6
7
rekening mee houden dat zal de heer Weide op vrij
dagen ook wel hebben gezien dat het zo dicht mo
gelijk bij de veemarkt moet staan. Dat is belangrijk.
In de tweede plaats is het van belang, dat het een
spooraansluiting heeft. Het is nog niet zo heel lang
geleden, dat dit slachthuis nog spooraansluiting had.
Velen van de ouderen zullen misschien nog wel weten,
dat er een perronnetje was op het terrein met een over
kapping en dat het vlees dat voor export bestemd was,
via een lopende band rechtstreeks in spoorwagens werd
geladen. Mocht het aantal voor export bestemde dieren
door de aanwezigheid van de F.C.E. nogal toenemen,
dan zullen we toch ook moeten overwegen, of in de
toekomst nog niet een spoorwegaansluiting via de
Marshallweg moet worden tot stand gebracht. Ik wil
dit ermee zeggen, dat men wel degelijk moet zien,
waar men een slachthuis bouwt. Een nieuw gebouw
heeft zijn aantrekkelijkheden; als het klaar is, kan men
er zo maar instappen. Verbouwing is, door het werk in
het gebouw dat moet doorgaan, lastiger. De heer Weide
vraagt: Zal de verbouwing ook stagnatie opleveren
Met alle mensen die daar weiken, is overleg gepleegd.
Er is een plan gemaakt, waarbij de verbouwing bij ge
deelten wordt uitgevoerd, zodat het een na het ander
door een zekere schuiving kan worden betrokken. Het
zal wel eens wat haken, maar ik geloof niet, dat er van
stagnatie sprake zal zijn. Ik maak me sterk, dat wij,
als straks de verschillende deelnemers goed samenwer
ken, daar doorkomen. Een voordeel is, dat het tech
nisch apparaat voor een groot deel ik denk aan de
afdeling koeling kan blijven staan. Bij bouw van
een nieuw slachthuis zou de apparatuur moeten wor
den overgebracht. En dan zouden wij er met het dub
bele van wat wij vandaag-de-dag gaan investeren, plus
de grondkosten enz., gezien de bedragen voor slacht
huizen die op het ogenblik in den lande gebouwd wor
den, nog lang niet zijn.
De heer Weide vraagt ook, hoe eventueel de ver
houding van de F.C.E. ten opzichte van de Vleescen
trale zal zijn. Dat is ook een heel ingewikkelde zaak.
Het is niet eenvoudig een bedrijf als dat in Akkrum
op een gegeven moment aan de kant te zetten; dan
moet er nogal iets gebeuren. Alle moeilijkheden zullen
ook niet naar buiten zijn gekomen. Dat de leden van
de F.C.E. op het ogenblik nog aan andere abattoirs le
veren, staat in verband met verschillende contracten,
die nog lopen. Men kan maar niet één-twee-drie van
elkaar af. Er moet een tijd verlopen, voordat die zaak
geheel rond is. Maar bij de F.C.E. dat blijkt ook
wel uit het contract zit wel degelijk de wil voor om
straks naast de „levende" export, ook slachtvee uit te
voeren. Men wil op dat gebied dus eigenlijk los van de
Vleescentrale. Men wil dit zelfstandig landelijk gaan
doen. Wat de oorzaak is, dat andere slachthuizen en
coöperaties dit met belangstelling volgen, daar is na
tuurlijk moeilijk een antwoord op te geven; zakelijk ge
zien evenwel is het altijd wel prettig, dat men met be
langstelling wordt gevolgd. Als het uiteindelijk maar
mag slagen, zodat zal kunnen worden gezegd: Ze
hebben dat toentertijd in Leeuwarden toch niet zo gek
bekeken.
De heer Welde: De heer Wethouder heeft nog mijn
vraag vergeten, of de verbouwing voldoet aan de
bouwvoorwaa rden van het E.E.G.-fonds.
