11 lijke schadevergoedingsveroi'dening Zou deze, naar de mening van het College vervallen, zou deze blijven be staan of zou deze moeten worden aangepast? Naar mijn voorlopige mening zal dit laatste het geval moe ten zijn. Maar ik zou graag het standpunt van het Col lege hierover vernemen. Dan wil ik nog twee dingen bespreken uit het plan zelf. De heer Kramer maakt o.m. bezwaar tegen het feit, dat niet is voorzien in de toegang tot zijn erf. B. en W. antwoorden hierop, dat, hoewel op de plankaart niet een toegang voorkomt, het uiteraard met in de bedoeling ligt hem die te ontnemen en dat die toegang bij de definitieve uitmeting nader moet worden be paald. Zij stellen daarom voor, dit bezwaar ongegrond te verklaren, als zijnde niet gericht tegen de bestem ming als zodanig. Het komt mij voor maar- misschien zie ik dit niet juist dat de betrokkene niet erg elegant is behandeld. Zou het niet beter geweest zijn hier de duidelijke toezegging te doen, dat die toegang nog zal worden bepaald bij ae uitwerking? Er is een artikel in het voorstel, dat daartoe de mogelijkheid biedt, zonder dat nog een wijziging in het plan behoeft te worden aangebracht. Het liefst echter zou ik hebben gezien, dat hier het bezwaar gegrond was verklaard en dat men gezegd zou hebben: Hier is een omissie in het plan. Het lijkt mij zelfs de vraag, of ongegrondverkla- ring houdbaar is, op grond van de overweging, dat het bezwaar niet gericht is tegen de bestemming als zo danig. Ik geloof, dat het heel goed te argumenteren is, dat ook een uitweg een onderdeel is van een bestem mingsplan en dat men ook daartegen bezwaren mag maken. Maar ik wil die argumentatie voorlopig nog terzijde laten. Dan zou ik tot slot iets willen vragen over het gedeelte van de terp rond de kerk. Ik vraag mij af, of het niet jammer is, dat hier toch nog vrij veel bebouwing zal komen en of die bebouwing niet afbreuk zal doen aan het aanzicht van de mooie oude kerk, een zeldzaam bouwwerk, dat gedeeltelijk dateert uit de 12e, gedeeltelijk uit de 15e eeuw, een van de oudste monumenten in onze gemeente. Als dit plan ongewijzigd wordt vastgesteld, schuift er zelfs een bouwblok, van het zuiden uit gezien, voor de zijwand van deze kerk. Zou dit niet uit stedebouwkundig oogpunt jammer zijn? Bovendien komen daar, nog afgezien van de andere bijzondere bebouwing, winkels, die toch een heel ander aspect zullen hebben, een veel drukker aanzien dan deze in sobere stijl gehouden kerk. Ik be sef, dat het bijzonder moeilijk is dit plan alsnog te wijzigen, maar ik wil toch de aandacht van het College op dit aspect vestigen. Ik zou hier haast aan willen toe voegen, dat men een dergelijke opmerking zou kunnen maken, als de Raad in een vroeger stadium in zo'n plan gekend was. Dat is een zaak van algemeen belang. Mogelijk is dit niet het moment om dit onderwerp aan te snijden, maar misschien wil het College nog eens bekijken, of het deze opmerking juist acht en, zo ja, of het nog gelegenheid ziet hier enigszins aan tege moet te komen. De heer De Leeuw: Ik zou bij wijze van sfeerbepa ling willen beginnen met een aantal algemene opmer kingen. Wij hebben in de loop van de tijd een duidelijK veranderende situatie gezien. Ik roep dat even in her innering, omdat het plan in zijn geheel dus ook moet worden bekeken. Die veranderende situatie is aanvan kelijk veroorzaakt door een duidelijke trek van het platteland naar de stad. Momenteel worden wij gecon fronteerd met het tegendeel; van de stad wordt een weg terug gezocht en gevonden naar de randgebieden. De „terugkerende stedeling" heeft weinig meer van de mentaliteit van de dorpsbewoner. Er is een mengeling van verlangens ontstaan, die vragen oproept t.a.v. de inrichting en de planning van de expansiegebieden, o.a.: In hoeverre zal die gericht blijken op het centrum, dus sterk zijn opgenomen in het referentiekader van de stadssfeer? In hoeverre op de eigen woonkern, met alle economische en sociaal-culturele bepaaldheden van dien? De dorpsbewoner van thans zal bij de inlijving ook noodgedwongen en versneld vaak de nodige ver andering van instelling moeten ondergaan. Dat zal ook zichtbare offers voor hem meebrengen. De rekwesten die t.a.v. de uitvoering van dit