28 29 dering door de meerderheid en de minderheid. De meer derheid legt mij te veel vast, omdat die zich afzet tegen een bepaalde vorm. Als ik dat verkeerd heb, dan zal dat door U wel duidelijk gemaakt worden, maar uit wat U gezegd hebt, heb ik geproefd, dat het ver schil alleen maar des te duidelijker naar voren is ge komen. Ik wilde het hier eigenlijk maar bij laten. In gaan op details heeft op dit moment niet zo veel zin meer. De heer Van der Veen: Ik bevind mij ook in een moeilijke positie door het gevorderde uur, want ik heb toch wel behoefte om over verschillende punten die door de sprekers aangeroerd zijn, een enkele opmerking te maken. Niet omdat ik de hoop heb, dat op het ogenblik de schaarse nog aanwezige raadsleden er veel aandacht voor zullen hebben en dat er nog veel discussiemoge lijkheden zijn. Ik heb het laatste uur de indruk, dat we hier bezig zijn aan een soort Poolse landdag, waar iedereen met zijn buurman gesprekken voert zon der dat het punt waarover het gaat, eigenlijk nog een gemeenschappelijk punt van parlementaire dis cussie is. Maar ik heb de hoop in ieder geval, dat wat wij zeggen t.z.t. nog in de handelingen komt, zodat wij altijd later nog kunnen zien wat er verhapstukt is. Zodoende is dus misschien datgene wat op dit moment gezegd wordt niet in alle opzichten volledig zinloos. Ik kom, voordat ik de zaak straks op de eigenlijke punten bespreek, nog even op een paar punten terug die door anderen aangeroerd zijn. Ik heb ook gehoord over de voortreffelijke houding van de Provincie in dezen, maar ik geloof, dat we daar met vrij grote re serve tegenover moeten staan. Dat de Provincie zich zo braaf heeft gehouden, moet niet een reden zijn om haar een plaats toe te kennen in het overleg dat staat te gebeuren. Het uitgangspunt van deze affaire is een rapport dat tot een bepaalde slotsom is gekomen en die slotsom was, dat één N.V. Fries Gasbedrijf diende te worden opgericht. De gemeenten brengen hun be drijven in. Er zullen overdrachtsnormen zijn. Er is zelfs een ontwerp-overdrachtsnormen. En dan zijn er aller lei punten waarover nog discussie mogelijk is in die zin, dat er een kleine wijziging in de overdrachtsnormen gemaakt kan worden. Men kan de aandelen misschien nog iets anders verdelen dan op het moment voorge steld is, maar in principe wenst men zeer bepaald één bedrijf met opheffing van de bestaande bedrijven en in principe wenst men ook zeer bepaald één bedrijf, nl. dat van Leeuwarden, om de burgerij van Leeuwar den duurder gas te laten verkopen dan nodig is, ten einde dure aansluitingen ten plattelande tot stand te brengen. Dat is doodeenvoudig de opzet geweest. Nu zegt de heer Engels: De Provincie is een voortreffelijk stel lieden, want die hebben blijk gegeven het provin ciaal belang bijzonder goed te begrijpen. (De heer Engels: Wat vertelt U me nou?) Ik heb dat geno teerd, U hebt dat gebruikt, mijnheer Engels, als mo tivering, waarom onze provincie in de nieuwe con stellatie mee moet spreken. (De heer Engels: Neen.) Goed, ik heb U verkeerd begrepen. Het spijt me; het is laat, we zullen elkaar misschien allen niet helemaal begrijpen. Er zullen raadsleden zijn, die dat met mij gehoord hebben of daar misschien zo over denken. Ik zou dit willen zeggen: Het standpunt, dat de Pro vincie heeft ingenomen, en het rapport dat tot stand is gekomen, hebben voor mij niet zo bijzonder veel waarde, omdat degenen, die hier voordelen voor het platteland ten behoeve van de moeilijke aansluitingen uit wilden behalen ten laste van het Leeuwarder be drijf, in het algemeen niet Leeuwarders waren, maar juist lieden van het platteland. Dat voordeel werkte dus hun eigen kant uit en dat maakt voor mij de zaak bijzonder weinig aantrekkelijk. Ik heb het be zwaar, dat het uitgangspunt van het rapport bepaal delijk één N.V. is met een bepaalde motivering. G.S. hebben op precies dezelfde wijze dezelfde motivering gegeven: één bedrijf voor het bekostigen van de on rendabele aansluitingen elders uit de opbrengsten van het Leeuwarder bedrijf. Het Leeuwarder bedrijf is nooit genoemd, maar daar kwam het op neer. (De heer Spiekhout: Wel zeer vereenvoudigd voorgesteld.) Daar kwam het op neer, mijnheer Spiekhout. U hebt het wel met enige andere woorden dacht ik, precies zo gezegd. U hebt het ook als motivering ge geven in eerste instantie. Ik heb U zostraks