18
19
De subsidiëring van Sportclub Cambuur betekent discri
minatie t.a.v. de niet-betaalde sport. Bij de behandeling
van een der vorige punten hebben we gezegd, dat we
er dankbaar voor zijn, dat men bezig is de discriminatie
te beperken, getuige de beschikbaarstelling van de ge
meentelijke sportvelden. Ik heb hoop, dat de gelijkstel
ling verder zal gaan, maar dat kan niet op grond van
het voorstel, dat nu voor ons ligt. U zult nooit t.a.v.
andere sportverenigingen een dergelijke subsidiëring
kunnen toepassen, want dat zou ook t.a.v. deze vereni
gingen weer een stuk gemeentebemoeiïng betekenen.
Dan heeft het College dagwerk. Op grond van mijn
voorstel zou wèl op een bescheidener wijze misschien,
maar toch geleidelijk meer gelijkschakeling van de
sport in haar totaliteit bereikt kunnen worden.
De Voorzitter: Enkelen van U hebben in hun be
toog gevraagd naar de consequenties van dit voorstel
voor de begrotingspositie van onze gemeente. U kent
allen wel het principiële standpunt van de Wethouder
van Financiën, maar het lijkt me goed, dat ik hem ter
bespreking van die financiële consequenties het woord
verleen, alvorens ik de overige sprekers beantwoord.
De heer K. J. de Jong (weth.)U weet en de
Voorzitter heeft het ook reeds gezegd dat ik prin
cipieel tegen betaald voetbal ben, dus ook tegen het
subsidiëren van Cambuur. Dat is algemeen bekend. Ik
heb mij niettemin in het College positief opgesteld om
te trachten een constructieve bijdrage te leveren op
basis van wat de meerderheid van de Raad in het ver
leden gesteld heeft. Ik meen, dat dat mijn taak is. De
Raad had twee uitgangspunten:
le. Subsidiëren betekent het prikkelen van de eigen
activiteit. Ook ik heb er naar gestreefd, dat in een
nieuw subsidievoorstel aan de Raad tot uitdrukking te
laten komen.
2e. Wat de heer Vellenga op 29 juni j.l. gesteld
heeft. Toen was er sprake van een tekort van om en
nabij de f 150.000,En wij wilden eigenlijk niet ver
der gaan dan een ton voor Cambuur. Dat betekende in
de toenmalige verhoudingen subsidiëring van 2/3 deel
van het tekort en 1/3 voor rekening van Cambuur, of
ongeveer f 50.000,
Nu valt op grond van de cijfers van het derde kwar
taal 1966 te constateren, dat dit bepaald geen ongun
stige cijfers geweest zijn. Het begrotingstekort zou
zonder de verlaging van de terreinhuur veel hoger, n.l.
ongeveer f240.000,bedragen hebben. Dit geeft dus
een totaal ander beeld dan dat van juni van dit jaar.
Toen ging het om f 100.000,subsidie en nu om
f 240.000,of na de correctie van de terreinhuren enz.,
om f234.000,En wat moeten we nu doen? Twee
derde van f234.000,ten laste van de Gemeente ne
men? Of zeggen: Wij gaan uit van de f 50.000,die
in juni 1966 voor de heer Vellenga bepalend waren?
Dit is dus een punt van discussie geworden in het Col
lege. De andere Wethouders, die meer contact met
Cambuur gehad hebben, hadden de indruk, dat wij met
die f 50.000,eigen inkomsten uit Cambuur toch eigen
lijk wel gaan tot de grens van het kunnen van Cam
buur.
In het voorstel, dat voor U ligt, gaan B. en W. ook
van de twee genoemde gegevens uit. Het is in de eer
ste plaats een afwijking van het systeem van het sub
sidiëren van de vaste kosten. U weet, dat de Raad in
het verleden wel eens gesteld heeft, dat die subsidie
norm de mogelijkheid opende om op grond van de be
grotingscijfers van de eerstkomende vier jaren op een
totaal aan subsidies op basis van een bepaald per
centage van de vaste kosten te komen tot een bedrag
uit het hoofd geschat van f 520.000,terwijl de totaal
geraamde tekorten f410.000,bedroegen. Op basis
van die norm kon het geval zich voordoen, dat Cam
buur inderdaad een f 100 a f 110.000,winst zou kun
nen behalen boven het werkelijk exploitatietekort. Daar
zat dus niet in het prikkelen van de eigen activiteit;
daarom kon die norm nu niet langer gehanteerd wor
den. Wat ook om financieel-technische redenen bezwaar
ontmoet, is het staat ook met zoveel woorden in de
raadsbrief dat we te maken hebben met ongedekte
verliessaldi, als we Cambuur niet subsidiëren op een
duidelijke financiële basis. De ongedekte verliessaldi ont
staan, doordat men wel gaat reserveren uit de exploi
tatiesaldo maar die niet reserveert ten dienste van de
aflossing, waartoe men de leningen gesloten heeft. De
reserves die dus eigenlijk in baar geld aanwezig zouden
moeten zijn, gaat men nu gebruiken voor de dekking
van de tekorten. Op deze manier krijgen wij Cambuur
niet gezond. Financieel-technisch zou het op zichzelf
reëel zijn de verliessaldi te reserveren, maar ze moeten
als liquide middelen aanwezig zijn. Het systeem, zoals
we da't tot nog toe gehanteerd hebben, brengt ons in
deze situatie.