De hear Miedema: Ik soe de Wethalder ek graech
noch efkes attendearje wolle op de fraech fan my:
Is it mooglik oer de hichte fan de slachthüsrjochten
yn oare gemeenten hwat mei to dielen en ek oer de
forhalding tusken de rjochten dêrre en dy fan üs, sa't
dy nou wurde sille?
De heer Pols (weth.): Al lange tijd geleden, voor
we de plannen rond hadden, is de bijdrage uit het
E.E.G.-fonds aangevraagd. We hopen van harte, dat dit
in de toekomst iets zal opleveren, alhoewel en dan
spreek ik geheel voor mezelf de verwachtingen nu
niet bepaald heel erg hoog gespannen zijn.
Of de plannen voldoen aan de voorwaarden, die de
E.E.G. stelt voor de eventuele bijdragen? Op het ogen
blik voldoen we eigenlijk helemaal niet aan welke voor
waarden dan ook. Maar de plannen zullen met het oog
op die bijdrage nader door de veterinaire dienst wor
den bekeken. We hebben dezer dagen van het Ministe
rie van Landbouw de mededeling gekregen: We weten,
dat jullie bezig zijn, maar schiet alsjeblieft wat op. Ik
maak me er echter helemaal niet ongerust over, dat
wij straks in het E.E.G.-verband ten behoeve van het
verbouwde slachthuis geen erkenning zouden krijgen.
Hwat de fraech fan de hear Miedema oer de hichte
fan de rjochten hjirre bitreft, it duorret natuerlik noch
wol efkes, foardat wy klear binne mei de forbouwing.
Op it eagenblik lizze der noch forskillende bidriuwen
yn it lan boppe üs mei de rjochten. Wy hawwe nou
eigentlik al pland, hwer't wy aensen hinne wolle. It
is hiel slim to bisjen hwer't de rjochten fan dy oaren
yn de kommende pear jier hwant der sil In oantal
jierren oer forrinne, foardat wy klear binne dan
lizze. Op it eagenblik lizze üs rjochten hjir ris hwat
boppe en dér soms hwat ünder dy fan oaren, mar ge
middeld sitte wy wol oan de priis.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 17 t.e.m. 20 (bijlagen nos. 373, 381, 392 en 379).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 21 (bijlage no. 386).
De heer Van Halen Walter: Ik heb in de raadsbrief
gelezen, dat het naar de mening van B. en W. na de
beslissing van de Minister van Binnenlandse Zaken, die
de erkenning van de Commissaris van Politie als Com
mandant van de Brandweer per 1 januari heeft inge
trokken, uitgesloten moet worden geacht, dat politie
ambtenaren brandweertaken verrichten, als zij daar
voor tijdelijk aan het gezag van de Commissaris van
Politie moeten worden onttrokken. Nu moet ik U zeg
gen, dat het mij niet duidelijk is, waarom dat uitgeslo
ten is. Ik kan het daar n.l. in het geheel niet mee eens
zijn. Ik zou me kunnen indenken, dat er een mogelijk
heid is, dat deze politie-ambtenaren een opdracht krij
gen om bij de brandweer te werken en dat dan de
Commissaris gedurende die tijd weinig over hen heeft
te zeggen. Dat lijkt me echter niet zo'n bijzonder groot
bezwaar. Aan de andere kant vind ik, dat wij nu tijdelijke
voorzieningen zullen treffen, die nogal wat geld kos
ten. Tot de definitieve oplossing, tot de inrichting van
het geheel, moeten wij misschien wel lange tijd wer
ken met deze tijdelijke voorzieningen. Is het dan niet
beter, dat wij gedurende deze tijd de huidige toestand
gaan bestendigen en pas tot een reorganisatie van de
brandweer overgaan, als die dan ook definitief kan
zijn?
