Sub F.
De heer Bootsma: Niet over de inhoud van de brief,
maar over wat Uw College voorstelt, n.l. het in Uw
handen stellen ter afdoening, zou ik iets willen zeggen.
Ik en met mij anderen menen, dat het misschien
wel dienstig zou zijn, dat de Raad omtrent enkele, in
deze brief aangevoerde zaken, iets nader werd inge
licht. Ik zou U willen verzoeken hem voorlopig in Uw
handen te stellen, zij het dan niet om pre.advies, maar
om er een toelichting bij te verstrekken, waarin de be
treffende punten worden uiteengezet en dat de kwestie
door U naar bevind van zaken wordt afgedaan of als
nog door U van een pre-advies voorzien, bij de Raad
terug komt.
De heer Heetla: Onze fractie wil zich hier graag
bij aansluiten.
Deze brief wordt voor nader onderzoek aangehouden
tot een volgende vergadering.
Sub G.
Deze brief wordt als punt 34 aan de agenda toege
voegd.
Punt 4 (bijlage no. 22).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 5.
Benoemd wordt in de functie onder A: de heer Veld
huis, met 23 stemmen (de heer Van Balen Walter 9
stemmen, de heer Visser 1 stem, en de heer Klijnstra 1
stem).
Benoemd wordt in de functie onder B: de heer Veld
huis, met 33 stemmen (de heer Van Balen Walter 1
stem).
Benoemd wordt in de functie onder C: de heer Taylor
Parkins, met 32 stemmen (de heer Kamstra 2 stem
men).
Punt 6 (bijlage no. 23).
Benoemd worden de heren Boomgaardt, met 32 stem
men, Heetla, met 33 stemmen, Kamstra, met 33 stem
men, Keuning, met 34 stemmen, en Van der Veen, met
34 stemmen (de heren Engels 1 stem, K. J. de Jong
1 stem, Klijnstra 1 stem en Veldhuis 1 stem).
Punt 7 (bijlage no. 32).
Aanbeveling van het bestuur: Vacature Mevrouw M.
La verman-Breuker
1. Mevrouw M. Laverman-Breuker,
2. Mevrouw W. B. Hepkema-Meijboom,
3. Mevrouw A. van den Burg-Van der Poel.
Vacature Mr. B. Dorhout:
1. Mr. B. Dorhout,
2. Mr. J. J. Woltman,
3. F. van der Veen.
Benoemd worden:
Mevrouw M. Laverman-Breuker, met 33 stemmen (me
vrouw Hepkema-Meijboom 1 stem) en de heer Mr. B.
Dorhout, met algemene stemmen.
Het stembureau werd gevormd door mevrouw Rin.
genaldus en de heer C. de Vries.
Punten 8 t/m 20 (bijlagen nos, 30, 31, 28, 27, 34, 29, 16,
19, 24,( 37, 20, 26 en 18).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 21 (bijlage no. 38).
De heer Heetla: Ik heb bij de stukken gezien, dat
De Oude Delft een gebouw van de1 Stichting Leeu
warder Industriegebouwen huurt. Men heeft daar
nu een stuk grond in erfpacht bijgenomen, met
een oppervlakte van ongeveer 10.000 m-\ Er blijft
nu een rare hoek van ongeveer 9.000 m- over.
Ik vraag mij af of deze hoek, die1 omsloten wordt
door de Lorenzkade, de Edisonstraat en de Mar
conistraat, nog wel uit te geven is. Ik vraag
mij af of er nog wel genoeg industrieterrein overblijft.
De Oude Delft is niet direct van plan om uit te gaan
breiden. Ze weten helemaal nog niet wanneer ze er
aan toe zijn. Misschien wordt het wel parkeergelegen
heid of opslagterrein. Deze terreinen zijn hiervoor toch
niet aangelegd. Ik weet wel, dat de industrialisatie de
laatste tijd niet zo hard gegaan is, maar wij hopen
toch allemaal, dat er t.z.t. industrie op deze terreinen
komt. Mijn vraag is nu: „Is er nog voldoende industrie
terrein over?" Als er voldoende is heb ik hier geen
bezwaar tegen. We moeten niet in de knoei komen. Als
er zich een industrie meldt moet er terrein voor zijn.
