15
voudig punt. Van de kant van de verschillende frac
ties zal er toch ook wel het nodige over te doen zijn.
Hiervoor geldt eigenlijk precies hetzelfde als voor de
bevriezingsverordening; die is ook al jaren in de maak
en die had toch ook óf eerder óf later kunnen verschij
nen, zodat er niet gegrepen behoeft te worden naar
het noodmiddel van een buitengewone vergadering.
Wat punt 27, de commissies, betreft, zal de Raad er in
het algemeen wel van overtuigd zijn, dat dit zonder
groot bezwaar uitstel zal kunnen lijden tot september,
als iedereen weer in de normale gang van zaken is
ingewerkt.
Ik weet niet of mijn gedachte steun zal vinden, maar
ik zou er voor voelen, dat, afgezien van de vraag welk
punt van de agenda op dit moment aan de orde ge
steld zou moeten worden (als U, mijnheer de Voorzit
ter, de voorkeur geeft aan punt 26, dan zal ik me daar
helemaal niet tegen verzetten), de Raad zich erover
uitliet, of niet de orde van deze agenda zo gewijzigd
moet worden, dat bepaalde punten uitgesteld worden
tot een vergadering op een normale vergadertijd.
De heer Heidinga: Wat de heer Van der Veen zegt,
spreekt mij wel aan. Ik weet niet hoe men daar in onze
fractie over denkt, want we hebben er niet met zo
veel woorden over gesproken. Ik spreek dus alleen
voor mijzelf. Ik heb al gedurende lange tijd vooruit in
mijn agenda de raadsvergaderingen staan en a.s. woens
dag ben ik onmogelijk in staat een raadsvergadering
bij te wonen, omdat ik in Utrecht moet zijn. En er
zullen meer leden verhinderd zijn. Ik onderschrijf vol
komen wat de heer Van der Veen zei, n.l. dat hier in
de vakantietijd vaak een belangrijk aantal plaatsen
leeg zijn en dan stuit de behandeling van zulke belang
rijke punten als deze toch wel op grote bezwaren.
De heer KamstraIk begrijp eigenlijk het bezwaar
van de heer Van der Veen niet. Het College heeft zien
aankomen, dat deze agenda overbelast was en van
daar dus ook, dat de fractievoorzitters verleden maan
dag telefonisch zijn opgeroepen om daarover te spre
ken. De Burgemeester stelde toen voor, de vergadering,
als de agenda niet kon worden afgewerkt, voort te
zetten op vrijdag a.s., omdat er morgenavond een con
cert is waarvoor de raadsleden uitgenodigd zijn. Daar
is bezwaar tegen gemaakt in de vergadering van de
fractievoorzitters. De heer Van der Veen was het
juist, die meende, dat het te zwaar was om in één
week twee vergaderingen te houden. En tenslotte heeft
men eenstemmig besloten de volgende week woensdag
avond de vervolgvergadering voor deze agenda te hou
den. Gezamenlijk heeft men getracht de punten zo te
rangschikken, dat op deze avond eerst de belangrijkste
punten zouden kunnen worden afgewerkt. En de minder
belangrijke punten, waar minder haast bij was, zouden
dan volgende week woensdagavond kunnen worden be
handeld. Vandaag hebben de raadsleden hierover een
briefje gekregen, zodat elk raadslid ervan wist. En nu
komt de heer Van der Veen met het bezwaar, dat het
voor hem te moeilijk is, althans dat hij het minder
wenselijk acht, om de vervolgvergadering a.s. woens
dag te houden. Ik hoorde vanavond ook van de heer
Van der Veen, hoewel niet in deze vergadering, dat
hij eigenlijk ook bezwaar had om elke week een ver
gadering te houden, maar dat is toch geen gewoonte.
Het is een buitengewone omstandigheid die hiertoe
leidt. Ik begrijp echter niet waarom we het punt, dat
nu aan de orde is (aardgas), nu weer moeten verschui
ven tot een volgende vergadering. Wel zie ik aanko
men, dat we deze avond daar niet mee klaar kunnen
komen.
Ik zou zeggen: Er is een afspraak gemaakt; laten
we ons aan die afspraak houden. En nu kan het voor
de een of de ander wel eens moeilijk zijn de volgende
week woensdag een vergadering bij te wonen, maar
dat hebben we met elke raadszitting in de vakantie-
tijd. We hebben toch nooit een volledig team. Ik houd
vast aan het genomen besluit.
De heer Van der Veen: Ik geloof langzamerhand,
dat er, gezien de wijze waarop de heer Kamstra dit be
handeld heeft, toch wel min of meer van een persoon
lijk feit sprake is. Hierop zou ik toch wel even willen
wijzen, opdat de Raad bij de verdere discussie ervan
op de hoogte is, dat de heer Kamstra hier een persoon
lijk element in de discussie gebracht heeft.