Wat hierbij komt, is de discriminatie m.b.t. de ama
teursporten, die door de aanneming van het voorstel
onder punt 14 toch eigenlijk wel voor een belangrijk
deel verminderd is. Dat behoeft dus ook niet zo'n grote
blokkade te vormen, als vroeger wel eens het geval was.
Verder zou ik graag even komen op de kwestie van
de onderscheiding van de kosten. Wij hebben hier dus
te maken gehad en zo hebben wij het ook gesplitst
met de kosten, rechtstreeks betrekking hebbend op com
petitie- en bekerwedstrijden, waar dus specifiek de be
taalde krachten voor aanwezig zijn en die eigenlijk ook
het bruto tekort aanwijzen, en de eigen inkomsten, die
uit vriendschappelijke wedstrijden, toto-gelden, dona
ties e.a., dus uit de eigen activiteiten, zijn te verkrijn
gen. Welnu, de gelegenheid is nu aanwezig om door
onderscheid té maken tussen: bruto en netto tekort de
eigen activiteit bij Cambuur inderdaad aan te moedi
gen en te vergroten. Door deze onderscheiding creëren
wij m.i. de mogelijkheid van een vrij deugdelijke finan
ciële basis voor Cambuur. Het gaat er mij maar om:
Heeft de Raad het er voor over? Wil de Raad Cam
buur inderdaad een financiële grondslag geven, die het
deze club mogelijk maakt voor een reeks van jaren een
goed bestaan te hebben en daarnaast de eigen activi
teiten prikkelen, dan is het voorstel, dat hier ligt, een
deugdelijk voorstel. Ik herhaal, dat ik er zelf uit prin
cipiële overwegingen niets voor voel. Ik zou dit niet
voorstellen; ik zeg dit nadrukkelijk. Ik meen echter,
dat ik gehouden ben als Wethouder van Financiën een
dusdanig beleid te voeren, dat Cambuur vooruit kan,
als de meerderheid van de Raad dit wenst. Wenst de
meerderheid dit niet, laat ze zich dan duidelijk uit
spreken.
De heer Vellenga vraagt: Is het mogelijk, dat het
College straks unaniem over deze zaak een beslissing
kan nemen? Dat hangt er voor mij voor een belang
rijk deel van af, hoe de Raad hier zelf over denkt.
Komt de Raad met een overgrote meerderheid van
stemmen tot een positieve uitspraak: dit is onze me
ning en zo willen wij Cambuur voor een reeks van
jaren subsidiëren, dan ben ik als Wethouder van Fi
nanciën gebonden dit meerderheidsbesluit van de Raad,
dat voor een reeks van jaren bedoeld is, uit te voeren.
Zolang ik niet in voldoende mate weet, wat de Raad
zelf wil, het een kwestie blijft van elke keer maar
weer opnieuw bekijken hoe we het nu zullen doen, zo
dat we hier steeds weer gedebatteer over Cambuur
krijgen, moet de meerderheid van de Raad het mij niet
kwalijk nemen, dat ik ook elke keer opnieuw mijn
standpunt hier moet bepalen. Dan zouden mijn princi
piële bezwaren wel eens kunnen overheersen. Wil men
Cambuur helpen, dan ligt hier een compleet voorstel,
dat inderdaad zijn consequenties heeft. Vraagt men
Wat voor consequenties heeft het voor de begroting,
dan zeg ik: voor 1966 zijn de middelen daarvoor aan
wezig en vraagt men mij naar de consequenties voor
de begroting 1967, dan is dit het antwoord: De begro
ting voor 1967 hebben wij nu nog niet sluitend. Het
zal niet zonder pijn gaan en tot verhoging van be
paalde inkomsten moeten leiden, waar de Raad ook
offers voor over moet hebben. Of het zal lukken met
een sluitende begroting te komen, daarover kan ik me
nu nog niet uitlaten, maar een gemakkelijke zaak is
dit niet. De Raad moet echter ook die consequenties
accepteren.
