2
3
adressanten zijn niet onmiddellijk bij dit voorstel be
trokken, omdat een betrekkelijk groot aantal van de
betreffende woningen nog met wordt voorgedragen
voor onbewoonbaarverklaring, terwijl van een aantal
andere, bewoond door eigenaars-bewoners, de termijn
van ontruiming wordt gesteld op een zodanig tijdstip,
dat de gebruikelijke termijn van zes maanden wordt
overschreden. Men zou dus, wanneer men dit lijstje
overziet, kunnen stellen, dat het gerekend vanaf de
spoorweg, aan de rechterzijde alleen een drietal ver
huurde, geen eigendom van de bewoners zijnde wo
ningen betreft, terwijl aan de andere zijde sprake is
van een viertal door de eigenaar bewoonde woningen,
waarbij er één is, waar ik nog nader op terug kom,
omdat daaromtrent misschien enige twijfel kan be
staan, maar waarvan toch de nrs. 137 en 147 voor ont
ruiming binnen zes maanden in aanmerking komen.
De nrs. 141 en 143 behoeven, tenzij dit anderszins
noodzakelijk blijkt, niet eerder te worden ontruimd dan
nadat de betrokken bewoners eigener beweging zijn
vertrokken. Hierdoor rijzen er toch wel een aantal
vragen. Deze wonmgen staan alle op de z.g. ik
aarzel enigszins om het woord te noemen krotten-
lijst. Juist deze benaming „krotten" wekt misverstand
en enkele weerstanden. Verschillende van deze wo
ninkjes voldoen niet zowel uiterlijk als inwendig
dat is buiten kijf aan de bepalingen van de Wo
ningwet. Douter het niet voldoen aan deze bepalingen
en het constateren van enkele basisgebreken U
stelt dat ook in de raadsbnef - zou voldoende kun
nen zijn om deze onbewoonbaar te verklaren. Maar
als men dan in aanmerking neemt, dat het verwerven
van de eigendom van de woningen heel vaak gepaard
is gegaan met betaiing van een koopsom, die ver bo
ven de normale waarde ligt, dat men verschillende
verbeteringen heeft aangebracht -er al of niet op
speculerend en vertrouwend, dat er voorlopig van on-
bewoonbaarverklanng en afbraak niets zai komen -
dat verschillende van deze mensen hun woning keurig
in orde hebben gebracht en er ook met plezier in wo
nen, terwijl dit veelal mensen zijn, die qua hun om
standigheden, leeftijd en gezin voor een normale wo
ning niet in aanmerking zouden komen, dan rijst toch
wel de vraag, of de noodzaak tot het onbewoonbaar
verklaren van deze wonmgen nu werkelijk zo groot is,
dat dit op dit moment moet gebeuren Men kan stel
len, dat het t.a.v. het rechtse gedeelte alleen gaat om
een drietal verhuurde woningen. Het is echter een
bekend feit, dat, wanneer in een dergelijk rijtje één
of meerdere woningen eenmaal onbewoond zijn
voorlopig misschien dichtgespijkerd, door de jeugd of
door toedoen van anderen wellicht gesloopt het
geheel ook al vrij snel achteruit gaat.
Terzake van de nrs. 141, 143 en 147, die op deze
voordracht staan en waarvan de nrs. 141 en 143, eerst
ontruimd behoeven te worden nadat ze door de be
woner eigener beweging zijn verlaten, rijst onmiddel
lijk de vraag waarom nr. 147 wel binnen 6 maanden
ontruimd moet worden. Uit de stukken blijkt niet, wie
de bewoner is. Wel wordt de eigenaar genoemd. Men
zou geneigd zijn te concluderen, dat de woning niet
is bewoond. Volgens mij verstrekte gegevens was deze
woning, toen de zaak opgenomen is en daar kan
dus sindsdien wijziging in zijn ontstaan bewoond
door de eigenaar-bewoner. Bij de stukken heb ik ver
der en dat slaat dan niet speciaal op dit geval
verschillende formulieren aangetroffen, waarin aan
vankelijk wel een eigenaar en bewoner stonden inge
vuld, maar waarin de bewoner is doorgehaald. Moet
daaruit worden geconcludeerd, dat deze woningen in
middels zijn verlaten?
