27 Leeuwarden heeft te verrichten nu en in de toekomst, eisen toch alle middelen van de Gemeente op. Bo vendien zijn de lasten die de burgerij van Leeuwarden moet opbrengen ik denk met name aan de grond belasting en de straatbelasting zwaarder dan in elke andere Friese gemeente. En is het dan juist een beleid te voeren, waarbij belangrijke inkomsten uit het gasbedrijf aan de gemeentekas worden onttrokken, wat betekent, dat öf bepaalde bestaande taken worden na gelaten, öf van het aanpakken van taken wordt af gezien öf verdere lasten op de Leeuwarder burgerij worden gelegd? En dan wil ik nog maar daarlaten het feit, dat men in de buitengemeenten bijzonder graag de burgers van Leeuwarden naar zich toe wil halen en zelfs probeert daar de laatste tijd wetenschappe lijke motiveringen voor te geven. Ik geloof echter dan toch wel te mogen zeggen, dat men zich, als men op het Friese dorp wil leven op stedelijk niveau, dan ook lasten op stedelijk niveau moet willen getroosten. Als dat dan meebrengt, dat de bewoners van de platte landsgemeenten ook moeten profiteren van het aard gas, dan mag de gemeente Leeuwarden van die ge meenten wel vragen, dat niet de lasten van Leeuwar den verzwaard worden, maar dat hün lasten worden gebracht tot het niveau van de Leeuwarder lasten. Al leen bij gelijke lasten is een gesprek met betrekking tot solidariteit echt op zijn plaats. Dan is er tenslotte ook nog dit aspect: Waarom moeten wij nog spreken van minder rendabele en on rendabele aansluitingen, die bij de voorstellen, zoals die in provinciaal verband zijn gedaan, voor het over grote deel door Leeuwarden zouden moeten worden ge financierd? Bij de cijfers, zoals die op tafel liggen, is dit zonder meer vol te houden. Waarom? Omdat de Gasunie haar gasprijs zo hoog houdt. En waarom houdt ze die zo hoog? Dat is neergelegd in een ant woord van de Minister van Binnenlandse Zaken op vra gen van een Kamerlid. Dit vroeg: „Waarom is het Rijk niet bereid de aardgasdistributie in de onrenda bele gebieden te subsidiëren?" Het antwoord is: „Door de beschikbaarheid van een andere vorm van energie kan aansluiting op het aardgas niet, zoals aansluiting op het waterleidingnet, als een sociale of hygiënische noodzaak worden gezien, welke subsidiëring zou kun nen rechtvaardigen. Subsidiëring zal bovendien de con currentieverhouding van het aardgas tot andere ener gievorming verstoren." Daar hebt U het: Subsidiëring zal meebrengen verlaging van de prijzen in de onren dabele gebieden. Dat is in beginsel hetzelfde als recht streekse verlaging van de gasprijs. Dan krijgen we een verstoring van de concurrentieverhoudingen, m.a.w. dan worden de steenkolen in het nauw gebracht. We krijgen dus als aspect van de voorgestane solidariteit, dat de winsten van de meedoende oliemaatschappijen door een te hoge inkoopsprijs gehandhaafd moeten blij ven. Een ander punt, dat we ook bij de waterleiding hebben ontmoet, is, dat in de prijs die de kleine man in de stad moet betalen, ook een stuk mee-betaling zit aan de prijs, die het welvarende landbouwbedrijf ten plattelande betaalt. En deze prijs kan door de gene, die dat bedrijf voert, voor zijn belastingen wor den afgetrokken. Dat is nóg een aspect van de soli dariteit, waarvoor wij ook bij deze gaszaken wel oog moeten hebben. Ik meen evenwel, dat wij hier niet verder op behoeven in te gaan; dan gaan we te veel in details afdalen. Ik geloof wel te kunnen stellen, dat deze zaak niet op de wijze, zoals is gebeurd, emotioneel benaderd dient te worden ik wil mij graag aansluiten bij hetgeen daaromtrent door de heer Engels is gezegd maar dat wij, hier zittende ter behartiging van de belangen van de gemeente Leeuwarden en van de burgerij van Leeuwarden, ons, zoals de heer Van der Veen het heeft gezegd, niet mogen storten in een avontuur, waarvan wij het eind niet kunnen zien; dat wij wel bereid mo gen en ik voor mij wil ook wel zeggen: moeten zijn tot samenwerking met de andere Friese gemeen ten, maar dat wij de beslissing daaromtrent bepaald niet bij voorbaat uit handen kunnen geven; dat de be slissingen stuk voor stuk hier genomen dienen te wor den en niet door een beleid, waarin wij maar een min derheid zijn. Ik geloof, dat ik het toch al te lang heb gemaakt; ik zou