De heer V an der Schaaf (weth.)Een industrie, die
zich hier vestigt, houdt nagenoeg altijd rekening met
uitbreidingsmogelijkheden. Met deze uitbreiding zijn we
ook bijzonder ingenomen en daarom is het juist, als we
dit voorstel volgen. Voor het stuk grond, dat 'de heer
Heetla bedoelt, is een andere gegadigde, zodat we dus
niet met dit stuk grond blijven zitten.
De heer Heetla: Komt op het stuk, waar de Wet
houder op doelt, industrie?
De heer Van der Schaaf (weth.)Een nieuwe ves
tiging.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 22, en 23 (bijlagen nos. 35 en 17)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 24 (bijlage no. 42).
De hear Miedema: As ik my goed herinner je, dan
hawwe wy, doe't wy groun ütjoegen oan de gebr. Levi,
it klaeijingfabryk oan de Troelstrawei, de tagongswei
nei de buorkerij „De Magere Weide" öfsletten. Ik mien,
dat doe yn de grounpriis al in diel fan de
kosten fan oanliz fan de nije wei fordiskontearre
wie. Ik mien ek, dat der doe steld wie, dat dy
buorkerij oansluten wurde soe troch de dyk, dy't nou
by de sportfjilden lans komt. Nou is my bikend, dat
der yntusken in provisoaryske oplossing foar de biwen-
ners fan dy pleats foun is. Mar ik freegje my dochs
ófMoat dy tasizzing nou net honorearre wurde Oft
ik de tekening goed lézen haw, wit ik net, mar nef-
fens my krijt it bitreffende perseel gjin oansluting op
de nije dyk.
De hear Van der Schaaf (weth.)De hierder fan
„De Magere Weide" hat optheden in provisoaryske ta.
gong, dy't net sa goed is om oer nei hüs, mar net sa
min om oer nei de Rie to skriuwen. Dér komt de hear
Miedema lykwols net op. (Laitsjen). De fraech is:
Krijt hy nou ek oansluting op de nije dyk? Ut de te
kening kin wol opmakke wurde, dat hy dér in ütwei
op krijt; it is yn elk gefal wol de bidoeling. Oft Jo de
tekening goed lézen hawwe of net, lit ik dat yn it
iepenbier net sizze. (Laitsjen).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en, W.
Punt 25 (bijlage no. 39).
De heer Bootsma: Mijn fractie is verheugd, dat er
t.a.v. de rioolwaterzuiveringsinstallatie in de stad de
nodige voortgang wordt gemaakt. Ogenschijnlijk zou
dit zonder meer uit Uw voorstel kunnen blijken, want
daarin is sprake van onderhandse opdracht voor de
bouwwerken en de nodige installaties in verschillende
percelen. Deze aanbestedingen geven een vrij belang
rijke overschrijding te zien. Wat is daarvan de oor
zaak Ik wil er op aandringen, dat deze overschrijding
blijft in de grootte, in deze voorstellen genoemd. Ik
hoop, dat men ook tot een snelle daadwerkelijke uit
voering kan geraken.
Wanneer ik de aanbevelingsbrief lees en vergelijk
met het besluit, dat hedenavond door de Raad geno
men zal moeten worden, rijst de vraag, of dat besluit
niet ook zou moeten behelzen, dat al deze gunnin
gen worden goedgekeurd, behoudens ook de hogere
goedkeuring, maar ook behoudens broodnodige inves
teringssubsidie. U zegt, dat het nog steeds niet zeker
is in welke mate voor de bouw van de rioolwaterzuive
ringsinstallatie rijkssubsidie zal worden ontvangen. Wij
krijgen toch ook een bijdrage van de Provincie? Wij
zijn met U eens, dat deze onzekerheid geen afbreuk
mag doen aan een zo ver mogelijke voorbereiding van
de uitvoering van de werkzaamheden. In feite houdt
datgene wat U stelt de beperking in, die zou moeten
worden toegevoegd aan het besluit. Wanneer mogelij
kerwijze deze subsidies niet binnen een redelijke ter
mijn afkomen, zal dit extra geld gaan kosten, omdat
dan de inschrijvingen niet langer gestand gedaan kun
nen worden. Er is bij de inschrijving voor de bouw-i
werken nu reeds sprake van bedragen, die na verloop
van termijnen 15 maart en 15 april verschuldigd
zullen zijn, n.l. twee maal f 50.000,Na 15 april
wordt de aanbieding geheel ingetrokken. Ik meen, dat
dit toch wel op de één of andere wijze vastgelegd moet
worden. Ik wil de hoop uitspreken, dat, wanneer daad
werkelijk wordt gestart met de uitvoering, het in een
vlot tempo mag gaan. Hieraan zou ik willen toevoegen,
dat het tot verheugenis stemt, dat de installaties op
gedragen kunnen worden aan een paar noordelijke on
dernemingen, die blijk hebben gegeven, in dit werk te
zijn gespecialiseerd. Ik geloof, dat dit voor de industrie
in ons gewest een belangrijke opdracht is.
