22 23 bouwd en men heeft de gracht rechtgetrokken voor het verkeer, d.w.z. voor het scheepvaartverkeer. Wan neer wij nu nog voor dezelfde situatie zouden staan, dan hadden wij deze objecten intact gelaten, ze ge restaureerd en verderop de verkeersvoorzieningen aan gebracht, zoals dat dan ook in deze jaren gebeurd is met het Van Harinxmakanaal. En dan hadden wij ook niet geredeneerd: Deze zaken hebben geen functie. Zo redeneren we ook niet meer met de binnengrachten die wij op het ogenblik nog hebben. Ook de binnengrachten hebben zelfs tot in de eerste jaren van deze eeuw nog gefungeerd als verkeerswegen. Ik zie nog vóór mij, dat langs de verschillende binnengrachten de schepen lagen en ik weet ook nog, hoe de tuinders uit Huizum de Weaze opvoeren met hun bootjes; dat is allemaal nog binnen een mensenleeftijd geweest. Desalniettemin handhaven wij ook de binnengrachten. En waarom doen wij dat en hebben we er ook kosten van herstel voor over? Omdat dit allemaal het uiterlijk, het karakter van deze stad bepaalt, zoals deze aan ons overgeleverd is. En we betreuren alleen maar, dat men in de vorige eeuw zo kortzichtig is geweest om een groot gedeelte van deze schoonheid te slopen. Was die in stand geble ven, dan zou ook voor de functie van deze stad, voor de handeldrijvende functie, een grote winst aan sfeer hebben bestaan. Want de aantrekkelijkheid van de stad bestaat bepaald niet alleen uit de mogelijkheid om daar met een auto te komen en een winkel op te zoeken. Het is het geheel, dat de sfeer bepaalt en dat geheel wordt ook bepaald door dat gedeelte van de vestinggracht, die hier vanouds bestaat. En daarom geloof ik, dat het, in tegenstelling tot een visie op de toekomst, getuigt van een kortzichtigheid, als U niet probeert voor wat hier is overgeleverd, zij het dan ik erken het in verminkte vorm, een andere en een betere oplossing te kiezen, al kost die geld. En die oplossing is naar mijn mening aanwezig. In de eerste plaats is het op het ogenblik niet noodzakelijk die gracht te dempen. Zover is de verkeersbehoefte nog niet. Het mag dan zijn, dat het Zaailand op een zaterdagmiddag op een ogenblik volstaat, maar dan is er nog behalve dat gelegenheid genoeg. De oude veemarkt is er ook nog en die staat op zaterdagmiddag bepaald nog niet vol. Maar boven, dien ziet men ook de zaak van de afstanden te klein. Laten we toch erkennen, dat de afstanden in Leeuwar. den alle uitermate klein zijn en dat het begrip afstand uitermate relatief is. Er is een tijd geweest, dan er kri. tiek was op de plaatsing van het station van de Spoor wegen daar waar het nu staat, omdat het station te ver uit de stad zou zijn, een kritiek, waar we nu om lachen. Maar ik geloof, dat men over nog niet zoveel jaren ook meewarig zal kijken, ais wordt gezegd, dat het in deze tijd beslist nodig werd gevonden de Zuider gracht te dempen, om parkeergelegenheid te scheppen, omdat een andere afstand tot de Nieuwestad te groot zou zijn. Er is buiten die grachten, op een aanvaard, bare afstand, voorlopig nog ruimte genoeg te vinden. De plaatsen zijn al genoemd door de heer De Vries. Binnen aanvaardbare afstanden zijn nog tal van andere plaatsen te creëren. Ik denk aan Werkmanslust en aan de Landbuurt. En dan komt er bovendien een ogenblik, dat het openbaar vervoer er zal moeten zijn om de mensen van de stadsrand naar de binnenstad te brengen, zoals dat in grotere steden toch ook al het geval is. De Wethouder zegt: De toerist komt niet voor de buitenkant, doch voor de binnenkant. Wij kennen echter ook het systeem van parkeermeters en parkeer. schijven en een blauwe zone. Dan gaan wij dat systeem dat straks ingevoerd zal worden, maar een beetje uit breiden en dan zal de toerist, omdat dan langparkeer. ders in de binnenstad geweerd worden, in de binnen stad stellig voldoende tijd hebben om voor zijn wagen parkeergelegenheid te vinden en om zijn wagen zo lang te stallen, dat hij de bezienswaardigheden kan hebben gezien. Daarom zal ik hier niet lang over uitwijden. Ik heb U alleen even willen wijzen op een gedachten- gang, die