19 voorouders ons in 1700, 1800 hebben toegedacht. Door het gemotoriseerde verkeer wordt het Leeuwarden mo gelijk gemaakt uit steeds groter gebied mensen aan te trekken, maar dan zou de stad ook aan deze bezoekers die faciliteiten moeten geven en die tegemoetkomingen moeten verschaffen die zij van ons zullen vragen. An ders zullen zij die in een plaats zoeken op 30, 60 of zelfs 100 km afstand. De binnensteden in het westen van het land hebben hier menigmaal niet bij stilgestaan, misschien overrompeld door de snelle groei van het autopark, dat in het westen sneller uitgebreid is dan in onze noordelijke provincies. Hieraan wijt ik het ont staan van shoppingscentres als in Amstelveen en bij Den Haag, Utrecht (in wording) en in andere plaatsen. Een shoppingcentre in het noorden buiten de twee grote steden Groningen en Leeuwarden zal, geloof ik, niet te verwezenlijken zijn. Dan dienen echter niet de moge lijkheden van het shoppingcentre van Leeuwarden i.e. de binnenstad uit het oog verloren te worden. Wil deze binnenstad aan de aanstaande vraag van het publiek uit Friesland in grotere kringen voldoen en dan heb ik het oog niet op de dagelijkse levensbehoeften, maar meer op de duurzame gebruiksgoederen dan zal zij zich daarop moeten instellen, niet alleen wat de bouw van haar winkelpanden betreft, maar ook wat haar ontvangst van gasten, wat haar parkeermogelijk. heden aangaat. Er zijn diverse mogelijkheden om die parkeerplaatsen te verschaffen. Er is hier gesproken over parkeergarages, maar ik geloof niet, dat we moe ten stellen, dat de gemeente een garage voor vrij par keren moet bouwen. Spreekt U over parkeergarages, dan spreekt U over een parkeerbelasting, die ge lukkig in de door U aan ons voorgelegde verkeers regeling voor de stad Leeuwarden is afgewezen. Want in deze verkeersregeling vinden we geen parkeermeters, geen betaalde parkeerplaatsen, alleen parkeerschijven. Langs een omweg de parkeergarages met een parkeer belasting in te voeren is niet in het voordeel van de functie, die de binnenstad heeft. Er moet een vrije parkeerplaats zo dicht mogelijk tegen het centrum aan, niet in het centrum zijn. Ik kan volkomen de ver keersregeling die ons verstrekt is, onderschrijven. Met een blauwe zone in de gehele binnenstad ga ik ogen blikkelijk akkoord, maar dan dient degenen die langer in de binnenstad willen vertoeven, de mogelijkheid te worden gegeven in de directe omgeving van de binnen stad hun wagens te stallen. Ik meende deze verklaring te moeten afleggen en het kan dus gebeuren, dat ik straks niet gelijk als mijn fractiegenoten zal stemmen. De heer Jellema: Uit het antwoord van de Wet houder heb ik genoteerd, dat ook het College het als een verlies beschouwt, dat de Zuidergracht gedempt wordt. De motivering voor de demping is alleen, dat er parkeerplaatsen van hoge waarde geschapen wor. den. Dat is dan misschien waar voor de Willemskade, maar ik wil met klem zeggen, dat parkeerplaatsen in de Klanderijstraten en tussen de Potmarge en de z.g. Kuiperweg, vlak achter de bebouwing van de Zuider. gracht, van even hoge waarde zouden zijn. Dus de ge noemde motivering gaat voor het stuk van de Zuider gracht bij de Beurs niet op. En ik zou daarom de Raad op het hart willen binden dat prachtige stuk niet te doen dempen; met demping zouden we een mooi ge deelte van onze stad bederven. Er is nog niet naar voren gekomen, dat Leeuwarden een grote aantrekkelijkheid bezit voor het toerisme en ik meen, dat we daar toch ook wel aandacht aan mogen schenken. De heer Kingma: Ik zou het meest voelen voor het alternatief-plan, voor het niet-dempen van de Zuider gracht. Ik meen n.l., dat men de Zuider. en Ooster stadsgracht kan laten bestaan en ik zou dan zelfs graag zien, dat ze ook enigszins functioneel bleven, dat men ze dus kan gebruiken. Desnoods met een vaste oeververbinding waar nu de bruggen zijn, maar in elk geval met een voldoende doorvaarthoogte, zodat ze be vaarbaar blijven voor kleinere schepen en ook voor jachten. Want evenals de heer Jellema denk ik hier voor Leeuwarden ook aan het toerisme en daarbij mogen we, dunkt mij, het watertoerisme zeker niet uit schakelen; ook dat verlevendigt ons stadsbeeld. Ik vind het bepaald een beetje inconsequent, dat men eerst een nieuwe beweegbare brug gaat bouwen in