6 7 De hear Santema: Soe it ek hwat hurder kinne, as de „Spoorwegen" dit ündersyk net diene, mar wy it oan in oar buro of in oare ündernimmer opdroegen? Hwant ik bin bang, ek sjoen de korrespondinsje, dy't by dit stik leit, dat wy hjir noch hiel lang yn sitte. En nou moat men jin ris efkes foarstelle, hwat de for- kearsproblematyk, ek foar de oerwei op dit stuit, noch bitsjut. Dêrom like it üs yn üs fraksjegearsit wol in ding fan bilang ta, dat wy by it oannimmen fan dit ütstel oansteane op haest. De hear Van der Schaaf (weth.): De wurden fan de hear Kamstra jowe my gjin oanlieding ta opmer kingen; hwat de hear Santema seit wol. De „Spoorwegen" wolle dit soarte wurken perfoarst yn eigen han halde. En as de hear Santema nou seit: It moat hurder, dan is dat üt sa fier wolkom net dat wy yn dizze saek hurder rinne kind hi ene as oant nou ta bard is dat wy tsjin de „Spoorwegen" sizze kinne: Yn 'e Rie hat men it der ek al oer, dat it hurder rnoat. (De hear Santema: It Kolleezje moat der efteroan.) Dat fortel ik Jo. En dat bart ek. Ik hoopje, dat it hwat üthellet. De „Spoorwegen" hawwe üs to witten dien, dat hja it dochs wol as in serieus plan akseptearje wolle. Yn safier hat de hear Kam. stra dus gelyk, dat wy in stap foarüt gien binne. Mar hja litte üs by alle gelegenheden witte, dat hja tige oerbilêste binne mei wurk en it is in kunst op himsels de „Spoorwegen" safier to krijen, dat dy plannen ré makke wurde. Wy hoopje, dat wy dizze kunst sada. nich machtich binne, dat de Rie dêroer tofreden wêze kin. De heer Bootsma: Ik zou willen vragen, of bij de studie, die hiervan gemaakt wordt, om te geraken tot een voorlopig plan, ook onder ogen gezien wordt het verhogen niet alleen door grondwerken, maar moge lijkerwijs geheel of gedeeltelijk door een betoncon structie. De heer Van der Schaaf (weth.): De oplossing door een betonconstructie met een mooi woord genoemd een „fly over" is bepaald in de overweging be trokken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 27 (bijlage no. 155). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 28 (bijlage no. 161). De heer Heidinga: Op zichzelf is dit een voorstel, dat alle waardering verdient. Het is ook behandeld in de Commissie van advies en bijstand voor Sport en Recreatie en in de stukken staat dan ook, dat deze commissie zich daarmee akkoord verklaard heeft. Dit is echter voor tweeërlei uitleg vatbaar. Op zichzelf was de commissie wel van mening, dat het uitermate belangrijk was een vlakke vloer in dat gedeelte van de Frieslandhal te leggen, maar de commissie vroeg zich wel af, of de methode, die werd toegepast, nu wel de beste was. Dergelijke dingen komen dan plotseling in zo'n commissie en daar moet men dan maar over praten. Het is heel moeilijk om in een kwartier tijd daarover een gedegen oordeel te vormen. Later, toen het voorstel bij mij thuis kwam, heb ik de Wethouder van Openbare Werken gevraagd, waar de begroting van dit werk lag. Door zijn tussenkomst heeft Ir. Mul ler, de adjunct-directeur van de Openbare Werken, mij uitvoerig ingelicht over deze begroting en over de me thode van uitvoeren van deze vloeren. Toch ben ik nog niet happy met deze betonvloeren. Als gesteld wordt, dat dit dé vloer voor een dergelijke sportbe oefening is misschien is het wel zo ben ik er nog niet helemaal van overtuigd. In de eerste plaats is beton hard en blijft het in zekere zin enigszins ruw. Dat zal natuurlijk geen kwaad kunnen. Op het ogen blik beoefent men deze sporten in de Veilinghal aan de Huizumerlaan. Die is betegeld. Toch sport men daar met plezier. Dan kan het ook wel op grote be- tonvlakken. Maar deze ontworpen vloer is gevat in ijzeren omrandingen. Deze heeft men erin om de vak ken los van elkaar te houden. Tussen die ijzeren strip pen ontstaat krimp; dus de voeg kan groter of kleiner worden. Die voeg wordt gevuld met mastiek. Ik vraag mij af, of er niet betrekkelijk scherpe randen kunnen ontstaan in zo'n voeg, als er temperatuursverschillen optreden. In de Frieslandhal zijn die verschillen niet zo heel groot, dus dat zal misschien wel wat meevallen. Ik ben er