College, zoals het is neergelegd in de raadsbrief, niet
in principe aantasten. Als wij bepaalde woningen niet
willen plaatsen op de lgst van woningen waarvan men
het erfpachtsrecht kan afkopen, dan zou dat dus in
grote lijnen betekenen, dat de Gemeente te eniger tijd,
hetzij op kortere hetzij op langere termijn, belang heeft
bij de 1095 woningen van de lijst. Wij zouden ons dus als
consequentie van het standpunt kunnen indenken, dat
de bewoners van die 1095 percelen ook aldus zouden
kunnen redeneren: Gemeente, als U, hetzij in de nabije,
hetzij in de iets verdere toekomst belang heeft bij ons
perceel, mogen wjj U dit dan nu alvast te koop aan
bieden Dan behoeven we niet te wachten tot bijv.
1990. De Gemeente wil de claim van de erfpacht erop
leggen; waarom zouden we dan ook niet als Raad uit
spreken, dat wij in een geval als zich hier voordoet,
genegen zijn zo'n pand te kopen? Mocht de Raad dit
niet willen doen, dan zou dit kunnen impliceren, dat
hij er geen belang meer bij heeft; dan halen we het
perceel van de lijst af en mag de belanghebbende het
kopen. Dat is uiteindelijk het doortrekken van de lijn
en van het principe van dit voorstel. Het aanbieden
aan de Gemeente op basis van taxatiewaarde, door der
den vast te stellen, zou een gunstige gelegenheid zijn
voor hen, die nu niet een eigen perceel mogen kopen,
om hun rechtsgevoel bevredigd te krijgen. Zij hebben
in bepaald opzicht pech gehad, omdat zij toevallig op
de lijst van de 1095 woningen zijn geplaatst. Ik denk
aan de percelen, die in het tracé van de „Kuiper"-weg
en in saneringsbuurten liggen. Laten we dan in prin
cipe uitspreken, dat geen bezwaar tegen koop bestaat.
En bepaalde percelen die we beslist niet nodig hebben,
staan dus ten onrechte op de lijst. Die kunnen we dan
ook wel verkopen. Deze gedachte ligt volkomen in het
verlengde van het voorstel en wij zouden wel graag
van het College willen horen, of het die kan onder
schrijven, of het dit een gunstige ontwikkeling vindt en
in deze richting wil streven.
Ten aanzien van bepaalde blokken in de nieuwe
woonwijken zal de Raad zich voor hetzij koop,
hetzij uitgifte in erfpacht kunnen uitspreken. Wij
voelen daar wel voor, omdat het erfpachtsstelsel op
zichzelf bij ons geen bezwaren ontmoet. De heer Boot-
sma heeft zostraks ook al even aangeroerd, dat het
erfpachtsrecht een kostelijk goed is en dan moet het
ook mogelijk zijn de erfpacht reëel gestalte te geven.
Wij zullen er echter wel voor moeten waken, dat wij
deze aanwijzing voor een belangrijk deel laten bepalen
door de behoefte die bij het publiek bestaat. Als wij
aanvankelijk bijv. een blok voor verkoop aanwijzen, dan
zou in de toekomst we kunnen de behoefte tevoren
nooit precies peilen een nadere vaststelling hetzij
voor verkoop, hetzij voor erfpacht kunnen plaats heb
ben. En het is voor de gemeentelijke overheid geen
juist uitgangspunt tevoren te zeggen: „Men moet dit
of dat maar nemen, want zo hebben wij het gedacht."
De overheid is het volk ten goede. Wij moeten het
laten voelen, dat wij het niet dwingen, maar het de
keus laten.
De vorige keer zijn de standpunten al heel duidelijk
en concreet tegenover elkaar gesteld. En ik ben blij,
dat we hier geen politieke stunt van hebben gemaakt.