De hear Santema: Ek üt namme fan üs fraksje wolle
wy sizze, dat it üs goed docht, dat einliken dit ütstel op
tafel leit. Ik leau, dat it projekt fan de rioelwetter.
suveringsynstallaesje al earder oan de oarder wie as
de nije fémerk. Underwilens is de nije fémerk al in
hiel skoft réalisearre en sitte wy noch altiten mei dit
probleem. De ekskursje dy't de Rie foar safolle jierren
nei Enskedé makke hat, hat doe by in hiele bult al
de forwachting wekt, dat it nou dan einliks ek ris
wêze soe. Hwant al üt kranten fan 1870 Jo hawwe
it seis ris foarlêzen, mynhear de Foarsitter docht
it bliken, dat it wetter hjir ünsuver wie. De krediten
fan 1965 oant 1966 yn oanmerking nommen, docht de
konkretisearring fan dizze saek, dy't ek foar de boar-
gerij fan de stêd Ljouwert fan bitsjutting wêze sil, üs
goed. Mei de hear Bootsma wol ik de hoop ütsprekke,
dat B. en W. yn dizzen goed op 'e slach passé sille,
d.w.s. dat hja de subsydzjes dy't hjir mooglik noch
foar to krijen binne, ek binnenhelje sille. It is net al-
linnich in kwestje fan de gemeente Ljouwert; üs rioel-
learring heart eigentlik ek ta it net fan de Provinsje.
En dêrom kin ik my ek net foarstelle, dat de Pro
vinsje aensen öfwizend stean sil tsjinoer it biskikber
stellen fan in subsydzje. Mei bliidskip sille wy foar
dit ütstel stimme, tomear de hear Bootsma hat it
ek al neamd nou't foar de forskillende ünderdielen
ek leveransiers üt Fryslan wei ynskeakele binne. Foar
de Fryske yndustry is hjir in mooglikheit oanwêzich.
Dit is de goede wei, dêr't wy oprjocht hulde foar
bringe oan B. en W.
De heer K. J. de Jong: Ik sluit mij aan bij de op
merkingen van de heer Bootsma, maar ik wil daar nog
een klein vraagje aan toevoegen. Ik zou het wel op
prijs stellen, omtrent het verdere verloop van deze
zaak, vooral wat betreft het overleg met de instanties
in Den Haag, dat hierover wordt gevoerd, op de hoogte
te worden gehouden door middel van een mededeling
in het bekende rode mapje. Na het besluit van van
avond onttrekt het verdere verloop zich aan onze waar
neming en ik zou toch wel graag willen, dat wij als
Raad met de gang van zaken op de hoogte bleven.
Het tweede punt betreft de slijkdroogvelden. De slijk-
droogvelden en de aanleg daarvan zijn buiten de op
dracht gehouden, omdat dit tot een aanmerkelijke be
sparing zou kunnen leiden. Toch moet, volgens het in
vesteringsschema, de hele rioolwaterzuiveringsinstal
latie klaar zijn in 1969. Die slijkdroogvelden moeten
geen obstakel vormen, waar we straks op moeten wach
ten. Dus ik zou er met klem op willen aandringen, dat
B. en W. al hebben zij deze slijkdroogvelden uit
economische overwegingen buiten de opdracht gelaten
èn met de verwerving van de terreinen, èn met de
aanleg van deze slijkdroogvelden, de meeste spoed zul
len betrachten, opdat we daardoor niet op ons schema
ten achter raken.