niet helemaal van overtuigd, dat de platen van 100 m2 heel blijven. Het is een betonlaag van 20 cm dik, die helemaal onbewapend is. Nu hebben ze daar een heel aardige constructie voor uitgevonden om zo wordt het trouwens bij de wegenbouw ook wel toegepast met een bepaald aantal deuvels, die de platen aan elkaar verbinden. Deze kunnen echter los raken. Het kan heel best voorkomen, dat er scheur vorming -vooral op de hoeken in deze platen op treedt. Ik geloof echt, dat de Dienst voor de Openbare Werken hiervoor een heel goede constructie heeft uit gedacht, die ook wel aanvaardbaar is, hoewel er wel enige bezwaren aan kleven. f 460.000,is een zeer hoog bedrag voor deze vloer. Het lijkt in het stuk net, of het maar f 180.000,kost, maar dat is natuurlijk niet het geval. In de commissie is erover gesproken, of het mogelijk zou zijn, die vloe ren van asfalt te maken. Daar is niet verder op in gegaan, omdat daarover geen gegevens waren. Ik meen mij te herinneren, dat Wethouder Tiekstra, die voor zitter is van de commissie, toen opmerkte, dat asfalt eigenlijk niet in aanmerking kwam. Ik begrijp echter niet goed, dat deze vloeren eventueel niet van asfalt zouden kunnen zijn. In de eerste plaats behoeven dan al die vierkante stukken ijzer, met de onderlinge ver bindingen er niet in. Bovendien is asfalt veel en veel vlugger aan te brengen. Beton moet met grote zorg aangebracht worden. Het geeft veel minder moeite en hinder, als het vloeren van asfalt zouden worden. Ik kan het niet helemaal beoordelen, maar ik heb sterk de indruk, dat het, als dit laatste het geval zou zijn, belangrijk goedkoper zou worden. Ik kan het niet hele maal bewijzen, maar ik dacht, dat het mogelijk wel een ton zou kunnen schelen. Als dat het geval is ik zeg niet dat het zo is, maar ik sluit het niet hele maal uit dan zou ik het persoonlijk wel erg op prijs stellen, dat wij wat ruimer werden geïnformeerd over deze zaak, zodat we ook kunnen bekijken, wat voor consequenties het heeft als we daar een asfalt- vloer in leggen. Er zitten ook nadelen aan: ik denk b.v. aan wat de heer Muller tegen mij zei over de ver lichting. De verlichting, zoals die op het ogenblik in de Frieslandhal is, is voldoende voor de beoefening van sport, maar vermoedelijk niet, als er een asfaltvloer in komt, omdat deze ontzaglijk veel van dat licht absor beert. Al die factoren zouden moeten worden bezien. De heer Vellenga: Ik had de vraag willen stellen, waarom de Commissie voor de Openbare Werken niet over deze zaak is gehoord. Uit het betoog van de heer Heidinga heb ik begrepen, dat hij geen reden had om deze zelfde vraag te stellen. (De heer Heidinga: Dat heb ik wel gedaan.) Goed, dan heb ik dat dus niet begrepen. Ik had n.l. daaraan deze conclusie willen ver binden de heer Heidinga heeft dat eigenlijk in zijn technisch betoog ook gedaan dat het voor ieder raadslid moeilijk is om achter de technische mogelijk-- heren en onmogelijkheden van dit voorstel te kijken en dat het om die reden goed zou kunnen zijn o.m. de Commissie voor de Openbare Werken in te schakelen, hoewel er dan ook nog wel een aantal vragen over blijven. De heer Heidinga heeft ook het bedrag ge noemd, dat hiermee gemoeid is. Ik ben het met hem eens, dat het een hoog bedrag is. Ik meen begrepen te hebben uit een krantenverslag, dat ook de Wethou der, onder wiens portefeuille het object ressorteert, waarin deze voorzieningen moeten worden aange bracht, dit bedrag nogal hoog vindt. De heer Pols zou volgens dit verslag dit bedrag liever aan wal- muren besteed hebben, maar toen hierover in het Col lege destijds gesproken werd, is de keuze hierop ge vallen. Het zat de heer Pols blijkbaar zo hoog, dat hij in een openbare vergadering dit nog even heeft ge loosd. Er is evenwel geen minderheidsstandpunt, dus ik neem aan, dat de heer Pols wel achter dit voorstel staat. Het lijkt mij ook wel wat moeilijk een Wethouder een voorziening, waar zo'n bedrag mee gemoeid is, te gen zijn zin op te dringen. Dat doet men ook niet. (De heer Pois (weth.)Wij hadden het over de bestra tingen van de oude veemarkt. Dat maakt wel