10 11 daad aanwezig. Ik neem direct aan, dat de dienst der Openbare Werken dit onder ogen heeft gezien. De Commissie voor de Openbare Werken is met ge hoord. Ik heb in de Commissie van bijstand voor de Gemeentefinanciën wel een paar opmerkingen gemaakt, die ik wellicht in de Commissie voor de Openbare Wer ken ook gemaakt zou hebben. Eén van mijn bezwaren is die stalen strip. Deze heeft een grotere hardheid dan het beton en het gevaar is niet denkbeeldig, dat deze strip min of meer boven het beton uit gaat ste ken. Was de eis van een vlakke vloer er niet dan zou ik zelfs geneigd zijn te zeggen: houd die strip even beneden de bovenrand, maar dat voldoet weer niet aan de eisen van de sport. Toch zou ik in overweging wil len geven te bezien, of deze stalen strip werkelijk nood zakelijk is of door ander materiaal zou kunnen worden vervangen. De indeling in vakken van 10 x 10 m houdt verband met de krimp- en uitzetverschijnselen die in beton voorkomen en daarom is deze voegconstructie nodig. Voor het marktverkeer is die stalen strip niet nodig. Bij de betonwegen wordt hij ook niet toegepast. De kans op beschadiging bij de voeg, kan wel hinder lijk zijn voor de sport. Hiervoor moet ook een compro mis gevonden worden. Door het betoog van de Wet houder is bij mij een vraag opgekomen. Het gaat om drie vakken van de veemarkthal, die al min of meer gevormd zijn door de kolommen die daar staan. Ik weet niet precies wat voor gebruik van deze vakken gemaakt wordt tijdens de marktdagen, maar is het niet moge lijk om één van deze drie vakken nu eens niet uit te voeren in beton, maar daar een andere vloer te maken, die ook geschikt is voor de beoefening van de volley- balsport? Dan zal t.a.v. het gebruik tijdens de markt dagen daaraan enige beperking opgelegd moeten wor den. Zo komen we op de kwestie van de afscheiding. Dat zal zeker geen zware wand behoeven te zijn. Als het zou kunnen om één van deze drie vakken louter te bestemmen voor de beoefening van de zaalsport, ge loof ik, dat we beter voldoen aan de wensen en de eisen, die hieraan momenteel gesteld worden. We moeten ook rekening houden met uitlaatstoffen en olie van de auto's, die op die asfaltvloer zouden ko men. We weten allemaal welke invloed dit b.v. bij het stationsplein op het asfaltdek heeft gehad. Ik zou ze ker niet voorop willen stellen, die ton of anderhalve ton eruit te halen. Het kan wel goedkoper gemaakt worden, maar of het dan beter is of althans gelijk-* waardig is aan het andere produkt, is een tweede. Ik geloof, dat de keuze voor beton in deze tweeslachtige vorm, n.l. èn voldoen aan de eisen van de markt èn aan de eisen van de sport, wel een goede keus zal zijn, maar daarnaast verdienen een paar punten de aandacht. Er is ook gesproken over een slijt- of af- werklaag. Daarvoor zal ook een compromis moeten komen. Deze laag moet zo slijtvast mogelijk zijn, maar toch het gevaar voor vallende sportbeoefenaren niet vergroten. Ik ben het met de heer Vellenga eens, dat we niet moeten wachten, maar opschieten. De heer Visser: Na de toelichting van de Wethou der en de duidelijke toezegging aan de heer Heidinga, zijn onze bezwaren wel weggenomen en kunnen wij ons met het voorstel verenigen. De heer Vellenga: Ik ben erg blij, dat de gedachte om toch door te gaan en het College te machtigen door in principe dit besluit te nemen, zoveel weerklank heeft gevonden. Ik geloof, dat deze zaak dit alleszins ver dient en misschien is er een vorm te vinden waardoor men vrij spoedig de technische adviezen hierover in wint. Als men probeert een gecombineerde vergade ring van de betrokken commissies uit te schrijven heeft men een deel van de Raad al bereikt. Ook de rest wilt U over de uitslag van dat beraad wel informeren, zo dat de Raad in zijn geheel op de hoogte blijft. Mijn opmerkingen over de tribune met verwarming waren in het geheel van mijn betoog eigenlijk rand- opmerkingen. Toch is het wel instructief geweest, dat Wethouder Tiekstra daar van zijn kant zo uitvoerig op is ingegaan. Ik kan me met dat gedeelte van zijn be toog ook wel verenigen. Ik heb begrepen, dat hij voor een groot deel aan mijn kant staat wat betreft het prioriteitenlijstje. De