3 2 Sub B. De rapporten worden voor kennisgeving aangenomen. Sub C. De mededelingen worden voor kennisgeving aange nomen. Sub D t.e.m. G. De verzoeken worden in handen gesteld van B. en W. om preadvies. Sub H. De heer Schönfeld: Gaarne zou ik nog iets willen toevoegen aan het beroepschrift van de fa. J. F. Wier- sma Kzn. en Zn., alhier. De fa. Wiersma heeft in haar beroepschrift gesteld, dat aan haar thans de voorrang is ontnomen bij het innemen der standplaatsen voor huurauto's voor het Leeuwarder station. Tevens is de nieuwe vergunning niet aan bepaalde auto's gebonden, maar(De Voorzitter: Er wordt voorgesteld dit stuk in handen van B. en W. te stellen om preadvies. We behandelen de inhoud dus nadat dit preadvies zal zijn uitgebracht. Hebt U bezwaar daartegen?) Daar heb ik geen bezwaar tegen. (De Voorzitter: Dan zou ik U willen voorstellen om Uw opmerkingen voor een vol gende keer te bewaren. Akkoord?) Ja. Het beroepschrift wordt in handen gesteld van B. en W. om preadvies. Slib I. Deze circulaire wordt in handen gesteld van B. en W. om preadvies. Sub J. Dizze sii'kulaire wurdt foar kennisjowing oannom- men. Punten 3 en 4 (bijlagen nos. 324 en 325). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 5. Sub ft. (bijlage no. 320). Aanbeveling: Drs. C. W. J. van der Keemel, alhier. Sub b. (bijlage no. 324). Voordracht: 1. R. Boomgaardt, alhier; 2. W. S. P. P. de Leeuw, alhier. Sub c. (bijlage no. 325). Aanbeveling: 1. Mr. J. van der Schaaf, alhier; 2. Mevr. L. H. Douma-Beekhuis, alhier. De heer Vellenga: Ik heb er wel behoefte aan op een enkel punt een informatie van U te krijgen, mo-< gelijk ook het gevoelen van de Raad te vernemen over datgene, wat ik nu naar voren ga brengen. Als ik mij goed herinner, is er destijds, om Aldlanstate letterlijk en figuurlijk van de grond te krijgen, contact opgeno men met een aantal figuren uit deze gemeente, en ook met indien dit mogelijk zou zijn een aantal fi guren, die nauw gelieerd waren aan de Gemeente, het Gemeentebestuur en het Stadhuis. En toen zijn ook pogingen aangewend een aantal prominente raadsle den, verschillende fracties en groeperingen vertegen woordigend, in dit bestuur te krijgen, m.a.w. de groep mensen, waaraan ik nu denk, zijn gekozen vanwege hun persoonlijke kwaliteiten, maar ook vanwege het feit, dat ze raadslid waren. Als die gedachtengang juist is, zou zich thans de vraag kunnen voordoen: Is het bestuur daar om bepaalde redenen nu van af gestapt? Denkt men nu nog alleen maar aan vertegenwoordi ging van mensen met kwaliteiten? Dit blijkt uit de twee hier voorgedragenen. Dat is dus buiten iedere twijfel, wat mij betreft. Ook blijkt uit deze twee namen, dat bepaalde groeperingen zijn vertegenwoordigd. Maar de voorgedragenen zijn geen raadsleden. Ik acht het op zichzelf juist, dat als vertegenwoordigers van de Gemeente in schoolbesturen, in commissies en in orga nisaties zoveel mogelijk raadsleden worden gekozen, mensen dus, die ook op dit moment actief zijn in het gemeentelijk bestel. Wij hebben daar in de vergadering, waarin wij tal van vacatures hebben vervuld, ook reke ning mee gehouden, met één uitzondering t.a.v. een be paalde figuur, die om zeer bijzondere omstandigheden bestuurslid van „Het Baken" werd. In zijn algemeen heid acht ik het dus juist, dat ook zij, die niet meer lid zijn van de Raad, hun stoel ter beschikking stellen, opdat wij vanuit de Raad vacatures kunnen vervullen. Dat geldt niet zo volledig voor de vacature, die nu aan de orde is, maar ik hecht er aan als gevoelen van mijn fractie naar voren te brengen, dat wij het óók in dit geval op prijs zouden stellen, dat er mensen uit de Raad worden voorgedragen, tenzij er bij het bestuur bepaalde overwegingen zijn de lijn die vroeger gevolgd is, te verlaten. De Voorzitter: Ik heb de voorgeschiedenis natuur lijk niet meegemaakt, maar ik dacht, dat de gemeen telijke gedelegeerden in het bestuur van de Stichting Aldlanstate zijn gekomen, doordat de