Is het wel algemeen bekend, welke straten voor
sanering in aanmerking komen en welke woningen
op de bekende krottenlijst staan? Indien niet, acht ik
dat in dit verband toch wel bezwaarlijk.
Hoe staat het precies met de woningen, genummerd
161 t/m 167 Dat zijn verhuurde panden die er be
langrijk minder goed uitzien dan de paar er tegenover
gelegen woningen, die praktisch alle door de eigenaar
worden bewoond en die bovendien zodanig gesitueerd
zijn, dat de zon daar volop in kan schijnen. Ik zou U
in overweging willen geven om, als dit niet strikt nood
zakelijk is, een dergelijk rijtje, i.v.rn. de heersende wo
ningnood, toch nog zoveel mogelijk in stand te houden.
Daarbij zal uiteraard gewaakt dienen te worden tegen
speculatie en verkoop aan derden, maar misschien is
hiervoor een oplossing te vinden. De overige percelen,
heb ik kunnen constateren, zijn veelal verhuurd en ik
geloof, dat daar de situatie in het algemeen toch nog
heel anders ligt. Aan de buitenkant wordt bij verhuur
de panden vaak praktisch niets gedaan. Gebeurt er
binnen nog wel eens iets, dan is dit ten laste van de
huurder.
De heer K. J. de Jong: Ik heb ook enkele opmer.
kingen, die in dezelfde richting gaan als die, welke
de neer Bootsma gemaakt heeft. Het is voor ons ook
een moeilijke zaak om dit voorstel, zoals het hier nu
ligt, in deze vorm zonder enige wijziging te accepteren.
Vvij hebben geen woningen met een lage huurprijs be
schikbaar die kunnen dienen om de mensen, die na een
half jaar' deze woningen moeten veriaten, in onder te
brengen. Er zijn woningen bij, die, ook al worden ze
thans voor onbewoonbaarverklaring voorgedragen,
toch, ondanks gebreken, naar onze mening nog wel
enige jaren bewoonbaar zijn. Daar Uw College stelt,
dat het de bedoeling is, een zeker opschuifsysteem te
ontwerpen, zou ik voor willen stellen, eerst dat op
schuivingssysteem op te stellen, zodat we deze mensen
ook onderdak kunnen geven, wanneer we tot onbe
woonbaarverklaring over zouden gaan. De Woningwet
eist nu eenmaal, dat woningen, die onbewoonbaar ver
klaard worden, binnen 6 maanden ontruimd moeten
zijn. Daar zullen we ons ook aan moeten houden. Wan
neer we niet voor een tijdige vervanging kunnen zor
gen, laten we dan met onbewoonbaarverklaring wach
ten tot we dat wei kunnen. Juist wanneer we de men
selijke kant van de zaak, die hier terdege een rol speelt
en die zo duidelijk aan de orde is gesteld in het adres
van deze bewoners-eigenaars van de perceien Achter
de Hoven, dan voelen we toch, dat aan deze mensen
een bijzonder harde slag wordt toegebracht. De wo
ningen zijn betrokken toen ze nog wel terdege voor
bewoning in aanmerking kwamen. Er zijn inderdaad
flinke bedragen voor aankoop betaald en ook investe
ringen voor verbeteringen gedaan. Het grootste ge
deelte van deze woningen staat wel op de lijst, maar
wordt nu niet voorgedragen. Er zijn echter twee of
drie die daar wel op voorkomen. Ik meen, dat we deze
kant eigenlijk niet uit moeten en dat we helemaal niet
zoveel kwaad zullen doen, als we de ontruiming van
deze woningen nog maar eens zouden opschuiven. Wat
de toekomst betreft, zou ik willen aandringen op het
voeren van een gecoördineerd beleid. Ook de woning
bureaus moeten goed weten, welke buurten op korte
termijn voor sanering in aanmerking komen. Er moet
volgens een bepaald schema worden gewerkt, zodat
men ook inderdaad weet, waar men zich aan moet hou
den en moeilijkheden zoals zich hier thans voordoen,
voorkomen kunnen worden. Ik vind het een bijzonder
moeilijke zaak, wanneer door deze onbewoonbaarver
klaring mensen, die zes tot tienduizend gulden aan
hun woning hebben gespendeerd, er straks slechts vier
of vijfhonderd gulden voor terug krijgen. Waar moeten
de gezinnen heen wanneer straks deze woningen ge-
amoveerd moeten worden? Ik weet het niet. B. en W.
