16
17
Er zijn talloze sporten waarbij de oudere leden de jon
gere leden trainen en waar geen enkele bevoegdheid
voor wordt gevraagd. Het zijn juist deze verenigingen,
waar ik een pleidooi voor houd, want zij worden door
dit artikel min of meer gedwongen bevoegdheden bij
de bonden aan te vragen om deze jongens te trainen.
Ik zou met klem willen verzoeken punt 2d wat te ver
zwakken en meer de verenigingen hierbij te betrekken.
De heer Engels: Een paar korte opmerkingen. Het
heeft lang, naar mijn gevoel te lang geduurd vanaf
'63 tot '66 om tot dit resultaat te komen. Men zegt:
Laten we subsidiëren over de contributies. Hier was
toch geen drie jaar voor nodig Als oor zaak voert men
aan: het duurde zo lang eer het besluit van G.S. af
kwam. Dat is natuurlijn niet helemaal relevant voor
de keuzebepalingen omtrent de wijze van subsidiëring.
Terwijl men n.l. wacht op dat besluit van G.S. kan men
met de studie over de wijze van subsidiëring rustig
doorgaan.
Ik ben van mening, dat in de gegeven omstandighe
den nu we dit bedrag eindelijk moeten verdelen, deze
maatstaf een reëel acceptabele maatstaf is. Heeft men
nagegaan hoe we met dit bedrag zoveel mogelijk be
staande verenigingen kunnen helpen? Men heeft daar
voor een verdeelsleutel gevonden en men heeft dit fi-
nancieel-technisch uitgewerkt. Er is echter geen dui
delijke relatie in deze subsidieregeling ontstaan tussen
de behoefte die er bestaat en de subsidiëring die daar
voor gegeven moet worden. Wanneer we over een de
finitieve subsidieregeling gaan praten, zullen we moe
ten trachten tot een betere peiling van de essentiële
behoefte in deze sportsector te komen. Dan zou het
wel eens zo kunnen zijn, dat we inderdaad de richting
uit moeten, die de heer De Vries heeft gesignaleerd, n.l.
dat we bepaalde activiteiten waar men gemeenschap
pelijk iets aan heeft, inderdaad ais totaliteit moeten
subsidiëren en niet iedere vereniging afzonderlijk.
Er zijn nog een aantal praktische punten. Voor de
jaren '65 en '66 is de uitkering gelijk aan de vooraf
gaande jaren. Dat betekent, dat een vereniging die
gegroeid is, in feite minder krijgt en een vereniging die
gezakt is, in feite meer. Waarom heeft men dat ge
daan? Waarschijnlijk om niet boven het bedrag van
f 10.000,uit te komen. Daar staat tegenover, dat
men wel bereid is aan de Raad nieuw krediet te vrai
gen voor organisaties die pas in '64 of in '65 begonnen
zijn. Ik had het redelijker gevonden, dat men het hele
percentage en de hele verdeelsleutel, zoals men die ge
vonden heeft, had toegepast over alle vier de jaren en
aan de Raad nog een aanvullingskrediet had gevraagd,
tenzij de Wethouder kan aantonen, dat deze toepassing
voor de jaren '65 en '66 een aanmerkelijke overschrij
ding tot gevolg zou hebben van de jaren '63 en '64. Ik
moet overigens zeggen, dat, als dat zo zou zijn, we dan
maar moeten betalen voor het feit, dat we wat langer
hebben gewacht.
Ik heb me ook een beetje gestoten aan dat geheel
van subsidievoorwaarden, zoals dat hier ligt. U moet
zich nu even voorstellen, dat U tot de kleine groep be
hoort dat is geloof ik 10 man en de minimale con
tributie int dat is f 2,Dan is de minimale bij
drage f 10,per jaar. Daarvoor moet men een ge
specificeerd exploitatie-overzicht maken, de kosten van
leiding, huur enz. precies uitsplitsen en een nomina-
tieve opgave doen, met geboortedatum en adres van
de betrokken jeugdleden. Dit alles voor f 10,per jaar.
