6 7 rekening mee houden dat zal de heer Weide op vrij dagen ook wel hebben gezien dat het zo dicht mo gelijk bij de veemarkt moet staan. Dat is belangrijk. In de tweede plaats is het van belang, dat het een spooraansluiting heeft. Het is nog niet zo heel lang geleden, dat dit slachthuis nog spooraansluiting had. Velen van de ouderen zullen misschien nog wel weten, dat er een perronnetje was op het terrein met een over kapping en dat het vlees dat voor export bestemd was, via een lopende band rechtstreeks in spoorwagens werd geladen. Mocht het aantal voor export bestemde dieren door de aanwezigheid van de F.C.E. nogal toenemen, dan zullen we toch ook moeten overwegen, of in de toekomst nog niet een spoorwegaansluiting via de Marshallweg moet worden tot stand gebracht. Ik wil dit ermee zeggen, dat men wel degelijk moet zien, waar men een slachthuis bouwt. Een nieuw gebouw heeft zijn aantrekkelijkheden; als het klaar is, kan men er zo maar instappen. Verbouwing is, door het werk in het gebouw dat moet doorgaan, lastiger. De heer Weide vraagt: Zal de verbouwing ook stagnatie opleveren Met alle mensen die daar weiken, is overleg gepleegd. Er is een plan gemaakt, waarbij de verbouwing bij ge deelten wordt uitgevoerd, zodat het een na het ander door een zekere schuiving kan worden betrokken. Het zal wel eens wat haken, maar ik geloof niet, dat er van stagnatie sprake zal zijn. Ik maak me sterk, dat wij, als straks de verschillende deelnemers goed samenwer ken, daar doorkomen. Een voordeel is, dat het tech nisch apparaat voor een groot deel ik denk aan de afdeling koeling kan blijven staan. Bij bouw van een nieuw slachthuis zou de apparatuur moeten wor den overgebracht. En dan zouden wij er met het dub bele van wat wij vandaag-de-dag gaan investeren, plus de grondkosten enz., gezien de bedragen voor slacht huizen die op het ogenblik in den lande gebouwd wor den, nog lang niet zijn. De heer Weide vraagt ook, hoe eventueel de ver houding van de F.C.E. ten opzichte van de Vleescen trale zal zijn. Dat is ook een heel ingewikkelde zaak. Het is niet eenvoudig een bedrijf als dat in Akkrum op een gegeven moment aan de kant te zetten; dan moet er nogal iets gebeuren. Alle moeilijkheden zullen ook niet naar buiten zijn gekomen. Dat de leden van de F.C.E. op het ogenblik nog aan andere abattoirs le veren, staat in verband met verschillende contracten, die nog lopen. Men kan maar niet één-twee-drie van elkaar af. Er moet een tijd verlopen, voordat die zaak geheel rond is. Maar bij de F.C.E. dat blijkt ook wel uit het contract zit wel degelijk de wil voor om straks naast de „levende" export, ook slachtvee uit te voeren. Men wil op dat gebied dus eigenlijk los van de Vleescentrale. Men wil dit zelfstandig landelijk gaan doen. Wat de oorzaak is, dat andere slachthuizen en coöperaties dit met belangstelling volgen, daar is na tuurlijk moeilijk een antwoord op te geven; zakelijk ge zien evenwel is het altijd wel prettig, dat men met be langstelling wordt gevolgd. Als het uiteindelijk maar mag slagen, zodat zal kunnen worden gezegd: Ze hebben dat toentertijd in Leeuwarden toch niet zo gek bekeken. De heer Welde: De heer Wethouder heeft nog mijn vraag vergeten, of de verbouwing voldoet aan de bouwvoorwaa rden van het E.E.G.-fonds. De hear Miedema: Ik soe de Wethalder ek graech noch efkes attendearje wolle op de fraech fan my: Is it mooglik oer de hichte fan de slachthüsrjochten yn oare gemeenten hwat mei to dielen en ek oer de forhalding tusken de rjochten dêrre en dy fan üs, sa't dy nou wurde sille? De heer Pols (weth.): Al lange tijd geleden, voor we de plannen rond hadden, is de bijdrage uit het E.E.G.-fonds aangevraagd. We hopen van harte, dat dit in de toekomst iets zal opleveren, alhoewel en dan spreek ik geheel voor mezelf de verwachtingen nu niet bepaald heel erg hoog gespannen zijn. Of de plannen voldoen aan de voorwaarden, die de E.E.G. stelt voor de eventuele bijdragen? Op het ogen blik voldoen we eigenlijk helemaal niet aan welke voor waarden dan ook. Maar de plannen zullen met het oog op die bijdrage nader door de veterinaire dienst wor den bekeken. We hebben dezer dagen van het Ministe rie van Landbouw de mededeling gekregen: We weten, dat jullie bezig zijn, maar schiet alsjeblieft wat op. Ik maak me er echter helemaal niet ongerust over, dat wij straks in het E.E.G.