20 21 erfpacht.) Er is op eigen grond gebouwd 43%. De rest was in beheer öf bij het Woningbedrijf öf bij de cor poraties. Ik zal het nog iets meer specificeren. Tot 1947 zijn uitgegeven aan corporaties en het Woning bedrijf 13%, op erfpacht gebouwd 21%, op eigen grond gebouwd 66%. In 1956 waren in beheer bij het Woning bedrijf en de corporaties 22%, op erfpacht gebouwd 21%, op eigen grond gebouwd 57%. In 1964 waren die percentages resp. 32, 25 en 43. Vóór ae oorlog had men wel degelijk de keuze tus sen erfpaehtsgrond en eigen grond. Het is bepaald met juist, dat men toen aangewezen was op errpachtsgrond. In Leeuwarden zijn, van net begin van de instelling van hei eiipachcsstelsel af, tal van woningen aan te wijzen, ook in de lagere prijsklassen, die op eigen grond zijn gebouwd. (Stem: Maar alleen aan stralen, op parti culiere grond aangelegd.) En als de Gemeente zon straat, waaraan huizen op particuliere grond waren ge bouwd, niet zelf aanlegde, dan was er een contract met degene, die bouwde, dat de straat na aanleg door de Gemeente overgenomen werd. Men was dus in die jaren bepaald met ik wil het met nadruk herhalen aangewezen op het bouwen op erfpacntsgrond. En welke woningen waren dan niet op particuliere grond gebouwd? Men had als particulier in elk geval de keuze tussen bouw op erfpaehtsgrond, op eigen grond en een huis dat al op eigen grond stond. De huizen, in die jaren al staande op- en gebouwd op eigen grond, zijn veel talrijker dan de huizen die toen op erfpaehts grond zijn gebouwd. Om nu aan het contract van de genen, die in die jaren bewust voor het erfpachtssteisei nebben gekozen omdat het hun beter uitkwam, de mo gelijkheid tot kopen te verbinden, daarvoor zie ik niet de minste reden. (De heer Van der Veen: Kan de man die vandaag de keuze wil hebben tussen bouwen op eigen grona en bouwen op erfpacht, nu kopen van de Gemeente?) Daar kom ik straks wel op, mijnheer Van der Veen. (De heer Van der Veen: ik ben nieuws gierig.) Als men nu dus stelt: Wij moeten alle erfpach ters de gelegenheid geven het in erfpacht ontvangene te kopen, zonder onderscheid, van het begin van het erfpachtsstelsel af, dan ontkracht men het erfpachts stelsel volledig, want de doeleinden, met het errpachts- stelsel beoogd, worden, als van het kooprecht gebruik wordt gemaakt, verijdeld. Dan betekent het erfpachts stelsel niet anders dan een gemakkelijke financiering van de particuliere huizenbezitter. Dat is m.i. bepaald geen taak van de overheid. (De heer Spiekhout: Niet langs deze weg.) Ik heb van degenen, die zo krachtig pleiten voor deze koopmogelijkheid, in het verleden nooit gehoord, dat de particuliere woningbezitter op deze wijze aan „gemakkelijk" geld geholpen moest worden. Er wordt hier nu gezegd: „Het erfpachtsstelsel heeft aan waarde ingeboet, want de verhoudingen zijn ver anderd; er is de Wet op de ruimtelijke ordening. En de heer De Jong heeft met zoveel woorden gezegd: „De Wet op de ruimtelijke ordening biedt veel meer mogelijkheden dan er in de afgelopen jaren waren." Maar er is in die wet geen enkele bepaling te vinden, op grond waarvan de onteigening of de eigendomsver werving van particulier bezit gemakkelijker zou zijn dan voorheen. Of die wet de grond kan zijn voor mo gelijkheden in die richting bij nader te maken bepalin gen, is een andere vraag. En dan moet me toch wel het volgende van het hart: De Raad is de afgelopen jaren doorlopend geconfron teerd met de moeilijkheden van de stadssanering. De meeste raadsleden hebben de sanering van