plan zijn ingediend, mo gen daarvan een bewijs zijn. Het lijkt misschien een beetje prematuur er bij mijn algemene opmerkingen al vast op te wijzen, maar in het westen blijken momen teel problemen te zijn ontstaan t.a.v. de bestuurbaar heid en de leefbaarheid in het algemeen. Wellicht zul len die zich ook hier in de toekomst voordoen. Andere sprekers vóór mij hebben ten aanzien daarvan al de functie van de vereniging Dorpsbelang beklemtoond. Dit zijn niet mededelingen bij wijze van een leuk ver haaltje, maar zij hebben sterk betrekking op het zich wèl bevinden van de burger, want een ontwikkeling, als waarvan hier sprake is, moet daar o.i. toch wel in zeer sterke mate rekening mee houden. Sprekers vóór mij hebben dat overigens ook duidelijk laten uitkomen. Het voorliggende plan heeft daar in grote lijnen ook begrip voor. Op sommige plaatsen is het plan zelfs met een zekere poëzie geschreven. Er zijn uiteraard enkele vragen en opmerkingen, die louter vriendelijk bedoeld zijn. Wat de bebouwingsdichtheid betreft, daar hebben wij, evenals voorgaande sprekers, in eerste instantie toch ook wel een beetje vreemd tegenaan gekeken. Wij heb ben ons gerealiseerd, dat wij wonen in een provincie, gekenmerkt door mogelijkheden aan ruimte. Zij wordt als zodanig ook vaak in den lande gepropageerd. In dit plan worden we echter geconfronteerd met een vrij grote bebouwingsdichtheid, die m.n. in het vierkant ten zuiden van de Buorren dat is vóór mij ook ge signaleerd intensiever is, dachten wij, dan de 16 wo ningen per ha, die in de toelichting staan omschreven als te gelden voor het gehele project. Het lijkt ons daarom, dat er met een zekere vrijmoedigheid mee ge werkt is. Wij vragen ons af: Is deze uiterste concen tratie werkelijk noodzakelijk? Er is vóór mij dat is het nadeel als men aan het eind van een aantal spre kers iets moet zeggen ook al gesproken over de bungalows en er is m.n. door de heer Miedema al op gewezen, dat hiermee, gezien in het licht van de ge meente Leeuwarden in haar geheel, toch wel in een behoefte kan worden voorzien. Wat betreft de sport- en de recreatieve voorzieningen, moet o.i. ook rekening worden gehouden met een ver anderende gewoonte in dezen. Het lijkt ons, ook sociaal- psychologisch, niet erg logisch, dat de ijsbaan thans wordt geschrapt voor mogelijke toekomstige sportbe- oefeningsplaatsen. Wij zouden het op prijs stellen, dat B. en W. aan de ijsbaan gezette aandacht zouden wil len besteden. Wat betreft de reeds gesignaleerde verkeerstoegang tot het gehele project en ook speciaal tot de sportvel den, zou de vraag kunnen worden gesteld: Gaat men er bij dit plan van uit, dat hier sprake zal zijn van een sterk lokale sportbeoefening of zou het in de toekomst wellicht mogelijk zijn, dat ook velen van buiten deze woonkern de sportevenementen hier bezoeken De vraag, daaraan gekoppeld, is dan: Kunnen ze hun auto kwijt? Een vraag die hier in de stad en in iedere plaats wordt gesteld, maar die ook blijkt noodzakelijk gesteld te moeten worden. Zouden er eventueel straks voldoende mogelijkheden zijn voor een aansluiting aan het algehele en openbare stadsverkeer? Aangaande de bijzondere beschouwingen zouden wij het op prijs stellen, enig inzicht te krijgen omtrent het aantal winkels, dat in dit project is gedacht. En waar is het eventuele aantal op gebaseerd? Is er terzake contact geweest met de middenstand? Ik heb in mijn inleiding reeds aangegeven de merk waardige mengeling van verlangens en instellingen die de bewoners in hun totaliteit straks ongetwijfeld zul len blijken te bezitten en ik kan mij voorstellen, dat een directe en definitieve bepaling hiervan buitenge woon moeilijk is. De vraag over de scholen: welke en welk aantal, is vanavond ook reeds gesteld, evenals t.a.v. de kerk. Wij hebben de indruk, dat met een vérgaande oecumenise- ring is rekening gehouden a la het plan-Bilgaard, zo dat straks wellicht ook de rooms-katholieken de dienst in de bestaande kerk in Goutum zullen bijwonen. (De heer Veilenga: De dominee heet al R. K. de Jong.) (Gelach). (De Voorzitter: Dat is vooruitzien.) Inder daad, dat is providentieel. Voor het bezwaar, tegen het plan inzake het kerkhof ingediend, hebben wij alle begrip, maar