8
9
stadsbeeld geven, is van zo grote waarde, dat we die
beslist niet moeten missen. Het geeft een aparte schoon
heid aan de stad. Het zijn ook de longen van de stad.
(Stemmen: Stinkgrachten.) Het schimpwoord „stink.
grachten" laat mij koud, want er wordt aan verbetering
gewerkt. De stank zal over enkele jaren tot het ver
leden behoren. Ik geef toe, dat demping het schep
pen van parkeerplaatsen mogelijk maakt, maar nodig
is dit niet. En wij hebben de mogelijkheid parkeerruimte
te krijgen door amovering van de bebouwing aan de
Klanderijstraten, Achter Tulpenburg en Achter de Ho
ven; dat is allemaal niet zo ver van de binnenstad af.
Ik durf niet te beweren, dat demping in de toekomst
niet nodig zal zijn; we kunnen het verloop waarlijk
eerst wel eens afwachten en zien, öf het inderdaad het
geval zal zijn. De Raad, die dan optreedt, zal misschien
met meer feitenmateriaal een beslissing kunnen nemen
dan de Raad van thans. Ik hoop, dat het er ook dan niet
van zal komen, maar velen staan demping voor.
Er zijn verschillende prognoses gegeven; er is over
geschreven, maar zekerheid hebben we niet. Heel veel
in de plannen, zoals die nu worden voorgesteld, zal
toch niet overeenkomstig de beslissing van vandaag
worden uitgevoerd.
Met respect voor alles wat gedaan is om aanvaard
bare plannen te maken, gaat het variant-plan mij echt
een beetje te ver.
De hear Santcma: It plan dat wy op dit stuit ünder
hannen hawwe, hat yn de léste moannen ik mei wol
sizze de léste 1% jier yn üs omtinken west. Hwant
wy biseffe, dat de bislissingen, dy't hoed-de-dei falie,
it gesicht fan dit stêdsdiel fan de gemeente Ljouwert
reitsje. Polityk is faek in hurde saek, dy't makket,
dat wy de dingen soms allinnich forstannelik biprate,
yn dizze Rie dochs yn it bisünder. Mar hwannear't wy
oer de ta komst fan de city fan üs gemeente prate,
dan komme wy dochs oan it hert fan üs stêd, oan de
setel fan it gefoel. It docht my goed, dat yn it forban
fan de bisprekkings dy't hjir halden binne troch foarige
sprekkers, ek it histoaryske motyf, dat hjir in greate
rol spilet, nei foaren kommen is. As wy dus oer dizze
saek prate, kin it net sünder it hert. Hjir hawwe
ek ien of twa sprekkers binammen de klam lein
op it feit, dat by de foroaring dy't wy foar.
steane, it forkear yn dizze binnenstêd aensen it foar.
naemste probleem wêze soe; de hiele sanearring fan
de binnenstêd, ek it struktuerplan, is in kwestje fan
forkear. Ik bin tankber foar de sifers dy't hjir neamd
binne troch dyselde sprekkers. Yn 1980 soe it for
kear sa yntinsivearre wêze, dat it seis kear sa drok
is as hjoed.de.dei. En soene de foarsjenningen dy't dit
plan neamt, dan foldwaende wêze? Dat is noch tige
de fraech. En as wy dus oan de moloch fan it for.
kear hwant dat is it sa njonkenlytsen dat aide
hert fan üs stêd dat sünt hiel aide tiden bigrinze wurdt
troch de gurdel fan grêften, opofferje, dan taeste wy
it karakter, it eigene, fan üs stêd oan. Der hawwe ge-
nöch foarbylden yn it forline west fan dimpingen, dêr't
wy eilaes de forantwurdlikheit dochs wol foar op üs
nimme moatte. Ik neam strjitten as de Twibaksmerk
en de lewal dy't eartiids ek grêften wiene. En dan
sjogge wy hjoed.de.dei, dat it forkearsprobleem yn dizze
strjitten al like urgint is as hwer oars ek mar. Dan
sjogge wy ek, dat it tichtsmiten fan dy grêften hjir.
