4 5 U zeggen, dat het in het bestek had moeten staan. Inderdaad, als de aannemer het had moeten maken, had het in het bestek moeten staan. Maar uiteindelijk is het niet zo, dat de bouwkosten plus de grondkosten onbelast zijn gebleven voor dit bedrag. Het is gegaan via een omslag over de classificatie-oppervlakte grond kosten voor dit bouwplan. Ze drukken echt wel op de woningen. (De heer Van der Veen: Is er een curveprijs te halen (De heer Heidinga: Dat is het, de curveprijs.) Ik weet niet of we dat hier nog eens moeten op halen. Het ministerie, dat de curveprijs bewaakt, be waakt ook de grondkosten. Als dat uitgezocht moet worden, kan dat natuurlijk, maar voor dat hele verhaal over de curveprijzen voel ik echt niet zoveel. Ik kan nu niet op de opmerkingen i.z. de curveprijs antwoorden, want ik heb mij er niet op geprepareerd. Maar deze kos. ten dat heeft de afdeling Bedrijven en Controle mij verzekerd en aangetoond drukken op de woningen. Het bestek van deze woningen is enigszins anders dan vele andere bestekken in deze gemeente, maar dat is op zichzelf niet zo erg. Het betoog van de heer Heidinga, dat ze hier dus niet op zouden drukken, is niet juist. De heer Spiekhout had zoiets al bevroed en na deze uit eenzetting kan ik dus volstaan met te zeggen, dat hij dit juist gezien heeft. De Voorzitter: Ik geloof, dat uit de mededeling van de Wethouder duidelijk blijkt, dat het gemeentebelang hier veilig gesteld is en dat de kosten, die op de wo ningen horen te drukken, via de grondprijs volkomen terugkomen. De heer Heidinga: Er wordt hier maar doodgewoon een veronderstelling gemaakt, maar helemaal niets be wezen. Er wordt ons hier voorgesteld om f 484.000, uit te trekken voor de bestrating; niet voor de wonin gen. Dit is een post, die los staat van die woningen; dit is een heel andere begrotingspost. Mijn grote be zwaar is, dat deze post hier wordt ondergebracht. Wanneer er woningen worden aanbesteed, moeten deze aan de curveprijs voldoen. We hebben tot nu toe hele reeksen woningen gebouwd, waar deze bewerking bij de woningen inbegrepen was. Achteraf nu ze er twee jaar mee aan het bouwen zijn blijkt ons, dat wat bij alle andere woningen ingecalculeerd is, er bij deze Intervam-woningen niet in zit en dat de Ge meente het alsnog bij de straten moet onderbrengen. Dat vind ik volkomen ongewenst. De heer Xiekstra (weth.): Via de grondkosten ko men deze kosten weer bij de woningen terecht. Dat onderscheid moet U maken. Dezelfde instantie, die de curveprijs controleert, controleert ook de grondprijs, meneer Heidinga. Dan zegt U: hoe bewijst U dat? Het resultaat van deze calculatie ziet U straks terug op de exploitatie van deze complexen gronden. De heer Engels: Ik kan me voorstellen, dat men vraagt: Waarom heeft men een andere methode toe gepast dan vroeger? Dat vind ik heel redelijk en ik vind, dat het College daar een passend antwoord op moet geven. Maar ik krijg de indruk, dat de wijze waarop de vraag gesteld wordt gepaard gaande met de stelling, dat hier een aperte fout gemaakt is tot een onjuiste wijze van debatteren in deze Raad dreigt te leiden. Daar heb ik bezwaar tegen. De heer K. J. de Jong: Ik geloof, dat de kans er in zit, dat hier met verschillende maten gemeten is. Ach teraf worden deze kosten wel aan de woningen toe gerekend. Dus uiteindelijk zal het, wat de exploitatie van de woningen betreft, wel weer goed komen. Maar het gaat er de heer Heidinga juist om, dat het vaak zo moeilijk is om bij de eerste opzet met die woningen bij de curveprijs te komen. Het is dan maar net de vraag of bij de berekening van de curveprijs die kos ten ook zijn ingecalculeerd. Wanneer die kosten niet ingecalculeerd zijn en ze nu achteraf toch nog wel toegerekend worden, via de verhoogde grondkosten aan de woningen, is er geen verschrijving meer. Maar op deze manier zouden we wel met twee maten meten. Mocht dat het