De hear Boomgaardt: It soe foar üs as Rie, leau
ik, ek wolris nijsgjirrich wêze om in bytsje to hearren
fan hwat Jo, mynhear de Foarsitter, sünder mis witte
sille, n.l. hwat nou eigentlik de motivearring is, dat
dizze kombinaesje fan funksjes net mear mooglik is.
En yn it twadde plak soe ik freegje wolle: Mei de nije
Kommandant fan de Branwar ündergeskikt wêze oan
de Kommissaris fan Polysje? Of moat dat in sadanige
funksje wêze, dat dy rjochtstreeks stiet ünder de
Boargemaster of ünder it Kolleezje? As it earste it
gefal is, n.l. dat dy wol ündergeskikt wêze soe oan
de Kommissaris fan Polysje, dan kom ik dus torjochte
by de hear Van Balen Walter. Dy seit: Ik kin noch net
ynsjen, hwerom polysjepersoaniel net ynskeakele wur
de kin by de Branwar. As it neat koste, soe ik sizze:
Akkoart, mar it giet hjir wol om in bihoarlik great
bidrach op it budget fan üs gemeente. Dêr mei ik
noch by opmerke, dat it neffens it riedsbrief en ek
neffens de foroardering foar de branwar de Boarge
master is, dy't de wurksumheden oanwiist foar dy
amtners fan de gemeentepolysje, dy't by de branwar
tsjinst dwaen moatte. Hjir stiet clus net ik nim
oan, dat it yn de opbou ek folslein logysk is dat de
Kommissaris fan Polysje de amtners oanwiist om to
funksjonearjen as branwarpersoaniel. Mar hjir stiet üt-
druklik yn de foroardering, dat de Boargemaster it
docht. Dêrom üntkomt my destomear de logika fan it
feit, dat it ütinoarheljen fan beide funksjes as kon-
sekwinsje hawwe moat, dat der gjin polysjepersoaniel
mear by de branwar tsjinst dwaen kin. Ik soe graech
wolle, dat men itsij dochs bisiket op'e nij üntheffing
foar de Kommissaris fan Polysje to krijen, itsij de
M
tydlike oplossing, sa't dy op't heden bistiet, dochs
mar hanhavenet, nettsjinsteande, dat der dus in skie-
ding is fan de beide funksjes, tomear, omdat wy hjir
hiel düdiik yn in tuskenfase sitte. It oanlüken fan
noch mear rninsken en dy ek oan sinfol wurk to hel
pen, liket my in great probleem ta. It is, mien ik, yn
de bisteande tastan al in frij great probleem, hwant
yn dit riedsbrief stiet nou wol, dat it slagge is it
teste persoaniel fan de branwar oan sinfol wurk to
helpen, mar ik haw wol mear as ienris de opmerking
heard, dat it in hiele toer is om dat to dwaen. En as
der dus nou noch in frij greate groep rninsken by
komt, dan sil dat probleem, tinkt my, noch greater
wurde.
De heer Keuning: Dit voorstel heeft, geloof ik, wel
een lange voorgeschiedenis gehad. Naar ik mij meen
te herinneren, heeft het verschil in opvatting tussen
het College enerzijds en de Minister van Binnenlandse
Zaken anderzijds al een jaar of acht op een laag pitje
gesudderd en het is blijkbaar nu aangebrand. Dat be
tekent, dat al lange tijd te voorzien was, dat de com
binatie van functies van Commissaris van Politie en
Commandant van de Brandweer op een bepaald ogen
blik zou moeten ophouden. En nu het dan zo ver is,
komt het College met de oplossing die het zelf aan
geeft als een noodoplossing, terwijl men toch al zeer
geruime tijd bezig moet zijn geweest met de mogelijk
heden te voorzien. Ik betreur het toch wel, dat men nu
eigenlijk nog helemaal geen duidelijke oplossing ziet.