we zouden toch willen opmerken, dat ook in dezen rekening zal moeten worden gehouden met veranderende gewoonten t.a.v. begraven. Het dorpshuis is vanavond al enige malen genoemd. Aan relatie met de medemens bestaat al vanaf het be gin van de mensheid behoefte en die behoefte zal blij ven bestaan; het dorpshuis zal dan ook in het nieuwe plan stellig duidelijk moeten zijn gesitueerd. Wij vra gen ons echter wel af, of de relatie met de ijsbaan, zoals die thans wordt gezien, in de toekomst nog enige functie zal hebben, gezien dus in het licht van de al gehele mentaliteitsverandering. Wij stellen er prijs op, zoals velen van mijn voorgangers, dat t.z.t. alle aan dacht aan een herplaatsing van het dorpshuis zal wor den gegeven. T.a.v. de riolering staat vermeld, dat deze wellicht zou gunnen worden aangesloten op de riolering van Leeuwarden. Duidt dat „wellicht" er op, dat daar geen of nauwelijks mogelijkheid voor is en zo die er niet is, wat zal dan gebeuren in deze straks toch al sterk mo dern georiënteerde plaats? Ik zou U tenslotte willen vragen, of bij de beant woording aan de reclamanten met het nodige begrip zal worden te werk gegaan, omdat het voor hen indi vidueel, persoonlijk dus, om dingen van buitengewoon grote betekenis gaat. Wij zullen overigens met belangstelling de beant woording van de vragen door de Wethouder afwach ten. De heer Schönfeld: Ruim een week geleden ont ving ik de stukken voor deze vergadering. Gewoonlijk is het wel mogelijk in die tijd alles serieus door te ne men en zich over elk punt een oordeel te vormen. Met het ontwerp-bestemmingsplan Goutum liggen de zaken echter anders. Voor een ieder die dit plan voorgescho teld krijgt, zal het moeilijk zijn zich hierover in een dergelijk kort tijdsbestek serieus te oriënteren en te beraden. Ik heb vorige week 's avonds de diverse ter inzage gelegde stukken van dit plan eens doorgeno men en de maquette bekeken, waarop geen onderscheid te zien was tussen nieuwe en bestaande bebouwing. De tekening en enige kennis van de huidige plaatse lijke situatie zijn mij daarbij gelukkig nog van nut ge weest. Tevens heb ik mij afgevraagd, of door het on- gegrond-verklaren van alle bezwaarschriften hier niet wat kras is opgetreden t.a.v. de vele en zeer uiteen lopende bezwaren van diverse dorpsbewoners. Vele be zwaren zijn m.i. niet ongegrond. Ik begrijp volkomen, dat het algemeen belang een grote rol speelt, maar daar behoeft toch niet alles voor te wijken. In deze plannen zal ook voor het levensgenot van de huidige bewoners een plaats moeten zijn ingeruimd. Dit aspect ontbreekt hier geheel. Wij hebben wel degelijk met par ticuliere belangen rekening te houden. Dit komt ook duidelijk tot uiting in art. 23 van de Wet op de ruim telijke ordening, n.l. dat thans een ieder gerechtigd is tegen het ontwerp gedurende de tervisieligging ter se cretarie bij Uw Raad bezwaren in te dienen. Het komt mij echter vreemd voor, dat alle ingediende bezwaren ongegrond zouden zijn. Gezien de korte duur der voor bereiding van de Raad op dit plan, vraag ik mij af, of men de tijd heeft gehad zich eens door een deskundige te laten voorlichten. Wij raadsleden zijn tenslotte niet allemaal architect of aannemer. Een oordeel van een andere kant vind ik altijd zeer nuttig. Daarom zou ik willen voorstellen, dit punt tot de volgende vergadering uit te stellen. Ik kan U echter thans reeds mededelen, dat de bezwaren van diverse bewoners bij mij wel zeer zwaar wegen. De heer Kingma: Op het eerste gezicht maakt het plan nogal een gunstige indruk. Maar als ik het beter bezie, dan heb ik toch wel enige kritiek. En ik heb al wel beluisterd, dat ik niet de enige ben. Door de vrij dichte bebouwing met eengezinshuizen en de zeer ruime terreinen voor de bungalows wordt het m.i. een erg duur dorp. En ik zie niet in, dat we daaraan zoveel behoefte hebben. Ik vraag mij dan ook af, of hier wel voldoende rekening is gehouden met de bouw van woningwetwoningen, want die zou ik hier, in tegenstelling met wat de heer Miedema zei, wel graag zien. Anders wordt de bevolking m.i. wat te een zijdig van samenstelling en dat lijkt mij niet gewenst. De lange bouwblokken in het dorpscentrum zou ik graag door midden zien