de Weer klank, die tal van jaren heeft geduurd, niet meege maakt. Nu zijn we bezig met bepaalde andere sane- ringsgebieden. De Raad weet, dat pandje voor pandje moet worden aangekocht met besteding van veel moeite en van veel tijd, tegen prijzen, die nominaal hoger zijn dan destijds de stichtingskosten van het huis. Dan moet er eindelijk een ontruiming plaats vinden nadat het huis een aantal jaren door de eigenaar slecht is onder houden, hoewel deze huren ontvangen heeft, die liggen tussen 10% en 20% van de waarde van het krot. En tenslotte mogen we aannemen, dat na al de moeite en zorg toch nog een onteigening van de resterende pan den, de panden, die niet vrijwillig verkocht worden, zal moeten plaats vinden. Dit is een gang van zaken, die wij tot dusver regelmatig meemaken. Ik wil m.n. de Biekerstraat noemen. Als de woningen aan die straat uitgegeven waren in erfpacht, dan zou deze sanering, die dringend nodig is, veel sneller haar beslag kunnen kr ijgen, met veel minder moeite en kosten, want voor de grond zou geen vergoeding gegeven behoeven te worden. Het rechtsgevoel zou evengoed bevredigd wor den, omdat de erfpachtsbepalingen de volledige vergoe ding van de resterende opstal kennen. Hiermee zijn de voordelen van de uitgifte in erfpacht m.i. toch zeer tastbaar getoetst aan de praktijk. En nu wordt gezegd: Het resultaat van het gemeentelijk beleid is met overtuigend, want er is nu ook in koop uitgegeven en er is dus een verbrokkelde kaart. Is dat nu een argument om het gehele erfpachtsstelsel over boord te gooien? Naar mijn mening niet. Dat behoudt zijn waarde t.a.v. die percelen, die nog wel in erfpacht zijn uitgegeven en de voordelen van dat stelsel kunnen in elk geval t.z.t. ten dele worden gerealiseerd. We kunnen verwachten, dat het beeld zich te eniger tijd zal herhalen, n.l. wanneer de wijken, die nu nieuw ge bouwd zijn, tot krot zullen zijn vervallen. Naarmate deze wijken erfpaehtsgrond zijn, zal de sanering sneller haar beslag krijgen ten bate van de Gemeente, maar wat is de Gemeente Dat is de totale burgerij, die meer gediend is met een snelle verwijdering van de niet meer bewoonbare percelen en een vervanging daarvan door andere. Het beleid van de Gemeente t.a.v. het uitgeven in erfpacht zou tot gevolg hebben, dat een aantal inwo ners, die anders in de Gemeente zouden zijn gebleven, nu elders zijn gaan wonen. Ik moet dit in deze vorm betwisten. De Gemeente heeft tot dusverre gebouwd wat zij maar met enige mogelijkheid kon bouwen of kon laten bouwen. Die huizen zijn alle bezet. Desalniet temin is er nog een woningnood. Als de stad Leeuwar den niet al degenen heeft kunnen opvangen, die in Leeuwarden zouden kunnen wonen, dan ligt dat niet aan dit systeem van gronduitgifte, maar aan het feit, dat de Gemeente niet in staat is meer te bouwen dan in feite gebouwd is. Er is betoogd: Hier is een ongelijkheid in behande ling. Ik mag herhalen: Die ongelijkheid in behandeling is er maar tot op beperkte hoogte geweest vanaf augus tus 1958. Als hier een percentage door de heer De Jong genoemd is van 16 a 17 gebouwd op erfpacht, dan ver waarloost hij daarbij, dat van de gronden die niet in erfpacht zijn uitgegeven, een deel is uitgegeven aan scholen, kerken, industrieterreinen enz. Tot augustus 1958 is er gelijkheid van rechtsbedeling geweest. Na die tijd is er enig verschil. Als men nu van mening is, dat dit verschil zo ernstig is, dat hier iets aan gedaan moet worden, dan kan ik daar gevoel voor opbrengen. Ik houd ook van gelijkheid van