verschil). Dat is met opzet een paar keer gezegd volgens het krantenverslag -en daarom is het misschien wel leuk, dat de heer Pols de gelegenheid krijgt dat nog even recht te zetten. Namens mijn fractie wil ik wel zeggen, dat wij dit bedrag voor deze zaak wel over hebben. Ik ben wel benieuwd, wat het antwoord op die technische vragen zal zijn, maar de uitgave lijkt ons wel verantwoord. Laten we het doen, want hiermee zijn de belangen van duizenden sportbeoefenaren, die hier zo jaarlijks terecht kunnen, gemoeid. Wanneer we de lectuur over deze zaak en ook de brieven, die ons hierover hebben bereikt, doornemen, dan kan duidelijk zijn, met hoeveel interesse de mensen in deze stad - de sportbeoefenaren en bestuursleden van sportvereni gingen uitzien naar voorzieningen als deze. In de raadsbrief wordt ons een opzet gegeven van het aan tal velden, dat uitgezet kan worden voor de diverse sporten. Nu worden er aan de ene kant gevraagd: zes volleybalvelden, maar even verder wordt ons meege deeld, dat het misschien toch niet zo geschikt zou zijn voor het volleybalspel. Misschien mogen wij daarop een duidelijke uitspraak horen. Ik zou daarbij dit wil len vragen: Hoeveel benuttingsmogelijkheden zijn er te gelijk bij de hier geschetste indeling, mede ook met het oog op de exploitatie van het geheel. Daar doet zich dan meteen de vraag bij voor, hoeveel toeschou wers hierbij aanwezig kunnen zijn. Moet men met staanplaatsen genoegen nemen of zijn tribunevoorzie ningen hetzij verplaatsbaar, hetzij definitief mo gelijk Daarmee verband houdende een vraag over de ver- warmingsmogelijkheden. Ik kan mij voorstellen, dat de jongelui, die met de sport bezig zijn, zich de koude wel van het lijf kunnen houden, maar hoe is dat met de toeschouwers? Zijn hier mogelijkheden voor een goede afscheiding Een punt dat hierbij ook een rol speelt, is het tem po. Er heeft ons een noodkreet bereikt van één van de betrokken sportorganisaties. Zij zou deze zaak voor september klaar willen hebben. Ik kan mij voorstellen, dat dat er misschien niet in zit, maar zou de Wethou der van Openbare Werken of de Wethouder van Sport zaken zich aan een voorspelling durven wagen wat de termijn betreft? Tenzij het College zich geroepen zou achten om in te gaan op een aantal vragen van de heer Heidinga, want het moet goed en het moet ver antwoord zijn. Zou U echter het kostenbedrag kunnen drukken, dan kunnen we daarmee allemaal wel con tent zijn. Mijn laatste opmerking houdt verband met de zin uit de raadsbrief: „Uiteraard maakt het voor stel tot het scheppen van sportaccommodatie in de Frieslandhal het stichten van een sporthal en één of meer spelhallen niet overbodig." Mag ik dat zo lezen, dat U een lijstje zou kunnen maken, dat er zo uitziet: eerst dit, daarna die sporthal en daarna die spelhal len? Ik kan U wel zeggen, dat wij van onze kant erg geporteerd zijn voor een sporthal en dat we de uitvoe ring hiervan nogal hoog aanslaan; we zouden deze zelfs nog voorrang willen verlenen boven een aantal spelhallen. Nu meen ik te weten, dat U al geruime tijd bezig bent met het inwinnen van informaties over dit punt. Ik dacht, dat daarover langzamerhand concrete plannen aanwezig zouden kunnen zijn. Bij een vorig punt heeft de heer Wethouder van Openbare Werken tegen de Raad gezegd: Wij maken een afspraakje over die en die zaak. Zou het mogelijk zijn, dat wij, wat die sporthal betreft, een afspraakje maken, zodat het b.v. een punt zou kunnen zijn op de eerste agenda van de nieuwe Raad in september? De Voorzitter schorst de vergadering. Mevrouw Boersma verlaat de vergadering. De Voorzitter heropent de vergadering. De heer Van Balen Walter: Het is mij, de raads brief lezende, opgevallen, dat noch bij de Commissie voor de Openbare Werken, noch de Commissie voor het Slachthuis, de Veemarkt en de Markt- en Havendienst gehoord is. Het gaat hier om een deel van de vee markthal. Het had toch wel op de weg van B. en W. gelegen deze commissie met dit punt in kennis te stel len en haar oordeel daarover te vragen. Ik zou dus graag willen vernemen, waarom dit niet is gebeurd. De heer