de rondweg ter plaatse van de Franklinstraat en de Julianastraat en dat men nu zegt: Gooi het Kanaal maar dicht. Met het stukje Kanaal, dat men ook in het alternatief-plan dem pen wil, doet men evenwel toch niets meer. Daar ziet men als in een soort vluchthaven hoogstens een schip dat een dag moet overblijven. Ik geloof echter niet, dat de demping van de genoemde grachten de kosten waard is. Ik ben ertegen, ook tegen demping van het Vliet, want ik zie ook het nut hiervan niet in. Het is niet no. dig. Natuurlijk, men kan er een mooie rechte weg projecteren voor de verbinding van de toekomstige nieuwe stadswijken met het centrum, maar er staan wel andere mogelijkheden tegenover. Ik denk b.v. aan de Willem Loréstraat, aan de Emmakade en de Wij- brand de Geeststraat, aan het Cambuursterpad en de Linnaeusstraat. Dat is helemaal geen probleem. En hoe komt het eigenlijk bij demping met de oude be bouwing aan het Vliet Ik veronderstel, dat er eertijds niet zoveel geheid werd als nu, dat er vrij veel fun deringen bij zijn, die gewoon op staal staan en dat demping van het Vliet, waardoor natuurlijk plaatselijk een verlaging van de grondwaterstand zal plaats vin den, ook nog wel eens ernstige bouwtechnische gevol. gen kan hebben. De heer Heidinga: Ik wilde mij nog even nadrukke lijk aansluiten bij hetgeen de heer Boomgaardt heeft gezegd betreffende de omstandigheden die zich voor doen na aanneming van een van beide plannen en bij de uitwerking van de bevriezingsverordening. Ik ge. loof, dat de Wethouder daar een beetje te licht over heen loopt. Ik neem hem dat niet kwalijk, maar ik zou een en ander toch wel een klein beetje concreter ge steld willen zien. Voor mijn gevoel ziet de Wethouder dit allemaal wat te relatief. De verordening moet toch van toepassing zijn op hetgeen wij in dit plan hebben aangenomen. Dat kan niet anders. Dan zou b.v. de Groene Weide daaronder vallen, terwijl de Raad mis schien van mening zou zijn, dat dit toch eigenlijk niet het geval behoorde te zijn. Ik waardeer dus de po. gingen van de Wethouder om ons de meest mogelijke soepelheid toe te meten, wel, maar hoe ver brengen we het daarmee in de praktijk? Komen we dan straks niet voor dingen die de Raad toch eigenlijk niet heeft gewild Dan nog een opmerking over ik geloof, dat U, mijnheer de Voorzitter, dat zelf genoemd heeft de historische waarde van de Zuidergracht; die sloeg U en mèt U vele anderen nogal hoog aan. In dat opzicht verschil ik toch behoorlijk met U van mening. En feitelijk lijkt mij die gehele redenering een klein beetje inconsequent. Diezelfde stadsgracht ten minste het stuk vanaf de Beursbrug tot de Westerkade heeft vroeger een heel stuk verder naar binnen ge legen, n.l. waar nu het Zaailand is. Ik heb er een oude kaart van thuis. En nu zeggen we: Wat hebben we hier toch een mooi plein, daar bewondert nu de hele wereld Leeuwarden om. Dat Zaailand is toch magni fiek. (De heer Ten Brug: Toen kwam er ook een nieuwe stadsgracht.) (De heer J. de Jong: Daar heb ben we nu het Van Harinxmakanaal voor.) (Gelach). Wij doen tegenwoordig aan schaalvergroting, mijnheer Ten Brug. Ik zie helemaal niet, dat nu juist de Zuider. gracht de afscheiding van de stad is. Naar mijn mening is dat water daar speciaal gegraven, omdat men dat voor het verkeer nodig had en daar dient het eigenlijk nog voor, maar dat verkeer loopt sterk terug. Dat water heeft in het verkeer een uitermate belangrijke functie gehad, maar nu dus niet meer. Nu heeft het weg verkeer een ontzaglijk grote functie. Dus wat ligt er nu meer voor de hand dan dat wij ons „omstellen" en de plaats, die het water inneemt, dienstbaar maken aan het wegverkeer? De heer Jellema zegt, dat wij het moeten behouden, om het toerisme naar de oude stad te trekken. Wij beschadigen de oude stad er echter niet mee, wij maken de stad alleen geschikter voor het toerisme, want dan kunnen de toeristen daar hun wagens stallen en al de prachtige dingen, musea e.d. bezichtigen. Als ze de auto's ergens een eind buiten de stad moeten stallen, dan komen ze hier niet. Dan is er helemaal geen aantrekkingskracht voor het toe risme. Wij moeten juist hoogwaardige parkeerplaatsen hebben, zo dicht mogelijk bij de „city", zoals hier dan gezegd wordt en dan kunnen we die plaatsen dat ben ik volkomen met