gemeente Leeu warden indertijd een lening van negen miljoen voor het tot stand brengen van de stichting heeft gegaran deerd. Zij hebben toe te zien, of het financiële risico, dat de Gemeente met deze daad op zich heeft genomen, inderdaad gedragen kan worden door de wijze, waarop het bestuur zijn bevoegdheden uitoefent. Het gaat hier dus om een toezichthoudende taak. Ik ben het met U eens, dat het in vele gevallen gebruikelijk is terug te grijpen op leden van de Gemeenteraad. Bij de benoe ming van commissies en gedelegeerden in instellingen voor nijverheidsonderwijs op 6 september j.l. hebben wij in op één na alle gevallen raadsleden benoemd. De voordracht waarom het nu gaat, is echter zuiver een zaak van het bestuur van Aldlanstate. En dit oefent geen druk uit op de Raad of op het College. Integendeel. Het gaat er om, dat de Gemeente, die een lening van negen miljoen voor de stichting gegaran deerd heeft, de zekerheid wil hebben, dat er met dit geld op verantwoorde wijze wordt gehandeld en uit dien hoofde heeft de Raad twee gedelegeerden in het bestuur willen hebben die op de hoogte zijn. Tegen deze achtergrond heeft het College in dit geval kan didaat gesteld als no. 1 Mr. van der Schaaf en als no. 2 mevr. Douma-Beekhuis. T.a.v. Mr. Van der Schaaf heeft de overweging gegolden, dat het iemand is, die niet alleen belangstelling heeft voor deze zaken, maar die bovendien volledig thuis is in de keuken van de Gemeente, doordat hij jarenlang raadslid en wethou der is geweest. De gemeentesecretaris is bovendien voorzitter van het bestuur; er zijn dus allerlei bindin gen van de kant van het Gemeentebestuur met dit stichtingsbestuur. Zou echter dit bestuur toch onver hoopt eens op verkeerde paden wandelen, dan zijn B. en W. er van overtuigd, dat de heer Van der Schaaf en ook mevr. Douma zou dat wel doen stellig te gelegener en te rechter tijd de vinger zal opheffen en het Gemeentebestuur zal inlichten. Er speelt een tweede overweging in dezen. U stelde en dat is juist dat het in de regel raadsleden zijn geweest, die met deze delegaties zijn belast, maar aan de andere kant U weet het ongetwijfeld even goed als ik is de Gemeentewet er tegenwoordig, vooral bij de laatste wijziging, i.z. de gemeentelijke decentralisatie, nogal op uit te trachten zoveel moge lijk ook anderen, niet rechtstreeks bij het Gemeente ben stuur betrokkenen, bij dit bestuur te betrekken. Deze wijziging maakt het mogelijk, dat zelfs de Raad of Burgemeester en Wethouders zaken overdragen aan derden, dus aan niet-leden van de Raad en aan niet- Wethouders, die zaken namens het Gemeentebestuur kunnen uitvoeren. Uit dien hoofde behoeven beslist niet alleen aan de rechtstreeks tot gemeentebestuur der gekozenen dergelijke gemeentelijke taken te wor den opgedragen. In dit geval nu is als no. 1 aanbevo len de heer Van der Schaaf, iemand, die in het verle den wèl nauw bij het Gemeentebestuur betrokken is geweest. Het zijn deze overwegingen, die tot deze aan beveling hebben geleid. Aan de andere kant kan de Raad, die besloten heeft een garantie voor een lening van negen miljoen te verlenen en daaraan de voor waarde heeft verbonden van twee gedelegeerden van het Gemeentebestuur in het stichtingsbestuur ter uit oefening van toezicht, in volle vrijheid diegenen be noemen, die hij daarvoor het meest geschikt acht. De heer Vellenga: Ik ben erg erkentelijk voor de prettige en duidelijke beantwoording, maar het is voor mij niet een overtuigende redenering. Dat de heer Van der Schaaf als oud-wethouder gezag heeft in deze Raad en dat hij thuis is in de gemeentelijke keuken, is juist, hoewel de ervaring leert, dat, hoe verder men van de status van een actief wethouder of actief raadslid af komt, hoe sneller ook het opsnuiven van geuren uit de keuken enz. gaat verdwijnen. Dat is een keihard feit en dat is ook begrijpelijk. Het gaat dus niet tegen hem hij heeft stellig de kwaliteiten, die U, mijnheer de Voorzitter, noemt. En U heeft