De Voorzitter: Wij hebben in 1966 in de Raad drie
maal over de subsidiëring van het betaalde voetbal in
Leeuwarden gesproken. In februari is er gesproken
over een subsidiëringssysteem op basis van kosten, op
voet van een een-en-andermaal door de Raad uitgespro
ken verlangen om met een regeling te komen. Ik ge
loof, dat dit op zichzelf de problematiek wel even scherp
in de aandacht heeft geplaatst. En ik hoef aan datgene
wat de heer De Jong over de systematiek van deze
regeling heeft gezegd, niets meer toe te voegen.
Ik wil een enkele opmerking maken over de sugges
tie van de heer Reehoorn. Een zodanige suggestie
heeft een volstrekt averechts gevolg. Ik kom met mijn
beantwoording ook in de buurt van mevr. Veder. Het
is mij bekend, dat er m.n. in Groningen met een
systeem, dat deze averechtse uitwerking heeft, wordt
gewerkt en dat impliceert, dat telkenmale weer inci
denteel kunstgrepen moeten worden toegepast om de
zaak sluitend te maken. In Enschede moeten buiten
de op de begroting uitgetrokken bedragen zware lasten
worden gedragen uit hoofde van financiering. Denkt
U zich maar eens in, wat het voor een gemeente be
tekent een kapitaalsinvestering renteloos met rekening
courant-krediet te financieren. Het is U ook bekend, dat
ik bij herhaling nadr ukkelijk heb gesteld, dat wat er ook
gebeurt t.a.v. de subsidiëring van betaald voetbal, dit
in Leeuwarden een duidelijke en een klare zaak zal
zijn. Telkenmale hebben we juist daarnaar gestreefd
en dit voorstel draagt ook duidelijk dat kenmerk.
De Gemeenteraad en de bevolking van Leeuwar
den hebben er recht op te weten, wat ons be
taald voetbal kost. En is men bereid het positieve
beleid ten aanzien hiervan te aanvaarden, dan moet
men de lasten ook dragen; daar helpt geen lieve moe
deren aan. Ik ben het met de heer Engels eens, dat,
zodra zich in de betaalde sport, in het betaalde voetbal
in het bijzonder, omstandigheden voordoen, die deze
zaak niet meer acceptabel maken, men dan ook de
moed zal moeten hebben om ermee te stoppen. De
overheid kan dan m.i. niet in zo grote mate als nu
het geval is de verantwoordelijkheid daarvoor dragen.
Maar ik wil er van de andere kant nadrukkelijk op
wijzen, dat juist de ontwikkeling van de beroepssport
een heel sterke stimulans voor de sportbeoefening is
geweest: De topsport is de beste propaganda ter we
reld voor de sportbeoefening. En ik zeg dit niet uit
plaatselijk en ook niet uit nationaal chauvinisme, want
als we daarmee gaan werken, komen we ner gens. Het
gaat hier niet om statussymbolen, maar om de sport
in de moderne maatschappij en m.n. om de beroeps-
sport als stimulans voor de sportbeoefening. De wijze
waarop van verschillende kanten door U daarover is
gesproken, heeft mij wel voldoening gegeven.
Verder zou ik dit willen zeggen: Jaarlijks krijgt U
met deze subsidiepost te maken, zoals met alle sub-
sidieposten. Men kan het, zolang men het wil, als een
formele zaak zien. Die jaarlijkse confrontatie kan ech
ter ook, zodra men cijfers en situaties aantreft, die
men niet langer voor zijn verantwoording zou willen
nemen, zijn materieel effect hebben. Maar heel belang
rijk is en nu kom ik in de buurt van mevr. Veder
dat er hier een regeling is, waarbij zowel Sportclub
Cambuur als de Gemeente kan weten, waar zij aan toe
is, een regeling, zoals we die overigens op een aantal
subsidieterreinen hanteren. Het is niet zo ik zag de
heer Engels al even het hoofd schudden, toen mevr.
Veder erover sprak dat een aantal andere maat
schappelijke activiteiten met minder genoegen moet ne
men. Het is wel zo, dat de 80% subsidiëring wordt ver
deeld over Gemeente en Rijk. Ik zie nog niet het mo
ment komen, waarop deze regeling voor Rijk en Ge
meente betrekking zou kunnen hebben op de betaalde
sport, maar ik geloof stellig, dat datgene, wat zich
m.b.t. de topsport in het betaalde voetbal voltrekt op
lokaal niveau, bij gelegenheid ook zijn effecten zal
krijgen op nationaal niveau. Hier is een maatschappe
lijke ontwikkeling op gang gekomen, die niet meer valt
te stoppen.
De heer Vellenga heeft een beschouwing gehouden
over de entreeprijzen en hij heeft m.n. geprobeerd een
sleutel te vinden, waarbij hij iets op de prijs wil leggen.
