11
10
verdere maatregelen. U hebt ook in Uw beantwoording
gezegd, dat het College bepaalde gedachten heeft over
de taken die de te benoemen beroepsbrandweer
extra zal moeten vervullen. Ik zou graag weten, of U
al iets naders kunt mededelen over het eventueel dek
ken van deze f 72.000,m.a.w. of het College zich
voorstelt op korte termijn bepaalde taken toe te wijzen
aan deze nieuw te benoemen mensen, opdat zij met
nuttige werkzaamheden op ander gebied hun tijd gro
tendeels rendabel kunnen maken. Dan zou dus dit be
langrijke bedrag in feite voor een gedeelte kunnen wor
den bespaard.
Ik wil niet meer terugkomen op wat ik in eerste in
stantie gezegd heb over de langdurigheid van deze
zaak. Inderdaad blijkt uit de raadsbrief wel, dat het
laatste rapport van het Organisatiebureau van de Ver
eniging van Nederlandse Gemeenten al in 1962 is bin
nengekomen. En ik blijf het betreuren, dat in deze
tussentijd niet een oplossing gevonden werd, zodat men,
wanneer gebeuren zou wat nu gebeurd is, direct met
een hoeveelheid voorstellen kon komen, om deze situa
tie op te lossen. Ik heb dus wel begrip voor de nood
zaak om te veranderen. Ik zou wel graag zien, dat U
bepaalde aanwijzingen kon geven over de mogelijkhe
den om tot een feitelijke vermindering van deze
f 72.000,te komen en de vraag zoudt willen beant
woorden, of hier enige vooruitzichten zijn, dat dit extra
bedrag op enigerlei wijze terugkomt.
De heer Kingma: Het lijkt me, dat men moeilijk
mensen, althans actieve, zal vinden voor een functie
bij de brandweer, wanneer het moeilijkheden geeft ze
aan nevenwerkzaamheden te helpen. Daarom is het
m.i. ook zeer gewenst, dat er een combinatie gezocht
wordt. Ik heb er zonet één genoemd, b.v. revisie-mon
teur in algemene dienst, in de eerste plaats voor de
Reinigingsdienst; die heeft uiteraard het grootste wa
genpark.
Over de plaats van de brandweerkazerne zou ik toch
wel enige suggesties kunnen doen. Of het mogelijk is
ze te verwezenlijken, weet ik niet, maar het lijkt me
toch van wel. Er is b.v. tamelijk dicht bij het terrein
van de Reinigingsdienst aan de noordkant van de spoor
lijn, achter Tulpenburg, heel wat braakliggend terrein
en als verschillende plannen, zoals die naar voren ko
men in het structuurplan, doorgaan, zou die kazerne
bijv. daar op een prachtig punt komen te liggen, waar
ze heel goed verbonden is met alle mogelijke delen van
de stad. Maar ook aan de zuidkant van de spoorlijn,
de oostkant van de Schrans, ligt b.v. een serie terrei
nen. Dit zijn wel particuliere, maar die zijn misschien
ook te verkrijgen. Er zouden wel meer op te noemen
zijn. Bij de Spanjaardslaan bijv. zijn ook wel braak
liggende terreinen, dacht ik, maar de eerstgenoemde
lijken mij, ook in verband met de plaats van de Reini
gingsdienst, veel geschikter.
En het lijkt me daarbij, om nog even weer op het
eerste punt terug te komen, noodzakelijk, dat men
geschoolde vakmensen aantrekt, die bij een functie als
monteur of anderzins bereid zijn brandweerdiensten te
verrichten. Wie alleen maar brandweerman is, zal, als
hij althans een klein beetje actief is, gaan zitten den
ken: Wanneer zou er nu weer eens een brandje ko
men? Je zou bijna pyromanen kweken. (Gelach.) Het
lijkt me dus zeer gewenst, ook psychologisch en
pedagogisch gezien, dat voor deze mensen voor een be
hoorlijke nevenfunctie wordt gezorgd. Tevens betekent
dat natuurlijk een feitelijke vermindering van kosten
voor de Gemeente.
De heer J. de Jong: Ik heb met belangstelling de
discussies gevolgd, maar ik heb niemand een oplossing
aan de hand horen doen, wat betreft de taak van de
politie in verband met de overgangsmaatregel. Ik ben
geen ambtenaar en een ambtenaar bekijkt dat altijd
wat moeilijker dan de gewone man in de straat. Maar
het ligt toch zo gemakkelijk. De Commissaris van
Politie mag met ingang van 1 januari a.s. geen Com
mandant van de Brandweer meer zijn. Nu, daar is geen
man mee overboord. Wij hebben ook een ondercomman
dant bij de brandweer; die maken we dan zo lang com
mandant, dan heeft de Minister zijn zin. En dan laten
we de zaak blijven zoals ze nu is. Dan kan de nieuwe
Commandant van de Brandweer wel even met de Com
missaris van Politie overleggen, welke mensen hij missen
kan voor het brandweerpiket. En als er dan brand is,
dan stappen die mensen automatisch over van de dienst
onder de Commissaris van Politie naar de dienst onder
de Commandant van de Brandweer. Dat is een oplos
sing zo simpel, dat ik niet begrijp, dat die niet in het
brein van de heren van het College is opgekomen.