ook gelijk, als U zegt, dat men, als het kan, naast het groepje raadsleden ook mensen uit de bur gerij bij instellingen als de onderhavige moet betrek ken. Ik dacht, dat deze gedachte op dit moment ook al in de bestuurssamenstelling aanwezig was. Men kan echter niet iedere keer, als er een raadslid tussentijds een zetel prijsgeeft, de redenering van de Voorzitter toepassen. Men houdt altijd een gemengd gezelschap over, niet alleen, wat de dames en heren betreft, maar ook wat raadsleden en niet-raadsleden (uit de burgerij gekozenen) betreft. Juist op de gronden die U noemt, achten wij het van belang, dat ook in dit bestuur raads leden benoemd blijven. Hoe waardevol een aantal ele menten in Uw uiteenzetting ook zijn, ik meen toch, dat wij, als wij U volgen, de weg er vrij voor maken, dat èn in dit bestuur èn mogelijk in andere besturen minder raadsleden terecht komen dan wenselijk zou zijn en uit dien hoofde zou ik er voor willen pleiten, los van de man en in overeenstemming met bepaalde inzichten van U, deze aanbeveling op dit punt terug te nemen en te overwegen, of het niet mogelijk is, dat uit de raadsfractie, die dicht bij de voorgedragenen staat, een voordracht wordt gemaakt. Min of meer uit principe zou ik het mogelijk willen maken, dat ook actieve raadsleden van het moment naast de burgers, niet-raadsleden, in dit bestuur een plaats zullen vinden. Ik geloof, dat we, als we dit nu niet doen en in andere gevallen ook niet, een weg opgaan, die ik niet hele maal juist acht. De heer Van der Veen: Ik ben toch van een andere gedachte dan de heer Vellenga. Het gaat over een ver zorgingsflat, die, dacht ik, toch niet tot de typische gemeentezaken behoort. De Gemeente heeft toch niet, met het oog op haar eigen positie daarbij en de renu- meratie die ze daarbij kreeg, in eerste instantie het initiatief tot deze flat genomen. Vroeger gebeurde dat door het oprichten van coöperaties, die zo'n flat in eigendom kregen, maar nu de markt op dat punt zo langzamerhand verzadigd is, heeft men geprobeerd en met succes hier in Leeuwarden en op andere plaatsen ook de exploitatie van zo'n flat op te dragen aan een stichting; die bezigt daarvoor de vorm van huurflats. De Gemeente financiert niet, maar garan deert de leningen die nodig zijn, hoewel dat in prin cipe natuurlijk toch op financieren neerkomt. Iedereen kan geld krijgen, als hij een borg heeft van de kwali teit als de gemeente Leeuwarden, misschien van an dere gemeenten ook wel, maar Leeuwarden is een al tijd goed en zuinig beheerde gemeente geweest, dus kredietwaardig. Nu vind ik het op zichzelf al een grie zelige zaak, als men degene die het geld schiet, een positie geeft, waarbij hij tegelijkertijd de geldnemer is; de man die daar zit, zit met twee voeten in één kous. We hebben in vele gevallen gezien, dat, als de gemeen telijk gedelegeerde en dat geldt nog veel sterker voor de leden van het College van B. en W. dan voor de raadsleden dat geef ik onmiddellijk toe een po sitie inneemt als controlerend orgaan van de Gemeente in de instelling die het moet hebben van de steun van de Gemeente, de belangen van instelling en Gemeente af en toe kunnen botsen en dan is het voor de Raad niet altijd duidelijk, dat de man die met zoveel vuur en warmte in de instelling opereert, dat altijd doet met de afstand, die wij als Gemeenteraad graag daartegen over ingenomen zouden zien. Ik ben helemaal niet zo dol op deze combinatie. Ik geloof, dat die ons in dit geval ook alleen maar gepresenteerd is, om het, ge zien vanaf het standpunt van de man die de garantie wilde hebben, voor de Gemeente aannemelijker te ma ken „er in te trappen". Ik weet niet, of het normaal gesproken op de weg van de Gemeente ligt dit soort dingen te financieren, maar, als dat zo zou zijn, dan is het toeschuiven van een aantal plaatsen in een be stuur aan wat leden van de Gemeenteraad een gebaar vanaf degene die het krediet vraagt, waar eigenlijk nauwelijks iets reëels