6 De Voorzitter: Het College heeft mij gevraagd om zijn voorstel te verdedigen en U hebt me dat wel bij zonder gemakkelijk gemaakt, want ik heb eigenlijk alleen maar instemming met de bewoordingen van het voorstel beluisterd. Gezien de praktijk, zoals die op het ogenblik voor Leeuwarden geldt, was het adres van de Ried fan de Pryske Biweging aan Leeuwarden niet noodzakelijk, maar het is kennelijk een adres, dat aan alle gemeenteraden gezonden is en daarbij zal men in het algemeen meer gedacht hebben aan de gemeen ten, waar het Fries niet in die mate wordt gebezigd, zoals hier in Leeuwarden pleegt te geschieden. Ik ge loof, dat daarom de Raad terecht zijn instemming heeft betuigd met de opinie van het College en dat het College ook in de toekomst hiervan niet zal af wijken. Ik geloof, dat wij de zaak het beste die nen door op deze voet voort te gaan en ons positief hier tegenover op te stellen. Meneer Santema heeft daarbij ook even vermanend de vinger naar de voorzitter opgeheven en gezegd, dat die zich persoonlijk ook nog wel eens ernstig op deze zaak mocht beraden. Het was een voorstel van het College, maar ik wil U wel toezeggen, dat ik heb mij uiteraard in alle Leeuwarder problemen uitgebreid te verdiepen ik stellig zal nadenken over de waar schuwende woorden, die U vanavond hebt gesproken. Meneer De Jong heeft, meen ik, even aangeduid, dat het onderwijs van het Fries op de scholen natuur lijk veel belangrijker is dan de in het voorstel genoemde dingen. Eigenlijk is het een onderwerp, dat op het ogenblik niet aan de orde is, want het gaat hier over de manier, waarop het gemeentebestuur het Fries han teert. Misschien wil de heer Tiekstra daar nog een opmerking over maken. De heer Tiekstra (weth.)Wat het Fries op de la gere scholen betreft: de leerplancommissie heeft vorig jaar een leerplan vastgesteld en toen geen vrijheid ge vonden, in het leerplan van de vijfde en zesde klas het Fries op te nemen, wegens het gebrek aan over eenstemming tussen de schoolleidingen. Het blijft dus facultatief, voor zover de leerkrachten over de akte beschikken. Wel is men tot de conclusie gekomen, dat het van belang is vandaag of morgen steun te krijgen van een pedagoog-didacticus, die in samenwerking met misschien andere deskundigen eens bekijkt welke as pecten hieraan zitten en op welke wijze dit toch goed tot zijn recht kan komen. Ik hoop, dat de Raad begrijpt, dat aan het hanteren van het Fries naast het Nederlands juist in de klassen vijf en zes gegeven de zwakke positie, die blijkbaar het Neder lands nog steeds inneemt in het onderwijs toch wel een paar problemen vastzitten. De hear Klijnstra hat oer de bileanning foar de Fryske akte praet. Ik wol efkes in misforstan wei- nimme. De bileanningen fan de Fryske akte foar it ün- derwizend personiel yn Ljouwert binne destiids ek al wer in foarbyld west foar hiel Fryslan en binne kep- pele oan de bileanningen, dy't foar oare akten jown wurde. Ik moat der op wize, dat it doe gong om no minale bidragen en dat koartlyn oan B. en W. üt- steld is om dizze bidragen oan to passen en foar it forfolch ek de üntjowing fan de fierdere aktebilean- ningen mei oprinne to litten, foardat wer in efter- stan üntstiet. De hear Santema: Ik woe tige graech in hwat po- sitiver ütspraek foar it ünderdiel, hwêryn sein wurdt: as oare personielsleden der fori et fan hawwe har pas sive en/of aktive bihearsking fan dy tael troch it folgjen fan in kursus to forbetterjen, binne wy grif ré dêr üs meiwurking, foar safier dat kin, oan to jaen. Sjoch, hjir lês ik üt, dat it inisiatyf ütgean moat fan de amtners, mar it inisiatyf heart leau 'k fan B. en W. üt to gean. Sa is it by de Provinsje ek gien; der is in sirkulaire fan Deputearre Steaten ünder de amtners forspraet, dêr't yn stie, dat hja it yn forban mei de aktive kultuerpolityk wol winsklik fine, dat ek de amtners fan de Griffy hjir yn alle gefallen fan op 'e hichte binne. It gefaer is yndied great, hwan- near't it inisiatyf by de amtners seis leit, dat dizee saek net de sanksje kriget