U dus willen voorstellen wel het voorstel van de meerderheid aan te nemen, waarbij ik geen enkel bezwaar heb tegen het amendement van de heren Boomgaardt en Santema om de Raad hierover nader, en zelfs zo uitvoerig mogelijk, te rapporteren. Ik heb wel bezwaar en ik meen, dat ik dat nu toch ook wel heel erg duidelijk heb gemotiveerd misschien niet zozeer tegen de algemene strekking van het min- derheidsvoorstel, dan wel tegen bepaalde onderdelen en bepaalde formuleringen daarvan. Ik meen, dat de Raad dit stellig zo niet kan aannemen. Hiermee heb ik het mijne gezegd. De heer Pols (weth.)Ik wil graag heel kort iets zeggen, in de eerste plaats n.a.v. de vraag van de heer Spiekhout in het begin van diens betoog: Waar om is dit vraagstuk niet in de Commissie voor de Energiebedrijven behandeld Op het moment dat dit besproken had kunnen worden, hadden we eigenlijk nergens anders over kunnen spreken dan over het rapport dat op de Provinciale Griffie lag, en dat leek mij nu niet een uitgangspunt voor een bedrijfscom- missie, die de dingen technisch moet bekijken om zich een mening te vormen. Verder heeft de heer Spiekhout gezegd: In de provincie is de gedachte geweest, dat Leeuwarden tegen alles is. Ik wil hier wel verklaren en ik geloof, dat ik dat namens de meerderheid van B. en W. mag doen dat dit niet aan ons heeft ge legen. Men heeft ons verschillende dingen in de schoe nen geschoven die helemaal niet waar zijn, en de Voorzitter heeft dat zonet ook gezegd volledig in het emotionele vlak liggen. Wij zijn daar echter hele maal niet schuldig aan geweest. Wel heb ik vanavond even de gedachte gehad: Als Leeuwarden nu eens in dezelfde positie had verkeerd als Groningen en ook een nieuw gasbedrijf had gehad, dat geliquideerd moest worden, dan had dit probleem in de provincie en ook vanavond hier heel anders gelegen. Want ik herinner me nog en dat is de minderheid en de andere heren ook wel bekend dat, toen het nieuwe, heel dure gas bedrijf, een produktiebedrijf, geliquideerd moest wor den, Wethouder de Wilde in Groningen steun heeft gezocht in de provincie, maar die bij de grotere ge meenten niet heeft kunnen vinden. Hij zei mij eens: „Alles wat super-onrendabel is, wil wel met Groningen samenwerken, maar ze pikken me de krenten uit het brood. Het gelukt niet tot een provinciale samenwer king te komen." Ik ben blij, dat het bij ons anders ligt. Wij hebben gelukkig op tijd omgeschakeld en wij heb ben op het ogenblik een bedrijf, dat, als we de investeringen in de toekomst hebben gedaan, kans maakt op winst. U, mijnheer de Voorzit ter heeft het ook al gezegd Er is een aantal ver gaderingen geweest van de Gascommissie, vertegen woordigers van de gasgemeenten. Daar is de eerste keer de afspraak gemaakt, dat men zou komen tot regionale bedrijven. Een aantal heren heeft toen aan de hand van de kaart uitgestippeld, hoe deze regionale bedrijven er uit moeten zien. In de tweede vergade ring is uitdrukkelijk gesproken over de verdere ont wikkeling. En ik wil U er wel bij zeggen, dat de Voor zitter daar nooit heeft gesproken namens onze ge meente, maar dat wij daar samen aan de gesprekken hebben deelgenomen met een zekere verantwoordelijk heid voor de gemeente Leeuwarden. De Voorzitter heeft steeds gesteld: Denk er om: met wat we hier bespre ken moeten we uiteindelijk naar de Raad, want de Raad heeft hier te beslissen. In de tweede vergadering is getracht te komen tot een overkoepelingsorgaan van deze regionale bedrijven. Er is, wat de leidingen e.d. betreft, geprobeerd tot een normalisatie te komen. Men kan elektronisch de druk in het gehele leidingnet me ten en centraal aflezen. Er is gezegd: Laten we de daarvoor nodige instrumenten zo maken, dat de regio nale steunpunten waar de druk telkens kan worden ge meten, ook in één provinciaal bedrijf gebundeld kun nen worden, want we willen trachten voor de toe komst de weg daarvoor open te houden. Er is dan ook nooit gesteld, dat Leeuwarden de gedachte heeft ge wekt, absoluut niet, wat er ook gebeure, naar een provinciaal bedrijf te willen. Er is alleen gesteld en ik wil dat hier vanavond ook duidelijk zeggen dat men, als de Provincie de gasgemeenten rustig hun gang had laten gaan en zich hier niet mee had bemoeid, vandaag de