kunnen ook geen huisvesting bieden. De mensen zijn er
vaak ingekomen omdat het noodgevallen waren; zij
moesten een onderdak hebben. Ik vind het een bijzonder
moeilijke zaak. Wij zijn uiteraard vóór sanering. We
hebben hier 1420 woningen onbewoonbaar verklaard na
de bevrijding, dus dat liegt er niet om. Hier wordt ech
ter dusdanig ingegrepen in sommige situaties, dat wij
de vraag moeten stellen of we de verantwoordelijkheid
daarvoor nog wel kunnen aanvaarden. Ik geloof, dat
het in dit geval beter is dat B. en W. dit voorstel te
rugnemen en nog eens bezien hoe aan de door de heer
Bootsma en mij geopperde bezwaren tegemoet kan wor
den gekomen. T.a.v. gevallen waarin een situatie in deze
zin niet geldt, zouden onze bezwaren zo groot niet zijn,
maar laten we toch voorzichtig zijn en de zaak niet te
drastisch doorzetten. Als het enigszins kan, dient ge
tracht te worden met de menselijke kanten van de zaak
rekening te houden en het woningbeleid in niet nog
grotere moeilijkheden te brengen dan op het ogenblik
vaak al het geval is. Wij zullen graag van het College
vernemen of het bereid is op mijn vragen een bevesti
gend antwoord te geven. Ik zou U willen voorstellen,
het voorstel terug te nemen en er t.z.t op terug te
komen, gecorrigeerd aan de hand van de verlangens
van de heer Bootsma en mij.
De heer Kamstra: Met de voorgaande sprekers ben
ik het eens, dat dit een voorstel is waarin moeilijk
heden schuilen. Het onbewoonbaar verklaren van wo
ningen is trouwens altijd een moeilijke zaak geweest
en er is altijd één partij die zich gedupeerd voelt. Uit
de brief van de bewoners spreekt grote ongerustheid.
Er is mij medegedeeld, dat er vorig jaar nog iemand
van de Gemeente is geweest die hun heeft verteld, dat
de woningen achter Mariënburg de eerste tien jaar
nog niet voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking
kwamen. En volgens de beweringen werd hun door
Bouw- en Woningtoezicht een kaart getoond en ge
zegd, dat het nog wel 10 tot 20 jaar zou duren, voordat
deze woningen voor amovering in aanmerking zouden
komen. Na deze geruststellende woorden hebben som
migen het aangedurfd daar een woning te kopen en
kosten te maken voor woningverbetering. Temeer, om
dat van overheidswege daarvoor een bijdrage werd ge
geven, werden zij bijzonder gerustgesteld. Er wordt
dan gedacht: Het valt hier nog wel een beetje mee.