al gezegd wat U beweerd hebt: Leeuwarden moet van zijn be voorrechte positie afstand doen en die moet dus het platteland meetrekken. Wie de rapporten leest, ziet dat telkens weer om de hoek komen. G.S. hebben het voorstel gedaan, inderdaad, om één bedrijf tot stand te brengen, hebben zich bereid verklaard ook daaraan deel te nemen, maar hebben in hetzelfde voorstel ook al gezegd, dat zij graag zouden stimuleren, dat èn het gas èn de elektriciteit in één bedrijf tezamen zouden komen. Wij hebben het voorstel van de meerderheid gekregen met al de argumenten die hier gebruikt zijn. U hebt zostraks die dingen uitvoerig besproken; ik wil daar niet onnodig op terug komen. Ik wil alleen het volgende zeggen. De conclusie waartoe de meerder heid komt, is, dat het adres van het Departement voor kennisgeving moet worden aangenomen. Dit adres laat niet de mogelijkheid van keus over, maar spreekt zich uit voor één bedrijf, met opheffing van de bestaande bedrijven, met een compensatie die afloopt. In ieder geval komt het neer op één N.V. die in Friesland een positie zal innemen als het P.E.B. voor de elektriciteit. Dat adres wordt dus voor kennisgeving aangenomen. Daarmee heeft de meerderheid zich naar mijn gevoelen alleen maar losgemaakt van een standpunt, dat een deel van de Raad prematuur heeft genoemd. En de meerderheid heeft alle mogelijkheden die er zouden kunnen voortvloeien uit de hoeveelheid aardgas, die nu eenmaal op het ogenblik ter beschikking komt, open gelaten, al moet ik zeggen, dat het er totaal niets toe doet, waar het aardgas uit de grond spuit. Het komt n.l. op een goed moment terecht in het buizennet van de Gasunie en op de verkooptactiek van de Gasunie hebben wij bijzonder weinig invloed. Of de leverancier het gas hier of ergens anders vandaan haalt, maakt voor ons geen verschil. Het standpunt van de meerderheid laat alles open. Men gaat niet bij voorbaat uit van solidariteit. (Dat is trouwens een begrip dat ik om het deel kwalificatie dat er in zit, niet wil accepteren.) Men gaat er dus niet bij voorbaat van uit, dat het eigen bedrijf opgedoekt moet worden en dat er één N.V. moet komen. De meer derheid zegt: Wij willen een top-overleg tussen de be staande gasbedrijven en wij willen zien, of efficiency of misschien zelfs andere overwegingen tot bepaalde slotsommen leiden, waarbij niet bij voorbaat één totale N.V. uitgesloten behoeft te zijn. Ik heb geen bezwaar tegen de aanvulling van de heren Boomgaardt en San- tema, maar ik heb er ook geen behoefte aan, omdat ik aanneem, dat wij, als dat overleg komt en wij het College er om vragen, de inlichtingen krijgen die we willen hebben. Nu is door U en ook door anderen de zaak gesteld, alsof het verschil tussen het standpunt van de meerderheid en dat van de minderheid klein was. Als dat zo zou zijn, dan ben ik van mening, dat het alleen maar klein lijkt, maar dat er in wezen tus sen de standpunten wel degelijk een groot verschil be staat. Dat ben ik met de heer Spiekhout eens. Naar mijn gevoelen wordt bij net standpunt van de meerder heid alles opengelaten. Er wordt niet bij voorbaat het hoofd in de schoot gelegd en er wordt niet gezegd: „Goed, wij geven ons Leeuwarder bedrijf alvast maar op ten bate van hetgeen daarbuiten zit". Men wil de zaken bekijken en daarbij praten in een situatie, waar in we zelf wat te vertellen hebben. Het standpunt van de minderheid houdt in en ik kan het werkelijk niet anders zien dat voorop staat het streven naar één bedrijf. Als dat niet zo zou zijn, dan is voor mij onver klaarbaar, waarom de minderheid behoefte heeft ge had aan een apart standpunt. Dan is mij ook volmaakt onbegrijpelijk, waarom de motivering van de minder heid gegeven is, met de bekende solidariteit en wat dies meer zij, met de voordelen die bij voorbaat al uit de grotere eenheid zouden moeten voortvloeien, kortom, de argumentatie die terug te vinden is in de beide rapporten die grondslag zijn van deze gehele discussie en ook grondslag zijn zowel van het meerder heids-, als van het minderheidsstandpunt. Die rappor ten kunnen wij hier niet van los maken. Wanneer wij echter het minderheidsstandpunt zouden volgen en ons op dit moment zouden uitspreken voor één provinciaal bedrijf, dan hebben wij daarmee naar mijn mening inderdaad de stap gezet, die het ons vrijwel onmoge lijk maakt om nog een behoorlijke