foar neat jown hat. Men kin fan tinken wol hawwe,
dat oer inkele jierren ek it probleem fan it tichtsmiten
fan de Sudergrêft en fan de Eastergrêft like slim
wêze sil as hwat wy yn it lyts dien hawwe mei de
grêften dy't ik niis neamde. Wy binne tige tankber,
dat B. en W. üs sa goed foarljochte hawwe. Yn dizze
l1/^ jier binne wy mei in stel kaerten, bylagen en yn.
stjürde stikken, dy't üs tige holpen hawwe üs stan-
punt fêst to stellen, bijeftige. Us greate tank dêrfoar.
Ek yn de mem.f.a. dy't wy krigen hawwe, hawwe wy
mei foldwaning sjoen, dat oan it plan dat üs eigen
riedslid Jellema ynlevere hat, tige folie oandacht skon-
ken is.
Ik wol op dit stuit net mear sizze, mar ik soe allin
nich oan de Foarsitter forsykje wolle oan myn fraksje-
genoaten de gelegenheit to jaen ek de mear technyske
dingen nei foaren to bringen.
De heer Jellema: Ik wil beginnen met mijn erken
telijkheid uit te spreken voor de wijze waarop het ont
wikkelingsplan voor de binnenstad is behandeld. Er is
vanwege het College, de ontwerpers en de ambtelijke
staf alle begrip getoond voor de ideeën, naar voren ge
bracht door Raad en burgerij, en ik geloof, dat in
het alternatief-plan, zoals dit voor ons ligt, aan veel
belangrijke bezwaren tegemoet gekomen is. Als B. en
W. in de beantwoording van de adressen stellen, dat
door indiening van het huidige alternatief-plan aan
nagenoeg alle verlangens van de heer Jellema voldaan
is, ben ik het daar volkomen mee eens en ik ben er erg
dankbaar voor. Onze fractie kan in grote lijnen met
dit plan akkoord gaan en wil de Raad dan ook van
harte opwekken dit alternatief-plan te steunen, opdat
onze mooie stad niet geschaad wordt door onnodige
doorbraken en dempingen. Dempingen om parkeer
ruimte te scheppen, keuren wij ten sterkste af. Laten
wij deze maken in te saneren wijken. Grachtversmal
lingen voor de wegen zijn nodig, maar wij willen ern
stig waarschuwen tegen tl veel versmalling, waardoor
het mooie van de grachten aangetast wordt. Dus geen
versmallingen om parkeerruimte te scheppen. Parkeren
aan druk bereden straten schept trouwens verkeers
problemen en is ook uit dien hoofde niet aan te be
velen.
Uit het voorgaande kunt U begrijpen, dat wij, hoewel
met pijn, vooral om het stuk, gelegen tussen Bleeklaan
en Oostergrachtswal, de noodzaak van de demping van
het Vliet inzien. De overkluizing in het Nieuwe Ka
naal tegenover de Maria Louisastraat vinden wij niet
nodig. Die ligt vlak bij de punt van het wegenvierkant
bij de Kanaalstraat. Wij zouden hierdoor een vijvertje
creëren en het mooie van het zicht op het Kanaal zou
op dat punt geheel teloor gaan. Een brug ter plaatse
van de noodbrug bij de Alma Tademastraat was veel
logischer. Tegen de noordtangent bestaat onzerzijds
geen bezwaar, al zou bij de uitvoering aandacht ge
schonken moeten worden aan het bezwaar, dat deze
de functie van een doorgaande weg krijgt, in plaats
van dat het verkeer via de Spanjaardslaan wordt geleid.
