8 9 stadsbeeld geven, is van zo grote waarde, dat we die beslist niet moeten missen. Het geeft een aparte schoon heid aan de stad. Het zijn ook de longen van de stad. (Stemmen: Stinkgrachten.) Het schimpwoord „stink. grachten" laat mij koud, want er wordt aan verbetering gewerkt. De stank zal over enkele jaren tot het ver leden behoren. Ik geef toe, dat demping het schep pen van parkeerplaatsen mogelijk maakt, maar nodig is dit niet. En wij hebben de mogelijkheid parkeerruimte te krijgen door amovering van de bebouwing aan de Klanderijstraten, Achter Tulpenburg en Achter de Ho ven; dat is allemaal niet zo ver van de binnenstad af. Ik durf niet te beweren, dat demping in de toekomst niet nodig zal zijn; we kunnen het verloop waarlijk eerst wel eens afwachten en zien, öf het inderdaad het geval zal zijn. De Raad, die dan optreedt, zal misschien met meer feitenmateriaal een beslissing kunnen nemen dan de Raad van thans. Ik hoop, dat het er ook dan niet van zal komen, maar velen staan demping voor. Er zijn verschillende prognoses gegeven; er is over geschreven, maar zekerheid hebben we niet. Heel veel in de plannen, zoals die nu worden voorgesteld, zal toch niet overeenkomstig de beslissing van vandaag worden uitgevoerd. Met respect voor alles wat gedaan is om aanvaard bare plannen te maken, gaat het variant-plan mij echt een beetje te ver. De hear Santcma: It plan dat wy op dit stuit ünder hannen hawwe, hat yn de léste moannen ik mei wol sizze de léste 1% jier yn üs omtinken west. Hwant wy biseffe, dat de bislissingen, dy't hoed-de-dei falie, it gesicht fan dit stêdsdiel fan de gemeente Ljouwert reitsje. Polityk is faek in hurde saek, dy't makket, dat wy de dingen soms allinnich forstannelik biprate, yn dizze Rie dochs yn it bisünder. Mar hwannear't wy oer de ta komst fan de city fan üs gemeente prate, dan komme wy dochs oan it hert fan üs stêd, oan de setel fan it gefoel. It docht my goed, dat yn it forban fan de bisprekkings dy't hjir halden binne troch foarige sprekkers, ek it histoaryske motyf, dat hjir in greate rol spilet, nei foaren kommen is. As wy dus oer dizze saek prate, kin it net sünder it hert. Hjir hawwe ek ien of twa sprekkers binammen de klam lein op it feit, dat by de foroaring dy't wy foar. steane, it forkear yn dizze binnenstêd aensen it foar. naemste probleem wêze soe; de hiele sanearring fan de binnenstêd, ek it struktuerplan, is in kwestje fan forkear. Ik bin tankber foar de sifers dy't hjir neamd binne troch dyselde sprekkers. Yn 1980 soe it for kear sa yntinsivearre wêze, dat it seis kear sa drok is as hjoed.de.dei. En soene de foarsjenningen dy't dit plan neamt, dan foldwaende wêze? Dat is noch tige de fraech. En as wy dus oan de moloch fan it for. kear hwant dat is it sa njonkenlytsen dat aide hert fan üs stêd dat sünt hiel aide tiden bigrinze wurdt troch de gurdel fan grêften, opofferje, dan taeste wy it karakter, it eigene, fan üs stêd oan. Der hawwe ge- nöch foarbylden yn it forline west fan dimpingen, dêr't wy eilaes de forantwurdlikheit dochs wol foar op üs nimme moatte. Ik neam strjitten as de Twibaksmerk en de lewal dy't eartiids ek grêften wiene. En dan sjogge wy hjoed.de.dei, dat it forkearsprobleem yn dizze strjitten al like urgint is as hwer oars ek mar. Dan sjogge wy ek, dat it tichtsmiten fan dy grêften hjir. foar neat jown hat. Men kin fan tinken wol hawwe, dat oer inkele jierren ek it probleem fan it tichtsmiten fan de Sudergrêft en fan de Eastergrêft like slim wêze sil as hwat wy yn it lyts dien hawwe mei de grêften dy't ik niis neamde. Wy binne tige tankber, dat B. en W. üs sa goed foarljochte hawwe. Yn dizze l1/^ jier binne wy mei in stel kaerten, bylagen en yn. stjürde stikken, dy't üs tige holpen hawwe üs stan- punt fêst to stellen, bijeftige. Us greate tank dêrfoar. Ek yn de mem.f.a. dy't wy krigen hawwe, hawwe wy mei foldwaning sjoen, dat oan it plan dat üs eigen riedslid Jellema ynlevere hat, tige folie oandacht skon- ken is. Ik wol op dit stuit net mear sizze, mar ik soe allin nich oan de Foarsitter forsykje wolle oan myn fraksje- genoaten de gelegenheit to jaen ek de mear technyske dingen nei foaren to bringen. De heer Jellema: Ik wil beginnen met mijn erken telijkheid uit