tegenover staat. Ik geloof, dat de moeilijkheden die zo'n bestuur zou moeten oplossen, niet eenvoudiger worden doordat een lid van de Raad er in zit. Die moeilijkheden vragen om bepaalde lieden, die de gave hebben daar tegenop te boksen, die vol doende commercieel inzicht hebben om te weten, hoe ver ze kunnen gaan, maar die ook voldoende en liefst dagelijks bij de zaak betrokken zijn, zodat zij zich ge heel in de problemen, die zich daar voor kunnen doen, kunnen begeven. En het feit, dat iemand raadslid is, maakt hem daarvoor m.i. nog niet geschikt. Wat dus ook de efficiency van het werk betreft, vind ik het niet voor de hand liggen, dat het een raadslid moet zijn. Deze activiteiten van de kant van de Gemeente zijn niet zo duidelijk een gemeentetaak, dat de raads leden daar actief aan zouden moeten deelnemen. Wij hebben nu eenmaal de garantie gegeven en laat dat genoeg zijn. De stichting heeft een voorzitter, dacht ik, die voldoende relaties met de Gemeente heeft om in de gaten te houden, wanneer de zaak scheef gaat lopen. Ik zou zeggen: Laten wij ons verder maar van deze zaak distantiëren en het overlaten aan de Stichting zelf. Ik wil niet graag, dat de Raad belast wordt met functies die zouden kunnen voortvloeien uit alle garan ties, die wij gegeven hebben en die wij in de loop der tijden nog zullen geven. Dan wordt het raadslidmaat schap zo langzamerhand een ontilbare zaak. De heer Engels: Het overvalt mij een beetje die zaak nu van alle kanten te moeten belichten. Ik vind n.l., dat de door de heer Van der Veen genoemde bezwaren eigenlijk niet gericht zijn tegen wie er gedelegeerd wordt, maar tegen de delegatie op zichzelf. Wat dat betreft, sta ik vrij dicht bij de heer Van der Veen. Ik herinner mij nog, dat ik in een discussie over Cam- buur, hoe zeer ik ook Cambuur een goed hart toedraag, wel eens gesteld heb, dat ik het fundamenteel onjuist vond, dat hetzij een wethouder, hetzij een raadslid op grond van financiële overwegingen gedelegeerd was in het Cambuur-bestuur, omdat hij daardoor mede-verant woordelijk wordt voor het beleid van dat bestuur. Het was destijds in een bepaalde conciliefase en ik heb toen er is daarbij even gegrinnikt het woord „toehoorder" genoemd. In een geval als dit, waarin het gaat om een financiële zekerheidsstelling van de kant van de Gemeente waarvoor dus ook een financieel toe zicht van de Gemeente noodzakelijk is, zou ik in plaats van gemeentelijke gedelegeerden te benoemen, liever „toehoorders" (als men een andere term vindt, all right) van gemeentewege aanwijzen, functionarissen van de Gemeente, financieel kundig, die de faits et gestes van het bestuur van Aldlanstate kunnen vol gen, die volledig inzage krijgen in de beleidsbeslissin gen van het bestuur en daarmee ook de financiële con sequenties kunnen overzien en rapporteren aan B. en W. zonder dat zij aan het beleid van het bestuur als zodanig gebonden zijn. Dan kan het College de zaak financieel volgen, eventuele onzekerheden onderkennen en dienovereenkomstig beslissingen nemen. Dat lijkt mij een veel gezonder standpunt. Hardopdenkend want ik ben er nog niet helemaal uit vind ik, dat wij een beetje gevaar lopen, indien wij veronderstellen, dat wij in de Raad zonder meer gekwalificeerde des kundigen hebben voor bepaalde functies. Dat is na tuurlijk een vraag, vooral als men het fractiegewijs gaat opdelen. In de redenering van de heer Vellenga past iets beter het volgende: Als wij de beslissing ge nomen hebben, raadsleden te delegeren in een bepaald bestuur en de delegatiebeslissing ligt er op dit mo ment dan is dat, om als raadsleden inzage in de be treffende materie te krijgen. Als wij hier niet-raads leden benoemen, waar is dan de communicatie met en de beoordelingsmogelijkheid van de Raad, factoren ten grondslag liggend aan de delegatiebeslissing Nogmaals, ik vind de delegatiebeslissing niet juist, maar als ze

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1966 | | pagina 2