geval zijn, dan zou ik zeggen: Laten we dan van nu af stellen, dat we in de toekomst de mensen voor de keuze stellen öf het één öf het ander. Wij moeten niet de indruk wekken, dat hier met ver schillende maten gemeten wordt, juist wanneer het er om gaat beneden de curveprijs te blijven. Hier komen de kosten terug, maar ze moeten nog bijgeboekt wor den. En als dat het geval is, dan zou er inderdaad, zonder dat hier van verschrijving sprake is, toch een ongelijke toepassing plaatsvinden m.b.t. de woning bouw, waarbij het toch vaak om de laatste dubbeltjes gaat om de curveprijs te halen. De Voorzitter: Ik wil toch opmerken, dat we het hier hebben over straataanleg in het uitbreidingsplan ,,'t Ielan" en de kosten daarvan. Dat is op het ogen blik aan de orde. Als ten onrechte de kosten niet op de goede manier toegerekend worden, dan zou het van avond een punt van discussie kunnen zijn. Ik geloof, dat het onjuist is om de hele zaak van de woningbouw hier opnieuw bij op te halen. De heer Van der Schaaf (weth.)Ik begrijp eigen lijk niet wat er aan de hand is. Dit postje is misschien op een andere letter van de onderverdeling onderge bracht dan anders het geval was, maar dat is dan ook het enige. De kosten drukken op de woningen. De provinciale directie die èn de grondkosten èn de bouw kosten beoordeelt, was hiermee bekend en heeft dat punt ook niet over het hoofd gezien. Daarvoor zijn deze heren natuurlijk ook te gespecialiseerd. De heer De Jong dacht, dat hier verschil zou worden gemaakt tus sen twee categorieën aannemers. Wij hebben geen en kele reden om onderscheid te maken tussen Leeuwar der aannemers en Intervam. (De heer Heidinga: Daar wordt niet over gesproken.) Dat heeft de heer De Jong gesteld en die antwoord ik. Wij moeten een project van woningbouw dat altijd bijzonder moeilijk ligt zien te realiseren en wanneer dit in handen was van een plaatselijke groep aannemers, zou het waar schijnlijk precies zo gegaan zijn. Ik meen, dat een tech nische kwestie hier ook een rol speelt, n.l. dat riolerin gen en huisaansluitingen tot één bepaalde lijn moesten worden gebracht. U wilt mij wel vergeven, dat ik dat op het ogenblik niet uit mijn mouw kan schudden. Er is helemaal geen poging gedaan om onderscheid te maken tussen aannemers. We hebben hier geen enkele verschrijving en ook geen versluiering, want er is niets verborgen gehouden bij de provinciale directie. De heer Van der Veen: Je kunt toch tegen een onderdeel van een voorstel zijn De heer Heidinga: Ik wil graag aantekening heb ben, dat ik er tegen ben, dat deze post bij, de bestrating wordt opgenomen. De Voorzitter: Bent U voor of tegen het voorstel, mijnheer Heidinga? De heer Heidinga: Dan tegen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met de aantekening, dat de heer Hei dinga geacht wordt tegen te hebben gestemd. Punten 16 t/m 18 (bijlagen nos. 110, 109 en 107). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 117), De hear San tenia: Foar it greatste part kin ik it ütstel fan B. en W. wol meistimme. Allinnich hwan- near't hja sizze, dat hja bygelyks in kaertekast net nedich achtsje en dat dizze dus „de normale eisen aan het geven van lager onderwijs zouden overschrij den", dan bin ik it der net mei iens, mynhear de foar. sitter. Is in kaertekast op in legere skoalle nou eigent- lik sa'n bütenwenstich ding, dat men dy net for. goedzje wol, wylst men oare dingen as bygelyks in naeimasine en meubilair wol taskikt? Ik soe dochs wol graech ris fan de Wethalder fan Underwiis hearre wolle, mynhear de Foarsitter, hwat eigentlik de moti- vearring west hat om ta dit ünderdiel fan it ütstel to kommen. De hear Tiekstra (weth.)My tinkt, dat it rieds. brief düdlik is. Der stiet mei safolle wurden: „Het is niet gebruikelijk bij de eerste inrichting van nieuwe scholen voor g.l.o., een kaartenkast aan te schaffen. Een dergelijke kast wordt voor de lagere school ook niet nodig geoordeeld. Deze kaarten worden maar in een paar klassen gebruikt. Het zijn maar enkele kaar ten, die gebruikt worden. Veelal bevinden die zich in opgehangen of opgerolde toestand in het lokaal. Dus een kaartenkast gaat hier inderdaad voor het g.l.o. de normale eisen te boven." Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 20 (bijlage no. 118). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 21 (bijlage no. 119). De hear Bootsma: Ik leau üt namme fan myn fraksje wol sizze to meijen, dat de ütiensetting dy't jown wurdt nei oanlieding fan it ynkommen stik fan de Rie fan de Fryske Biweging, wol goed gearstald is en dat dêrüt bliken docht dat üs gemeentebistjür hjir dochs ek it omtinken oan jowt dat men forwachtsje mei. It blykt ek üt de forslaggen, dy't opmakke wurde fan üs Rie. As men lykwols stelt, dat it wol winsklik wêze soe om in talage to jaen oan dyjinge fan it personiel, dy't in akte hat, dan leau ik, dat men hjirby to sterk oan 'e minsken tinkt dy't by it underwiis wurksum binne. It is nl. sa, dat by it fêststellen fan de bileanningen fan it gemeentepersoniel net ütgien wurdt fan bipaelde akten as sadanich en gjin ta slaggen dêrfoar jown wur de, mar dat it bisit fan in bipaelde akte dy't tsjinstich wêze kin foar de funksje, oanlieding wêze kin om im- men yn in oare leanklasse oer to bringen. De methoade fan it jaen fan in taslach foar it bisit fan in akte sünder mear is hjir gjin wizansje. In oar punt is de mooglikheit in forgoeding to krijen foar de stüdzje. Tafallich hawwe wy hjir krekt in ütienset. ting oer de forbettering dy't oanbrocht is yn de stüdzjekostenregeling. En ik mien, dat dyjingen, dy't in soksoartige kursus folgje, jn birop dwaen kinne op in forgoeding. Neffens my soe 't goed wêze, hwannear't wy troch- geane op 'e wize sa't wy it oant nou ta wend binne, to witten, dat, as in sprekker mient him yn it Frysk of yn it Nederlansk uterje to moatten, him dat frij stiet. De hear Santema: Mynhear de foarsitter, it hat foar my fan de earste kear óf dat ik yn 'e Rie siet, in ding fan greate bitsjutting west, to witten, dat men hjir net allinnich Frysk prate koe, mar dat men ek jins wurden yn it Frysk (doe noch stenografysk op- naem), notulearre foun. Tsjintwurdich wurdt it op de ban opnommen en fan de ban wer op skrift. Mar eartiids wie dat dochs ek hielendal tabitroud oan üs stenografen. Ljouwert wie foar lit üs mar sizze lyts 20 jier ien fan de foarsten, dy't hjir mei bigoun. It spriek fansels, dat in riedslid like goed Frysk prate koe as Nederlansk. Dat makket hielendal gjin forskeel. En dizze demokratyske lykskeakeling, myn hear de foarsitter, fan de beide talen, hat foar Ljou wert altiten in earesaek west. In bulte fan hwat yn it brief fan de Rie fan de Fryske Biweging stiet, wurdt hjir al jierren yn 'e praktyk brocht. Yn deselde tweintich jier is it dochs noch wol foarkaem, dat der yn plattelansgemeenten oer dizze saek noch fochten is en dat men der mekoar bittere forwiten om dien hat en dat seis boargemasters yn steat west hawwe om it Frysk to forbieden yn in plattelansgemeenterie. Dat hat him hjir yn Ljouwert nea foardien, mynhear de foarsitter, en dat meije wy wol ris efkes wurdearje. Ik fiel tominsten perfoarst it forlet om dat by dit stik hjir yn it formidden fan de Rie del to lizzen. Mei greate wurdearring haw ik de hear Bootsma niis Frysk praten heard. As ik hjir fortel, dat de hear Bootsma en ik jierren oanien meiinoar mei de trein reizge hawwe en dat doe üs tael ek Frysk wie en dat it my dus alhiel gjin nij docht, dat er nou dizze joun yn alie getallen by dit stik dochs ek ris mei it Frysk nei roaren komt. Mynhear de foarsitter, it feit, dat wy fanefter de taiels fan it Koiieezje fan B. en W. ek yn e selde tael trochstrings antwurd krije, skept foar us nije foar. sitter, soe 'k sa sizze, eigentlik wol in soarte forplich- ting. Ik