Men spreekt wel over de mogelijkheid van onderhouds
dienst, maar tot enig reëel plan is het tot nu toe niet
gekomen, noch wat terreinen, noch wat de eventuele
uitwerking betreft en ik geloof, dat de zaak toch in
een veel eerder stadium meer planrijp had moeten zijn.
Nu de situatie zo ligt, staan we voor een vrij plotse
linge verandering, maar die treft in wezen de Com
mandant van de Brandweer. Het College en dat is
ook door andere sprekers al opgemerkt distilleert
hier eigenlijk zonder meer de conclusie uit, dat het
ons f 72.0UU,moet gaan kosten en dat het uiteraard
niet mogelijk is, dat de mensen, die volgens het Col
lege zelf en ik geloof ook, dat de Raad het hier
mee wel eens kan zijn tot nog toe aan de plicht
brandweer medewerken en dus ook een gedeelte van
een brandweerfunctie vervullen, plotseling de taak die
ze konden doen, nu niet meer kunnen doen. Mij dunkt,
dat er toch wel een modus gevonden moet worden,
waarbij het toekomstige ex-hoofd van de Brandweer en
de voorlopig waarnemend Commandant Brandweer tot
een dusdanig overleg kunnen komen, dat misschien met
een bepaald aflopend karakter een gedeelte van deze
politiemensen nog ingeschakeld kunnen blijven bij het
uitoefenen van brandweerfuncties, temeer omdat de
huisvesting voorlopig nog wel een zal zijn van, laten
we hopen, goede nabuurschap. Tenslotte zal, als inder
daad een toekomstige voorziening dusdanig tot stand
komt, dat er een centrale onderhoudsdienst komt, de
uitbreiding van de beroepsbrandweer niet ten laste van
onze gemeente behoeven te komen, in dier voege, dat
deze mensen althans gedeeltelijk hun geld kunnen op
brengen. Maar zoals het nu staat, ziet het er naar uit,
dat men zich voorstelt op korte termijn 11 man aan te
trekken, voor wie er naast de zuivere brandweerfunc
tie eigenlijk geen werk is, die dus overigens ook hun
tijd niet rendabel kunnen maken. Ik zou dus toch, zo
lang deze overgangssituatie zich voordoet, er op wil
len aandringen, dat men hier een modus zal vinden tus
sen de brandweer en de politie en dit eigenlijk met voor
een deel dezelfde argumenten, die ook door andere spre
kers zijn gebruikt.
Tenslotte zou ik nog een nevenvraag willen stellen.
Misschien kunt U ook de Raad nog inlichten - n.a.v.
bepaalde publikaties over wat de plannen zijn met
de telefoonnummers van brandweer en politie in de
toekomst, omdat daar blijkbaar enig misverstand over
bestaat.
De heer Spiekhout: Kort een paar aanvullende
categorische vragen. Van vragen wordt men wijs en
iets meer terzake kundig, hoop ik. Ik wil graag weten,
of de enige reden om die f 72.000,uit te geven, wer
kelijk dat principieel onjuiste is wat hier in de raads
brief gesteld wordt, n.l. dat de betreffende politiemen
sen onder het gezag van de Commissaris uitgehaald wor
den gedurende een brand? Of is er ook een andere
reden, bijv., dat de brandweer in de huidige vorm voor
Leeuwarden niet voldoende functioneert Want dan
zou het n.l. eerder zin hebben er extra geld aan te be
steden. En de tweede vraag: Is het wel toegestaan en
is het mogelijk, gezien ook de eisen van de Minister
van Binnenlandse Zaken, nog tijdelijk, tot we een de
finitieve oplossing hebben, deze mensen te laten wer
ken voor de brandweer? Of is het beslist uitgesloten
en verboden? Dan kunnen we natuurlijk niet veel an
ders doen dan dit voorstel in deze vorm aanvaarden.
Die twee vragen wilde ik toch graag nog beantwoord
hebben.