Nu kan men wel zeggen, dat het altijd riskant is om
in een dergelijke omgeving zo'n woning te kopen, maar
men weet niet, waarom het gebeurt. Gisteravond kon
den we nog in de krant lezen, dat het b.v. ook hier is
gebeurd, dat mensen die samen nog geen 50 jaar waren,
door zo'n woning te kopen een kans kregen. We kun
nen wel meer omstandigheden noemen, die de mensen
er als het ware toe hebben gedreven, daar een woning
te kopen. Dat zegt mij eigenlijk niet zo veel. We mo
gen geen schuldvraag opwerpen, daar win je niets mee
en we komen er toch niet uit. Ik weet de nummering
niet precies van de woningen achter Mariënburg en ik
kan dus ook niet zeggen, of de door mijn zegsman ge
noemde woningen hier bedoeld zijn. Ik ben het eens
met het in het voorstel gestelde, dat men voorzichtig
moet zijn met het kopen van een woning. Men moet
niet lukraak een kopen, want dat is altijd bij
zonder gevaarlijk. Dit geldt ook voor het aanbrengen
van verbeteringen. Het College stelt in de raadsbrief,
dat voor bepaalde woningen nog geen voorstel voor
onbewoonbaarverklaring te verwachten is, zolang de
moeilijkheden terzake van het aanbod van passende,
vervangende woonruimte nog voortduren. Ik hoop, dat
dit juist een rijtje woningen aan Achter de Hoven be
treft, waarvan je nu niet direct kunt zeggen dat het
krotten zijn.
In deze Raad is steeds aangedrongen op het besteden
van aandacht aan de krotopruiming, zodat de Raad
voorstellen als het onderhavige kan verwachten. Het
is ook de taak van het College, met dergelijke voor
stellen te komen.
Ik hoop echter, dat men danig onderzoekt, of inder
daad zulk een grote noodzakelijkheid aanwezig is om
deze woningen onbewoonbaar te verklaren en verzoek
het College voortaan rekening te houden met de moei
lijkheden, die daardoor kunnen ontstaan.
De heer Jeilema: Ook onze fractie is verontrust
over de forse aanpak van de onbewoonbaarverklaring
van deze woningen. Formeel kunnen we hiermede in
ons volste recht staan, maar we doen veel gezinnen
onnoemelijk veel leed. Ik geloof in vele gevallen on
nodig. Of is het misschien nodig om toewijzing van een
groter woningcontingent te verkrijgen Maar dan is
dit moreel niet de juiste weg. De praktijk is tevens,
dat na onbewoonbaarverklaring de mensen nog jaren
met het bordje aan hun woning moeten blijven wonen,
terwijl dan de eigenaar niet meer voor redelijk onder
houd voelt. Het is voor de raadsleden onmogelijk, alle
woningen te gaan bekijken, vooral met zulk een zware
agenda als die, welke vanavond voor ons ligt. Het was
beter, dat in één voorstel ongeveer 20 woningen voor
onbewoonbaarverklaring werden voorgedragen. Dan
hadden we de zaak tenminste kunnen bezien. Ik heb me
nu beperkt tot enige woningen aan Achter de Hoven,
waar de bewoning nog prima was. Inderdaad gaan
deze woningen mank aan basisgebreken, maar in deze
tijd van woningnood achten wij het niet verantwoord
zulke rijen woningen te bederven door verschillende
er van onbewoonbaar te verklaren, waardoor de ge
hele buurt degradeert. Gaarne zien wij, dat het College
dit voorstel nog eens terugneemt en de onbewoonbaar
verklaring wat minder rigoureus aanpakt
De heer Klijnstra: Wij kunnen ook wel meegaan
met hetgeen de vorige sprekers hebben gezegd. Ik ge
loof, dat het ook wel juist zou zijn als dit voorstel werd
teruggenomen, wat natuurlijk niet betekent dat wij
zouden wensen, dat alle panden niet voor onbewoon
baarverklaring in aanmerking zouden komen.