wit, dat dizze foarsitter üt in plattelansge- meente komt en syn bloed yn 'e fierte ek Frysk is. Hwat soe it moai wêze, mynhear de foarsitter, as Jo nou tonei de goede toan yn it Koiieezje net forbrieken, en üs ek yn dizze tael andert joegen. Mynhear de foar sitter, ik mei my ek wol tige oanslute by de wurden fan de hear Bootsma, hwannear't hy seit dat in kur sus op dit stik fan saken foar it persoaniel wol winsk lik wie. Ik haw ris ynformearre hoefolle hjirre fan it personiel yn steat binne Frysk to skriuwen, mar dat is in tige lyts persintaezje. En as ik sjoch hwat it provinsiael bistjür dien hat, dat de Steaten bisletten hawwe in kursus to halden foar it griffypersoniel en dat dêr 80 man oan mei- docht, dan is dat in tige gunstich risseltaet. Ik kin allinnich B. en W. noch mar oanbifelje, dat hja de mooglikheden hjirfoar stelle. Fierders, mynhear de foarsitter, bin ik dus uterst tankber foar dit stik en ik wurdearje it ek tige, dat men dit twatalich oan üs foarlein hat. De heer K. J. de Jong: Dit stuk is ook bij ons in de fractie besproken en het zal U niet verwonderen, dat ook in onze fractie veel tevredenheid uitgesproken is over het antwoord, dat B. en W. hier gegeven heb ben. Wij kunnen ons daar goed in vinden en wij spre ken ook de wens uit, dat het College bij de benoeming van ambtenaren deze weg zal volgen en het gebruik en studie van de Friese taal bij de ambtenaren zal aan moedigen. Er is nog eens uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheid, die hier al eens eerder van onze kant naar voren is gebracht, om op de lagere scholen het leervak Fries in de vijfde en zesde klas in te voeren. De Wethouder van Onderwijs heeft destijds gezegd, dat dit zijn speciale aandacht had. Wij zouden van onze kant willen vragen: hoever staat het ermee? Want wanneer we klaar zouden krijgen, dat we in de vijfde en zesde klas kinderen zodanig les zouden kun nen laten geven, dat ze na het aflopen van deze school zowel Fries zouden kunnen spreken als schrijven, dan zijn we een heel eind gevorderd. Dat is, dacht ik, nog beter dan een cursus Friese taal alleen voor een aantal ambtenaren. Dan beginnen we bij de grond en zullen we na verloop van tijd ongetwijfeld ook de resultaten vinden, zodat we niet een heel klein aantal, maar een groot aantal ambtenaren hebben, dat Fries zowel kan spreken als lezen en schrijven. De hear Klijnstra: Mynhear de foarsitter, ik wit net, oft it Koiieezje ik tink fan net tocht hat oan in pear wurden üt in great Boek. Dêr stiet: Wês net al to from en ek net al to goddeleas. It Koiieezje hat hjir, nei myn bitinken, de gouden middenwei gean wold. Ik bin gjin biwünderer fan it ekstreme, fan it noch Frysker as it Frysk seis wêze to wollen. Lykwols hat it Frysk rjocht op de bihanneling, op de wurdearring dy't it as tael takomt. Faeks forjitte wy, dat üs tael in kostber erfskip is, in kostber bi sit. It is dêrom üs plicht net mear en net minder derfoar to soargjen, dat it gebrük fan üs tael bi- foardere en ek suver halden wurdt. It liket my dan ek gjin oerdriuwing ta, dat ek dizze Rie in lyts bytsje mear omtinken jowt oan dizze saek. Der sil ek hwat mear propaganda foar makke wur de moatte. Dizze propaganda mei ek net ophalde by de amtners fan it Stêdhüs, fan Iepenbiere Wurken ensfh., mar ik tink ek yn it bisünder oan de ünderwiis. krêften. Foar de akte Frysk barre hja nou in foantsje, mear net. Dat roait nearne nei. Ik hoopje, dat dit mei gau. wens in fikse bileanning wurde mei. Dat de kennis fan it Frysk fan de amtners bileanne wurde moat, dêr bin ik gjin foarstanner fan. Ik tocht, dat de amtners it as in soart eareplicht sjen moasten, dat hja it Frysk master binne. Dat hja it Frysk leare kinne, ek skriftlike lessen folgje kinne, dat moat nei myn bitinken mooglik makke wurde sünder kosten foar de persoan seis.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1966 | | pagina 3