De heer Kingma: Is het niet mogelijk dit is alles
zo vaag met concrete plannen te komen, zodat we
in de toekomst naar een bepaald punt gaan, waar we
een nieuwe brandweerkazerne bouwen, met een werk
plaats die geschikt is voor revisie van alle gemeen
telijke voertuigen, zodat we monteurs hebben, die dan
bereid moeten zijn ook een brandweertaak te vervul
len? Dan hebben deze mensen een volledige dagtaak.
We zullen dan alleen maar een paar extra monteurs
moeten hebben. Men zegt wel: ln de toekomst komt
dat misschien wel eens, maar er zijn, dunkt mij, zo
veel saneringsgebieden, er wordt zoveel aangekocht en
hier en daar gesloopt. Is het nu niet mogelijk om, met
gebruikmaking van een dergelijk terrein, plannen te
maken
De Voorzitter: Ik wil proberen de gestelde vragen
zo goed mogelijk te beantwoorden. Er is zopas door
een van de heren opgemerkt het staat trouwens
ook in het raadsvoorstel dat deze aangelegenheid
al zeer lang loopt. Al vele jaren geleden heeft de toen
malige Minister van Binnenlandse Zaken en na hem
hebben zijn opvolgers het standpunt ingenomen, dat het
onjuist was, dat de politie blijvend zou worden belast
met een deel van de brandweertaak. Wij hebben be
grepen, dat de motivering van het standpunt was, dat
de politie genoeg had aan eigen taken en dat een deel
taak bij de brandweer moest beëindigd worden om haar
in eigen taken niet langer te bezwaren. En er is ook
ai in een vroeg stadium van de kant van de Minister
gezegd: Ik wil U de gelegenheid geven tot een andere
organisatie te komen, maar ik zal op een bepaald ogen
blik mijn toestemming, dat politiefunctionarissen belast
worden met een gesalarieerde functie bij de brandweer
(de toestemming die de Minister kan geven krachtens
de Politiewet) moeten intrekken. En dat is de reden
geweest voor het College om naar een andere oplos
sing te zoeken, waarbij de moeilijkheid was een ge
schikte plaats te vinden voor een nieuwe vestiging van
de brandweer en ook voor een uitgebreide beroeps
brandweer een behoorlijke taak te vinden, naast de
taak, die gelegen was in de werkzaamheden ten be
hoeve van de brandweer zelf. Dat heeft geleid tot de op
drachten - die U ook in het raadsvoorstel vermeld vindt -
aan het Bureau Personeelsbeheer en Organisatie van
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, omdat spe
ciaal het tweede punt: het zoeken van werk ter aan
vulling van de brandweertaak, naar de mening van het
College een grote moeilijkheid was. Dat heeft allemaal
nogal lang geduurd, ook langer dan het College zelf
had verwacht, nadat het in beginsel wel tot het stand
punt was gekomen, dat op den duur een oplossing te
vinden zou zijn in het opdragen aan een combinatie van
brandweer en een onderdeel van de Reiniging, van werk
zaamheden naast de brandweertaak in de vorm
van het verzorgen van het wagenpark van de Gemeen
te. Toen het College zover was, was wel de heel grote
moeilijkheid een geschikte vestigingsplaats voor deze
nieuwe dienst te vinden, omdat hier aan verschillende
eisen moest worden voldaan. Die plaats moest toch
min of meer centraal in de bebouwde kom gelegen zijn,
moest ook gemakkelijk bereikbaar zijn en van daaruit
zou een eventuele brand snel bereikt moeten kunnen
worden. Er waren o.m. moeilijkheden gelegen in de
overwegen in de lijn naar Groningen, omdat het moge
lijk dicht zijn van die over wegen terwijl er een brand
alarm was, als bezwaar werd ondervonden. En der
gelijke moeilijkheden waren er nog meer. Het College
was er dus nog niet uit en dit heeft zolang geduurd
tot de Minister van zijn kant van mening was, dat hij