te spreken voor de wijze waarop het ont wikkelingsplan voor de binnenstad is behandeld. Er is vanwege het College, de ontwerpers en de ambtelijke staf alle begrip getoond voor de ideeën, naar voren ge bracht door Raad en burgerij, en ik geloof, dat in het alternatief-plan, zoals dit voor ons ligt, aan veel belangrijke bezwaren tegemoet gekomen is. Als B. en W. in de beantwoording van de adressen stellen, dat door indiening van het huidige alternatief-plan aan nagenoeg alle verlangens van de heer Jellema voldaan is, ben ik het daar volkomen mee eens en ik ben er erg dankbaar voor. Onze fractie kan in grote lijnen met dit plan akkoord gaan en wil de Raad dan ook van harte opwekken dit alternatief-plan te steunen, opdat onze mooie stad niet geschaad wordt door onnodige doorbraken en dempingen. Dempingen om parkeer ruimte te scheppen, keuren wij ten sterkste af. Laten wij deze maken in te saneren wijken. Grachtversmal lingen voor de wegen zijn nodig, maar wij willen ern stig waarschuwen tegen tl veel versmalling, waardoor het mooie van de grachten aangetast wordt. Dus geen versmallingen om parkeerruimte te scheppen. Parkeren aan druk bereden straten schept trouwens verkeers problemen en is ook uit dien hoofde niet aan te be velen. Uit het voorgaande kunt U begrijpen, dat wij, hoewel met pijn, vooral om het stuk, gelegen tussen Bleeklaan en Oostergrachtswal, de noodzaak van de demping van het Vliet inzien. De overkluizing in het Nieuwe Ka naal tegenover de Maria Louisastraat vinden wij niet nodig. Die ligt vlak bij de punt van het wegenvierkant bij de Kanaalstraat. Wij zouden hierdoor een vijvertje creëren en het mooie van het zicht op het Kanaal zou op dat punt geheel teloor gaan. Een brug ter plaatse van de noodbrug bij de Alma Tademastraat was veel logischer. Tegen de noordtangent bestaat onzerzijds geen bezwaar, al zou bij de uitvoering aandacht ge schonken moeten worden aan het bezwaar, dat deze de functie van een doorgaande weg krijgt, in plaats van dat het verkeer via de Spanjaardslaan wordt geleid. Ongetwijfeld kan de oplossing, door het adviesbureau Visser aan de hand gedaan, overwogen worden. Ver plaatsing van de Vrouwenpoortsbrug in de toekomst achten wij nodig, terwijl de gevonden oplossing daar heus niet minder fraai behoeft te zijn dan op het ogen blik. Ik geloof n.l., dat we daartoe zelfs meer groenvoor ziening aan weerszijden krijgen. Dat de Westersingel een belangrijke functie krijgt als verbeterde verbinding tussen het noordwestelijk deel van de stad en de omgeving van het station, juichen wij toe. Dat zal zeer zeker een ontlasting betekenen van het verkeer op de wegenrecht hoek. Het verplaatsen van de zuidtangent van Ruiters. kwartier.Zaailand naar weerszijden Willemskade is een grote verbetering. De wegen aan weerszijden van de Zuidergracht vloeien hier logisch uit voort, al realise ren wij ons, dat om de weg bij de strafgevangenis mo gelijk te maken, aanmerkelijke versmalling van het water nodig zal zijn. Wij willen ons er nu al voor uit spreken, dat bij latere afbraak van de gevangenis de walmuur weer achteruit dient te wijken. Bij het uit werken van de plannen is hier eigenlijk direct wel rekening mee te houden. Bij de oplossing: zuidelijk tangent, verlengde Lange Marktstraat-Klanderij en de te saneren buurten van Tulpenburg en Achter de Hoven, werd het moeilijke punt bij de gevangenis ontlopen, maar wij beseffen, dat door de korte afstand tussen spoorlijn en Kanaal een verkeersoplossing zeer moeilijk zou zijn. De oplos sing in het alternatief-plan is reëel en wij zijn dan ook beslist tegen demping van de Zuidergracht, zoals de variant aangeeft. De doorbraken in de binnenstad zijn nu tot een minimum beperkt en de veranderingen t.o.v. het eerste plan zijn evenvele winstpunten. Onze fractie zal aanneming van het alternatief-plan dan ook zeer toejuichen, met inachtneming van de op merkingen over de overkluizing tegenover de Maria Louisastraat. De heer Klijnstra: Nu er al zoveel gesproken is, wil ik het maar kort maken. Bij de waardering, door vele raadsleden uitgesproken voor het overnemen van de suggesties en initiatieven door B. en W., sluit ik mij gaarne aan. Het is goed democratisch; zo hoort het. i Is het