We hebben de rechtmatigheid van deze zaak allen dui
delijk uitgesproken en onze standpunten naar voren ge
bracht, maar we hebben toch echt het gevoel, dat we
hier tezamen iets tot stand hebben gebracht, waarmee
de burgerij gediend is. Misschien zouden bepaalde par
tijen nog wel wat verder willen gaan of gaat het andere
een beetje te ver, maar het is toch bijzonder prettig,
dat we elkaar op een punt als dit hebben kunnen vin
den. Ik ben blij met het bereikte resultaat.
De hear Santema: Dizze saek is yn üs fraksje
nochal füleindich bisprutsen. Dat komt foaral troch.
dat wy oer it prinsipe fan de erfpacht hwat oars tinke
as byg. de hearen Bootsma en De Jong. De foarige
kear hawwe de hear Heidinga en ik allinnich steld,
dat der in mooglikheit komme moat foar öfkeap, om
dat wy wol seagen, dat der fanwegen de forhaldingen
yn de Rie in soart kompromis foun wurde moast. Wy
hawwe doe de saek yn ien ynstansje bihannele. En
doe is it eigentlik in bytsje yn trewyn rekke trochdat
wy as fraksjefoarsitters byelkoar roppen binne en wy
dus nei öfrin fan üs gearkomste mei B. en W., üs
forstean moasten mei üs fraksjes. It is by de fraksje
foarsitters ta in ütdragene saek kommen en hat fan
dy gefolgen west, dat hja it oer dit kompromis-ütstel
fan B. en W. wol iens wiene en dat oerbringe koene
oan de fraksjes, mar wy moasten noch ófwachtsje,
oft der yn de fraksjes gelyk oer tocht waerd.
Ik mei forklearje, dat wy üs heechstwierskynlik fierders
net mear oer de moasje, dy't de hear Heidinga en ik yn-
tsjinne hawwe, bikroadzje sille. Wy wolle noch wol
hiel graech hearre, hwat B. en W. aensen nei oanlie.
ding fan de wurden, dy't hjir sprutsen binne, sizze
sille, mar by einbislüt binne wy dochs ek noch wol
bliid, dat der in kompromis foun is en wy sille der üs
net tsjin forsette.
De heer Engels: Ik heb de vorige keer namens mijn
fractie gepleit voor het recht van koop. Ik vind
in het compromis-voorstel zoals dat nu is inge
diend, de mogelijkheid om van erfpacht over te gaan
tot koop van het perceel, met uitzondering van die ge
vallen, waarin het duidelijk, naar het oordeel van de
Raad, in strijd is met het gemeentelijk belang. Wat
dat betreft, komt het compromis-voorstel dus tege
moet aan ons verlangen. Ik heb een tweede pleidooi
gehouden voor een z.g. hardheidsclausule en ik vind
daarvan ook iets, zij het op een andere wijze, in het
compromis-voorstel terug. Daarom ben ik dus geneigd
van deze zaak geen halszaak te maken en te zeggen:
Ook dit voorstel komt niet helemaal tegemoet aan mijn
verlangens, maar werkt in ieder geval in deze rich
ting. Het compromis dat heeft U zelf gezegd
is in haast uitgewerkt en voor het College is dat aan
leiding geweest een voorbehoud te vragen. De heer De
Jong heeft daarop aansluitend enige vragen gesteld.
Ik wil U wel verklappen, dat tussen verschillende frac
ties ook wel vooroverleg is gepleegd. Ik wil mij dus
kortheidshalve geheel aansluiten bij die vragen. Maar
wat betreft de ontsnappingsclausule en het niet voor
verkoop vrijgeven van die panden die aangewezen wor
den als zijnde binnen afzienbare tijd voor de Gemeente
van belang, zal mijn fractie zich, tenzij uit het ant
woord op die vragen iets buitengewoons naar voren
springt, met dit compromis gaarne verenigen.
Ik maak hierbij de kanttekening, dat ik persoonlijk
erg blij ben met het feit, dat men hier in gemeen over
leg, in vier vergaderingen, tot een compromis is ge
komen, waarop men elkaar volledig heeft kunnen vin
den. Uit het College behoefde niet eens een beroep op
de burgerij die zozeer met deze zaak heeft meegeleefd,
te worden gedaan om, als men betere voorstellen had,
die dan kenbaar te maken aan de betreffende Wet
houder.