gedeeld en dat stuit toch niet op onoverkomelijke bezwaren; het zou de vriendelijk heid van het dorp zeer ten goede komen. Ik zou ook graag zien, dat het kerkje wat meer zou blijven domi neren. Ik zou het centrum graag goed geaccentueerd willen, zien en ik ben nog altijd van mening, dat men de kerk midden in het dorp moet laten. Ik meen voorts te beluisteren, dat men een timmer bedrijf als dat van de heer Kimsma en een timmer bedrijf ligt mij persoonlijk nogal na aan het hart wel zo'n beetje wil weren, als dat te veel gaat uitbrei den. Daar ben ik eigenlijk wat bang voor en ik meen bij eerdere plannen wel gehoord te hebben, dat men die kleine industrieën min of meer middenstandsbedrij- ven juist graag wat meer tussen de bevolking zou zien, om het geheel wat te verlevendigen. M.i. is zo'n timmerbedrijf nu net iets om in een dorp te handha ven, maar dan moet men ook wat doen om het goed be reikbaar te maken en de mogelijkheid scheppen, dat het er blijft. Ik vind dit zeer belangrijk. Wat betreft de ijsbaan, zou ik er voor willen waar schuwen, dat men geen oude schoenen weggooit, voor dat men nieuwe heeft. Dat is in Huizum wel gebeurd en dat vind ik erg jammer, want van de Huizumer ijs baan werd ontzettend veel gebruik gemaakt. En wij hebben nog steeds niet een nieuwe. Als het noodzake lijk is de Goutumer ijsbaan te slopen, dan kan ik daar begrip voor hebben, maar dan wil ik toch graag, dat men eerst een nieuwe opent; anders moet men afwach ten, wat men krijgt. Het lijkt mij dan ook heel goed mogelijk, de mensen in Goutum op dit gebied gerust te stellen door hun de verzekering te geven, dat men in elk geval de ijsbaan niet zal laten vervallen, voor dat er een nieuwe wordt toegezegd. Dit is nog niet direct aan de orde, staat in de raadsbrief, maar ik wil er hierbij toch wel voor waarschuwen, dat men niet de omgekeerde weg volgt. Het lijkt mij heel mooi, dat langs de Wirdumervaart naar de Wergeasterdyk in het nieuwe gedeelte een wan delpad wordt gemaakt. Men heeft hier een prachtige gelegenheid om het dorp leefbaarder te maken. Ik ge loof, dat hiermee ook wel een wens van de bevolking wordt vervuld. In Leeuwarden heeft men soortgelijke plannen betreffende de Potmarge, al zijn daar aller hande moeilijkheden mee. De mogelijkheid voor winkels lijkt mij niet erg groot. En ook de ruimte voor bijzondere bebouwing daar is al meer op gewezen lijkt mij gering. Ik zou graag wat minder hofjes willen maken. Die schijnen nog erg „in" te zijn. Ik zou liever willen, dat er niet zoveel doodlopende wegen waren, maar dat de huizenblokken goed verbonden waren, dus niet alleen door kleine voet paadjes van één tegel of zo, waarlangs men even door het gras kan, maar door fatsoenlijke wegen, zodat men niet steeds naar de hoofdwegen terug moet lopen. Dat zou de bewoonbaarheid van het dorp ook ten goede komen. Ik weet, dat het bij mensen, die wel voelden voor een huis in het plan Bilgaard, afstuitte op de gedachte, dat men dan in zo'n hofje kwam te wo nen en ik kan dat volkomen aanvoelen. De hear Santema: Ien aspekt is by de forskillende redefieringen oer dit plan noch net of tominsten al- linnich hiel yn 't lyts nei foaren kommen en dat is it histoaryske aspekt. En dat is dochs wol in bilangryk ünderdiel, as wy mei in foroaring bigjinne fan in doarp, dat oarspronklik in kompleet terpdoarp wie. De terpen yn it suder trimdiel, dat dan nou de ge meente Ljouwert is, lizze allegearre op in rigeltsje. Dér hearde eartyds ek Huzum by, dat hielendal yn 't lan lei; dan komt Goutum en de forbinende feart is de Wurdumerfeart. Fierderop leine Wurdum en Roard- huzum. Se lizze allegearre yn in natuerlike formaesje op de oanslibbing dy't nei heech wetter op 'e lannen efterbleau. De biwenning fan it terpdoarp Goutum bigoun al by it bigjin fan üs jiertelling. En sünt hat it eigentlik konstant biwenne west. De tastan foar biwenning op en om de terp troch de autochtoane Gou- tumers hat sikerwier wol oan 1900 ta duorre. Doe ka men der sa njonkenlytsen minsken üt 'e stêd, dy't har hjir fêstigen. Nei 1925 is dy aeklige lintbibouwing oan de Goutumerdyk üntstien, dy't it oansjen fan it doarp bidoarn hat.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1966 | | pagina 6