Ongetwijfeld kan de oplossing, door het adviesbureau
Visser aan de hand gedaan, overwogen worden. Ver
plaatsing van de Vrouwenpoortsbrug in de toekomst
achten wij nodig, terwijl de gevonden oplossing daar
heus niet minder fraai behoeft te zijn dan op het ogen
blik. Ik geloof n.l., dat we daartoe zelfs meer groenvoor
ziening aan weerszijden krijgen. Dat de Westersingel een
belangrijke functie krijgt als verbeterde verbinding tussen
het noordwestelijk deel van de stad en de omgeving van
het station, juichen wij toe. Dat zal zeer zeker een
ontlasting betekenen van het verkeer op de wegenrecht
hoek. Het verplaatsen van de zuidtangent van Ruiters.
kwartier.Zaailand naar weerszijden Willemskade is een
grote verbetering. De wegen aan weerszijden van de
Zuidergracht vloeien hier logisch uit voort, al realise
ren wij ons, dat om de weg bij de strafgevangenis mo
gelijk te maken, aanmerkelijke versmalling van het
water nodig zal zijn. Wij willen ons er nu al voor uit
spreken, dat bij latere afbraak van de gevangenis de
walmuur weer achteruit dient te wijken. Bij het uit
werken van de plannen is hier eigenlijk direct wel
rekening mee te houden.
Bij de oplossing: zuidelijk tangent, verlengde Lange
Marktstraat-Klanderij en de te saneren buurten van
Tulpenburg en Achter de Hoven, werd het moeilijke
punt bij de gevangenis ontlopen, maar wij beseffen,
dat door de korte afstand tussen spoorlijn en Kanaal
een verkeersoplossing zeer moeilijk zou zijn. De oplos
sing in het alternatief-plan is reëel en wij zijn dan ook
beslist tegen demping van de Zuidergracht, zoals de
variant aangeeft. De doorbraken in de binnenstad zijn
nu tot een minimum beperkt en de veranderingen t.o.v.
het eerste plan zijn evenvele winstpunten.
Onze fractie zal aanneming van het alternatief-plan
dan ook zeer toejuichen, met inachtneming van de op
merkingen over de overkluizing tegenover de Maria
Louisastraat.
De heer Klijnstra: Nu er al zoveel gesproken is,
wil ik het maar kort maken. Bij de waardering, door
vele raadsleden uitgesproken voor het overnemen van
de suggesties en initiatieven door B. en W., sluit ik mij
gaarne aan. Het is goed democratisch; zo hoort het.
i
Is het juist, heb ik me wel even afgevraagd, dat deze
Raad dit structuurplan afdoet? De verkiezingen zijn
alweer in aantocht en een nieuwe Raad zal zich er
straks verder mee bezig moeten houden. Het is naai
mijn mening dan ook juist om niet te veel bindende
besluiten te nemen.
Wat het dempen van de grachten betreft, ben ik het
eens met de demping van het Vliet, eveneens met die
van een deel van het Nieuwe Kanaal. De vorige spreker
heeft gezegd, dat wij geen grachten moeten dempen
ten behoeve van parkeerplaatsen. Maar ik betwijfel, of
we dat niet moeten doen, want ik geloof, dat de misère
van het parkeren in deze stad ons, voorlopig althans,
op een ongenadige manier zal achtervolgen. Raads
leden, die niet autorijden, spreken er wat lichter over.
Maar je moet maar eens dagelijks met je auto in het
verkeer zitten en proberen die in de stad kwijt te wor.
den; dat is niet zo gemakkelijk.
De heer De Jong meent, dat de nieuwe Verlaatsbrug
eigenlijk op een verkeerde plaats ligt. Ik dacht, dat
de Willemskade na demping geen belangrijke verkeers
ader zal worden.
De heer Kamstra heeft gezegd, dat de grachten de
„longen" van de stad zijn. Als dat zo is, dan zijn ze wel
dermate ontstoken, dat ze ten dode zijn opgeschreven.
(Gelach).