rechtsbedeling. Maar dan zal het toch niet gaan over het overgrote deel van de nu al in erfpacht uitgegeven percelen, maar over een klein gedeelte daarvan en dan is het in hoofdzaak een vraag van de toekomst. Ik kan me een beleid indenken, dat de Gemeente voor de toekomst een keuze geeft tussen uitgifte in erfpacht en uitgifte in koop, maar dan geloof ik niet, dat het juist is deze erfpacht te ontzielen door daar een verkoopmogelijkheid in te bou wen, want dan is het geen erfpacht meer. M.i. is het enig juiste beleid bepaalde gebieden aan te wijzen, die in erfpacht worden uitgegeven, gebieden, die naar alle waarschijnlijkheid voor herverkaveling in aanmerking komen. Daarnaast waren gebieden te zoeken, waar die herverkaveling minder waarschijnlijk is en die zouden dan in koop kunnen worden uitgegeven. Dan zou men ook het bezwaar vermijden, dat men in een erfpachts- gebied een grote verbrokkeling krijgt, doordat het ene huis op erfpaehtsgrond staat en bijv. het huis daar naast op eigen grond. Dat zal bij een sanering uiter aard een vergroting van de moeilijkheden geven. Er is hier gevraagd: Is er niet iets te doen aan die drastische verhoging ineens? Zoals gezegd, de oplos sing, door de heer Engels aan de hand gedaan, lijkt mij principieel niet juist. In een realisering van de verhoging in etappes kan ik mij wel vinden. Of dit nu alleen zou kunnen gebeu ren in de vorm, die de heer Van der Schaaf heeft ge noemd, of in een iets andere vorm, is een kwestie van uitwerking, geen principiële zaak. M.i. is aan deze moeilijkheid wel tegemoet te komen. Daarbij moeten we ons dan realiseren, dat de Gemeente over de tijd, dat niet de volle, herziene canon wordt geïnd, minder ontvangt dan wanneer van het begin af aan de volle canon ontvangen zou zijn, m.a.w.: de Gemeente is dan ook in mindere mate in staat met dat geld voorzienin gen ten algemene nutte te treffen. Ik weet niet, of de Wethouder van Financiën daar nog het een en ander over zou willen zeggen. Ik kom tot deze conclusies: Ik acht het onjuist aan de bestaande contracten meer te veranderen dan wij nu moeten veranderen, n.l. de grondwaarde. Wel verdient het overweging voor de toe komst een meer genuanceerd beleid te voeren en te onderzoeken, in hoeverre de verhoging voor de erf pachters meer aanvaardbaar kan worden gemaakt door deze in opeenvolgende gedeelten te realiseren. De heer Tiekstra (weth.)Het lijkt mij nuttig, dat het College zich intern beraadt m.n. op grond van de ideeën, die van verschillende zijden en ook Uwerzijds, mijnheer de Voorzitter, ontvouwd zijn. Mogelijk be hoeft dit niet lang te duren en kunnen we tot een con ceptie komen, waarmee ben ik te optimistisch? de Raad zich zou kunnen verenigen. De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor een koffiepauze. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. De Voorzitter: De Raad weet, dat in de pauze ge probeerd is t.a.v. deze moeilijke zaak een oplossing te vinden. Het College heeft aan de heren voorzitters der fracties een suggestie gedaan. Het is echter tot mijn spijt nog niet mogelijk gebleken van alle fracties de uitspraak te krijgen, dat zij de basis voor die oplossing kunnen aanvaarden. (De heer Heidinga: Wij weten niet eens wat er is.) Het is nu 12 uur geweest, de tijd, waarop krachtens het reglement van orde de vergadering gesloten dient te worden. Het College zal zich over de verdere be handeling van deze zaak nader beraden. De Voorzitter sluit, om 0.02 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 6