Als er dan nog een ambtenaar op uit wordt gestuurd
om dit te verifiëren, dan heeft de hele zaak meer ge
kost dan ze opbrengt. Ik geloof, dat we voor dit soort
perfectionisme uit moeten kijken. Dit soort regelingen
moet soepel worden toegepast en deze eisen moet men
alleen stellen aan grote verenigingen, waarvoor het
werkelijk de moeite waard is om het uit te zoeken.
De heer Volbeda: Ik ben het in grote lijnen eens
met wat mijn partijgenoot De Vries gezegd heeft be
halve op één punt. In dat opzicht ben ik het ook niet
eens met de heer Weide. Er is gesproken over de ver
deelsleutel. Ik begrijp best, dat het een ontzettend
moeilijk probleem is. Men heeft als basis de contributie
betaling genomen. Nu zegt de heer Weide: Die con
tributies moeten dan maar omhoog, wanneer men te
weinig krijgt. Het is in het algemeen zo, dat de jeugd
vaak lid is van meer dan één vereniging. Wanneer wij
in de richting van de heer Weide zouden gaan en de
contributies zouden verhogen zullen de jongens uit ge
zinnen met de laagste inkomens voor één van de lid
maatschappen moeten bedanken. Hierdoor zullen de
verenigingen ook min of meer de dupe worden van
deze verdeelsleutel. Daarom zou ik veel liever gezien
hebben, dat men die 9,7%, die de heer Engels zopas
noemde, veranderde in 9,6% en ik geloof, dat er dan
geld genoeg beschikbaar is om de verenigingen, die nu
een minimum van f 10,krijgen, f 25,te geven. De
verenigingen hebben vier jaar gewacht op deze subsi
die. Ik vind het eigenlijk een klein beetje belachelijk
wanneer je dan zegt: nu krijg je een tientje subsidie.
Ik zou er beslist voor voelen om in de toekomst, wan
neer men dit weer gaat bekijken, niet alleen de contri
butie als basis te nemen, maar ook het kostencijfer.
De heer Tiekstra (weth.)De discussie, die hier
wordt gevoerd, geeft wel duidelijk aan hoe moeilijk het
is om een hanteerbare verdeelsleutel te vinden, die zo
veel mogelijk tegemoet komt aan de behoeften van de
gesubsidieerde organisaties. In de Raad komt precies
het kernpunt van de discussie, die de afgelopen jaren
is gevoerd, naar voren. Het is ook het punt geweest
dat in het College een rol heeft gespeeld, n.l. de vraag
of al die tientjes nu werkelijk zoveel rompslomp moe
ten veroorzaken en of het de moeite voor de verenigin
gen wel waard is om dit tientje te ontvangen.
Daar zijn wij, ook in het interne beraad, voortdurend
voor blijven staan. Project-subsidiëring zou het meest
interessant zijn, maar de projecten zijn er niet. Als ik
project zeg, dan bedoel ik projecten m.n. wat de op
leiding van de jeugdleiding betreft, die in bepaalde
takken van sport gezamenlijk ter hand worden geno
men. Het is ongetwijfeld een zeer belangrijk punt, dat
door de heer De Vries is aangevoerd. Ik geloof, dat de
besteding' van de subsidiebedragen op deze wijze veel
meer vrucht zal afwerpen dan nu het geval is. Per
soonlijk vind ik de wat simpele verdeling van
f 10.000,een onbevredigende zaak, want het komt er
op neer, dat je de penningmeester wat geld thuis stuurt.
Er zullen een aantal zijn, die zeg'gen dat valt me
mee en anderen: als 't niet meer is haal ik de romp
slomp niet aan. Dit overleg heeft al een vertraging ver
oorzaakt. De verenigingen zijn al een aantal jaren op
de hoogte van het bestaan van deze post en hebben bij
herhaling gevraagd wanneer deze pot eens loskwam.
