2 3 adressanten zijn niet onmiddellijk bij dit voorstel be trokken, omdat een betrekkelijk groot aantal van de betreffende woningen nog met wordt voorgedragen voor onbewoonbaarverklaring, terwijl van een aantal andere, bewoond door eigenaars-bewoners, de termijn van ontruiming wordt gesteld op een zodanig tijdstip, dat de gebruikelijke termijn van zes maanden wordt overschreden. Men zou dus, wanneer men dit lijstje overziet, kunnen stellen, dat het gerekend vanaf de spoorweg, aan de rechterzijde alleen een drietal ver huurde, geen eigendom van de bewoners zijnde wo ningen betreft, terwijl aan de andere zijde sprake is van een viertal door de eigenaar bewoonde woningen, waarbij er één is, waar ik nog nader op terug kom, omdat daaromtrent misschien enige twijfel kan be staan, maar waarvan toch de nrs. 137 en 147 voor ont ruiming binnen zes maanden in aanmerking komen. De nrs. 141 en 143 behoeven, tenzij dit anderszins noodzakelijk blijkt, niet eerder te worden ontruimd dan nadat de betrokken bewoners eigener beweging zijn vertrokken. Hierdoor rijzen er toch wel een aantal vragen. Deze wonmgen staan alle op de z.g. ik aarzel enigszins om het woord te noemen krotten- lijst. Juist deze benaming „krotten" wekt misverstand en enkele weerstanden. Verschillende van deze wo ninkjes voldoen niet zowel uiterlijk als inwendig dat is buiten kijf aan de bepalingen van de Wo ningwet. Douter het niet voldoen aan deze bepalingen en het constateren van enkele basisgebreken U stelt dat ook in de raadsbnef - zou voldoende kun nen zijn om deze onbewoonbaar te verklaren. Maar als men dan in aanmerking neemt, dat het verwerven van de eigendom van de woningen heel vaak gepaard is gegaan met betaiing van een koopsom, die ver bo ven de normale waarde ligt, dat men verschillende verbeteringen heeft aangebracht -er al of niet op speculerend en vertrouwend, dat er voorlopig van on- bewoonbaarverklanng en afbraak niets zai komen - dat verschillende van deze mensen hun woning keurig in orde hebben gebracht en er ook met plezier in wo nen, terwijl dit veelal mensen zijn, die qua hun om standigheden, leeftijd en gezin voor een normale wo ning niet in aanmerking zouden komen, dan rijst toch wel de vraag, of de noodzaak tot het onbewoonbaar verklaren van deze wonmgen nu werkelijk zo groot is, dat dit op dit moment moet gebeuren Men kan stel len, dat het t.a.v. het rechtse gedeelte alleen gaat om een drietal verhuurde woningen. Het is echter een bekend feit, dat, wanneer in een dergelijk rijtje één of meerdere woningen eenmaal onbewoond zijn voorlopig misschien dichtgespijkerd, door de jeugd of door toedoen van anderen wellicht gesloopt het geheel ook al vrij snel achteruit gaat. Terzake van de nrs. 141, 143 en 147, die op deze voordracht staan en waarvan de nrs. 141 en 143, eerst ontruimd behoeven te worden nadat ze door de be woner eigener beweging zijn verlaten, rijst onmiddel lijk de vraag waarom nr. 147 wel binnen 6 maanden ontruimd moet worden. Uit de stukken blijkt niet, wie de bewoner is. Wel wordt de eigenaar genoemd. Men zou geneigd zijn te concluderen, dat de woning niet is bewoond. Volgens mij verstrekte gegevens was deze woning, toen de zaak opgenomen is en daar kan dus sindsdien wijziging in zijn ontstaan bewoond door de eigenaar-bewoner. Bij de stukken heb ik ver der en dat slaat dan niet speciaal op dit geval verschillende formulieren aangetroffen, waarin aan vankelijk wel een eigenaar en bewoner stonden inge vuld, maar waarin de bewoner is doorgehaald. Moet daaruit worden geconcludeerd, dat deze woningen in middels zijn verlaten? Is het wel algemeen bekend, welke straten voor sanering in aanmerking komen en welke woningen op de bekende krottenlijst staan? Indien niet, acht ik dat in dit verband toch wel bezwaarlijk. Hoe staat het precies met de woningen, genummerd 161 t/m 167 Dat zijn verhuurde panden die er be langrijk minder goed uitzien dan de paar er tegenover gelegen woningen, die praktisch alle door de eigenaar worden bewoond en die bovendien zodanig gesitueerd zijn, dat de zon daar volop in kan schijnen. Ik zou U in overweging willen geven om, als dit niet strikt nood zakelijk is, een dergelijk rijtje, i.v.rn. de heersende wo ningnood, toch nog zoveel