Weide: Ik heb expres de heer Heidinga af gewacht, omdat die terzake bijzonder deskundig is. vv'ij hebben in de Commissie van advies en bijstand voor de Sport en Recreatie uitvoerig over deze zaak gesproken en wij waren het ei' helemaal over eens, dat wij met het aanleggen van vlakke vloeren in de Fnesiandhal de zaalsport in Leeuwarden een belang rijke dienst bewijzen. Ik ben het met de heer Heidinga eens, dat de methode, die nu voorgesteld wordt, naast technische bezwaren, vermoedelijk ook nog enige sport- bezwaren zal opleveren. Mijn vraag is nu, of asfalt wel het juiste materiaal is. Ik weet het niet, maar ik waag het te betwijfenen. Heeft Openbare Werken naast de mogelijkheden van asfalt en beton nog andere mogelijkheden onderzocht? Ik denx aan ophijsbare of verplaatsbare houten vloeren enz. Wat zijn de kosten hiervan Ik kan me voorstellen dat de sportbonden, als straks wedstrijden op die vloeren gespeeld worden, een aantal eisen stellen aan de accommodatie en m.n. aan de vloer. Mijn vraag is nu: gaan alle sportorganisaties akkoord met een betonsvloer? Ik wil graag even op het betoog van de heer Vellen ga ingaan. Wat het aantal toeschouwers betreft, ge loof ik, dat wij de nadruk moeten leggen op het be oefenen van de zaalsport en niet direct op het aantal toeschouwers. Wanneer er manifestaties zijn, kunnen wij heel gemakkelijk voor verplaatsbare tribunes zor gen. Dat is m.i. geen probleem. Evenmin is de ver warming een probleem, gezien de ervaring in een aan tal andere hallen zoals b.v. de markthallen te Mep- pel en de Bemardhallen te Zuidlaren waarin men z.g. bruiboeiers laat branden. Wel maak ik bezwaar tegen de prioriteit, die ik meen op te maken uit de woorden van de heer Vellenga, n.l. dat er eerst een sporthal zou moeten komen en daarna spelhallen. Ik geloof, dat de zaalsport in Leeuwarden een be langrijke plaats inneemt. Als we het in landelijk ver band zien, kunnen we stellen, dat Leeuwarden een unieke plaats inneemt, wat betreft het beoefenen van de zaalsport. Daarom stel ik bij voorbaat vast, dat de spelhallen bepaald prioriteit verdienen boven een sport hal, omdat men met één of meerdere spelhallen mis schien met een bouwprijs van 4,5 ton de zaalsport een grotere dienst bewijst. De beoefenaars hebben veel meer aan spelhallen, die over de gehele stad zijn ver spreid, dan aan één sporthal, waarvan maar enkele velden kunnen worden gebruikt. De heer Visser: De heer Vellenga heeft zopas de vinger gelegd bij een belangrijk punt, n.l. de verwar ming. Wanneer men 's winters in de Frieslandhal is, merkt men natuurlijk het verschil met de buitenlucht, maar we vragen ons af, of deze temperatuur geschikt zal zijn voor de sportbeoefening. Mijn vraag is dan ook, of het College dit punt onder ogen heeft gezien. Zou het hierover ook nadere mededelingen kunnen geven? Bij hetgeen de heer Heidinga naar voren gebracht heeft over de technische uitvoering van de vloer vra gen wij ons af: Kan dit voor het College ook aanleiding zijn dit voorstel voorlopig eens aan te houden en voor al de punten die de heer Heidinga heeft aangehaald, en het punt van de verwarming, dat naar onze mening ook heel belangrijk is en nogal behoorlijke investerin gen zal vragen, nog eens onder ogen te zien? De heer Engels: Onze fractie is bijzonder verheugd over de inventiviteit, die het College ontplooit om de Frieslandhal voor sportdoeleinden geschikt te maken. Wij juichen dat van harte toe. In de tweede plaats zouden wij graag de opmerkingen, die door de heer Vellenga gemaakt zijn t.a.v. de verwarming en de mo gelijkheden voor toeschouwers, willen ondersteunen. Ik ben het er wel mee eens, dat het primair gaat om de beoefening van de sport, maar ik heb ook de indruk, dat die beoefening gestimuleerd wordt door de aan wezigheid van toeschouwers. In de derde plaats be treurt onze fractie het, dat de Commissie voor de Open bare Werken niet gehoord is, zoals we uit het betoog van de heer Heidinga hebben vernomen. Wij hebben de indruk, dat inderdaad de vraag kan worden gesteld,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1966 | | pagina 6