Dat is de reden geweest, waarom het College gezegd
heeft: het bevredigt niet, maar wij zien ook niet hoe
het beter kan. De projecten, die misschien beter zou
den, zijn, zijn op het ogenblik niet aan te wijzen. Laten
we nu voor deze vier jaren de zaak op deze wijze af
doen en laten we proberen wat er nog aan tekortko
mingen schuilt weg te werken. Als ik bij die tekort
komingen kom, dan denk ik m.n. aan de minimumbe
dragen, die vermoedelijk wel wat omhoog zouden kun
nen en waarbij het niet nodig is om over dat percen
tage te praten. Ik dacht, dat het veel eenvoudiger was
om de laagste schaalbedragen op te voeren. Het effect
daarvan is veel groter en daarmee kunnen we veel
eenvoudiger een inhaal tot stand brengen dan via de
percentageregeling wordt veroorzaakt. Het percentage is
ook een uitkomst en geen uitgangspunt. (De heer
Engels: Het is zo gevaarlijk, dat het uitgangspunt
wordt bij de nieuwe regeling). Daarom geloof ik, dat
we aan de percentages niet te veel waarde moeten
hechten. Ik geloof, dat wij, zo nodig in overleg met de
betrokken bonden, moeten proberen een efficiënter,
doelmatiger en vruchtbaarder besteding voor de mid
delen te vinden ook al zou dat op een bepaald ogenblik
betekenen, dat het meer geld gaat kosten. Ik zou nog
even op twee facetten willen wijzen. Natuurlijk is het
verantwoord begeleiden van de jeugd in de sport op
zichzelf een belangrijke zaak. Het is doorgaans een
zaak van vrijwillige, enthousiaste mensen. Er zullen
een aantal bij zijn, die uit hoofde van hun beroep wel
deskundig zijn te achten; ook zullen er een aantal bij
zijn, die uit hoofde van hun sportbeoefening ervaren
zijn.
Zolang die sportbeoefening blijft binnen het kader
van plezierig met elkaar een tak van sport beoefenen
behoeven we daar ook niet al te zware eisen aan te
stellen, maar zodra het erom gaat om langs de weg
van selectie jeugdige beoefenaars, die blijkbaar de
gave hebben om zich hoger te ontwikkelen, op te lei
den, dan zal ook de begeleiding aan hogere eisen moe
ten voldoen.
In die situatie moet men welbewust en consequent,
hetzij per vereniging, hetzij gezamenlijk in een bepaal
de tak van sport gekwalificeerde mensen aantrekken.
Men moet proberen uit te zoeken of men niet tot een
gezamenlijk project kan komen. Ik geloof, dat overleg
met de N.S.F., maar zeker met de betreffende bonden,
van belang is. Dan is het stellig mogelijk om zo sub
sidiëringen te verrichten. Ik zou deze discussie willen
afronden met het verzoek aan de Raad met deze ver
deling akkoord te gaan. Dan kunnen we de mensen de
centen thuis sturen. Leidt het beraad in het College
tot een bepaalde verhoging dan kunnen we het altijd
nog in de Raad brengen.
Laten we voor het jaar 1967 onder ogen zien of de
regeling verbeterd kan worden, of dat er voor het jaar
'67 plaats is voor projectsubsidiëring.
Ik hecht er op het ogenblik toch wel belang aan om
deze zaak eens af te sluiten. Ik zie geen kans om op
een redelijke termijn aan deze vol-verwachting-klop-
pende-harten iets te gaan doen als we dit opnieuw in
studie zouden moeten nemen. De lange duur van de
studie is wel een teken, dat er blijkbaar toch op dat
moment niet meer in zit.