juist, heb ik me wel even afgevraagd, dat deze Raad dit structuurplan afdoet? De verkiezingen zijn alweer in aantocht en een nieuwe Raad zal zich er straks verder mee bezig moeten houden. Het is naai mijn mening dan ook juist om niet te veel bindende besluiten te nemen. Wat het dempen van de grachten betreft, ben ik het eens met de demping van het Vliet, eveneens met die van een deel van het Nieuwe Kanaal. De vorige spreker heeft gezegd, dat wij geen grachten moeten dempen ten behoeve van parkeerplaatsen. Maar ik betwijfel, of we dat niet moeten doen, want ik geloof, dat de misère van het parkeren in deze stad ons, voorlopig althans, op een ongenadige manier zal achtervolgen. Raads leden, die niet autorijden, spreken er wat lichter over. Maar je moet maar eens dagelijks met je auto in het verkeer zitten en proberen die in de stad kwijt te wor. den; dat is niet zo gemakkelijk. De heer De Jong meent, dat de nieuwe Verlaatsbrug eigenlijk op een verkeerde plaats ligt. Ik dacht, dat de Willemskade na demping geen belangrijke verkeers ader zal worden. De heer Kamstra heeft gezegd, dat de grachten de „longen" van de stad zijn. Als dat zo is, dan zijn ze wel dermate ontstoken, dat ze ten dode zijn opgeschreven. (Gelach). Ik wil mij op het ogenblik graag van verder com mentaar onthouden. Ik heb wel een aantal aantekenin. gen gemaakt, maar ik geloof, dat een en ander straks nog wel aan de orde zal komen. Wat mij betreft, kun nen we direct wel gaan stemmen: alternatief-plan of variant-plan. Ik stem: variant-plan. De heer Van der Schaaf (weth.)Het spreekt van zelf, dat het College gevoelig is voor de woorden van waardering die zijn uitgesproken over de wijze waarop deze zaak is behandeld. Wij hebben in de stukken al gezegd, dat wij ook van onze kant het bijzonder op prijs hebben gesteld, dat in brede kringen der burgerij een levendige belangstelling voor dit onderwerp is ten toongespreid. Ook de inspraak die de Raad uiteindelijk hierin heeft kunnen en moeten hebben, is voor degenen die dit hebben voorbereid: de adviseurs en het College, een stimulans geweest om er het beste van te maken. Een zaak als deze kan men ook het beste met geza menlijke inspanning tot een goed einde brengen en we hopen dan ook, dat we dit vanavond of morgen zullen Kunnen doen. Bedankt dus voor de uitgesproken waar dering. Ik zal trachten de beantwoording van de verschil lende sprekers enigszins te systematiseren naar de on derwerpen die ze hebben aangesneden, maar in de eer ste plaats moet ik dan even de opmerkingen van alge mene aard langslopen. De achtergrond van de gedachtengang van de heer Bootsma komt in sterke mate overeen met die van het College. Wij zijn van mening, dat wij in deze tijd en deze stad moeten leven en werken, dat daarvoor de outillage van de stad moet worden uitgerust en des noods een aantal elementen van historisch belang, het geen zich vooral toespitst op de monumentenlijst, zal moeten wijken. Wij stellen dus, met alle waardering voor de historische waarden, toch primair de leef- en werkbehoeften in deze tijd. Hoe staat het met de monumentenlijst, was de con crete vraag van de heer Bootsma en ook andere spre kers hebben daar even op gewezen. De monumenten lijst had eigenlijk al behandeld moeten zijn in een der vorige vergaderingen van de Raad, omdat daarvoor in de wet een bepaalde termijn is gesteld, maar het Col. lege heeft zich, met het oog op de behandeling van het structuurplan in de Raad op vandaag, verstaan met het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap, pen, zoals dat toenmaals was georganiseerd. Ik weet niet, of de kwestie van de monumentenlijst nu de „vro lijke" kant of de andere kant is opgegaan. (Gelach). (De heer Vellenga (weth.)U hoopt de „vrolijke".) Inderdaad. Wij hebben het Ministerie gevraagd: Kunt U ermee akkoord gaan, dat de uitspraak van de Raad over de monumentenlijst plaats vindt na de behande ling van het plan binnenstad? Daarin zou opgesloten kunnen liggen dat zal dan ook wel blijken bij de behandeling van de monumentenlijst dat B. en W. de zaak aldus voorbereiden, dat die lijst enigermate wordt aangepast aan de beslissingen van deze verga dering. De neer Bootsma heeft verder iets gezegd over het