ik herhaal meer dan een eeuw geleden op precies dezelfde wijze als wij deze vanavond in de Raad hebben gehoord, is geuit en die gevoerd heeft tot een enorne verarming van onze stad, die wij heden ten dage nog ten hoogste betreuren. Daarom zou ik Uw Raad willen zeggen: Kijkt U niet blind op dat aantal van 500 parkeerplaatsen, dat is tenslotte altijd nog een betrekkelijk klein aantal, kijkt U ook niet blind op wat het behoud van het waarde volle kost; het nageslacht zal er dezelfde mening over hebben als wij nu hebben over wat er in de vorige eeuw is gebeurd. De heer Heidinga: Ik wil graag, dat er eerst ge pauzeerd wordt, zoals het reglement van orde voor schrijft. De Voorzitter: Ik heb niet het minste tegen pau zeren, maar ik hoor van alle kanten de stemmen van hen, die nog wensen door te gaan. Laten we echter het reglement van orde maar volgen en pauzeren. De Voorzitter schorst hierna de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzitter heropent de vergadering en stelt aan de orde het voorstel-Santema-Jellema, luidende: „De Raad van de gemeente Leeuwarden; gehoord de be spreking over al of niet demping van de in het geding zijnde grachten, besluit niet te dempen voor zover het de binnenstad betreft". De heer Vellenga (weth.): Dit moet toegelicht wor. den, want niemand begrijpt er iets van, dacht ik. De Voorzitter: Ik heb juist omdat het een ietsje duister was, er in de pauze met de heer Santema over gesproken. Mag ik dus de heer Santema vragen dit voorstel toe te lichten? De hear Santema: Dizze moasje lüke wy yn. De Voorzitter: Ik vraag me af, hoe het nu moet met de moties van de heer Boomgaardt. De eerste luidt: De Raad spreekt uit, dat bij de uitwerking van het ontwikkelingsplan voor de binnenstad uitgegaan moet worden van handhaving van de Vrouwenpoorts. brug op de bestaande plaats. Het volgende is, dat amo- veringen bij de Harlingersingel en de Pier Panderstraat belangrijk moeten worden beperkt en het derde is, dat sterk rekening moet worden gehouden met de sugges ties, zoals die door de heer C. Visser t.a.v. de Wis. sesdwinger zijn ingediend. Alle drie voorstellen betref fen zowel het alternatief-plan als het variant-plan. Ik geloof, dat het dus verstandig is nu eerst maar te stemmen over de vraag, of nu óf het alternatief-plan, óf het variant-plan in beginsel zal moeten gelden. Als de Raad mocht besluiten tot aanneming van het variant plan, dan hebben we nog de motie van de heer Spiek- hout op tafel liggen, luidende: „De Raad van de ge meente Leeuwarden; spreekt als zijn mening uit, dat de demping van de Oostergracht in aansluiting op het variant-plan gewenst is". Het lijkt mij toe, dat, wordt dit plan aangenomen, in aansluiting daarop die motie in stemming komt. Maar dan krijgen we t.a.v. beide plannen de vraag, hoe het moet met de drie moties. Boomgaardt. De heer Boomgaardt heeft te kennen ge geven, dat hij ze in stemming wil zien gebracht en dat is zijn recht. Het lijkt mij dan ook maar het beste, dat er successievelijk over die drie moties wordt ge stemd. De heer Vellenga (weth.): Mag ik de heer Boom gaardt nog een vraag stellen Als de motie over de plaats van de Vrouwenpoortsbrug aangenomen wordt, is dan Uw tweede voorstel nog van kracht? (De heer Tiekstra (weth.): En als die verworpen wordt, ook?) Dat dacht ik. Ik dacht, dat de plaats van de Vrouwen, poortsbrug bepalend is voor de rest, omdat de door. braak in de bebouwing die de heer Boomgaardt noemt, daarmee samenhangt. De hear Boomgaardt: Ik leau net, dat it sa ien. faldich is dêr op dit momint oer to bislissen. Der stiet ek mar „ernstig beperkt" ensafuorthinne. Dus ik soe dat mear as in winsk sjen wolle yn beide omstannich. heden. Ik hanthavenje dy beide moasjes. As it dus yn de praktyk aensen net kin, dan leau ik, dat it nut. tich is, dat der wer in diskusje oer yn de Rie komt. Mar sawol by hanthavening fan de Frouwepoartsbrêge op it bisteande plak as hwannear't dy noardliker oan. brocht wurde soe, fyn ik de yngryp op de Harnzer. singel dochs in great biswier. De Voorzitter: Ik geloof, dat