De heer Engels: Ik zou het College willen vragen
wat er voor feitelijke bezwaren zijn, om in de sub
sidiëring', zoals die hier staat, onderscheid te maken
tussen de jaren '63'64 en '65'66. Ik wil voorstellen
om de passage over die organisaties die na, '64 zijn op
gericht, in deze zin te wijzigen, dat er komt te staan:
over de jaren '63, '64, '65 en '66 wordt in totaal 9,7%
van de contributie-opbrengst van de jeugdleden over
die jaren gesubsidieerd. Het subsidiebedrag wordt af
gerond op hele guldens en als minimumsubsidie wordt
een bedrag van f 10,per jaar verleend.
De heer Welde: Ik geloof, dat de Wethouder mij
nog een antwoord schuldig is.
De heer Tiekstra (weth.)Ik zou willen beginnen
om aan het adres van de heer Engels te zeggen, dat
de bedragen gebaseerd zijn op de meest recente op
gaven van de verenigingen. Het punt B betekent uiter
aard niet meer dan dat het bedrag, dat tezamen over
'65 en '66 wordt uitgekeerd, verdeeld wordt over het
jaar '63 en over het jaar '64. Voor de na '64 opgerichte
verenigingen moet uiteraard ook een bedrag uit de
bus komen. Ik kan op dit moment met geen mogelijk-,
heid bekijken wat het effect zou zijn, wanneer we over
de gehele linie de verdeelsleutel '63/'64 zouden toepas
sen. (De heer Engels: Toch moet het College eens reden
gehad hebben om die splitsing te maken.De reden is
simpelweg gelegen in het feit, dat er na het jaar '64
verenigingen zijn opgericht. (De heer Engels: Daarvoor
heeft U punt c en niet punt d.). Ik, kan met geen mo
gelijkheid, staande deze vergadering, het bedrag dat
ermee gemoeid is, noemen als de regeling zo wordt uit
gewerkt als de heer Engels voorstelt. Daarom pleit ik
ervoor deze zaak nu te aanvaarden zoals ze is voor
gesteld om geen verdere vertraging te veroorzaken, af
gezien nog van de vraag of dit inderdaad veel voor de
verenigingen gaat betekenen. Ik zou nu toch eindelijk
wel eens van deze vier keer tienduizend gulden af wil
len, en dan kunnen we altijd nog zien hoe we dat in
het komende jaar gaan doen. Ik moet nog iets zeggen
over datgene wat de heer Weide heeft gezegd. De com
missie van advies en bijstand voor de dienst voor Sport
en Recreatie heeft inderdaad een nadere redactie van
de subsidievoorwaarden aangegeven. Als het goed is
heeft dit bij de raadsstukken ter inzage gelegen. De
Raad had dus ook dit nadere advies van de commissie
verder in zijn besprekingen kunnen betrekken. Dit is
niet gebeurd. Het College heeft zich er ook niet op
beraden, maar ik geloof, dat er, wat mijn kant betreft,
geen bezwaar is, om deze door de commissie voorge
stelde redactie te volgen. Voor alle zekerheid wil ik
het U nog even voorlezen. Punt 2d: „Door de naar het
oordeel van Burgemeester en Wethouders daarvoor in
aanmerking komende verenigingen moet de technische-
of pedagogische leiding in handen worden gegeven
van een naar hun oordeel bevoegd persoon." Dit geldt
dus niet voor alle verenigingen.
De bevoegdheid moet door B. en W. worden beoor
deeld. Het is helemaal niet zo'n moeilijke zaak. Het
vraagstuk van de bevoegde technische en pedagogische
leiding speelt vooral bij de grote organisaties en niet
bij de kleine organisaties. Vandaar ook dat bij het
overleg in de adviescommissie deze redactie ontstaan is.