-verband ten behoeve van het verbouwde slachthuis geen erkenning zouden krijgen. Hwat de fraech fan de hear Miedema oer de hichte fan de rjochten hjirre bitreft, it duorret natuerlik noch wol efkes, foardat wy klear binne mei de forbouwing. Op it eagenblik lizze der noch forskillende bidriuwen yn it lan boppe üs mei de rjochten. Wy hawwe nou eigentlik al pland, hwer't wy aensen hinne wolle. It is hiel slim to bisjen hwer't de rjochten fan dy oaren yn de kommende pear jier hwant der sil In oantal jierren oer forrinne, foardat wy klear binne dan lizze. Op it eagenblik lizze üs rjochten hjir ris hwat boppe en dér soms hwat ünder dy fan oaren, mar ge middeld sitte wy wol oan de priis. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 17 t.e.m. 20 (bijlagen nos. 373, 381, 392 en 379). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 21 (bijlage no. 386). De heer Van Halen Walter: Ik heb in de raadsbrief gelezen, dat het naar de mening van B. en W. na de beslissing van de Minister van Binnenlandse Zaken, die de erkenning van de Commissaris van Politie als Com mandant van de Brandweer per 1 januari heeft inge trokken, uitgesloten moet worden geacht, dat politie ambtenaren brandweertaken verrichten, als zij daar voor tijdelijk aan het gezag van de Commissaris van Politie moeten worden onttrokken. Nu moet ik U zeg gen, dat het mij niet duidelijk is, waarom dat uitgeslo ten is. Ik kan het daar n.l. in het geheel niet mee eens zijn. Ik zou me kunnen indenken, dat er een mogelijk heid is, dat deze politie-ambtenaren een opdracht krij gen om bij de brandweer te werken en dat dan de Commissaris gedurende die tijd weinig over hen heeft te zeggen. Dat lijkt me echter niet zo'n bijzonder groot bezwaar. Aan de andere kant vind ik, dat wij nu tijdelijke voorzieningen zullen treffen, die nogal wat geld kos ten. Tot de definitieve oplossing, tot de inrichting van het geheel, moeten wij misschien wel lange tijd wer ken met deze tijdelijke voorzieningen. Is het dan niet beter, dat wij gedurende deze tijd de huidige toestand gaan bestendigen en pas tot een reorganisatie van de brandweer overgaan, als die dan ook definitief kan zijn? De hear Boomgaardt: It soe foar üs as Rie, leau ik, ek wolris nijsgjirrich wêze om in bytsje to hearren fan hwat Jo, mynhear de Foarsitter, sünder mis witte sille, n.l. hwat nou eigentlik de motivearring is, dat dizze kombinaesje fan funksjes net mear mooglik is. En yn it twadde plak soe ik freegje wolle: Mei de nije Kommandant fan de Branwar ündergeskikt wêze oan de Kommissaris fan Polysje? Of moat dat in sadanige funksje wêze, dat dy rjochtstreeks stiet ünder de Boargemaster of ünder it Kolleezje? As it earste it gefal is, n.l. dat dy wol ündergeskikt wêze soe oan de Kommissaris fan Polysje, dan kom ik dus torjochte by de hear Van Balen Walter. Dy seit: Ik kin noch net ynsjen, hwerom polysjepersoaniel net ynskeakele wur de kin by de Branwar. As it neat koste, soe ik sizze: Akkoart, mar it giet hjir wol om in bihoarlik great bidrach op it budget fan üs gemeente. Dêr mei ik noch by opmerke, dat it neffens it riedsbrief en ek neffens de foroardering foar de branwar de Boarge master is, dy't de wurksumheden oanwiist foar dy amtners fan de gemeentepolysje, dy't by de branwar tsjinst dwaen moatte. Hjir stiet clus net ik nim oan, dat it yn de opbou ek folslein logysk is dat de Kommissaris fan Polysje de amtners oanwiist om to funksjonearjen as branwarpersoaniel. Mar hjir stiet üt- druklik yn de foroardering, dat de Boargemaster it docht. Dêrom üntkomt my destomear de logika fan it feit, dat it ütinoarheljen fan beide funksjes as kon- sekwinsje hawwe moat, dat der gjin polysjepersoaniel mear by de branwar tsjinst dwaen kin. Ik soe graech wolle, dat men itsij dochs bisiket op'e nij üntheffing foar de Kommissaris fan Polysje to krijen, itsij de M tydlike oplossing, sa't dy op't heden bistiet, dochs mar hanhavenet, nettsjinsteande, dat der dus in skie- ding is fan de beide funksjes, tomear, omdat wy hjir hiel