de heer Vellenga toch gelijk heeft, als hij zegt, dat, als de Raad de Vrouwen poortsbrug op de bestaande plaats mocht handhaven, daar dan een heel andere situatie zal moeten komen dan voorzien is in deze beide plannen. Dan heeft Uw tweede motie toch eigenlijk geen zin meer. (De hear Boomgaardt: Dat is wier, Foarsitter.) Ik geloof, dat er dus gestemd moet worden over de motie betreffende de Vrouwenpoortsbrug. En dan kunnen we nog wel eens zien, wat er met Uw tweede motie gebeuren moet. De hear Boomgaardt: Stel, dat dy Frouwepoarts. brêge.moasje oannommen wurde soe, dan fyn ik it it béste, dat dizze kwestje gelyk komt to lizzen as de oare punten, dy't minoftomear yn diskusje binne; dan soe it Kolleezje ek hjir redenearje moatte: Foardat wy oankeapen dogge en bipaelde oanfragen, dy't binnen. komme, yn bihanneling nimme of öfwize, sille wy dochs probearje sa gau mooglik wissichheit to krijen oer ta. komstige plannen op dy minoftomear dubieuze punten. Ik haw twa moasjes werom nommen, hoewol de dêryn bidoelde situaesje net düdlik üt de ferve kommen is, mar as it Kolleezje seit: As dy saek op hokker manear ek urgint wurdt, dan sille wy op koarte termyn pro. bearje in ütspraek to krijen, dan wol ik dat bitreffen. de dy twadde moasje ek wol jilde litte, as de moasje oer de Frouwepoartsbrêge oannommen wurdt. De heer Spiekhout: Wordt, als wij tegen de motie van de heer Boomgaardt zouden stemmen en die zou verworpen worden, dan de interpretatie van de Wet. houder van Openbare Werken weer van kracht, dat we dit bij detaillering toch weer altijd nader kunnen be kijken Of ligt dan vast, dat we niets meer te bekijken hebben? (Stemmen: Neen.) Ik wil hiermee te ken nen geven, dat ik deze zaak liever op het moment, dat ze bij de detaillering aan de orde is, wil bekijken. De heer Van der Schaaf (weth.): Mijn visie hierop is deze: Als de motie van de heer Boomgaardt omtrent de Vrouwenpoortsbrug wordt verworpen, dan blijft het College bij de verdere gang van zaken naar het uit. gangspunt de nieuwe brug, die thans in de plannen is geschetst, werken. (De heer Vellenga (weth.): Dat ligt dan net zo vast als de rest van het plan.). Maar dat houdt bepaald nog niet in, dat de Raad, die over twee jaar zitting heeft, het goedkeurt. Die zou het, als de kredietverlening aan de orde is, kunnen verwerpen. Maar dat geldt dan natuurlijk voor het gehele plan. Dus, als de motie wordt verworpen, dan blijft de thans geschetste situatie als streef punt van het plan in hoofd, opzet bestaan. De Voorzitter: Nog dit ter verduidelijking. Zoals U weet, heeft dit plan geen rechtskracht als uitbreidings plan, omdat de bestaande wetgeving geen uitbreidings plan voor de bebouwde kom kent. Die kent alleen voor de bebouwde kom de z.g. komvoorsehriften (art. 43 van de Woningwet). Die situatie wordt anders bij het in werking treden van de Wet op de ruimtelijke orde ning. Dan is ook een plan voor de bebouwde kom mo. gelijk, maar dat zal dan alszodanig vastgesteld moe ten zijn. Dus als dit plan nu in de een of andere vorm aangenomen wordt, dan heeft het alleen nog maar het karakter van streefplan het woord dat zopas ge bruikt is van richtlijn voor de verdere detailleringen. Zopas is ook ter sprake gebracht de vraag: Hoe komt het met de bevriezingsverordening De bedoeling is, dat die verordening zal gelden voor het gebied, waar ook dit plan voor geldt. Maar de bevriezingsverorde ning komt nog in de Raad en misschien is het mogelijk, dat t.a.v. punten, waarover de Raad dubieert, zoals de Harlingersingel, bij het voorstel en het besluit over die verordening de een of andere uitzondering te maken. Daar behoeven we ons op dit moment geen zorgen over te maken. Ik hoop, dat het de Raad zo duidelijk is. Dan zou ik in de eerste plaats aan de orde willen stellen stemming over de beide plannen. Door de meer derheid van het College is voorgesteld het variant met de gedempte Zuidergracht, en ik geloof, dat het juist is, dat ik dat plan nu in stemming breng. De motie van de heer Spiekhout komt eventueel hierna. I.z. het voorstel van de