Nu heeft het bestuur van Cambuur bepaald het voor
nemen, om, als daarvoor "voldoende aanleiding bestaat
en ook de waar geboden wordt die het publiek ver
langt, niet te aarzelen voor die waren een hogere prijs
te vragen. Dat is een stuk eigen verantwoordelijkheid,
maar U moet zich wel realiseren, dat de meer-opbrengst
bij spelen in competitieverband natuurlijk terecht komt
in de recette van Sportclub Cambuur, een recette, die
overigens altijd nog de moeite waard is.
De heer Weide heeft nog een transferbeschouwing
gegeven en hij heeft gesproken over het gebruik van
het half-verharde voetbalveld e.d. Het is vanzelfspre
kend, dat de eisen t.a.v. trainings- en opvoedingsmo
gelijkheid voor een vereniging, uitkomende in de sectie
betaald voetbal, veel hoger moeten worden gesteld, dan
die in de amateursector. De trainingsfrequentie zal
eveneens veel hoger moeten liggen en ook de trainings-
duur. En dat betekent, dat er meer beslag op de be
schikbare accommodatie moet worden gelegd. Dat is
een onvermijdelijke consequentie van deze activiteit.
We weten allen, dat we op het terrein van de sport-
voorzieningen nog lang niet hebben bereikt wat we
zouden willen. Daar ben ik tot op zekere hoogte ook
blij om, want dan hebben we voor de komende jaren
nog heel wat te doen en dat zullen we dan ook niet
nalaten, als de Raad zich daarmee wil verenigen.
De hear Santema: Ik soe hiel graech wolle, dat de
Rie ófseach fan in twadde ynstansje en dat wy daelks
oergongen ta stimming. Dan kinne wy mooglik noch
de rest fan de agindapunten bihannelje.
De Voorzitter: Verlangt de Raad stemming over
het voorstel-Santema en is hij bereid af te zien van
een tweede instantie? (De heer Heidinga: Waarom?)
De Raad verlangt geen stemming.
De Voorzitter: Dan kunnen we meteen besluiten
om geen discussie in tweede instantie te houden.
De hear Miedema: Foardat ik myn stim hjiroer bi-
pael, soe ik earst wol ris witte wolle, hoe't men dan
syn forlangen kenber meitsje kin om yn twadde yn
stansje hwat to sizzen.
De Voorzitter: Blijkbaar is die animo bijzonder ge
ring, mijnheer Miedema. Ik heb het alleen nog maar
gemerkt van de heer Heidinga.
De hear Miedema: As der lju binne dy't yn twadde
ynstansje hwat sizze wolle(De heer Heidinga: Ik
wil aantekening vragen, te hebben tegengestemd.) Ik
leau net, dat üs troch in moasje fan oarder it rjocht
üntnommen wurde mei yn twadde ynstansje eat to
sizzen.
De Voorzitter: Dat is een zaak, die ik aan de Raad
overlaat. Toen ik vroeg, of U stemming verlangde
over een voorstel van orde, heeft niemand dat verlan.
gen te kennen gegeven. Dan is dus daarmee afgezien
van een tweede instantie en stel ik U voor tot stem
ming over te gaan.
De heer Vellenga: Ik zou me kunnen voorstellen,
dat enkelen van ons heel kort willen repliceren. (De
heer Heidinga: Nee, ik niet.) Wat ik dacht, is mijn
zaak. Ik zeg, dat ik me kan voorstellen, (De heer
Heidinga: Doe dat.) dat dat gebeurt. En wanneer de
heer Heidinga zegt, dat hij zich dat niet kan voorstel
len, dan is dat zijn recht en zijn zaak. Ik kan mij voor
stellen, dat de Raad er behoefte aan heeft in ieder ge
val dit punt af te maken. Daarna kunnen we bekijken,
of we stoppen met de rest van de agenda of niet. Dat
moeten we m.i. even scheiden. Maar het lijkt me zaak
om het punt Cambuur, nu we zo'n eind op streek zijn
we hebben bij wijze van spreken al viervijfde van de
wedstrijd gespeeld af te maken. Ik zou geen be
hoefte hebben aan een tweede instantie, maar ik kan
me voorstellen, dat de heer Heidinga dat wel heeft.
En dan wil ik straks van mijn kant toch ook graag
nog een enkele opmerking maken.
De hear Boomgaardt: De moasje fan de hearen King-
ma en de Vries hat noch gjin bihanneling hawn. Ik
fyn it nedich dêroer to stimmen, hwant de stimmen
fan mefr. Veder en de hear Rypma gongen dochs ek
dy kant lit.
De Voorzitter: De heer De Jong heeft als Wethou
der van Financiën zeer duidelijke taal gesproken over
het door B. en W. aangeboden voorstel en daarmee
impliciet zijn oordeel gegeven over het voorstel-King-
ma-De Vries. En uit wat ik er daarna nog aan toe
gevoegd heb is duidelijk geworden, hoe het College fi
nancieel-technisch over het voorstel-Kingma-De Vries
denkt.