Uit informatie is mij gebleken, dat het betrekken
van zo'n pand dikwijls buiten Bouw. en Woningtoe
zicht om kan geschieden. Als Huisvesting dan zegt:
jullie zijn samen nog geen 50 jaar, maar we hebben
wel iets op Werkmanslust, Achter Landbuurt of iets
dergelijks, dan koopt men vaak zo'n pand via de ma
kelaar. Die verdient er uiteraard het zijne aan. Is men
eenmaal bewoner, dan hoort men later, dat het heel
goed mogelijk is, dat men op vrij korte termijn die
woning zal moeten verlaten, met alle narigheid en
schade vandien. Ik geloof dat het van belang is dat
ook de pers, zoals zij het dezer dagen heeft gedaan
en ook zeer waarschijnlijk n.a.v. deze vergadering zal
doen, voorlichting geeft, zodat de personen, die belang
bij een dergelijke woning hebben, terdege op hun hoede
zijn.
De heer Van Balen Walter: Daar zwijgen misschien
zal worden uitgelegd als een met dit voorstel eens
zijn, meen ik mij te moeten scharen achter allen, die
over dit punt iets hebben gezegd. Ik heb daaraan niets
nieuws toe te voegen, maar kan de gehouden betogen
volledig ondersteunen.
De Voorzitter: Het is aan mij om bij afwezigheid
van de Wethouder van Openbare Werken namens het
College op de verschillende vragen en opmerkingen te
antwoorden. Ik zou er allereerst op willen wijzen, dat
volgens de gegevens nog in totaal 585 woningen voor
onbewoonbaarverklaring in aanmerking komen, zoals
reeds in het voorstel is gesteld. Dat is niet op grond
van een of ander subjectief inzicht van een gemeente
lijke dienst of van het College, maar gebaseerd op al
gemene, landelijke normen, die ook in de gemeente
Leeuwarden worden gevolgd. Daaruit kan worden ge
distilleerd, dat een zo groot aantal woningen hier ter
plaatse inderdaad niet voldoet aan de normen voor be
woonbaarheid die in deze tijd aan een woning worden
gesteld. Desalniettemin heeft het College dat heeft
U ook in de raadsbrief kunnen lezen deze zaak zeer
voorzichtig behandeld. Het laatste besluit tot onbe
woonbaarverklaring, dat op voorstel van het College
door de Raad is genomen, is van 20 maart van het
vorige jaar. Uit het aantal woningen, dat volgens de
normen, die ik noemde, onbewoonbaar verklaard dien
de te worden, is nog maar een selectie gemaakt. Een
selectie in deze zin, dat woningen, die krachtens hun
onderhoudstoestand nog redelijkerwijze enige tijd mee
kunnen, op het ogenblik niet aan de Raad voor onbe
woonbaarverklaring worden voorgesteld. Nu kan men
redeneren en zo is er inderdaad zojuist ook gerede
neerd er is woningnood en stel nu maar in het ge
heel geen onbewoonbaarverklaring van woningen voor.
(De heer Bootsma: Dat is niet beweerd.) Ja, niet
door U, maar wel door een van de andere heren, mijn
heer Bootsma. Er is op aangedrongen het voorstel te
rug te nemen. (De heer Bootsma: Het te bezien.) Als
er geen voorstel tot onbewoonbaarverklaring komt, dan
is dat de consequentie van die aandrang. (Stemmen:
Nee, nee). Als ik dit zwaarder heb opgevat, dan de
Raad bedoelt, dan is het dus een kwestie van meer of
minder. De Woningwet legt de plicht op tot onbewoon
baarverklaring van woningen, die niet meer geschikt
zijn voor bewoning. Met de vraag of het opportuun is
i.v.m. de woningnood, houdt de Woningwet zich eigen
lijk niet bezig. Deze stelt alleen de objectieve vraag of
de woning geschikt is voor menselijke bewoning of
niet. Is de woning daar niet geschikt voor, dan dient
tot onbewoonbaarverklaring te worden overgegaan. Zo
is in feite de situatie krachtens de Woningwet. Des
niettemin, is er van de kant van het College gerede
neerd, gegeven de woningnood, gegeven de onderhouds
toestand van een aantal van deze woningen, kan van
een aantal de onbewoonbaarverklaring nog wel even