dag veel en veel meer aansluitingen in de provincie had gehad dan er nu op het ogenblik zijn. Want er is van de Vereniging van Nederlandse Ge meenten en ook door de Provincie gezegd: Stopt U nu even. We gaan dit eerst centraal bekijken. En toen is men opgehouden, maar was men doorgegaan, dan was men èn in Smallingerland èn in de Zuidwesthoek thans al met aansluitingen bezig geweest. Er is hier van avond meerdere keren gezegd: Het gaat om meer aansluitingen, om een groter gasnet. U moet van mij aannemen, dat men nu veel verder was geweest, als de Provincie zich er buiten had gehouden. In de ver gadering van de Vereniging van Nederlandse Gemeen ten in april wilde de voorzitter aandringen op stem ming, waarmee de vergadering zich zou uitspreken. Ik ben altijd nog blij, dat het niet gebeurd is, want dan had men zich voor regionale bedrijven uitgespro ken. En de weg ligt nu nog open. Het is de voorzitter op dat moment dan ook heel sterk ontraden. De heer Tiekstra heeft nog gezegd, dat, als het Leeuwarder gasbedrijf er tussenuit wordt gepikt, het energiebedrijf rustig doordraait. Daar ben ik nog niet zo gerust op, gezien de worsteling die we op het ogenblik hebben om tot een rendabel elektriciteitsbedrijf te komen en ge zien ook het standpunt van de Provincie. En ik blijf er ook bij: Eigenlijk liggen de standpunten van meer derheid en minderheid niet ver uit elkaar. Het was misschien veel beter geweest om hier in september over te praten, want de standpunten groeien al naar elkaar toe. Maar waar nog niet over gesproken is en waar we toch eigenlijk omheen draaien, is deze kwestie: De minderheid is bereid om van het overschot dat we in de toekomst eventueel krijgen, een groot deel af te staan aan het provinciaal bedrijf. (De heer Vellenga (weth.): Eventueel een deel.) Ja, maar het gaat om een groot deel. Dat is de zaak waar we telkens op stranden. (De heer Vellenga (weth.): Men kan er met elkaar over praten.) Ik ben degene, die niet zo veel wil geven. De minderheid is bereid dat heeft men ook uit het laatste gesprek met de heer Tiekstra gehoord, verder te gaan dan wij willen. (De Voorzitter: Er is nooit een bedrag genoemd.) Laat ik dan zeggen: dan wat ik wil. Er is door de heer Tiekstra ik zal hier niet op ingaan wèl een bedrag genoemd. (De heer Tiekstra (weth.): Ik acht het niet juist, dat uit het overleg, dat in eerste aanleg in het College ge voerd wordt, mededelingen worden gedaan en bijv. be dragen worden genoemd.) Ik noem geen bedrag. Ik heb alleen gezegd: Het verschil van mening betreft het bedrag, dat afgestaan zal worden aan het provin ciale bedrijf. En dan voel ik me, op de stoel zittend van de Gemeente, dus de Gemeente dienende; de heer Tiekstra evenwel wil verder gaan en ik geloof, dat daar eigenlijk alles op vast zit. (De heer SpiekhoutIk geloof er niets van; er zijn meer verschillen.) (De heer Bootsma: Telkens hetzelfde relaas. We komen er nooit uit.) Door de gasbedrijven is het toch altijd aldus gesteld: Ieder gaat een rayon bedienen, maar we hou den de weg open door normalisatie om er een Fries bedrijf van te maken. M.i. moet men dit rustig laten groeien. De heer Tiekstra zegt: We nemen vanavond een belangrijke beslissing, maar ik geloof, dat die be slissing al lang genomen is. Het gaat alleen nog over de uitvoering. Want eigenlijk zijn al die gasbedrijven al rond. Volgens de courant van vanavond kwam Bols- ward er ook weer bij. Men gaat rustig door met de regionale bedrijven en men moet onderzoeken, of een Fries bedrijf ter overkoepeling mogelijk is. De Voorzitter: We zijn toe aan de tweede ronde. De heer Bootsma: Een vraag i.z. de orde. Er staat nog niets positief vast. Noch het meerderheids-, noch het minderheidsvoorstel kan, dunkt mij, worden aan vaard, zoals het in de raadsbrief staat. (De Voorzitter: Het minderheidsvoorstel?) Ik geloof, dat we hier morgenavond nog zitten en het nog niet eens zijn. Is daar niet een andere oplossing voor? De heer Spiekhout: Dit is geen voorstel van orde, dit is een bespreking van het minderheidsstandpunt. De heer Van der Schaaf (weth.)Ik dacht, dat we het misschien wel in drie weken tijds tot een eenslui dend voorstel zouden kunnen brengen. De Voorzitter: Ik geloof het ook. De heer Spiekhout: Ik geloof er