwe uitbreidingsplannen waar de mogelijkheden nog aanwezig zijn, voldoende stal lingsruimte overdekt en onoverdekt voor auto's moet worden gemaakt. Herinnerende aan de mogelijk heden die daarvoor in het plan 't Ielan waren opge nomen, mag ik zeggen, dat aan deze zijde van het parkeervraagstuk een grote aandacht is geschonken, omdat daar voor een zeer hoog percentage woningen zodanige stallingsruimte is gevonden. Dit is een lijn, die het College bepaald juist acht en waarin het ook verder zal handelen. De heer Van der Veen heeft tenslotte enige be schouwingen gewijd aan de monumenten en de lijst die daarvoor is opgesteld. Het zal de opmerkzame toe schouwer zijn opgevallen, dat in de laatste weken zich een aantal als deskundige verklede heren over 's heren straten in de stad hebben bewogen en allerhande per celen hebben bezichtigd. Een kleine commissie van ge- interesseerden uit de gemeentekring heeft deze per celen stuk voor stuk opgenomen. Ik heb daar ook aan meegedaan, niet als deskundige, maar als belangstel lende. (Gelach). Dit wordt dus wel grondig voorbereid en wij hopen binnen de termijn die onlangs is verlengd, te dezer zake met definitieve voorstellen te kunnen komen. Ik wil alvast nu wel zeggen, dat op het schriftuur dat de lijst bevat, ook de omwallingen en grachten als monument zijn aangegeven. Of wij zover kunnen gaan, dat we op een goede dag subsidie vra gen voor het restaureren van walmuren en pijpen, lijkt me een gedachte, waar ik zelf nog niet op was ge komen, maar die we natuurlijk in overweging zullen nemen. Als een gracht tot monument wordt verklaard, dan vallen ook de kosten van het onderhoud van een gracht, zijnde pijpen en walmuren, op het betreffende hoofdstuk, zodat inderdaad de gedachte wel vrucht baar lijkt. Maar ik dacht, dat de beschikbare fondsen van Monumentenzorg op de rijksbegroting het niet erg waarschijnlijk maken, dat hier iets uit te putten valt. Ik durf me er dus met de beste wil van de we reld op dit ogenblik niet optimistisch over uit te laten. De heer Kamstra heeft even gesproken over de onteigening. Als het noodzakelijk mocht zijn, dan is zijn fractie bereid, met inachtneming van een goede vorm t.o.v. de personen, van wie bezit onteigend moet wor. den, aan een slagvaardig beleid van het College haar steun te verlenen. Ik kan hem daar alleen maar dank baar voor zijn. Hij heeft verder gewezen op het belang van goede verbindingen van de hoofdstad met andere plaatsen in Friesland: Drachten, Sneek, Bolsward en ook met Dokkum en verder Lauwerszeewaarts. Het College is het daar van harte mee eens en het is een gelukkige omstandigheid, dat deze mening ook in de kringen van de Provincie ten volle wordt gedeeld en dat daar binnenskamers ook aan wordt gewerkt, zodat wij echt wel de overtuiging hebben, dat hier binnen niet al te lange tijd iets vruchtbaars uit voort zal komen. De hear Santema hat it ek hawn oer de foarsich- tichheit by it ünbiwenberforklearjen fan wenten; dat is in punt dat ik al bisprutsen haw. Wy moatte de beide kanten dy't oan dat probleem fêstsitte, yn acht nimme. Syn opmerking wol ik dus graech oannimme, al is it net sünder mear düdlik, hwer't dizze opmer king, yn de konkrete ütdrukking, ta liede sil. Hy hat ek wiisd op it bilang fan de goede en moderne for- biningen mei oare plakken. Dat is alhiel ek üs miening. Hwat bitreft de erfpacht, hat hy sein, dat der twa partijen binne. Dat is yn dit forban wol tige wier. Der binne n.l. kontrakten en yn kontrakten praet men fan partijen. De iene partij is de Gemeente en de oare partij is net de boargerij, mar de yndividuele boarger. En dan giet it om jild. Dan is it altyd in frjemde saek: Dyjinge dy't it jild hawwe moat, wol yn de regel wol hwat mear hawwe; dy't it misse moat, wol wol hwat minder jaen. En dan is it wol ris in hiele toer dêr it goede midden yn to finen, it midden, dat op sa'n treflike wize lit it dan ek wêze yn de La- tynske tael op de yngong fan üs Stêdhüs stiet. Dat is in saek dy't as in gehiel en in konkreet ütstel by gelegenheit oan de Rie foarlein wurde sil. En wy hoopje, dat it üs slagje mei om yn dy saken it goede midden, de binlikheit en de ridlikheit to finen. Tenslotte de heer Klijnstra, die over de woningnood heeft gesproken en dan vooral de nadruk heeft ge legd op de kwestie van de hoge huren. Ik heb begrepen, dat de kwestie van de huren in een verder punt in deze behandeling nog wel aan de orde zal komen en daar om zou ik er niet al te veel van willen zeggen, wel dit, dat, als in andere plaatsen woningen worden ge bouwd beneden f 20,huur per week, dat dan niet de woningen zijn met het comfort en de uitrusting die wij in de jongste plannen aan de Raad hebben voor gesteld. Wanneer de huren f 20,zijn en lager, dan moet er ook sprake van een iets lager voorzienings niveau zijn; dat kan niet anders. Vervolgens heeft de heer Klijnstra nog dit idee gelanceerd: Zou het niet mogelijk zijn bij de plaatselijke bedrijven goedkoop geld aan te trekken en dat in deze woningen te stop pen? Ik mag hem er op wijzen, dat voor het woning-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 7