Punt 3 f is als volgt geformuleerd door de commis
sie: „een gespecificeerd exploitatie-overzicht over het
jaar 1965, waaruit mede blijkt de contributie-opbrengst
door de jeugdleden en zo nauwkeurig' mogelijk de hier
navolgende ten behoeve van de jeugdleden gemaakte
kosten; kosten van bijv. de leiding, huur- of andere
kosten voor gebruik van sportaccommodaties, kosten
van materiaal." Hier staat „zo nauwkeurig mogelijk"
en het is in een paar hoofdzaken gespecificeerd. Dat
lijkt een betere en ruimere redactie dan nu onder de
punten 2d en 3f is opgenomen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 34 (bijlage no. 134).
De heer Engels: Ik zal niet weer proberen de Wet.
houder te bekeren op punt 1 a, b en c, want ik begrijp,
dat hij, hoewel hij over de meest recente gegevens be
schikt, niet de consequenties kan overzien. Ik vind dat
een betreurenswaardige zaak, maar ik kan daar dan
verder op dit moment ook niets aan doen. Ik accepteer
dit, ofschoon ik iets beters had verwacht. Het punt
waar ik de aandacht voor wilde vragen, staat bij lc in
dit ontwerp. Er staat, dat het jeugdwerk f 1,per lid
per jaar krijgt plus 10% van de contributie-opbrengst.
Is dat geen vergissing? Moet dat niet 20% zijn? Dat
is een concrete vraag, omdat het voor '63 en '64 20%
was.
Nog één opmerking: het is een voorlopige regeling
en wij krijgen dus voor de komende jaren een meer
definitieve. Nu zou ik m.n. de aandacht van het College
willen vragen voor het feit, dat de regeling, zoals die
er nu ligt, met als basis enerzijds het aantal leden en
anderzijds een bepaald percentage over de contributie
natuurlijk betekent, dat hierin niet vallen de activitei
ten vair de jeugd, die op de één of andere manier aan
gepakt moet worden en waarvoor wij toch iets zullen
moeten doen. Die we niet alleen „op hun donder moe*
ten geven" zoals gezegd is, maar die we ook iets zullen
moeten aanbieden en van wie we niet kunnen verwach
ten, dat ze lid zuilen worden van een organisatie. Ik
dacht, dat voor deze jeugd hoog nodig iets gedaan
moet worden en dat we eventuele activiteiten voor deze
jeugd niet vangen kunnen onder of stimuleren met de
regeling, zoals die nu voor ons ligt.
De heer Kingma: Onder punt 3e staat, dat door
een vereniging die minder dan 25 leden heeft, een lijst
met namen en adressen moet worden ingeleverd. Ik
begrijp eigenlijk niet goed dat onderscheid tussen meer
en minder. Ik zou me graag willen aansluiten bij wat
de heer Engels onder woorden gebracht heeft over
dat gedeelte van de jeugd, dat we niet kunnen vangen
onder een contributieregeling of i.d.
De heer Tiekstra (weth.)Ik geloof, dat de heer Engels
de op één na laatste alinea van de eerste bladzijde niet
helemaal goed heeft begrepen. Daar staat n.l.: „Uitgaand
van het beschikbare bedrag van f 6.000,per jaar, zou
over de jaren 1963 en 1964 in totaal kunnen worden uit
gekeerd f 2,per lid (f 1,per jaar) 20% van de
contributie-opbrengsten over 1964." Dus 10% van de
contributie-opbrengst van '63 als subsidie voor 1963
en 10% van de contributie-opbrengst van 1964 als sub
sidie over 1964 en dan gaat dus de 10%-regeling ver
der door over '65'66. (De heer Engels: Dat kan dus
een mindering betekenen.) Het kan minder betekenen,
het kan meer betekenen. Dat hangt af van de contri
butie-opbrengst. (De heer Vellenga: Kan het ook meer
betekenen?) Ja, als de contributie-opbrengst over '64
hoger is geweest dan '63 dan betekent dat meer sub
sidie. Als het omgekeerde zich heeft voorgedaan be
tekent het minder. (De heer Engels: Wat zal dat voor