(Gelach.)
De Voorzitter: Ik zal proberen in tweede instantie
de opmerkingen te beantwoorden. En dan ontmoet ik
in de eerste plaats de heer Van Balen Walter die het
College verwijten heeft gemaakt over het gevoerde
beleid. Ik moet zeggen, dat het mij en ik stel me voor
ook de andere heren achter de tafel, toch wel bijzon
der heeft verwonderd, dat vanuit de Raad van Leeu
warden, tegenover dit College het beleid van de Mi
nister in bescherming moest worden genomen. Wij
hadden eigenlijk van de Raad niet anders verwacht
dan waardering voor het voorzichtige en vooral zui
nige beleid, dat het College in de laatste jaren t.a.v.
deze tak van dienst gevoerd heeft, temeer, omdat tot
dusver helemaal niet gebleken is, dat het theoretische
standpunt, dat de Minister in het algemeen heeft in
genomen, ooit enige reële bezwaren t.a.v. de uitoefe
ning van de politietaak aan de ene kant en de brand-
weertaak aan de andere kant in Leeuwarden heeft
opgeleverd. Als de Minister enig concreet bezwaar
had kunnen noemen en dat heeft ook hij niet ge
daan dan was er inderdaad aanleiding geweest het
College verwijten te maken en het standpunt van de
Minister te steunen. Maar als de heer Van Balen Wal
ter zegt, dat hij alle begrip heeft voor het standpunt
van de Minister en dat de Minister moeilijk anders
kon enz. en verder uitingen als ,,het College heeft zijn
les gehad", dan geloof ik, dat dat allemaal kreten
zijn, die bepaald niet slaan op de feitelijke ontwikke
ling van deze zaak. (De heer Van Balen Walter: Dan
hebt U mij helemaal niet begrepen.) Nu, mijnheer Van
Balen Walter, dan geloof ik, dat U van deze gang van
zaken niets begrepen heeft en dan had ik liever gehad,
dat U niet gesproken had op de wijze, zoals U heeft
gesproken. Want ik herhaal het het beleid van het
College is de afgelopen jaren zo geweest, dat aan de ene
kant de politietaak volledig naar behoren is vervuld, aan
de andere kant de brandweertaak naar behoren is ver
vuld en dat er dus en daar komt het op neer
voor de uitvoering van het theoretische standpunt van
de Minister in deze gemeente geen feitelijke aanleiding
was en dat het College dus ook geen enkele blaam
van een raadslid heeft verdiend, dat het College nu
niet deze zaak volledig tot een eind heeft gebracht.
(De heer Van Balen Walter: Het standpunt van de
Minister is niet te onzer beoordeling.) Als het stand
punt van de Minister niet te Uwer beoordeling is, dan
had U zich daarover niet behoeven uit te laten. (De
heer Van Balen Walter: Het gaat over het standpunt
in verband metIk zal verder op Uw interrupties
niet ingaan, want ik geloof, dat U de zaak nog erger
maakt dan U die zopas gemaakt heeft. U zegt, dat U
bezwaar heeft, dat hier een dergelijk groot bedrag
moet worden besteed voor een tijdelijke oplossing. Ook
dan al stelt U de zaken niet juist, want ook bij een
definitieve oplossing zullen deze personeelskosten stel
lig nodig zijn. De enige kosten voor deze tijdelijke op
lossing zijn die van stoffering en het opknappen van
de woning. Dat is dus een bedrag van f 5.200,aan
extra kosten voor de tijdelijke oplossing, want bij de
definitieve oplossing zit men aan deze personeelsuit
gaven net zo goed vast. (De heer Spiekhout: Daar
staat wel een besparing tegenover, omdat het perso
neel dan nuttig werk doet.) Ja, mijnheer Spiekhout,
daar kom ik ook bij de opmerking van de heer Boom-
gaardt, dat is tenslotte maar zeer ten dele. In het aan
tal van deze 11 mensen zit natuurlijk een marge voor
de tijd, dat ze niet dienst doen, wegens verlof, ziekte
enz. Dus effectief zijn deze 11 man misschien 9 of 8
man. Een nauwkeurige berekening is niet te geven,
omdat, zoals ik U zeg, hier een groot deel van deze tijd
nodig is om vakanties, ziekten e.d. op te vangen. Dat
is het eerste punt.