De heer Van der Schaaf (weth.): T.a.v. de vraag
van de heer Bootsma omtrent de subsidiëring of het
uitblijven daarvan, zou ik het volgende willen opmer
ken. Het is bepaald de bedoeling van het College om,
zoals ook in het verslag van de Financiële Commissie
is gesteld, belangrijke subsidies, die waarschijnlijk kun
nen worden verkregen, niet door een te vroege uit
voering in gevaar te brengen. Voor mij is het een on
dergeschikte kwestie, of we in het besluit, zoals het
hier aan de Raad is gepresenteerd, alsnog een bepaal
de voorwaarde opnemen. Ik zou het eigenlijk aan de
Raad willen overlaten. Het is stellig het voornemen
van het College om, indien de subsidiëring van rijks
wege niet in de verwachte omvang wordt verkregen,
bij de Raad terug te komen en daarbij een suggestie
te doen omtrent het al of niet doorzetten van het
werk. Als de subsidiëring naar onze mening wel be
vredigend is, zullen we daarvan de Raad ook gaarne
in kennis stellen. (De heer Heidinga: En als de sub
sidie te laat af komt?) Het is de bedoeling niet tot
gunning over te gaan tot er zekerheid is omtrent de
subsidiëring. Dat kan dus betekenen, dat we misschien
f 50.000,tot f 100.000,meer aan de aannemer moe
ten betalen, maar het lijkt ons niet verantwoord te
riskeren, dat we de subsidie missen. Dat is het stand
punt van het College.
De heer Bootsma heeft er zijn voldoening over uit
gesproken, dat voor belangrijke delen van het werk
opdrachten konden worden gegeven aan noordelijke be
drijven. Het heeft ook het College genoegen gedaan,
dat die bedrijven zodanig geëquipeerd zijn, dat zij dit
moeilijke werk kunnen doen. Het uitlichten van de
slijkdroogvelden opent de mogelijkheid, voor het min
der gecompliceerde werk ook Friese bedrijven te laten
mededingen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 26 t/m 30 (bijlagen nos. 36, 15, 33, 43 en 21).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en, W.
Punt 31 (bijlage no. 40).
De heer J. de Jong: Wanneer ik over dit punt het
woord vraag, sluit ik uitdrukkelijk het huwelijk van
de jongelui daarbij uit, want dat is een zaak die de
beide jonge mensen aangaat. Mijn bezwaar is alleen
het verstrekken van krediet. Nu is f 15.000,wel geen
onoverkomelijk bedrag, maar, gezien de manifestaties
in het hele land, wordt het een bedrag dat de
f 10.000.000,— zal overschrijden. Daarom kan ik mij
met dit voorstel niet verenigen en derhalve vraag ik
van U een stemming over dit voorstel.
De heer Kingma: Aangezien het standpunt van de
P.S.P. in dezen voldoende bekend is, meen ik kort te
kunnen zijn. Ik meen, dat een vorstenhuis met een
stel prinsessen, dat leeft op kosten van de Nederlandse
belastingbetalers een overblijfsel is uit een feodaal tijd
perk en zeker niet meer thuishoort in onze moderne
tijd, die als eis stelt gelijke rechten voor iedere staats
burger. Ik meen, dat gezien het bedrag dat hier
voor uitgetrokken is, al is dat niet zo geweldig hoog
we er in Leeuwarden heel wat beter aan doen, dit
huwelijk zo geruisloos mogelijk te laten verlopen en de
gelden, die hiervoor zijn uitgetrokken, te besteden voor
een waardige viering van de vijfde mei. Dat zal heel
wat meer aanspreken bij de grote massa van het Ne
derlandse volk en we moeten voorkomen, dat deze ge
beurtenis wordt vergeten.
De Voorzitter: Ik geloof, dat van de kant van het
College geen antwoord behoeft te worden gegeven op
de opmerkingen van de heren De Jong en Kingma. Zij
hebben hun standpunt, voor wat de heer De Jong be
treft niet en voor wat de heer Kingma betreft, heel
summier gemotiveerd. Het standpunt van het College
blijkt voldoende uit het doen van dit voorstel. Ik zou
U willen voorstellen om, nu de heer De Jong dit ge
vraagd heeft, tot stemming over te gaan.
Het voorstel wordt aangenomen met 30 stemmen voor
en 4 stemmen tegen. Tegen stemden: de heren J. de
Jong, Kingma, C. de Vries en Faber.