onderhandelings i r«'V \3T j;""" positie te bereiken. Wanneer wij nog willen praten over eventuele overdrachtsnormen, dan is onze positie al enorm verzwakt, als wij bij voorbaat al hebben ge zegd: „Wij doen mee". Dat is het uitgangspunt en dan is het maar de kwestieWie heeft de langste adem Het is ook onjuist om te gaan onderhandelen, als wij niet weten op welke basis dat zal moeten gebeuren, want wij nemen als getal een kleine positie in in een grote gemeenschap die zelf alleen maar materiële be langen heeft bij het opofferen van onze eigen centrale positie. Als wij ons nu vastgelegd hebben op een geza menlijk optrekken, dan is onze onderhandelingspositie naar mijn mening weg, dan kunnen we niet meer praten. Gegeven het initiatief van G.S. een initiatief dat naar mijn idee niet gelukkig was voor Leeuwar den zegt de minderheid, moeten G.S. meedoen bij het gesprek. Ik begrijp dit niet goed, als ik bedenk, dat wij als gemeente Leeuwarden eigenlijk nog steeds strijd voeren met het P.E.B.omdat dit er tot nu toe altijd op uit geweest is om zoveel mogelijk de gemeentelijke bedrijven aan zich te trekken. Wij hebben ons hier altijd met hand en tand moeten verweren tegen opgaan in het P.E.B., omdat het voor ons aantrekkelijk was de distributie van dit artikel zelf te houden om de voordelen van onze betrekkelijk korte distributienet te kunnen genieten, ten bate van onze eigen stad. Nu is plotseling zonder aanwijsbare oorzaak het gehele systeem, dat wij altijd, ook van de kant van de heren van de P.v.d.A., hebben nagestreefd, nl. verzet tegen het verlies van ons eigen bedrijf aan het P.E.B., op geheven, nu het gas aan de orde is en men eigenlijk precies hetzelfde wil doen wat men bij het P.E.B. niet heeft willen doen. (De heer Spiekhout: Niemand pleit voor een provinciaal gasbedrijf.) Er wordt gepleit voor één provinciaal bedrijf. (De heer Spiekhout: Provin ciaal werkend Gasbedrijf.) Ja, een iverkend gasbedrijf; als het niet werkt, dan hebben we er heel weinig aan. (De heer Spiekhout: U weet best, wat ik bedoel; het is iets heel anders dan het P.E.B.) In Friesland is het een provinciale dienst; er zijn andere provincies, waar het de vorm van een naamloze vennootschap heeft en dat maakt natuurlijk in principe geen enkel verschil. Nogmaals, het gaat niet alleen om de formulering van het minderheidsstandpunt, want de formulering laat nog wel enige ruimte. Het gaat om de motivering, die er aan gegeven is. En door de heren van achter de tafel èn door de heer Spiekhout. Die staat er bovendien ach ter, omdat beide standpunten vastzitten aan de rap porten die hieraan voorafgegaan zijn en die veel dui delijker zeggen, wat het oogmerk is. Als men alleen maar zegt: We willen de zaak in studie nemen, dan kan de minderheid zeggen: De studie, bedoeld in punt 2 van de conclusie van de meerderheid, zal ook kunnen omvatten het al of niet tot stand brengen van één provinciaal orgaan. (De heer Tiekstra (weth.): Dat staat er niet in.) Dat zou een aanvulling kunnen zijn op het meerderheidsstandpunt. Men wil dit niet. Men moest zich bij voorbaat uitspreken voor één rechts persoon. In eerste instantie ben ik begonnen met te zeggen, dat ik de zaak niet geschikt vond om ze zo te behan delen, omdat ik het idee had, dat hier alle mogelijke misverstanden in zaten, dat de zaak niet duidelijk was en dat de beide groepen langs elkaar heen spraken. Ik kan niet zeggen, dat ik de indruk heb, dat de dis cussie veel verhelderd heeft. En ik begrijp nog steeds niet, hoe de minderheid kan menen dat meent trouwens de heer Spiekhout zelf ook niet; die meent ook, dat er grote verschillen zijn dat het verschil tussen beide standpunten klein zou zijn. Ik zou niet kunnen begrijpen, dat de Gemeenteraad van Leeuwar den het minderheidsstandpunt zou volgen en daarmee zou kiezen voor het uitgangspunt, zoals dat neerge legd is in de rapporten die geen ander oogmerk hebben dan de voordelen die het Leeuwarder bedrijf geniet op grond van zijn betrekkelijk geringe transportkosten, te gebruiken ten bate van niet-ingezetenen van deze gemeente. De heer Engels: Ik wil twee opmerkingen vooraf maken. In de eerste plaats, dat onze fractie ik heb dat zostraks al gezegd, maar ik wil er nog even de nadruk op leggen evenals de Voorzitter, zich uit drukkelijk distancieert van allerlei emotionele uitingen omtrent deze