De heer Van der Veen: Hoe „gemeen" ook, ik ben
wel blij met wat uit de bus gekomen is. Ik heb echter
wel behoefte een enkele kanttekening te maken. Er is
niet gesproken over de verhoging van de canon, wel
over de temporisering.
Wat uit de burgerij is gezegd en geschreven, heeft
mij in het algemeen wat teleurgesteld, omdat dat nogal
lichtvaardig voorbijgegaan is aan de regel, dat een
overeenkomst moet worden nageleefd. Ik heb de in
druk, dat daar van vele kanten eigenlijk welbewust
de hand mee is gelicht. Men moet niet vertellen, dat
men niet wist, waar men aan toe was. Een andere
zaak is, dat de verhoging uiteraard alleen kan gelden
voor die gevallen, waarin het oorspronkelijke contract
van uitgifte van de grond die mogelijkheid inhield.
Contracten die op een andere basis dan de oude rege
ling voor percelen in het oosten van de stad zijn ge
sloten, vallen buiten die regeling; daar is niet aan te
ontkomen.
Ik vind het compromis-voorstel een wezenlijke ver
betering bij wat wij hier de laatste tijd kenden. Ik heb
begrip voor het standpunt van de heer Bootsma, die
dit een oplossing „onder de dwang der omstandighe
den" vindt. Hij blijft de voorkeur geven aan het erf
pachtssysteem. Wij echter hebben graag de mogelijk
heid van de keus.
Voor de toekomst is nu de oplossing gekozen, dat
bekeken zal worden, welk blok wel en welk blok niet
in erfpacht zal worden uitgegeven. Ik heb geen be
hoefte aan dit systeem, maar ik heb er ook geen be
zwaar tegen, dat we beginnen met dit bloksgewijze te
doen en afwachten wat er gebeurt. Daarbij ga ik er
van uit, dat dit beleid royaal gevoerd wordt en dat
de keuzemogelijkheden voor elk blok, ongeacht de kwa
liteit, gelijk zijn. En als dan blijkt, dat naar het ene
systeem meer vraag bestaat dan naar het andere, dan
is de Raad dus in staat zijn beleid in de een of andere
richting te wijzigen. De lijsten met percelen, waarvan
de Gemeente aanneemt, dat ze niet binnen afzienbare
t\jd in haar hand behoeven terug te keren met het
oog op stedebouwkundige ondernemingen, zijn dus ge
grond op de gedachte, dat men bij het ombuigen van
het beleid op de gevallen van in erfpacht uitgegeven
gronden terugkomt om deze terug te verkrijgen. Het
lijkt mij logisch, dat deze lijsten, die vrij overhaast
bijeengeraapt zijn en die dus de inzichten van dit mo
ment weergeven, kunnen worden herzien. Als wij over
enige tijd tot de ontdekking komen, dat wij percelen,
waarvan de Gemeente thans aanneemt, dat daar in haar
belang binnen afzienbare tijd de beschikking over moet
worden verkregen en die daarom nu, ook naar de me
ning van de Raad, niet in eigendom, maar in erfpacht
uitgegeven moeten worden, toch niet nodig zullen heb
ben voor onze stedebouwkundige maatregelen, dan zouden
we moeten kunnen switchen en die percelen alsnog van
de lijst waarop ze dus eigenlijk niet zouden horen, af
voeren en ze alsnog verkopen. T.a.v. een lange straat
als Achter de Hoven die in haar geheel eventueel ten
offer moet vallen aan maatregelen van stedebouwkun
dige aard, kan ik me de gang van zaken voorstellen,
dat het ene perceel wel, het andere niet nodig zou
blijken te zijn. Dat kunnen we toch moeilijk als dis
criminatie betitelen. Het voorstel-de Jong lijkt mij in
wezen vreemd aan het compromis dat voor ons ligt
en waar ik -als compromis wel blij mee ben. Ik
had het ook wel anders kunnen bedenken, maar m.i.