heer Weide meent ongeveer het zelfde, dus zou er een verschil van mening kunnen zijn. Nu zou het standpunt van de heer Tiekstra een mid denpositie kunnen zijn, maar ik heb er toch wel be hoefte aan om van onze kant die lijst zo te zien, dat wij in de eerste plaats graag willen, dat er opgeschoten wordt met de vloeren in deze hal. Daarbij maakt de opmerking van de Wethouder, dat eerst nog de pieken in de aanvoer en van de organisatie in de veemarkt moet worden bekeken, niet zoveel indruk op mij, omdat ik moet aannemen, dat dat ook al ten grondslag ligt aan dit voorstel. U moet zich hier al op beraden heb ben, anders zou U dit voorstel niet kunnen doen. Dat kan dus wat het tempo betreft geen verschil uitmaken. En ik zou mede naar aanleiding van Uw concrete mededelingen over Hellas '57 op dit punt met veel nadruk blijven hameren, anders zie ik een soort tra giek Hellas '67 ontstaan. In de tweede plaats zou ik ook met nadruk willen zeggen, dat, wanneer het om de sporthal gaat, ik van mening ben, dat na deze vloeren in de Frieslandhal, de sporthal heel nadrukkelijk voorop moet staan en niet synchroon moet lopen met de spelhallen. De er varing leert n.l., de versplintering van energie in pro cedurekwesties altijd tot vertraging leidt. Ik dacht, dat wij daarmee de grote sporten in deze gemeente, voorlopig de grootste dienst bewijzen. Ik kan mij voor stellen, dat men zich ondertussen gaat beraden over de spreiding van de spelhallen. De Wethouder heeft reeds voorlopige plaatsen genoemd, maar ik wil dat nog eens rustig bekijken. Ik handhaaf dus wat ik zo pas heb gezegd. Ik zal het heel erg op prijs stellen, dat de zaak van de vloeren, wat de procedure betreft, vrij snel zijn beslag krijgt en dat de zaak van de sport hal in september in deze Raad zal kunnen spelen. Ik geloof, dat we dan bij de begrotingszitting, die waar schijnlijk wat later in dit jaar of begin '67 gehouden wordt, ons nog wel eens over de hele situatie kunnen beraden. De hear Santema: Ik slüt my alhiel oan by de wur- den fan de hear Vellenga. It projekt fan 'e sporthal moat nou net efterüt set wurde; it bliuwt foar üs like aktueel as foarhinne. Ik wit noch tige goed, dat dit idé ik mien fan de hear Tiekstra hjir lansearre is en doe oer it algemien tige folie biwündering ünder. foun hat. Hwannear't wy nou in prioriteitenskema hjirfoar opstelle soene, siz ik mei de hear Vellenga: Earst de flier yn de Frieslandhal, twad de Sporthal en tred de spulhallen. De hear Klijnstra: Ik kin tige koart wêze: wy binne it wol iens mei itjinge de Wethalder en ek mei hwat de hear Vellenga sein hat, ütsein hwer't hy oer in sporthal spriek, hwant dat gie neffens my büten de oarder. (De heer Vellenga: Het staat in de raads- brief.) Dat is wol mooglik, mar dér giet it hjir net om. Ik ha sjoen, dat de Rie wol sunich, mar net kloek is. Ik leau wol, dat wy sizze moatte: Meitsje it koart. Sa gau mooglik. De heer Tiekstra (weth.)Allereerst de heer Hei dinga. Ik hoef niet zo veel meer te zeggen. De heer Bootsma heeft van zijn kant daartoe door de heer Heidinga uitgenodigd een aantal technische opmer kingen gemaakt. Ik wil daarvan in het kort zeggen, dat ik graag de gedachte van heer Vellenga accepteer om dit in een gecombineerde vergadering van de drie commissies te bespreken. Dan ontmoeten we elkaar allemaal. Dan kunnen we ook de technische inbreng leveren en tezamen bekijken hoe deze vloer nu precies kan worden uitgevoerd. Ik ben bereid de gedachte van de heer Bootsma om één vak uit te zonderen en dat specifiek voor volleybal geschikt te maken, daarbij on der ogen te zien. Ik moet er wel op wijzen, dat de Frieslandhal uiteraard gebouwd is als veemarkt. De heer Weide heeft nog gevraagd naar de adviezen van de sportorganisaties. Een bijzonder plezierige vrucht van het gebruik van de Frieslandhal door het nationale kweekschooltournooi en de daarop gevolgde bewijs heeft geleverd van de geschiktheid van deze experimentele zondag is, dat dit alles een duidelijk zaal voor sportbeoefening. De rapporteringen en ad viezen van de beoefenaars van de toen beoefende spor ten, zoals zaalhandbal, microkorfbal en tennis wijzen zeef duidelijk in één