mogelijk in stand te houden. Daarbij zal uiteraard gewaakt dienen te worden tegen speculatie en verkoop aan derden, maar misschien is hiervoor een oplossing te vinden. De overige percelen, heb ik kunnen constateren, zijn veelal verhuurd en ik geloof, dat daar de situatie in het algemeen toch nog heel anders ligt. Aan de buitenkant wordt bij verhuur de panden vaak praktisch niets gedaan. Gebeurt er binnen nog wel eens iets, dan is dit ten laste van de huurder. De heer K. J. de Jong: Ik heb ook enkele opmer. kingen, die in dezelfde richting gaan als die, welke de neer Bootsma gemaakt heeft. Het is voor ons ook een moeilijke zaak om dit voorstel, zoals het hier nu ligt, in deze vorm zonder enige wijziging te accepteren. Vvij hebben geen woningen met een lage huurprijs be schikbaar die kunnen dienen om de mensen, die na een half jaar' deze woningen moeten veriaten, in onder te brengen. Er zijn woningen bij, die, ook al worden ze thans voor onbewoonbaarverklaring voorgedragen, toch, ondanks gebreken, naar onze mening nog wel enige jaren bewoonbaar zijn. Daar Uw College stelt, dat het de bedoeling is, een zeker opschuifsysteem te ontwerpen, zou ik voor willen stellen, eerst dat op schuivingssysteem op te stellen, zodat we deze mensen ook onderdak kunnen geven, wanneer we tot onbe woonbaarverklaring over zouden gaan. De Woningwet eist nu eenmaal, dat woningen, die onbewoonbaar ver klaard worden, binnen 6 maanden ontruimd moeten zijn. Daar zullen we ons ook aan moeten houden. Wan neer we niet voor een tijdige vervanging kunnen zor gen, laten we dan met onbewoonbaarverklaring wach ten tot we dat wei kunnen. Juist wanneer we de men selijke kant van de zaak, die hier terdege een rol speelt en die zo duidelijk aan de orde is gesteld in het adres van deze bewoners-eigenaars van de perceien Achter de Hoven, dan voelen we toch, dat aan deze mensen een bijzonder harde slag wordt toegebracht. De wo ningen zijn betrokken toen ze nog wel terdege voor bewoning in aanmerking kwamen. Er zijn inderdaad flinke bedragen voor aankoop betaald en ook investe ringen voor verbeteringen gedaan. Het grootste ge deelte van deze woningen staat wel op de lijst, maar wordt nu niet voorgedragen. Er zijn echter twee of drie die daar wel op voorkomen. Ik meen, dat we deze kant eigenlijk niet uit moeten en dat we helemaal niet zoveel kwaad zullen doen, als we de ontruiming van deze woningen nog maar eens zouden opschuiven. Wat de toekomst betreft, zou ik willen aandringen op het voeren van een gecoördineerd beleid. Ook de woning bureaus moeten goed weten, welke buurten op korte termijn voor sanering in aanmerking komen. Er moet volgens een bepaald schema worden gewerkt, zodat men ook inderdaad weet, waar men zich aan moet hou den en moeilijkheden zoals zich hier thans voordoen, voorkomen kunnen worden. Ik vind het een bijzonder moeilijke zaak, wanneer door deze onbewoonbaarver klaring mensen, die zes tot tienduizend gulden aan hun woning hebben gespendeerd, er straks slechts vier of vijfhonderd gulden voor terug krijgen. Waar moeten de gezinnen heen wanneer straks deze woningen ge- amoveerd moeten worden? Ik weet het niet. B. en W. kunnen ook geen huisvesting bieden. De mensen zijn er vaak ingekomen omdat het noodgevallen waren; zij moesten een onderdak hebben. Ik vind het een bijzonder moeilijke zaak. Wij zijn uiteraard vóór sanering. We hebben hier 1420 woningen onbewoonbaar verklaard na de bevrijding, dus dat liegt er niet om. Hier wordt ech ter dusdanig ingegrepen in sommige situaties, dat wij de vraag moeten stellen of we de verantwoordelijkheid daarvoor nog wel kunnen aanvaarden. Ik geloof, dat het in dit geval beter is dat B. en W. dit voorstel te rugnemen en nog eens bezien hoe aan de door de heer Bootsma en mij geopperde bezwaren tegemoet kan wor den gekomen. T.a.v. gevallen waarin een situatie in deze zin niet geldt, zouden onze bezwaren zo groot niet zijn, maar laten we toch voorzichtig zijn en de zaak niet te drastisch doorzetten. Als het enigszins kan, dient ge tracht te worden met de menselijke kanten van de zaak rekening te houden en het woningbeleid in niet nog grotere moeilijkheden te brengen dan op het ogenblik vaak al het geval is. Wij zullen graag van het College