Het tweede punt is, dat een groot deel van hun tijd
in hun eigenlijke brandweerwerk zit. Deze mensen
moeten op hun tijd in dienst zijn, hun oefeningen doen,
op hun tijd ook brand bestrijden. Het gaat alleen om
het restant van de tijd, dat deze mensen dus niet be
last zijn met hun eigenlijke brandweertaak. En daar
voor is dus ook een gedeelte van deze f 72.000,be
stemd. Welk gedeelte U voelt dat wel is niet
exact te bepalen. Deze extra personeelsuitgaven moeten
in eik geval worden gedaan. Het is alleen de vraag, in
hoeverre het mogelijk zal zijn deze mensen naast de
brandweertaak produktief werk, waarmee ze het werk
van andere gemeentelijke functionarissen uitsparen, te
laten verrichten. Dat is iets wat ook pas geleidelijk
moet groeien. Andere gemeentelijke taken worden op
het ogenblik door andere gemeentelijke functionarissen
verricht. Het gaat er om, een geleidelijke vervanging
te zoeken van wat nu anderen doen, anderen, wier taak
misschien, wanneer ze afvloeien, gedeeltelijk kan over
gaan naar dit personeel, of, wanneer er uitbreiding van
werKzaamheden komt, daar met de normale personeels
leden mee te belasten, maar die te dirigeren naar de
brandweer. Dat is dus niet een zaak die ook in één
keer tot een oplossing aan woiden gebracht, die
met een geleidelijke omschakeling van deze tak van
dienst pas tot haar recht kan komen. Dat is dus ook
in zoverre bepaald niet exact nu al in cijfers uit te
drukken.
Het spreekt vanzelf en dit naar aanleiding van
de opmerkingen van de heer Kingma dat het Col
lege alle oog heeft voor de dingen die de heer Kingma
genoemd heeft, maar dat is dan toch ook in het ver
leden wel heel duidelijk gebleken. Het beleid van het
College t.a.v. deze zaak is sinds jaar en dag ook niet
anders geweest. Er is steeds getracht voor beroeps
brandweerlieden vakmensen aan te trekken: een tim
merman, een schoenmaker, enz., om hun voor hun ne
venwerkzaamheden werkelijk zinvolle taken op te dra
gen. En het College is t.a.v. de uitbreiding van deze
groep personeel ook bepaald niet anders van plan. In
dat opzicht kan de heer Kingma gerust zijn.
Nu vraagt de heer Boomgaardt: Hoe is het nu met
de rest van het politiepersoneel, dat op dit moment
plichtbrandweerdiensten verricht? Er is, zegt hij, toch
een toestemming voor, maar, vraagt hij: Kan die toe
stemming op dit moment worden ingetrokken Dat
kan inderdaad; de Minister heeft dat nog niet gedaan,
alleen t.a.v. de Commissaris van Politie. Maar ik her
haal wat ik in eerste instantie heb gezegd: De Minis
ter ziet dit als een begin van het intrekken van de
toestemming ook voor de andere leden van het politie
personeel. Wij mogen aannemen, dat, als de Raad deze
voorstellen aanneemt, de Minister, nu in feite ook voor
zijn gevoel hier iets verandert, ons voor deze omscha
keling nog wel de nodige tijd zal geven. Alleen, de
Minister van zijn kant bepaalt eenzijdig die tijd en wij
kunnen het er dus niet op aan laten komen, dat als
hij op een bepaald ogenblik de toestemming intrekt, de
zaak haar voltrekking nog niet heeft gehad.
De heer Boomgaardt vraagt ook: Hoe vaak wordt
nu de gemeentepolitie aan haar politietaak onttrokken
om brandweerdienst te verrichten? Dat is afhankelijk
van het aantal branden. Praktisch vindt bij elke uitruk
van beroepsbrandweerpersoneel met de eerste spuit al
een consignering plaats van de plichtbrandweer, dus
een deel van de politie, voor de mogelijkheid van ver
dere uitruk. Bij elk alarm is het derhalve al nodig,
dat ook de politie hier op haar post, d.w.z. op haar
brandweerpost, is, ook al volgt daarop in vele gevallen,
bij kleine brandjes, niet een feitelijke uitruk. Maar de
politie moet klaar staan.
Dan vraagt de heer Boomgaardt: Is het nu wel no
dig het gehele bedrag van f72.000,te voteren? Ik
geloof toch wel te hebben duidelijk gemaakt, dat het
wél nodig is, omdat wij met deze personeelsomschake-
ling nu toch wel bepaald moeten doorgaan. Het is ech
ter mogelijk, dat het gehele bedrag van f 72.000,niet
in het jaar 1965 tot besteding zal komen. Dat hangt
er van af, met welke snelheid het ons gelukt om nieu
we mensen aan te trekken.