niets van. Maar als ik nu het woord vraag, dan wil ik U, mijnheer de Voorzitter, eerst vragen, of U in wat de heer Bootsma zei nog een orde-geval ziet, want dan moet dat uiter aard eerst afgehandeld worden. De heer Van der Veen: Ik wil herhalen, dat wij hebben gedacht, dat het niet juist was deze zaak nu te behandelen, maar de meerderheid van de Raad heeft enige uren geleden besloten om vanavond dit punt af te maken. En ik vind het toch wel heel vreemd, als we op dit moment plotseling weer zouden omdraaien. Ik vind ook, dat we geen afstand behoeven te doen van de volgende ronde. Dit punt is belangrijk genoeg om op de normale wijze behandeld te worden. De heer Spiekhout: We zijn het er allemaal over eens, dat we het zo kort mogelijk moeten houden. Ik zal ook bepaald niet ingaan op alle dingen die in eerste instantie behandeld en door de heer Van der Veen besproken zijn. Ik geloof, dat Uw betoog, mijnheer de Voorzitter, in elk geval deze verdienste heeft gehad, dat U toch wel duidelijk gemaakt heeft, dat er verschillen zijn. U hebt een paar keer gezegd: Wij willen ook nog wel de weg open laten, dat er eens een provinciaal bedrijf komt, maar van de andere kant hebt U niet veel anders gedaan dan te zeggen, dat U zich afgezet hebt tegen een fusie. U hebt dat al in een vroeg stadium in een interview met de Friese Koerier („Bur gemeester van Leeuwarden tegen één groot gasbedrijf voor de hele provincie Friesland") al eens gezegd. Uit al die uitlatingen blijkt, dat U inderdaad tegen één provinciaal bedrijf bent. (De Voorzitter: Dan citeert U mij onjuist, mijnheer Spiekhout.) U hebt letterlijk gezegd: Wij hebben ons, toen die voorstellen, ook van de Provincie, er lagen, afgezet tegen een fusie". Dat is duidelijk een ander uitgangspunt dan wat de minder heid hier wil, n.l. de weg open laten. Als U zich afzet tegen een fusie, dan laat U niets meer open. De minder heid wil alleen tot studie van die mogelijkheden over gaan. En als men zich al bij voorbaat afzet tegen een provinciaal werkend bedrijf, dan legt men meer vast dan de minderheid. Naar mijn gevoel en misschien interpreteer ik de minderheid verkeerd (De Voorzitter: Dan heeft U er niets van begrepen.) Dat is dan erg jammer. (De Voorzitter: Dat ligt dan aan het late uur.) Dat hoop ik dan ik elk geval voor mij. (De heer Engels: Als het mijn schuld is, wil ik wel trachten een interpretatie te geven.) Ik gaf een interpretatie van het minderheidsvoorstel. Dit laat de zaak open en heeft niet de fusie en het ene bedrijf al uitgesloten. En ik hoor dus straks wel van de minderheid, of ik dat dan helemaal bij het verkeerde eind heb. Er zijn nog allerlei dingen door U, mijnheer de Voorzitter, naar voren gebracht: Wat is een optimum? is gevraagd. Ik zou zeggen: Dan moet U het minderheidsvoorstel aan vaarden, want dan kunt U dat bestuderen. De Leeuwarder belangen zijn niet voldoende gewaar borgd; dat hebt U a priori gesteld. Ik zeg: Dat wil ik dan wel eens zien, als de voorstellen voor ons liggen, dus: studie (het minderheidsstandpunt). U hebt ook nog gezegd: De Provincie moeten we er buiten laten, want die wil straks ook volgens het voor stel dat in de Staten aanvaard is, na het tot stand komen van het intercommunaal bedrijf, meedoen. Dat is ook niet helemaal juist. De tekst was iets anders, n.l. zo: „De Provincie is bereid mee te doen, ook als dat bedrijf wordt tot stand gebracht". Dat houdt dus in, dat het er dan niet reeds is. U wilt de regio's met daar overheen een top-orgaan voor de samenwerking en als U dan over meedoen aan een regionaal bedrijf door Leeuwarden spreekt, dan be doelt U, dat er drie (Noordoosthoek, Zuidwesthoek en Zuidoosthoek) regiones zijn, maar dat U met het „regio" Leeuwarden toch alleen bedoelt de eigen gemeente; uiteindelijk zou derhalve de praktijk zijn, dat het Leeuwarder bedrijf als zelfstandig bedrijf overbleef, zo dat dus helemaal niet van een bijdrage van Leeuwar den sprake is, zoals U in de raadsbrief zegt: „Leeuwar den wil zich niet onttrekken en ten behoeve van de omgeving wel meedoen". Maar het blijkt nergens uit Uw voorstel. Ik geloof, dat het dus wel duidelijk geworden is, dat er toch wel een wezenlijk verschil is tussen de bena-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 14