restauratiebeleid en ik zou daar nu eigenlijk maar niet op willen ingaan. Ik ben het met hem eens, dat, als dit niet op een bepaalde, meer compacte, wijze en een duidelijker lijn volgende, wordt georganiseerd, de fi- nanciermgsmogelijkneden niet aanwezig zullen blijken te zijn. Ik geloof, dat het monumentenbeleid zich meer moet concentreren op een aantal belangrijke objecten; dan ook waar moet maken, dat men het er voor over heeft die in stand te houden en dat men moet afstap pen van de enigszins verbrokkelde wijze van subsidiëring. Maar ais men elk aardig pand op de monumentenlijst zet, dan zai dat vastlopen. Overigens blijft altijd bij de monumentenzorg de mogelijkheid bestaan van het af geven van sloopvergunningen. Ik persoonlijk sta op net standpunt, dat men beter de lijst van monumenten een beetje korter kan maken en dan wat kariger kan zijn met sloopvergunningen dan maar een heel lange lijst van monumenten te maken met een heel lange lijst van sloopvergunningen. Maar dat onderwerp komt hier t.z.t. nog wel ad hoe ter sprake. Wat is er eigenlijk met de bevriezingsverordening aan de hand? Deze zal onder die naam wel niet terug komen, maar waarschijnlijk overbruggingsverordening komen te heten. Dat ze niet in deze vergadering aan de orde is gesteld, is louter een kwestie van praktische aard. Het is ons ambtelijk apparaat niet mogelijk ge weest de bezwaarschriften die daartegen zijn inge diend, thans reeds op voldoende wijze voor bespreking in de Raad behandeld te hebben. Wij hebben daar nog iets meer tijd voor nodig, maar de behandeling is be slist aanstaande. De heer Bootsma heeft verder gevraagd en het lijkt me wel juist dat even te onderstrepen Wat is het karakter van deze plannen? We moeten ze en dat is uit de verschillende redevoeringen van de raadsleden ook wel gebleken zien als een hoofd-op- zet, maar niet als iets dat zodanig definitief is, dat het beslist ongewijzigd in deze vorm gehandhaafd moet worden. Het College en de adviseurs moeten een richt lijn hebben, waarnaar gewerkt kan worden en dat is het karakter van deze plannen. Als men het dus in bepaalde opzichten niet eens is met, althans nog niet overtuigd is van de juistheid van een bepaalde ver keersoplossing die hierin is aangegeven, clan behoeft dat helemaal niet te betekenen, dat men zich om die reden tegen het plan verklaart. Het is bijv. t.a.v. de wes telijke hoek (daar heeft de a.r. fractie vandaag een stuk over geproduceerd; vriendelijk dank) de bedoeling, dat slechts de richting, waarin de oplossingen zullen wor den gezocht, wordt bepaald. En dat karakter moeten we ook t.o.v. de rode lijnen op de tekening zeker vast stellen. De plannen hebben dus wel waarde, omdat de daarin aangegeven grote lijnen zullen worden ge volgd, maar elk detail kan er niet uit worden afge lezen. De heer De Jong heeft ook waardering uitgesproken, ziet het ook als een basisplan. En dat is volko men juist. Verder heeft hij er voor gepleit bij de uit voering van de verschillende fasen vooral aandacht te schenken aan de preferentie, die hij zou willen toeken nen aan de zuidoostelijke toegang, de nieuwe toegang vanuit het zuiden. Het College is er ook van overtuigd, dat dat een uiterst belangrijk punt is, maar dat is financieel nu niet het gemakkelijkst te realiseren. Het ligt voor de hand, dat de noordtangent, waar al vele afbraken hebben plaatsgevonden, financieel het voorde ligst is en binnen het kader van een of twee jaarlijkse begrotingen wel haalbaar zal blijken. Dat is met de zuidoostelijke bepaald niet het geval; daar zullen de tijdstippen van uitvoering misschien wel afhankelijk zijn van het beschikbaar komen van rijksmiddelen voor dit werk. De heer Van der Veen heeft gezegd, dat hij het maar moeilijk vond een standpunt te bepalen. Ik hoop toch, dat hij in de loop van deze vergadering zo vriendelijk zal zijn tot een standpunt te komen. Dat zal onvermij delijk zijn, want we moeten hier toch etappegewijs mee vooruit en als de heer Van der Veen dan in aanmer king neemt, dat dit een hoofd-opzet is, waarvan niet elk onderdeel reeds nu voor later wordt vastgelegd, dan geloof ik, dat hij wel zonder al te veel moeite tot

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 5