voert men met het systeem, dat de heer De Jong nu
voorstelt, weer in, dat men alles uitgeeft aan degene
die kopen wil, ook de percelen die in dit compromis
juist behouden blijven voor de Gemeente. De gedachte,
dat wij, als wij dat compromis nu hier aanvaarden, op
deze wijze toch weer iets van het oude uitgangspunt
in ons systeem trachten terug te brengen, kan ik niet
onderschrijven. Ik vind dat in strijd met mijn opvat
ting over wat een compromis is.
Ik herhaal, dat dit wezenlijk een verbetering is,
waar ik blij mee ben.
De heer Klijnstra: Ik mag veronderstellen, dat ons
standpunt t.o.v. het erfpachtsstelsel hier voldoende be
kend zal zijn, n.l. principieel en radicaal voor erfpacht
en tegen grondverkoop. Ik stel dit nog even, omdat de
Friese dagbladen het tegenovergestelde hebben gepu
bliceerd. De Friese Koerier schreef n.l.: Alleen de
P.S.P. is uitsluitend voor grondverkoop en tegen erf
pacht.
Het ingediende compromis-voorstel is voor ons even
eens onaanvaardbaar. Hiermee toch is o.i. het erf
pachtsstelsel in zijn opzet volledig ontkracht en ter
ziele gegaan. Dit betreuren wij uitermate. Wat is er
eigenlijk met dit nieuwe compromis-voorstel aan de
hand? Een aantal huiseigenaren kan de grond kopen,
een aantal andere niet. Dan is er nog een groep, die
slechts een deel van de grond kan kopen; de voortui
nen worden uitgesloten en tenslotte is er dan nog een
groep, die ook niet kan kopen, zoals ze dat misschien
zou willen, want ze heeft er geen geld voor; de wo
ningen van deze groep zijn waarschijnlijk al voldoende
met hypotheek belast. Het lijkt me toe, dat de meeste
raadsleden zich, als zij spreken van een compromis, in
kronkels wringen om er toch uit te komen, maar ik
vraag me af, of dit compromis voor de toekomst
van de Gemeente wel van belang zal zijn. De heer
Wiersma schrijft zeer terecht, dat de ogen van de be-
stuurderen van talrijke gemeenten in Nederland in ge-
interesseerde afwachting zijn gericht op de te nemen
stappen met betrekking tot het erfpachtsbeleid. Nu,
deze bestuurderen zullen dan weten, dat het hier geen
vlees en geen vis is, maar een soort ratjetoe.
Wij betreuren het ook uitermate, dat een deel van
de P.v.d.A.-fractie het o.i. principieel socialistische
standpunt heeft laten varen. Deze halfslachtigheid is
m.i. een socialist onwaardig. Waarom het erfpachts
stelsel, zoals het hier in Leeuwarden bestond, niet wat
aantrekkelijker gemaakt? Waarom niet het meerder
heidsstandpunt van het College, in het eerste voorstel
neergelegd, aanvaard, met de restrictie, dat b.v. de
rentevoet en ook de tegenwoordige grondwaarde met
een bepaald percentage zullen worden verlaagd? Dit
zou dan moeten gelden voor de tegenwoordige en de
toekomstige erfpachters. Daarmee zouden wij het erf
pachtsstelsel uit de verkeerde hoek halen, waarin het
in deze Gemeente is geraakt. De toekomst zal evenwel
leren, dat dit toch voor alle partijen een betere oplos
sing was geweest dan het nu voorgestelde gemanoe-
vreer.