vernemen of het bereid is op mijn vragen een bevesti gend antwoord te geven. Ik zou U willen voorstellen, het voorstel terug te nemen en er t.z.t op terug te komen, gecorrigeerd aan de hand van de verlangens van de heer Bootsma en mij. De heer Kamstra: Met de voorgaande sprekers ben ik het eens, dat dit een voorstel is waarin moeilijk heden schuilen. Het onbewoonbaar verklaren van wo ningen is trouwens altijd een moeilijke zaak geweest en er is altijd één partij die zich gedupeerd voelt. Uit de brief van de bewoners spreekt grote ongerustheid. Er is mij medegedeeld, dat er vorig jaar nog iemand van de Gemeente is geweest die hun heeft verteld, dat de woningen achter Mariënburg de eerste tien jaar nog niet voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking kwamen. En volgens de beweringen werd hun door Bouw- en Woningtoezicht een kaart getoond en ge zegd, dat het nog wel 10 tot 20 jaar zou duren, voordat deze woningen voor amovering in aanmerking zouden komen. Na deze geruststellende woorden hebben som migen het aangedurfd daar een woning te kopen en kosten te maken voor woningverbetering. Temeer, om dat van overheidswege daarvoor een bijdrage werd ge geven, werden zij bijzonder gerustgesteld. Er wordt dan gedacht: Het valt hier nog wel een beetje mee. Nu kan men wel zeggen, dat het altijd riskant is om in een dergelijke omgeving zo'n woning te kopen, maar men weet niet, waarom het gebeurt. Gisteravond kon den we nog in de krant lezen, dat het b.v. ook hier is gebeurd, dat mensen die samen nog geen 50 jaar waren, door zo'n woning te kopen een kans kregen. We kun nen wel meer omstandigheden noemen, die de mensen er als het ware toe hebben gedreven, daar een woning te kopen. Dat zegt mij eigenlijk niet zo veel. We mo gen geen schuldvraag opwerpen, daar win je niets mee en we komen er toch niet uit. Ik weet de nummering niet precies van de woningen achter Mariënburg en ik kan dus ook niet zeggen, of de door mijn zegsman ge noemde woningen hier bedoeld zijn. Ik ben het eens met het in het voorstel gestelde, dat men voorzichtig moet zijn met het kopen van een woning. Men moet niet lukraak een kopen, want dat is altijd bij zonder gevaarlijk. Dit geldt ook voor het aanbrengen van verbeteringen. Het College stelt in de raadsbrief, dat voor bepaalde woningen nog geen voorstel voor onbewoonbaarverklaring te verwachten is, zolang de moeilijkheden terzake van het aanbod van passende, vervangende woonruimte nog voortduren. Ik hoop, dat dit juist een rijtje woningen aan Achter de Hoven be treft, waarvan je nu niet direct kunt zeggen dat het krotten zijn. In deze Raad is steeds aangedrongen op het besteden van aandacht aan de krotopruiming, zodat de Raad voorstellen als het onderhavige kan verwachten. Het is ook de taak van het College, met dergelijke voor stellen te komen. Ik hoop echter, dat men danig onderzoekt, of inder daad zulk een grote noodzakelijkheid aanwezig is om deze woningen onbewoonbaar te verklaren en verzoek het College voortaan rekening te houden met de moei lijkheden, die daardoor kunnen ontstaan. De heer Jeilema: Ook onze fractie is verontrust over de forse aanpak van de onbewoonbaarverklaring van deze woningen. Formeel kunnen we hiermede in ons volste recht staan, maar we doen veel gezinnen onnoemelijk veel leed. Ik geloof in vele gevallen on nodig. Of is het misschien nodig om toewijzing van een groter woningcontingent te verkrijgen Maar dan is dit moreel niet de juiste weg. De praktijk is tevens, dat na onbewoonbaarverklaring de mensen nog jaren met het bordje aan hun woning moeten blijven wonen, terwijl dan de eigenaar niet meer voor redelijk onder houd voelt. Het is voor de raadsleden onmogelijk, alle woningen te gaan bekijken, vooral met zulk een zware agenda als die, welke vanavond voor ons ligt. Het was beter, dat in één voorstel ongeveer 20 woningen voor onbewoonbaarverklaring werden voorgedragen. Dan hadden we de zaak tenminste kunnen bezien. Ik heb me nu beperkt tot enige woningen aan Achter de Hoven, waar de bewoning nog prima was. Inderdaad gaan deze woningen mank aan basisgebreken, maar in deze tijd van woningnood achten wij het niet verantwoord zulke rijen woningen te bederven door verschillende er van onbewoonbaar