De heer Klijnstra: In dc bijeenkomst van de fractie
voorzitters met de Voorzitter van de Raad heeft de
heer Van der Veen wel het bezwaar geopperd, dat de
fractievoorzitters hun fractieleden van de voorgestelde
voortzetting van de vergadering van heden op a.s.
woensdag niet op de hoogte konden stellen. Men moest
dus maar aannemen, dat de andere fractieleden daar
mee akkoord zouden gaan. Aan de andere kant vind
ik het nu toch wel gewenst die vergadering volgens
de aanschrijving te beleggen, maar ik geloof zeker, dat
het College in het vervolg wel met de wens van de
Raad rekening zal houden.
De heer Bootsma: Wij hebben hier maandagavond
met elkaar over gesproken. De bezwaren die de heer
Van der Veen nu aanvoert in hun algemeenheid, zijn
daar ook besproken. We zitten nu echter voor een
gegeven situatie. De punten van de agenda vragen om
behandeling. Er is misschien één bij, waarvan men zou
kunnen zeggen, dat het ook nog wel een tijdje kan
wachten. Maar ik geloof toch wel, dat we hier eens
af moeten. Als het College ziet aankomen, dat er be
langrijke punten binnen niet te lange tijd dienen te
worden behandeld, dan is het echter toch wel dienstig
in de lijn van de heer Van der Veen te handelen en
rekening te houden met het vroegtijdig uitschrijven
van een mogelijke extra vergadering, dus de frequentie
in het algemeen op te voeren. Ik geloof, dat dat ook
wel de conclusie was van ons gesprek maandagavond
en ik zou dus heel graag willen, dat we nu dan toch
door de behandeling van deze punten geraken, want
in de vakantietijd zullen er zeker herhaaldelijk ab.
senties zijn. Er is niet aan te ontkomen.
De heer Weide: Als ik het goed begrijp, zijn de
fractievoorzitters telefonisch gewaarschuwd. Fractie-
beraad was uiteraard niet mogelijk. In onze fractie was
veel bezwaar om die vergadering volgende week woens
dag te houden, omdat zowel de heer Van Balen Walter
als ik uit de stad zijn volgende week. Vandaar dat de
heer Van der Veen vanavond met deze bezwaren naar
voren komt. Ieder raadslid houdt de woensdag van de
Raad vrij; dat doe ik ook. Ik vind deze gang van za
ken zeer te betreuren.
De hear Santema: Ik wol allinnich mar forklearje,
dat ik my folslein stel efter de oerienkomst dy't wy op
it „seniorenkonvint" mei elkoar sluten hawwe. De re
den dy't üs dêrta laet hawwe, binne hiel düdlik üt de
doeken dien, ck troch de hear Kamstra, dus hwat sille
wy noch foroarje? Men moat nea forjitte, dat sa'n
ekstra gearkomste him mar hiel selden foardocht. En
dizze punten fergje üs op in ütspraek; dy kinne neffens
my ek gjin ütstel mear fele.
De Voorzitter: Ik wil er van mijn kant, liefst zo
kort mogelijk, alleen dit van zeggen: Door een samen
loop van omstandigheden: het feit, dat de punten
„Aardgasvoorziening" en „Commissies" al eens aan
gehouden waren, en daarnaast het spoedeisende ka
rakter van de punten die naar de mening van het Col
lege per se tot afdoening moesten komen, zag het
College van zijn kant ook aankomen, dat in deze bij
zondere constellatie de raadsagenda vanavond niet
zou worden afgewikkeld. En dat is aanleiding ge
weest, zoals door enkele fractievoorzitters zopas al is
gezegd, dat ik namens het College de fractievoorzit
ters heb gevraagd erover te praten hoe wij dat het
beste zouden kunnen doen. Ook al omdat de reglemen
taire vervolgavond (dat zou morgenavond zijn ge
weest) eveneens moeilijkheden opleverde in verband
o.m. met het feit, dat 27 raadsleden zich als bezoekers
van het concert hadden opgegeven. En daar speelden
ook de vakanties tussendoor. Maar tenslotte, nadat de
zaak onderling besproken was, zijn wij eenstemmig
met inbegrip van de heer Van der Veen tot het
besluit gekomen, dat het dan het beste zou zijn, dat
de agenda tot en met punt 23 normaal zou worden
afgewerkt, dat dan punt 26: „Aardgas", zou volgen en
dat de behandeling van de resterende punten de vol
gende week woensdagavond zou plaats vinden. Wij
mochten vanzelfsprekend aannemen, dat hier een een
stemmigheid was tussen de fractievoorzitters en mij,
waarbij ik graag wil aantekenen, dat van de a.r. frac
tie niemand aanwezig was, maar dat dit in onderling
overleg is vastgesteld. Dus ik begrijp ook niet goed,
hoe nu de heer Van der Veen met dit bezwaar komt,
omdat dit is afgesproken en dat is ook door de heren
Kamstra en Bootsma bevestigd. Als wij een afspraak
maken met de fractievoorzitters die daarmee akkoord
gaan, dan mag men toch verwachten, dat de fracties
de afspraken van hun voorzitters ook zullen hono
reren.