Ik wil mij op het ogenblik graag van verder com
mentaar onthouden. Ik heb wel een aantal aantekenin.
gen gemaakt, maar ik geloof, dat een en ander straks
nog wel aan de orde zal komen. Wat mij betreft, kun
nen we direct wel gaan stemmen: alternatief-plan of
variant-plan. Ik stem: variant-plan.
De heer Van der Schaaf (weth.)Het spreekt van
zelf, dat het College gevoelig is voor de woorden van
waardering die zijn uitgesproken over de wijze waarop
deze zaak is behandeld. Wij hebben in de stukken al
gezegd, dat wij ook van onze kant het bijzonder op
prijs hebben gesteld, dat in brede kringen der burgerij
een levendige belangstelling voor dit onderwerp is ten
toongespreid. Ook de inspraak die de Raad uiteindelijk
hierin heeft kunnen en moeten hebben, is voor degenen
die dit hebben voorbereid: de adviseurs en het College,
een stimulans geweest om er het beste van te maken.
Een zaak als deze kan men ook het beste met geza
menlijke inspanning tot een goed einde brengen en we
hopen dan ook, dat we dit vanavond of morgen zullen
Kunnen doen. Bedankt dus voor de uitgesproken waar
dering.
Ik zal trachten de beantwoording van de verschil
lende sprekers enigszins te systematiseren naar de on
derwerpen die ze hebben aangesneden, maar in de eer
ste plaats moet ik dan even de opmerkingen van alge
mene aard langslopen.
De achtergrond van de gedachtengang van de heer
Bootsma komt in sterke mate overeen met die van het
College. Wij zijn van mening, dat wij in deze tijd en
deze stad moeten leven en werken, dat daarvoor de
outillage van de stad moet worden uitgerust en des
noods een aantal elementen van historisch belang, het
geen zich vooral toespitst op de monumentenlijst, zal
moeten wijken. Wij stellen dus, met alle waardering
voor de historische waarden, toch primair de leef- en
werkbehoeften in deze tijd.
Hoe staat het met de monumentenlijst, was de con
crete vraag van de heer Bootsma en ook andere spre
kers hebben daar even op gewezen. De monumenten
lijst had eigenlijk al behandeld moeten zijn in een der
vorige vergaderingen van de Raad, omdat daarvoor in
de wet een bepaalde termijn is gesteld, maar het Col.
lege heeft zich, met het oog op de behandeling van het
structuurplan in de Raad op vandaag, verstaan met
het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap,
pen, zoals dat toenmaals was georganiseerd. Ik weet
niet, of de kwestie van de monumentenlijst nu de „vro
lijke" kant of de andere kant is opgegaan. (Gelach).
(De heer Vellenga (weth.)U hoopt de „vrolijke".)
Inderdaad. Wij hebben het Ministerie gevraagd: Kunt
U ermee akkoord gaan, dat de uitspraak van de Raad
over de monumentenlijst plaats vindt na de behande
ling van het plan binnenstad? Daarin zou opgesloten
kunnen liggen dat zal dan ook wel blijken bij de
behandeling van de monumentenlijst dat B. en W.
de zaak aldus voorbereiden, dat die lijst enigermate
wordt aangepast aan de beslissingen van deze verga
dering.
De neer Bootsma heeft verder iets gezegd over het
restauratiebeleid en ik zou daar nu eigenlijk maar niet
op willen ingaan. Ik ben het met hem eens, dat, als
dit niet op een bepaalde, meer compacte, wijze en een
duidelijker lijn volgende, wordt georganiseerd, de fi-
nanciermgsmogelijkneden niet aanwezig zullen blijken
te zijn. Ik geloof, dat het monumentenbeleid zich meer
moet concentreren op een aantal belangrijke objecten;
dan ook waar moet maken, dat men het er voor over
heeft die in stand te houden en dat men moet afstap
pen van de enigszins verbrokkelde wijze van subsidiëring.