De heer Santema vraagt: Is die beloning niet veel
te laag? Deze beloning is gebaseerd op de vastgestelde
beloning voor de adspirant-brandwacht. De bedoeling is
dus, als het enigszins mogelijk is, de nieuwe mensen
aan te trekken in de rang van adspirant-brandwacht,
om dan verder te kijken, hoe zij zich ook als brand
weerman zullen kunnen ontwikkelen. Het salaris is on
geveer f 450,per maand. Die f 72.000,is het resul
taat van een vrij ingewikkelde berekening, omdat de
kosten van kleding, uitrusting enz. worden opgeteld bij
de salarissen, maar er is weer een aftrek van verschil
lende andere posten: van o.a. de overuren, de vergoe
ding, de sociale lasten en de kledingkosten van de
plichtbrandweer. De netto uitkomst van die ingewik
kelde berekening: de vermeerdering van kosten aan de
ene kant, de besparing van kosten aan de andere kant,
wordt weergegeven door die f 72.000,
De heer Keuning vraagt, hoe die uitgave rendabel is
te maken. Ik geloof, dat ik dat zopas zo goed mogelijk
heb beantwoord, hoewel ik moet toegeven, dat dat niet
zeer exact is. De heer Keuning zal er echter begrip
voor hebben, dat zijn vraag in dit stadium, daar het
hier ook om een omschakeling van werkzaamheden
gaat, moeilijk zeer exact te beantwoorden is.
Waarom, zo vragen de heren Keuning en Kingma, is
nu al niet een verdergaand voorstel gedaan? Ik mag
mijn woorden uit de eerste instantie herhalen: men
heeft gezien, dat het College hier al jarenlang mee
heeft omgetobd, omdat de zaak bepaald niet zo een
voudig is als sommige van de raadsleden schijnen te
denken. Ook het Bureau Personeelsbeheer en Or
ganisatie van de Vereniging van Nederlandse Ge
meenten heeft daar lange tijd op gestudeerd en
de raadsleden hebben in het raadsvoorstel gelezen,
dat zelfs het rapport van dat bureau ons in eerste in
stantie niet voldeed en dat wij behoefte hadden aan een
aanvullend rapport. De moeilijkheid is om in het geheel
van de gemeentelijke diensten en bedrijven, zoals wij
dat hier kennen krachtens een bepaalde ontwikkeling,
plotseling de vereiste veranderingen aan te brengen,
want daar worden dan bepaalde taken aan onttrokken
ten bate van een andere, een nieuwe groep. En de
kwestie van het terrein is ook bepaald niet zo eenvou
dig als zopas is opgemerkt. Het zoeken van een ge
schikte plaats voor een brandweerkazerne in de be
bouwing van deze stad is bepaald een heel moeilijke
zaak, omdat ik herhaal de afstand tot de plaats
van eventuele branden en de kwestie van verkeers
moeilijkheden zeer essentieel zijn; elk ogenblik dat
kan worden uitgespaard tussen de melding en de brand
bestrijding, kan vaak van bijzonder grote waarde zijn.
Eindelijk de opmerking van de heer J. de Jong, dat
het naar zijn idee toch een eenvoudige zaak is, dat,
als de Commissaris van Politie uitvalt, deze mensen
dan onder een wnd. Commandant Brandweer aan het
werk gaan. Dat is, gegeven de gezagsverhoudingen,
stellig niet zo'n eenvoudige zaak en bovendien
ik herhaal daarmee is deze zaak niet bekeken,
omdat de plichtbrandweer geheel tot afwikkeling moet
worden gebracht. (De heer J. de Jong: Als overgangs
maatregel.) Als overgangsmaatregel zal het ook in
feite moeten gebeuren, dat geef ik direct toe en dat
heb ik ook in eerste instantie gezegd, maar dat zal toch
een verwrongen situatie opleveren, waarin we voor de
overgang inderdaad op de één of andere wijze zullen
moeten plooien.
Ik geloof, dat it hiermee nu toch wel alle opmerkin
gen beantwoord heb. Ik stel voor de beraadslagingen te
sluiten.
De Raad gaat hiermee akkoord.
De heren Ir. van Balen Walter en Bootsma verlan
gen stemming.
Het voorstel wordt aangenomen met 29 tegen 5 stem
men, die van de heren Boomgaardt, Ir. van Balen Wal
ter, Heidinga, Weide en Mr. van der Veen.
Punt 22 (bijlage no. 394).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter, om 22.25 uur, de verga
dering.