düdiik yn in tuskenfase sitte. It oanlüken fan noch mear rninsken en dy ek oan sinfol wurk to hel pen, liket my in great probleem ta. It is, mien ik, yn de bisteande tastan al in frij great probleem, hwant yn dit riedsbrief stiet nou wol, dat it slagge is it teste persoaniel fan de branwar oan sinfol wurk to helpen, mar ik haw wol mear as ienris de opmerking heard, dat it in hiele toer is om dat to dwaen. En as der dus nou noch in frij greate groep rninsken by komt, dan sil dat probleem, tinkt my, noch greater wurde. De heer Keuning: Dit voorstel heeft, geloof ik, wel een lange voorgeschiedenis gehad. Naar ik mij meen te herinneren, heeft het verschil in opvatting tussen het College enerzijds en de Minister van Binnenlandse Zaken anderzijds al een jaar of acht op een laag pitje gesudderd en het is blijkbaar nu aangebrand. Dat be tekent, dat al lange tijd te voorzien was, dat de com binatie van functies van Commissaris van Politie en Commandant van de Brandweer op een bepaald ogen blik zou moeten ophouden. En nu het dan zo ver is, komt het College met de oplossing die het zelf aan geeft als een noodoplossing, terwijl men toch al zeer geruime tijd bezig moet zijn geweest met de mogelijk heden te voorzien. Ik betreur het toch wel, dat men nu eigenlijk nog helemaal geen duidelijke oplossing ziet. Men spreekt wel over de mogelijkheid van onderhouds dienst, maar tot enig reëel plan is het tot nu toe niet gekomen, noch wat terreinen, noch wat de eventuele uitwerking betreft en ik geloof, dat de zaak toch in een veel eerder stadium meer planrijp had moeten zijn. Nu de situatie zo ligt, staan we voor een vrij plotse linge verandering, maar die treft in wezen de Com mandant van de Brandweer. Het College en dat is ook door andere sprekers al opgemerkt distilleert hier eigenlijk zonder meer de conclusie uit, dat het ons f 72.0UU,moet gaan kosten en dat het uiteraard niet mogelijk is, dat de mensen, die volgens het Col lege zelf en ik geloof ook, dat de Raad het hier mee wel eens kan zijn tot nog toe aan de plicht brandweer medewerken en dus ook een gedeelte van een brandweerfunctie vervullen, plotseling de taak die ze konden doen, nu niet meer kunnen doen. Mij dunkt, dat er toch wel een modus gevonden moet worden, waarbij het toekomstige ex-hoofd van de Brandweer en de voorlopig waarnemend Commandant Brandweer tot een dusdanig overleg kunnen komen, dat misschien met een bepaald aflopend karakter een gedeelte van deze politiemensen nog ingeschakeld kunnen blijven bij het uitoefenen van brandweerfuncties, temeer omdat de huisvesting voorlopig nog wel een zal zijn van, laten we hopen, goede nabuurschap. Tenslotte zal, als inder daad een toekomstige voorziening dusdanig tot stand komt, dat er een centrale onderhoudsdienst komt, de uitbreiding van de beroepsbrandweer niet ten laste van onze gemeente behoeven te komen, in dier voege, dat deze mensen althans gedeeltelijk hun geld kunnen op brengen. Maar zoals het nu staat, ziet het er naar uit, dat men zich voorstelt op korte termijn 11 man aan te trekken, voor wie er naast de zuivere brandweerfunc tie eigenlijk geen werk is, die dus overigens ook hun tijd niet rendabel kunnen maken. Ik zou dus toch, zo lang deze overgangssituatie zich voordoet, er op wil len aandringen, dat men hier een modus zal vinden tus sen de brandweer en de politie en dit eigenlijk met voor een deel dezelfde argumenten, die ook door andere spre kers zijn gebruikt. Tenslotte zou ik nog een nevenvraag willen stellen. Misschien kunt U ook de Raad nog inlichten - n.a.v. bepaalde publikaties over wat de plannen zijn met de telefoonnummers van brandweer en politie in de toekomst, omdat daar blijkbaar enig misverstand over bestaat. De heer Spiekhout: Kort een paar aanvullende categorische vragen. Van vragen wordt men wijs en iets meer terzake kundig, hoop ik. Ik wil graag weten, of de enige reden om die f 72.000,uit te geven, wer kelijk dat principieel onjuiste is wat hier in de raads brief gesteld wordt, n.l. dat de betreffende politiemen sen onder het gezag van de Commissaris uitgehaald wor den gedurende een brand? Of is er ook een andere reden, bijv., dat de brandweer in de huidige