Ik blijf voorstellen nü punt 26 aan de orde te stel
len en de volgende week woensdagavond de overige
punten.
De heer Van der Veen: Ik meen, dat ik het recht
heb hier een opmerking over te maken en ik beroep
mij dus op het feit, dat ik, nadat ik en de heer Hei.
dinga het woord gevoerd hebben, iedereen zich van
het vraagstuk zelf heeft afgekeerd en zich erop heeft
beroepen, dat er j.l. maandag een besluit gevallen zou
zijn in een bijeenkomst van fractievoorzitters. Ik stel
er toch wel prijs op te verklaren, dat de heren die zich
in die zin hebben uitgelaten, zich m.i. stuk voor stuk
vergissen. Ik ben nu bezig te proberen dat uiteen te
zetten. (De heer J. de Jong: Obstructie te voeren.)
Ik weet niet, of ik moet accepteren, dat ik obstructie
zit te voeren. Dit is niet mijn bedoeling en ik heb,
dacht ik, geen aanleiding gegeven tot een dergelijk
verwijt van de heer De Jong. Ik heb opgemerkt, dat
ik kwart voor zes j.l. maandag telefonisch het verzoek
gekregen heb om 7 uur op een bespreking over een
voor mij onbekende aangelegenheid te verschijnen.
Daar ben ik geweest. Ik heb gehoord van U, mijnheer
de Voorzitter, dat het de bedoeling was deze ver gade
ring, waarvan U dus kon voelen, dat die niet op één
avond uit kon komen, vrijdag voort te zetten. Ik heb
van mijn kant gezegd, dat ik daar ernstige bezwaren
tegen had, dat ik deze gang van zaken niet prettig
vond, maar dat, als er helemaal niets aan te doen zou
zijn, ik in ieder geval aan een vergadering op volgen
de week woensdag of twee weken later de voorkeur
gaf. Maar ik heb er tegelijkertijd bij gezegd, dat ik
natuurlijk niet kon weten, of mijn fractiegenoten of
anderen in deze vergadering zouden kunnen ko
men en dat mijn standpunt dus noodzakelijkerwijze
onder het voorbehoud moest zijn, dat het niet een on
mogelijkheid zou blijken voor mijn fractiegenoten, die
ik niet had kunnen raadplegen. Als het gevolg is van
een oproep van U, dat de fractievoorzitters gedwongen
zouden worden een beslissing te nemen die hun fractie
zou moeten binden, zonder dat ze enig overleg met
haar zouden hebben kunnen plegen, dan zou dat voor
mij een reden zijn om aan dergelijke uitnodigingen in
het vervolg geen gehoor meer te geven. En als het
gevolg van een overleg als nu plaats gevonden heeft,
is, dat elke nuancering die er van mijn kant aan ge
geven wordt, zonder meer aan de kant wordt geveegd,
dan zou ik het op prijs stellen, dat bij die gelegenhe
den genotuleerd werd, zodat wij niet naderhand in de
schoenen geschoven krijgen, dat wij een besluit heb
ben genomen, als wij dat onder het nodige voorbehoud
hebben gedaan. Van mijn kant is dus het voorbehoud
gemaakt, dat ik een vergadering op volgende week
woensdag in ieder geval een beter voorstel vond dan
het voorstel van een op vrijdag, maar dat ik niet kon
beslissen voor mijn fractiegenoten. Ik heb ook gezegd,
dat ik volgende week woensdag zelf verhinderd zou
zijn. Dat zou geen bezwaar zijn, als er althans van
mijn fractie een ander lid aanwezig kon zijn. Zoals de
zaak er nu voor staat, zullen drie van mijn fractiege
noten niet aanwezig kunnen zijn.
De Voorzitter: Ik ben van mening, dat het misver,
stand als hier van een misverstand sprake is en
dat wil ik ook graag aannemen niet aan de kant
van de andere fractievoorzitters en ook niet aan mijn
kant ligt, maar dat het uitsluitend ligt aan de kant van
de heer Van der Veen. En ik blijf dus bij mijn voorstel
nu punt 26 te behandelen en de volgende week woens
dagavond te vergaderen ter behandeling van de ove
rige punten. (De heer Van Balen Walter: Maakt U
daar een voorstel van?) Ja. (De heer Van Balen Wal
ter: Dan wil ik graag opmerken, dat ik daar tegen
ben.) (De heer Heidinga e.a.: Ik ook.) We zullen er
over stemmen; dat lijkt mij het beste.