mijn fractievoorzitter eens niet missen. Bij de grote hoeveelheid die we nodig heb ben, hebben we die ook nodig. Wij moeten dit in grote lijnen zien; we moeten visie hebben op het ogenblik. We moeten voor het nageslacht deze ruimte scheppen; die hebben we bitter nodig. Demp dus die gracht, want het is zonder mankeren van belang voor Leeuwarden. Ik heb nog het antwoord van de Wethouder gemist op de opmerking die hier gemaakt is, dat de weg die naast de Oostergracht loopt, het Huis van Bewaring raakt. En ik mag toch aannemen, dat die weg er wel eens eerder kan liggen dan het Rijk klaar is met de vervanging van dat gebouw. Wat doen we zolang we het plan op dat punt niet kunnen realiseren? (De heer Engels: Zitten!) (Gelach) Het lijkt mij toe, dat de na tuurlijke grens van de stad op het ogenblik door de spoorlijn wordt gevormd. Ik zou er zelfs mee akkoord kunnen gaan, dat men de slurf van de Potmarge, vanaf de Zuidergracht tot het spoor, dan maar mee dempt. Het stuk van de stad tot aan het spoor past helemaal bij de oude stad; men moet het aan elkaar trekken. De stad groeit als het ware tot aan het spoor; daar heeft men duidelijk een afscheiding en dan verandert het beeld van de stad helemaal. (De heer Engels: Alles maar dichtgooien!) Nee, niet alles dichtgooien. Maar men moet op een gegeven moment de maatregelen durven nemen die nodig zijn. Dan moet men visie to nen en men moet bedenken, dat wij het is hier al veel vaker gezegd vanavond niet voor vandaag of mor gen, maar voor tal van jaren een besluit nemen. De heer Van der Schaaf (weth.)In de eerste plaats ga ik even reageren op wat U, mijnheer de Voorzitter, in eerste instantie hebt gezegd, over enkele punten die verband houden met de demping van de Zuiderstads. gracht. In de eerste plaats hebt U gezegd, dat de me ning van de adviseur, de heer Kuiper, toch bepaald uitging naar het alternatief-plan. In de bespreking is al aan de orde gekomen, dat de heer Kuiper in het eerste plan de helft van de zuidelijke stadsgracht ge dempt had gedacht, waarmee vaststaat, dat hij dus niet in die mate zoals U het hebt geïnterpreteerd, de voor keur geeft aan behoud van de gracht. En bij de dienst van Openbare Werken staat men eigenlijk ook op het standpunt, dat de meerderheid van het College heeft ingenomen, n.l. dat weliswaar moet worden gesproken van een verlies, als men de gracht gaat dempen, maar dat de behoeften van het verkeer zo groot kunnen zijn, dat het offer genomen moet worden, en dat daarvoor ook wel een aanvaardbare oplossing is te vinden. Dat is ook ten naaste bij het standpunt van de heer Kuiper. Verder verkeren degenen, die zeggen, dat de Zuider. stadsgracht open moet blijven, in de noodzaak om an dere parkeerterreinen aan te wijzen. Genoemd zijn de Klanderijstraten, Achter de Hoven, Tulpenburg, etc., maar ik blijf van mening, dat die toch bepaald achter staan bij wat het variant-plan aanbiedt. Bovendien kij ken de tegenstanders van demping naar de mogelijkheid om parkeergarages te bouwen. Nu is die mogelijkheid inderdaad denkbaar, maar we moeten niet vergeten, dat dat een kostbare oplossing is. Zo'n parkeergarage dient toch maar tot één doel, terwijl een straatopper vlakte tot meerdere doeleinden kan dienen. En de ta rieven die voor parkeergarages zullen moeten worden geheven om ze exploitabel te maken daar is ook al over gesproken liggen echt niet in de orde van grootte van een kwartje per uur; die liggen veel hoger. Men zal zeker tarieven van f 1,of f 1.50 per uur moeten betalen. En dan wil ik er toch wel even de aan dacht op vestigen, dat, als wij de mensen uit onze bui tenwijken en de provincie naar het centrum van de stad willen halen, wij hun toch echt en dat ben ik hele maal eens met het betoog van de heer Taylor Parkins meer deugd doen met het aanbieden van gratis par keerplaatsen of parkeerplaatsen van een kwartje, dan met het vragen van de hoge tarieven in parkeergarages. Dat laatste zou stellig een grote remmende invloed hebben. En ik wil dus nog graag onderstrepen wat de heer Taylor Parkins ter zake heeft gezegd. Ook bij de meerderheid van het College is bepaald de doorslag gevende factor geweest, dat wij, nu we de unieke kans hebben, ervoor moeten zorgen, dat de mensen van onze grote nieuwe buitenwijken en uit de provincie hier op