De heer Van der Schaaf (weth.)Ik wil graag
de sprekers, die zich achter het voorgestelde compro
mis hebben geplaatst, danken voor de steun, die zij
daaraan hebben gegeven. Er is aan deze zaak heel wat
denkwerk verricht door ambtenaren, door B. en W.
en ook door de Raad, en ook velen buiten de Raad
hebben hier hun energie aan besteed. Dit alles heeft
nu geleid tot dit compromis, waarvoor, naar het zich
laat aanzien, een basis aanwezig is. De verschillende
leden die aan het woord zijn geweest, hebben ieder
voor zich er op gewezen, wat zij in dit compromis met
een zeker welgevallen als het hunne herkenden. De
heer De Jong heeft in de eerste plaats gezegd: Er is
in het laatste voorstel van B. en W. een ontsnappings
clausule opgenomen, inhoudende, dat de Raad bepaalde
percelen buiten de verkoop kan houden, als nog zou
blijken, wat door de haast nu nog niet nauwkeurig kan
worden vastgesteld, n.l. dat stedebouwkundige werk
zaamheden in de nabije toekomst zijn te verwachten.
Zijn vraag is nu: Zou die clausule ook in omgekeerde
richting kunnen worden toegepast? In deze zin: Als
een perceel op dit moment op de kaart en op de lijst
van straten is aangegeven als niet voor verkoop in
aanmerking te komen, kan dit dan alsnog wel daar
voor in aanmerking gebracht worden? Wij moeten
vaststellen, dat het hier gevonden compromis zijn uit
werking op geen andere wijze kan vinden dan in een
serie van individuele overeenkomsten met individuele
erfpachters, die de erfpacht willen afkopen of koop
van hun percelen beogen, en ook geldt het voor die
gevallen, waarin de Gemeente de voortuinen aan zich
wil houden. Terzake moet dan een afzonderlijk besluit
door de Raad worden genomen. Het is niet doenlijk, dat
op dit ogenblik allemaal vast te stellen. Ik ben realist
genoeg om te veronderstellen, dat, als na de verkie
zingen de fractie van de heer Klijnstra hier met vlie
gende vaandels de Raad zou binnenrukken, om bijv.
21 zetels te bezetten, er wel een wijziging zou kunnen
plaatsvinden. Dat zou ook weer complicaties geven en
adresbewegingen veroorzaken, maar we moeten er bij
dit alles zeker aan vasthouden, dat uiteindelijk bij de
Raad die zit op het moment, dat de aanvragen binnen
komen, de beslissing blijft liggen. Nu heeft men onder
de huidige regeling het recht aan de Gemeente een
adres te richten, met de vraag: Mag ik de grond ko
pen, waarop mijn opstal staat? De Gemeenteraad kan
daarop naar zijn inzicht beslissen. Ook na dit compro
mis blijft het mogelijk, dat iemand die een perceel be
woont dat vooralsnog niet is aangegeven als verkoop
baar, een verzoek tot de Raad richt, al zal uiteraard
de Raad in de beslissing daarop vrij zijn. Deze
gegadigde kan dus niet een recht in juridische
zin, dat hij alsnog koper zou worden, worden toege
kend. Het zou mij verblijden, dat een toekomstig ver
zoek door een toekomstige Raad in een dergelijk geval
aldus zou worden behandeld, dat de Raad nagaat, welke
de overwegingen zijn geweest bij dit compromis om de
percelen op de lijst rood te kleuren. En als de Raad
t.a.v. de percelen, waarvan aanvankelijk gedacht wordt,
dat ze niet verkocht kunnen worden, bij nader
inzien, op het moment van verzoek om koop,
tot de conclusie komt, dat ze om dezelfde redenen als
de groen gekleurde percelen, wèl voor verkoop in aan
merking komen, dan zou hij de bevoegdheid hebben ze
alsnog te verkopen. Het lijkt mij ook redelijk, dat een
raad dat zou doen, maar het is m.i. niet doenlijk daar
nu een bindende constructie voor te bedenken, in die
zin, dat een gemeenteraad later aan een besluit van
vandaag-de-dag gebonden zou kunnen worden.
Ik heb eigenlijk het idee, dat de heer De Jong dat
wel voor de toekomst zou willen zien vastgelegd en
dat anderen in deze Raad dit niet zouden willen. Maar
omdat vastleggen niet doenlijk is, behoeven we ons er