vorm voor Leeuwarden niet voldoende functioneert Want dan zou het n.l. eerder zin hebben er extra geld aan te be steden. En de tweede vraag: Is het wel toegestaan en is het mogelijk, gezien ook de eisen van de Minister van Binnenlandse Zaken, nog tijdelijk, tot we een de finitieve oplossing hebben, deze mensen te laten wer ken voor de brandweer? Of is het beslist uitgesloten en verboden? Dan kunnen we natuurlijk niet veel an ders doen dan dit voorstel in deze vorm aanvaarden. Die twee vragen wilde ik toch graag nog beantwoord hebben. De heer Kingma: Is het niet mogelijk dit is alles zo vaag met concrete plannen te komen, zodat we in de toekomst naar een bepaald punt gaan, waar we een nieuwe brandweerkazerne bouwen, met een werk plaats die geschikt is voor revisie van alle gemeen telijke voertuigen, zodat we monteurs hebben, die dan bereid moeten zijn ook een brandweertaak te vervul len? Dan hebben deze mensen een volledige dagtaak. We zullen dan alleen maar een paar extra monteurs moeten hebben. Men zegt wel: ln de toekomst komt dat misschien wel eens, maar er zijn, dunkt mij, zo veel saneringsgebieden, er wordt zoveel aangekocht en hier en daar gesloopt. Is het nu niet mogelijk om, met gebruikmaking van een dergelijk terrein, plannen te maken De Voorzitter: Ik wil proberen de gestelde vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Er is zopas door een van de heren opgemerkt het staat trouwens ook in het raadsvoorstel dat deze aangelegenheid al zeer lang loopt. Al vele jaren geleden heeft de toen malige Minister van Binnenlandse Zaken en na hem hebben zijn opvolgers het standpunt ingenomen, dat het onjuist was, dat de politie blijvend zou worden belast met een deel van de brandweertaak. Wij hebben be grepen, dat de motivering van het standpunt was, dat de politie genoeg had aan eigen taken en dat een deel taak bij de brandweer moest beëindigd worden om haar in eigen taken niet langer te bezwaren. En er is ook ai in een vroeg stadium van de kant van de Minister gezegd: Ik wil U de gelegenheid geven tot een andere organisatie te komen, maar ik zal op een bepaald ogen blik mijn toestemming, dat politiefunctionarissen belast worden met een gesalarieerde functie bij de brandweer (de toestemming die de Minister kan geven krachtens de Politiewet) moeten intrekken. En dat is de reden geweest voor het College om naar een andere oplos sing te zoeken, waarbij de moeilijkheid was een ge schikte plaats te vinden voor een nieuwe vestiging van de brandweer en ook voor een uitgebreide beroeps brandweer een behoorlijke taak te vinden, naast de taak, die gelegen was in de werkzaamheden ten be hoeve van de brandweer zelf. Dat heeft geleid tot de op drachten - die U ook in het raadsvoorstel vermeld vindt - aan het Bureau Personeelsbeheer en Organisatie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, omdat spe ciaal het tweede punt: het zoeken van werk ter aan vulling van de brandweertaak, naar de mening van het College een grote moeilijkheid was. Dat heeft allemaal nogal lang geduurd, ook langer dan het College zelf had verwacht, nadat het in beginsel wel tot het stand punt was gekomen, dat op den duur een oplossing te vinden zou zijn in het opdragen aan een combinatie van brandweer en een onderdeel van de Reiniging, van werk zaamheden naast de brandweertaak in de vorm van het verzorgen van het wagenpark van de Gemeen te. Toen het College zover was, was wel de heel grote moeilijkheid een geschikte vestigingsplaats voor deze nieuwe dienst te vinden, omdat hier aan verschillende eisen moest worden voldaan. Die plaats moest toch min of meer centraal in de bebouwde kom gelegen zijn, moest ook gemakkelijk bereikbaar zijn en van daaruit zou een eventuele brand snel bereikt moeten kunnen worden. Er waren o.m. moeilijkheden gelegen in de overwegen in de lijn naar Groningen, omdat het moge lijk dicht zijn van die over wegen terwijl er een brand alarm was, als bezwaar werd ondervonden. En der gelijke moeilijkheden waren er nog meer. Het College was er dus nog niet uit en dit heeft zolang geduurd tot de Minister van zijn kant van mening was, dat hij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 4