te verklaren, waardoor de ge hele buurt degradeert. Gaarne zien wij, dat het College dit voorstel nog eens terugneemt en de onbewoonbaar verklaring wat minder rigoureus aanpakt De heer Klijnstra: Wij kunnen ook wel meegaan met hetgeen de vorige sprekers hebben gezegd. Ik ge loof, dat het ook wel juist zou zijn als dit voorstel werd teruggenomen, wat natuurlijk niet betekent dat wij zouden wensen, dat alle panden niet voor onbewoon baarverklaring in aanmerking zouden komen. Uit informatie is mij gebleken, dat het betrekken van zo'n pand dikwijls buiten Bouw. en Woningtoe zicht om kan geschieden. Als Huisvesting dan zegt: jullie zijn samen nog geen 50 jaar, maar we hebben wel iets op Werkmanslust, Achter Landbuurt of iets dergelijks, dan koopt men vaak zo'n pand via de ma kelaar. Die verdient er uiteraard het zijne aan. Is men eenmaal bewoner, dan hoort men later, dat het heel goed mogelijk is, dat men op vrij korte termijn die woning zal moeten verlaten, met alle narigheid en schade vandien. Ik geloof dat het van belang is dat ook de pers, zoals zij het dezer dagen heeft gedaan en ook zeer waarschijnlijk n.a.v. deze vergadering zal doen, voorlichting geeft, zodat de personen, die belang bij een dergelijke woning hebben, terdege op hun hoede zijn. De heer Van Balen Walter: Daar zwijgen misschien zal worden uitgelegd als een met dit voorstel eens zijn, meen ik mij te moeten scharen achter allen, die over dit punt iets hebben gezegd. Ik heb daaraan niets nieuws toe te voegen, maar kan de gehouden betogen volledig ondersteunen. De Voorzitter: Het is aan mij om bij afwezigheid van de Wethouder van Openbare Werken namens het College op de verschillende vragen en opmerkingen te antwoorden. Ik zou er allereerst op willen wijzen, dat volgens de gegevens nog in totaal 585 woningen voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking komen, zoals reeds in het voorstel is gesteld. Dat is niet op grond van een of ander subjectief inzicht van een gemeente lijke dienst of van het College, maar gebaseerd op al gemene, landelijke normen, die ook in de gemeente Leeuwarden worden gevolgd. Daaruit kan worden ge distilleerd, dat een zo groot aantal woningen hier ter plaatse inderdaad niet voldoet aan de normen voor be woonbaarheid die in deze tijd aan een woning worden gesteld. Desalniettemin heeft het College dat heeft U ook in de raadsbrief kunnen lezen deze zaak zeer voorzichtig behandeld. Het laatste besluit tot onbe woonbaarverklaring, dat op voorstel van het College door de Raad is genomen, is van 20 maart van het vorige jaar. Uit het aantal woningen, dat volgens de normen, die ik noemde, onbewoonbaar verklaard dien de te worden, is nog maar een selectie gemaakt. Een selectie in deze zin, dat woningen, die krachtens hun onderhoudstoestand nog redelijkerwijze enige tijd mee kunnen, op het ogenblik niet aan de Raad voor onbe woonbaarverklaring worden voorgesteld. Nu kan men redeneren en zo is er inderdaad zojuist ook gerede neerd er is woningnood en stel nu maar in het ge heel geen onbewoonbaarverklaring van woningen voor. (De heer Bootsma: Dat is niet beweerd.) Ja, niet door U, maar wel door een van de andere heren, mijn heer Bootsma. Er is op aangedrongen het voorstel te rug te nemen. (De heer Bootsma: Het te bezien.) Als er geen voorstel tot onbewoonbaarverklaring komt, dan is dat de consequentie van die aandrang. (Stemmen: Nee, nee). Als ik dit zwaarder heb opgevat, dan de Raad bedoelt, dan is het dus een kwestie van meer of minder. De Woningwet legt de plicht op tot onbewoon baarverklaring van woningen, die niet meer geschikt zijn voor bewoning. Met de vraag of het opportuun is i.v.m. de woningnood, houdt de Woningwet zich eigen lijk niet bezig. Deze stelt alleen de objectieve vraag of de woning geschikt is voor menselijke bewoning of niet. Is de woning daar niet geschikt voor, dan dient tot onbewoonbaarverklaring te worden overgegaan. Zo is in feite de situatie krachtens de Woningwet. Des niettemin, is er van de kant van het College gerede neerd, gegeven de woningnood, gegeven de onderhouds toestand van een aantal van deze woningen, kan van een aantal de onbewoonbaarverklaring nog wel even

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 2