zaak. Ik dacht, dat ik in eerste instantie al duidelijk gezegd had, dat ik Uw motivering, mijnheer de Voorzitter, een honorabele motivering vond. En een tweede opmerking vooraf is deze, dat ik het toch niet eens ben met het stand punt van de heer Van der Veen, die al maar suggereert, dat het minderheidsstandpunt, zoals het hier voor ons ligt, uitgaat van een streven naar eenheid. Hier is heel duidelijk sprake van studie en overleg. Er is straks ook uitdrukkelijk instemmend geknikt of gemompeld toen mijnerzijds gezegd werd, dat de resultaten van die studie en het overleg uiter aard hier in de Raad ter discussie zouden moeten zijn voor een uiteindelijke decisie-neming. Als ik de dis cussies goed heb gevolgd daar begin ik zo lang zamerhand aan te twijfelen, als iedereen zich begint te vergissen is op het ogenblik de interpretatie van het meerderheidsstandpunt, dat men op de eerste plaats de zaak van het Departement voor kennisgeving aan neemt, op de tweede plaats gaat praten om te komen tot een provinciaal top-overleg en op de derde plaats uiteraard bereid is om, hangende dit gesprek, nader te bestuderen en te overwegen, of het mogelijk is tot een provinciaal werkend instituut te komen. (De heer Van der Veen: Wenselijk en mogelijk.). Bon. Aan de andere kant ligt een voorstel, dat zegt: „Wij willen gaan studeren; wij willen aan de studie deelnemen. Hangende die studie en dat overleg vinden wij, dat er naarstig gestreefd moet worden naar een intergemeen telijk ontwikkelingsorgaan voor gasvoorziening in Friesland." Dat orgaan blijkt dezelfde inhoud te heb ben als het top-orgaan, waarover zojuist gesproken is. (De heer Van der Schaaf (weth.)Er staat, dat de bestaande bedrijven in één rechtspersoon worden on dergebracht.) Ja. Na „zich uit te spreken voor studie en overleg" komt: „omtrent een provinciaal werkend gasbedrijf (dat is de interpretatie die men geaccep teerd heeft), waarbij de bestaande gemeentelijke be drijven (dat heeft men ook geaccepteerd) in één rechts persoon worden ondergebracht." Maar: studie en over leg over die zaak. (De heer Van der Veen: Over de wenselijkheid en mogelijkheid.) (De heer Van der Schaaf (weth.): Als dat wordt geschrapt, dan is er weinig verschil.) Ik heb het nu over: „zich uit te spre ken voor studie en overleg omtrent een provinciaal werkend gasbedrijf, waarbij de bestaande gemeente lijke bedrijven in één rechtspersoon worden onderge bracht." (Stem: Er is weinig verschil.) Dat is nu juist wat ik heel duidelijk wilde stellen: Ik vind lang zamerhand, dat B. en W. het voorstel moesten terug nemen. Als de standpunten zo weinig verschillen als gesuggereerd wordt ook in hun eigen kring dan moeten zij met een nieuw voorstel komen op een tijd, dat de raadsleden er allen weer zijn en dan met een voorstel, waarin men elkaar gevonden heeft en dat voor allen acceptabel is. Dan ben ik in tegenstelling met de heer Van der Veen (De heer Van der Veen; Ik wil best, dat het punt tot september aangehouden wordt.) van mening, dat we toch de zaak afgemaakt hebben, in zoverre, dat we de standpunten veel dich ter bij elkaar gebracht hebben en dat hier toch eigen lijk de algemene teneur is bereikt, dat wij bereid zijn over deze dingen te denken en te praten, zonder ons op dit moment op extreme standpunten vast te leggen. Ais het College de intrekking van de voorstellen niet kan opbrengen, dan worden we in de situatie gebracht, dat we nu, op dit late uur, moeten kiezen tussen een voorstel van de minderheid, waarvan ik de formule ring niet gelukkig vind, en een voorstel van de meer derheid van het College, waarvan de formulering al evenmin feilloos blijkt te zijn. Want als men nu die laatste formulering bekijkt en dan de accenten legt, die de Voorzitter gelegd heeft ons College te mach tigen om met drie regionale gasbedrijven in wording van een gezamenlijk toporgaan etc. etc. dan kan men ook hier vragen wat precies bedoeld wordt en dan kan men ook hier zeggen: we leggen ons bij voor baat vast. Als men het in het College niet eens kan worden, dan ben ik geneigd ik spreek niet eens meer na mens mijn fractie om het accent te leggen op over leg en studie ter zake van een intergemeentelijk pro vinciaal gasbedrijf; ben ik dus geneigd te stemmen voor het minderheidsvoorstel, al is de formulering dan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 15