richting: Gemeenteraad van Leeu warden, maak dit gauw klaar, want wij zitten erom te springen. De heer Vellenga heeft mij nog een interessante ge dachte voorgelegd. Hij zegt: als je nou toch deze drie voudige accommodatie tot stand kunt brengen, zou je dan je aandacht niet eens concentreren op de sporthal. Het lijkt me een idee, dat het overwegen waard is. Ik ben best bereid dit in de commissie te besprekken. Het is n.l. zo, dat de Commissie van advies en bijstand voor de dienst voor Sport en Recreatie, zeer binnenkort een aantal van deze zaken gaat bekijken en mogelijk kan dit leiden tot een goed afgerond advies, waarop wij ons beleid verder kunnen bouwen. Ik geloof, dat ik voor wat de rest van de heren allemaal hebben uitgesproken t.a.v. het voorstel alleen maar erkentelijk kan zijn voor het ienriedich oardiel fan dizze Rie; ik kin dan ek for- trouwe, dat, as wy meielkoar trocharbeidzje, it moog lik dochs noch op tiid ré wêze sil. De heer Pols (weth.): Ik denk, dat ik tekort zou schieten als ik niet even in zou gaan op het betoog van de heer Vellenga, waarin hij mij persoonlijk eigen lijk in deze zaak betrok. Ik heb op zo'n praat-maar- raak-avond gewaarschuwd: denk er om, we kunnen het geld maar één keer uitgeven. U heeft vanavond van de Wethouder van Financiën kunnen horen, dat we niet over veel geld beschikken voor deze dingen. Het College moet op een gegeven moment kiezen tussen walmuren vernieuwen of het opnieuw bestraten van de oude veemarkt. Het is niet zo, dat ik heb willen kiezen tussen de vloeren in deze hal en de walmuren. In twee de instantie heb ik nu nog even de gelegenheid om mijn verontrusting uit te spreken n.a.v. hetgeen de heer Bootsma heeft gezegd. Wij hebben dit voorjaar een aanvoer gehad op de markt, die hoger is dan we ooit op de oude en deze nieuwe markt hebben gehad. Waar in de toekomst de veemarkt naar toe groeit, weten we niet. We hadden in het begin niet gehoopt, dat we er per jaar een halve ton extra uit zouden halen door die landbouwwerktuigenverkoop. Laten we wel voorzichtig zijn om van deze hal iets af te nemen, wat voor geen ander doel dan alleen sport nog ge schikt is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 29 (bijlage no. 150). De heer Kingma: Punt 29 vormt voor mij eigenlijk een kleine teleurstelling. Ik heb er al eens eerder op gewezen, dat de manier waarop in Leeuwarden het vuil werd geloosd vuil gebruiken als fundering voor landweggetjes me niet zo erg zinde. Toen heeft de Wethouder gezegd: wij hebben er de toestemming voor van de gemeenten en van het Provinciaal Bestuur; dat blijkt ook uit de stukken wel. Toen ben ik gaan denken: in Leeuwarden is het College op de goede weg. We krijgen i.p.v. een vuilafvoerprobleem, een vuilaanvoerprobleem, want we gebruiken straks voor fundaties van snelwegen voor rijk en gemeente huis vuil van Leeuwarden. Maar helaas het heeft niet zo mogen zijn. Tot mijn spijt heeft het geresulteerd in een brief van G.S. waarin men zegt, dat men er mee moet stoppen. We mogen nog twee wijken in het bui- tenveld te Veenwouden op deze manier dempen. In het voorstel wordt in het vooruitzicht gesteld, dat wij straks een definitieve oplossing zullen krijgen, maar nog steeds komt die definitieve oplossing niet. De hele zittingsperiode is daar al over gepraat. We hadden een definitieve oplossing kunnen hebben met de VAM. Ik heb aan de hand hiervan enkele vragen. Ik zou, nu die prijs van die afvoer weer wordt verhoogd, willen vra gen, hoe de prijs van de afvoer d.m.v. de Maatschappij „De Toekomst" ligt in verhouding tot een contract met de VAM. Is het niet wenselijk om nu alvast de studies te beginnen over de vraag, of we het vuil gaan afvoeren via de VAM of gaan verwerken met een verbrandings oven? Voor deze laatste moeten maatregelen genomen worden, waardoor we het rendement zo hoog mogelijk opvoeren door er zoveel mogelijk omliggende gemeen ten bij te betrekken. Misschien kunnen er alvast be sprekingen op dit terrein worden geopend. Leeuwar den heeft wat dit betreft toch een centrumfunctie. Ver schillende kleine gemeenten zitten, wat de ophaal van vuil betreft, veel moeilijker dan wij. Leeuwarden heeft een vrij