meerderheid van B. en W. het variant-plan staken de stemmen (18 stemmen voor en 18 stemmen tegen; tegen stemden de heren Kamstra, Ytsma, Visser, C. de Vries, Engels en Mr. Keu. ning, mevr. Ringenaldus.van der Wal, de heren Santema, Faber, Bootsma en Weide, mevr. Boersma.Hemminga en de heren Heetla, Jellema, Ir. van Balen Walter, Mr. van der Veen, Ten Brug en Kingma). De Voorzitter: In de eerstvolgende raadsvergadering zal dit voorstel dus weer in stemming worden gebracht. Thans breng ik in stemming de motie.Boomgaardt i.z. de Vrouwenpoortsbrug. Deze wordt verworpen met 23 tegen 13 stemmen (voor stemden de heren Klijnstra, Balt, K. J. de Jong, Santema, Boomgaardt, Bootsma en Weide, mevr. Boersma.Hemminga en de heren Heetla, Ir. van Balen Walter, Mr. van der Veen, J. de Jong en Kingma). De Voorzitter brengt in stemming de motie-Boom. gaardt i.z. de suggesties betreffende de Wissesdwinger van de heer C. Visser. Deze wordt verworpen met 32 tegen 4 stemmen; (voor stemden de heren Balt, San. tema, Boomgaardt en Mr. van der Veen). Punt 2 (bijlage no. 103). De heer Bootsma: Het is niet bij eenmaal gebleven, dat de Raad heeft aangedrongen op het behandelen van het structuurplan voor de gehele gemeente, maar het is bij herhaling gebeurd: enige malen bij de begrotings behandeling en verder vaak bij agendapunten die zich daarvoor leenden; o.a. bij de behandeling van het ont. wikkelingsplan voor de binnenstad in de verschillende instanties hebben tal van raadsleden nog herhaaldelijk aangedrongen op het ter behandeling stellen van het structuurplan. Dit plan staat op de agenda en ligt dus nu ter tafel. En nu wij, voorzover mogelijk, klaar zijn met het ontwikkelingsplan voor de binnenstad, zijn de voornaamste plannen voor aansluiting van het struc tuurplan op de binnenstad toch in wezen min of meer vastgelegd. Men zou voor de duidelijkheid bij dit struc tuurplan misschien beter kunnen spreken van bestem mingsplan. Dan moet ik opmerken, dat juist deze be. stemming zoals die door het College en door de ont. werper van dit plan is gedacht, in haar totaliteit ge. zien toch wel zeer aantrekkelijke kanten heeft, voor. namelijk waar hier een gordel van groen dwars door de stad met haar omgeving, door de industrieterreinen en alles wat daarbij behoort, ook de woonwijken, ge- legd wordt. Daardoor kan men dus eigenlijk met recht spreken van de longen van deze stedelijke agglomera. tie. Het structuurplan is ons in deze vorm in twee fasen voorgelegd: Fase 1 gaat minder ver dan fase 2, Fase 2 strekt zich praktisch uit tot de huidige be- grenzing van onze gemeente. De indeling hiervan, zo. als die door Uw College gedacht is, kan in grote lijnen wel onze instemming en waardering verwerven. Het stramien van de omringende en aansluitende wegen is in wezen bepaald in overleg met de daarvoor in aan merking komende instanties, zoals Rijkswaterstaat, Provinciale Staten, het College van Gedeputeerden en de Planologische Dienst. Ik geloof, dat het in dit sta dium voor de Raad praktisch onbegonnen werk is om daaraan te gaan morrelen. Ik zou mijn betoog dan ook niet lang willen maken. Ik geloof, dat ik ook in grote trekken wel de mening van mijn fractie zal weergeven. Wel is mij bekend, dat er enkelingen zijn die t.a.v. de spreiding van de industrie naar de periferie van het stadsgebied, voornamelijk aan de oostkant, wel enige bezwaren menen te moeten doen gelden, maar ik ge loof niet, dat die bezwaren grote steun zullen onder vinden. Er ligt toch ook, juist daar het stadsgebied belangrijk groter gaat worden, een aantrekkelijkheid in het plannen van de werkgebieden in de omgeving van de woongebieden, waardoor men niet het verkeer kris kras door het gehele stedelijke gebied krijgt. Dit zou het geval zijn, als bijv. degenen, die in het oosten wo nen, in het westen hun werkkring zullen hebben. Ideaal zal het dus uiteindelijk zijn, als degenen die werkzaam zijn in de bedrijven en in de industrieën aan de oost kant, ook in die omgeving hun woongelegenheid zullen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 12