een vlotte wijze terecht kunnen. Die kans moeten we niet laten lopen, want bij de tegenwoordige stand van zaken is de parkeerruimte op het Wilhelminaplein dat is U allen bekend zaterdags omstreeks halfvier in de namiddag al volkomen uitgeput. Het winkelcen trum, dat niet voor heel Friesland, maar toch wel voor een grote omgeving functioneert, leeft juist, omdat de mensen zo dicht bij het winkelcentrum kunnen ko men met hun wagens. En nu de kans hier voor het grijpen ligt om de parkeerruimte te vergroten, hebben wij gemeend die kans beslist te moeten benutten. Ik vind het toch wel een beetje de verhoudingen scheef trekken, als men zegt, dat het maar om 500 parkeer plaatsen gaat, die enkele malen per dag worden inge nomen. Het is toch een heel belangrijke bijdrage tot een oplossing van het parkeervraagstuk. Men moet dat niet bagatelliseren. Als hier sprake zou zijn van een aantal van 50 of 60 of 100, dan zou ik me kunnen in denken, dat men dat niet veel vindt, maar U moet zich eens de functie voorstellen van 500 parkeerplaatsen, meerdere malen per dag gebruikt, voor het economische leven van de binnenstad. Dat is echt toch wel de moeite waard. Ik verwerp niet de parkeergelegenheden die door de tegenstanders van demping worden aangewe zen: Klanderijstraten, Achter de Hoven, Tulpenburg, etc., maar ik ben er heilig van overtuigd, dat die, ook als wij eenmaal het dempingsplan hebben uitgevoerd, daarenboven nog nodig zullen zijn. De verschillende sprekers hebben elkaar het begrip „visie" en „visie op de toekomst" zo'n beetje betwist, maar ik wil onder strepen wat de heer Spiekhout heeft gezegd, n.l. dat wij de parkeerbehoefte nog altijd hebben onderschat. Omdat het er, naar mijn mening, op den duur toch van zal komen, dat we tot demping van de Zuidergracht zullen moeten overgaan, is het onze stellige overtui ging, die we hier echt met gloed willen verdedigen en aan de meerderheid van de Raad hopen te kunnen over. dragen, dat we nu de kans tot demping moeten aan grijpen. De heer Bootsma heeft zich uitgesproken voor het alternatief, en niet voor het variant-plan. Ik neem aan, dat die uitspraak al nagenoeg definitief is en ik zou daar niet al te veel meer tegen in willen gaan en daar met enige spijt maar nota van willen nemen. De hear Santema hat sein, dat wy hjir troch dim. pingen ünherstelbere skea tabringe. Dêrtsjinoer wol ik hwat oars opmerke en dêr moat de hear Santema dochs ek bipaeld each foar hawwe. As wy der net yn slagje de hiele binnenstêd yn har funksje to herstellen en de deade stikken wer ta libben to brin- gen, dan pas hawwe wy in ünherstelbere skea oan. brocht. Dat moatte de tsjinstanners fan dimping bi paeld net forjitte. Men kin de bislissing to lang üt- stelle en dan duorret it miskien noch wol in tweinticli jier, foardat it proses fan sanearring yngean soe. Dan is it nei myn miening to let en dan is de binnenstêd as sadanich, op inkele brokken nei miskien, ünherstelber efterop en kin net mear rehabilitearre wurde. Dêrom bin ik fan miening, dat dizze bislissing nou sa falie moat. De heer Van der Veen dacht, dat de beslissing nog wel kon worden uitgesteld. Om de redenen die ik zo juist in de Friese taal heb uiteengezet, meen ik, dat dat niet het geval is. Hetzelfde zeg ik tegen de heer Engels en bij het beantwoorden van de heer Engels krijg ik steun van de heer Heidinga.De begrenzing door de Zuidergracht, die een zekere omsluiting van de bin nenstad aangeeft, is echt niet meer reëel. (De heer Engels: In Uw plan om het verkeer buiten de stad te houden, is het redelijk een verkeerscentrum af te schei den van de rest van de stad.) De ware begrenzing ligt bij het station, waar de stad een duidelijke cesuur heeft en waar de ene kant zich naar het noorden en de andere kant zich naar het zuiden richt. (De heer Engels: Dat is niet wat ik bedoel.) Het station functioneert weer gunstig t.o.v. het centrum, van de winkelstand. Het autobusstation wordt zeer gunstig gesitueerd, als beide stadsdelen aaneengetrokken worden. Het stationskwar tier behoort organisch als aanvoerpunt bij de stad; door de parkeerterreinen, hier aanwezig bij de oude veemarkt, wordt het verkeer niet in de stad gebracht, maar het wordt eraan toe gebracht en dan heeft de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 10