De heer Klijnstra: Ik heb er bepaald bezwaar te.
gen, dat de fractieleden hun fractievoorzitters maar
onvoorwaardelijk volgen, als dezen een besluit als het
onderhavige nemen.
De heer Engels: Ik wil mij even beperken tot het
voorstel, dat U, mijnheer de Voorzitter, nu doet. Ik
wil het niet hebben over de procedure daar is toch
wel het een en ander over te zeggen maar over wat
nu gebeurt en over het houvast aan het reglement van
orde. Ik geloof, dat we ook in onze overweging moeten
betrekken, of het zinvol is punt 26 nu te behandelen.
Het is tien over elf. Als wij om twaalf uur sluiten
volgens het reglement van orde, is het niet voorstel
baar, dat de bespreking daarvan helemaal rond
komt, terwijl het een zaak is, die inderdaad af
gerond moet worden, als we ze in bespreking brengen.
En ik meen, dat we dit element van Uw voorstel toch
ook in overweging moeten nemen. Dan moet U m.i.
aan het voorstel „Behandeling van punt 26" vastkop
pelen: „totdat het afgehandeld is". Dan wordt het laat,
maar dat is de consequentie.
De Voorzitter: Dat laat inderdaad het reglement
van orde toe. De Raad kan afwijken van dat einde
van 12 uur. Ik heb namens het College voorgesteld
het aardgaspunt te behandelen, niet omdat ik persoon
lijk vind, dat het op zichzelf spoedeisend is, maar wel,
omdat ik vind, dat, daar het al een keer uitgesteld is
geweest, ook de Raad van Leeuwarden in dezen tot
een beslissing moet komen, en omdat het bestuurlijk
niet juist is een dergelijk punt telkens opnieuw uit te
stellen. Over de urgentie op zichzelf kan men echter
wel van mening verschillen. Maar ik wil er wel dit
bij zeggen: Inderdaad kost deze discussie natuurlijk
ook weer tijd. Als dit punt vanavond niet tot een be
slissing kan komen, dan betekent dat voor mij per
soonlijk de speciale moeilijkheid, dat ik de volgende
week woensdag dit punt niet zou kunnen behandelen.
(De heer Engels: Dat is een bezwaar.) Inderdaad, dat is
een praktische opmerking, die volkomen juist is, mijn
heer Engels.
De heer Van Balen Walter: Mijnheer de Voorzitter,
ik stel er prijs op te verklaren, dat ik van mening ben,
dat dit punt toch wel onder Uw voorzitterschap moet
worden behandeld. Het lijkt mij weinig zinvol, dat wij
dit punt zouden behandelen, terwijl U afwezig was.
Aan de andere kant begrijp ik niet goed, waarom dit
punt, gezien het onderwerp en het door U zelf toch
ook wel aangevoelde feit, dat het in een vorige ver
gadering was uitgesteld, niet bovenaan de agenda van
deze vergadering heeft gestaan. Het lijkt mij vrij lo
gisch, dat uitgestelde punten het eerst worden be
handeld in de volgende vergadering. Maar ik geloof
ook, dat er geen man over boord is, als we dit voor
stel uitstellen tot, wat mij betreft, augustus of septem
ber, als U er wél is. Ik geloof niet, dat het nu dus
danig urgent is, dat het beslist geen uitstel zou kun.
nen lijden. Ik stel het bovendien wel op prijs, dat wij
dit behandelen in een vergadering, waarin we het
geheel kunnen afhandelen.
De heer Spiekhout: Over het al of niet behandelen
van punt 26 wil ik toch ook mijn mening wel geven.
We hebben er geen overleg over gepleegd, maar ik
neem aan, dat de fractie in hoofdzaak er ook zo over
denkt. Ik zou er toch wel bezwaar tegen hebben dit
punt te verschuiven naar augustus of september. Ik
kan me voorstellen, dat U, mijnheer de Voorzitter,
hier graag bij wilt zijn. U zult zich kunnen voorstellen,
dat ik ook bij de behandeling ervan wil zijn. Dat be
tekent, dat het september zou worden. Ik zou dit wel
betreuren. Vooral, omdat er van de kant van het
College en door U met name daar heeft U ook niet
mee gewacht tot september uitlatingen gedaan zijn,
die een bepaalde indruk gewekt hebben over het
standpunt van het Gemeentebestuur (dat is de Raad
van Leeuwarden) vind ik het toch wel van belang,
dat wij de behandeling niet tot september uitstellen,
maar dat het voordien de andere gemeentebesturen