Maar ais men elk aardig pand op de monumentenlijst
zet, dan zai dat vastlopen. Overigens blijft altijd bij de
monumentenzorg de mogelijkheid bestaan van het af
geven van sloopvergunningen. Ik persoonlijk sta op
net standpunt, dat men beter de lijst van monumenten
een beetje korter kan maken en dan wat kariger kan
zijn met sloopvergunningen dan maar een heel lange
lijst van monumenten te maken met een heel lange lijst
van sloopvergunningen. Maar dat onderwerp komt hier
t.z.t. nog wel ad hoe ter sprake.
Wat is er eigenlijk met de bevriezingsverordening
aan de hand? Deze zal onder die naam wel niet terug
komen, maar waarschijnlijk overbruggingsverordening
komen te heten. Dat ze niet in deze vergadering aan
de orde is gesteld, is louter een kwestie van praktische
aard. Het is ons ambtelijk apparaat niet mogelijk ge
weest de bezwaarschriften die daartegen zijn inge
diend, thans reeds op voldoende wijze voor bespreking
in de Raad behandeld te hebben. Wij hebben daar nog
iets meer tijd voor nodig, maar de behandeling is be
slist aanstaande.
De heer Bootsma heeft verder gevraagd en het
lijkt me wel juist dat even te onderstrepen Wat
is het karakter van deze plannen? We moeten ze
en dat is uit de verschillende redevoeringen van de
raadsleden ook wel gebleken zien als een hoofd-op-
zet, maar niet als iets dat zodanig definitief is, dat
het beslist ongewijzigd in deze vorm gehandhaafd moet
worden. Het College en de adviseurs moeten een richt
lijn hebben, waarnaar gewerkt kan worden en dat is
het karakter van deze plannen. Als men het dus in
bepaalde opzichten niet eens is met, althans nog niet
overtuigd is van de juistheid van een bepaalde ver
keersoplossing die hierin is aangegeven, clan behoeft
dat helemaal niet te betekenen, dat men zich om die
reden tegen het plan verklaart. Het is bijv. t.a.v. de wes
telijke hoek (daar heeft de a.r. fractie vandaag een stuk
over geproduceerd; vriendelijk dank) de bedoeling, dat
slechts de richting, waarin de oplossingen zullen wor
den gezocht, wordt bepaald. En dat karakter moeten
we ook t.o.v. de rode lijnen op de tekening zeker vast
stellen. De plannen hebben dus wel waarde, omdat
de daarin aangegeven grote lijnen zullen worden ge
volgd, maar elk detail kan er niet uit worden afge
lezen.
De heer De Jong heeft ook waardering uitgesproken,
ziet het ook als een basisplan. En dat is volko
men juist. Verder heeft hij er voor gepleit bij de uit
voering van de verschillende fasen vooral aandacht te
schenken aan de preferentie, die hij zou willen toeken
nen aan de zuidoostelijke toegang, de nieuwe toegang
vanuit het zuiden. Het College is er ook van overtuigd,
dat dat een uiterst belangrijk punt is, maar dat is
financieel nu niet het gemakkelijkst te realiseren. Het
ligt voor de hand, dat de noordtangent, waar al vele
afbraken hebben plaatsgevonden, financieel het voorde
ligst is en binnen het kader van een of twee jaarlijkse
begrotingen wel haalbaar zal blijken. Dat is met de
zuidoostelijke bepaald niet het geval; daar zullen de
tijdstippen van uitvoering misschien wel afhankelijk
zijn van het beschikbaar komen van rijksmiddelen voor
dit werk.
De heer Van der Veen heeft gezegd, dat hij het maar
moeilijk vond een standpunt te bepalen. Ik hoop toch,
dat hij in de loop van deze vergadering zo vriendelijk
zal zijn tot een standpunt te komen. Dat zal onvermij
delijk zijn, want we moeten hier toch etappegewijs mee
vooruit en als de heer Van der Veen dan in aanmer
king neemt, dat dit een hoofd-opzet is, waarvan niet
elk onderdeel reeds nu voor later wordt vastgelegd,
dan geloof ik, dat hij wel zonder al te veel moeite tot