fan boppen öf. En dêrom soe 'k der dochs wol hwat foar fiele, dat it sa foroare waerd, dat B. en W. yn alle gefallen sa'n sirkulaire opstelden en oan de amtners takomme lieten. De heer Engels: Ik wil mij aansluiten bij de op merking van de heer Santema. Ik dacht n.l., dat men toch moest stellen, dat van een ambtenaar in een gemeente als deze precies als van een raadslid zonder meer verwacht wordt: hij verstaat Nederlands en hij verstaat Fries. Of hij het spreekt, is dan vers twee. Wanneer men nu zou constateren, dat er op dit punt lacunes zijn, geloof ik, dat inderdaad het gemeentebestuur niet moet afwachten, of de bereidheid bij ambtenaren blijkt om zich te verdiepen in actieve of passieve beheersing van het Fries, maar dat dan inderdaad van het gemeentebestuur verwacht kan worden, dat men het initiatief neemt. Uit het ant woord van de heer Tiekstra over het Fries in de vijfde en zesde klas heb ik de indruk gekregen, dat een kind op de lagere school, dat zich op dit punt zou willen oriënteren, niet altijd de mogelijkheid heeft. (De heer Tiekstra (weth.): Jawel.) Toch wel? Dan ben ik tevreden. De Voorzitter: Het College staat, evenals U, posi tief t.o.v. het Friese taalgebruik; ook stellig positief t.o.v. de beïnvloeding van de ambtenaren in die richting. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Voorzitter: Ik stel voor thans eerst punt 23 te behandelen. De Raad gaat hiermede akkoord. Punt 23 (bijlage no. 128). De heer Ytsma: Ik wilde spreken over punt 3 van de gemeentebegroting. In de raadsvergadering van 3 augustus 1960 heb ik mijn stem niet willen geven aan de medewerking aan de bouw van een school voor de Leeuwarder Schoolvereniging, ter vervanging van de school op het Hofplein. Ik heb dat toen gemotiveerd door te zeggen, dat er m.i. geen behoefte is aan zo'n school. Ik heb daar verder bij gezegd, dat èn het open baar èn het bijzonder onderwijs voldoende ruimte aan de ouders geeft om hun kinderen naar school te sturen. Ik heb bij die gelegenheid het woord „standenschool" gebruikt en ik handhaaf dat woord nu nog. Wij zijn op het ogenblik zes jaar later en ik kan U verzekeren, dat mijn standpunt in dit opzicht niet is gewijzigd. Integendeel, ik ben er steeds meer van over tuigd, dat er geen behoefte is aan dit soort scholen. U begrijpt, dat ik tegen dit voorstel zal stemmen. De heer Heidinga: Het is ook eigenlijk maar een kleinigheid. Ik wilde het hebben over punt 1 van de begroting van het Grondbedrijfhet voorstel om in het uitbreidingsplan Lekkumerend een krediet te ra men van f 484.000,Ik zal daar wel mee akkoord gaan, mits het verlaagd wordt met f 28.750,en dat dit bedrag door de aannemers van die woningen wordt besteed, maar als dat niet mogelijk is: tegen. De Voorzitter: U kunt het eens met een amende ment proberen, meneer Heidinga. De heer Tiekstra (weth.): Wat de opmerking van de heer Ytsma betreft: De Raad heeft indertijd beslo ten medewerking te verlenen aan de stichting van deze school. De consequentie van het toen genomen besluit is het nu verstrekken van kredieten. Daar is, dacht ik, de taak van het gemeentebestuur mee rond. Dus, los van de vraag, of ik het standpunt van de heer Ytsma deel, is hier op het ogenblik niet meer aan de orde. Ik meen, dat van mijn kant geen antwoord behoeft te worden gegeven op de, min of meer op een stemmoti- vering lijkende opmerking van de heer Heidinga. De heer Heidinga wil graag dat bedrag van deze begro ting afhalen. Hij wil het van een andere in stantie hebben. Maar dat is niet nodig. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met aantekening, dat de heer Heidinga geacht wil worden tegen het voorstel van B. en W. sub 1 en de heer Ytsma geacht wil worden tegen het voorstel van B. en W. sub 3 te hebben gestemd. Punt 22 (bijlage no. 108). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Wethouders worden geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen. De Voorzitter sluit de vergadering om 21.00 uur.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1966 | | pagina 4