groot wagenpark. Misschien zouden we deze gemeenten kunnen assisteren. N.a.v. deze niet onbe langrijke stijging van de kosten vraag ik me af, of dit niet zal leiden tot verhoging van de huisvuilrechten. Dit zou weer een extra belasting zijn voor de man met de kleine beurs en daar zijn we absoluut tegen. We zouden dit graag wanneer het nodig is om op één of andere manier hierin te voorzien uit andere middelen halen. De heer Heidinga: Ik geloof, dat Leeuwarden niet zo gek boert met deze vuilgeschiedenis. De tijd werkt in ons voordeel. Ik zou zeggen: College, ga zo maar door. Aanstonds is het zo, dat we over kunnen gaan tot de vuilverbranding, want de prijzen van vuilver branding en vuilafvoer groeien naar elkaar toe. Wat dat betreft heeft dit voorstel mijn volledige instem ming. Ik wilde de Wethouder van Bedrijven graag een wenk geven. De vuilafvoer van Leeuwarden staat in heel Friesland nogal in de belangstelling. Toen ,,De Toe. komst" b.v. het vuil naar Veenklooster begon te bren gen, schreeuwde iedereen: moet je kijken, nou krijgen wij al die rommel van Leeuwarden hier. We moeten een beetje op onze naam passen. Nu schijnt het zo te zijn, dat „De Toekomst" een „klein mannetje" als vervoerder gebruikt en dat ze deze naar believen gebruikt of weer aan kant zet. Ik zou graag willen, dat er geen smet op de naam van Leeuwarden komt te rusten. Ik heb er persoonlijk een ontzaglijke hekel aan, dat iemand die financieel wat sterker is, een „klein kereltje" in de grond trapt. Er schijnt zich hier zoiets voor te doen. Misschien zou de Wethouder die mensen de wenk willen geven, dat wij daar erg gevoelig voor zijn en dat zoiets niet mag gebeuren. De heer Spiekhout: Het dempen van gaten met vuil, mits dat op de juiste wijze gebeurt en ik heb in de brief gelezen, dat dit bij deze plaats verzekerd is is echt niet zo'n gekke wijze van het vuil verwijde ren. Het is bovendien goedkoper dan de andere metho den, die we op den duur zullen moeten gaan toepassen. Dan kunnen we hiermee niet doorgaan. Dit voorstel geeft ons weer 5 jaar de tijd. Ik ben het helemaal met de heer Heidinga eens: De tijd werkt in ons voordeel, want er is een ontwikkeling op het gebied van de vuil- vernietiging. Wij kunnen misschien, doordat we nu weer vijf jaar tijd hebben, op de modernste en mis schien ook goedkoopste wijze straks ons vuil opruimen. Ik geloof, dat deze periode van vijf jaar, waarin we het vuil op deze relatief goedkope wijze kunnen ver wijderen, in het belang is van onze bevolking. Want hiermee voorkomen we een extra stijging van de rei nigingsrechten en ik geloof, dat we het er allemaal over eens zijn, dat als we dit kunnen beperken en toch een goede afvoer van vuil hebben, dit in het belang van onze gemeente is. De tijd, die we nu krijgen, moe ten we ook gebruiken om te trachten tot samenwerking met de andere gemeenten te komen. Ik zou het nog willen beklemtonen: Laat Leeuwarden proberen met anderen samen zo mogelijk dit probleem voor een gro ter deel van de provincie op te lossen. De heer Fols (weth.): De heer Kingma is nog steeds teleurgesteld over de manier waarop dit pro bleem nu wordt opgelost. Ik kan de heer Kingma niet volgen in zijn fantasierijk betoog. Hij ziet op een ge geven moment uit het huisvuil snelwegen geboren wor den. Dit gaat niet. Het gaat er hier zuiver om, dat men in een veengebied er landwegen mee gaat ver harden. De Domeinen hebben hier veel belangstelling voor en het zijn de Domeinen geweest, die contact hebben opgenomen met „De Toekomst". We zijn dus op deze ingeslagen weg verder gegaan. Ik moet eerlijk zeggen, dat ik het beleid van de Provincie in deze wel heel merkwaardig vind. Op 5 februari 1965 krijgen de gemeenten een brief, waarin staat, dat men volkomen akkoord gaat met onze werkwijze. Hierna is er een onderzoek van de technische mensen van de Provincie geweest en daarna heeft de Provincie een rondschrij ven gericht aan de gemeenten, waarin is gezegd, dat hiervoor vergunning zou worden gegeven. Op 9 decem ber van datzelfde jaar komt er bericht bij de gemeente Leeuwarden, dat we er niet mee moesten doorgaan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1966 | | pagina 8