12
13
De heer Weide: Slechts als ik van U de duidelijke
toezegging krijg, dat U mij in de aanbiedingsbrief bij
de begroting alle gegevens verschaft, die ik gevraagd
heb dat zijn er niet zoveel en U hebt een groot appa
raat achter U, dat het gemakkelijk kan verzorgen
dan zal ik met dit voorstel akkoord gaan.
De Voorzitter: Ik dacht, dat wij het in een onder
ling gesprek bij gelegenheid best eens kunnen worden
over de omvang, de aard en de inhoud van deze ge
gevens. Dan kan ik stellig mijn toezegging, in tweede
instantie al gedaan, staande houden.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 15 (bijlage no. 385).
De Voorzitter: Wethouder De Jong wil graag en
kele kleine correcties in het voorstel aanbrengen.
De heer K. J. de Jong (weth.)In het concept-besluit
bij de raadsbrief moeten onder Ib, achter de woorden:
„afgerond op 50 ct. per maand" gevoegd worden de
woorden: „of een veelvoud daarvan". En onder II onder
1 en onder 2 b achter de woorden: „en een vast bedrag"
gevoegd worden de woorden: „inclusief meterhuur".
De heer Faber: In de raadsbrief verwijst het col
lege naar een rapport van de Vereniging van Exploi
tanten van Elektriciteitsbedrijven, dat uitmondt m een
aantal aanbevelingen. Het uitgangspunt van de samen
stellers is te komen tot meer eenheid in de tarieven
voor de normale huishoudelijke verbruikers. Hierbij
stuitte men op de onmogelijkheid tot een uniforme ta
riefstelling te komen, omdat tal van factoren op het ge
bied van cte structuur van de afname dit beletten. Hier.
uit blijkt al, dat het geheel een bijzonder lastige ma
terie is. Volgens een der conclusies in het rapport
en B. en W. zeggen dit ook in de raadsbrief is er
geen redelijk argument meer aan te voeren voor diffe
rentiatie in de vastrechtbedragen naar grootte van de
woning. Dit betekent overigens nog niet, dat alle diffe
rentiatie moet worden losgelaten, in het rapport wordt
op blz. 20 onder punt 8, ten derde, aanbevolen de moge
lijkheid te scheppen voor twee trappen, t.w. een hoog
vastrechttarief met lage kilowattuur-prijzen voor de
grotere verbruikers en een laag vastrechttarief met
hogere kilowattuur-prijzen voor de kleinere verbruikers,
een systeem, dat wij ook kennen bij de aardgastarieven.
Daarnaast komt men tot het instellen van een tarief
voor de zeer kleine verbruikers en de mogelijkheid voor
een speciaal nachtstroomtarief. In het ontwerp-besluit,
dat nu voor ons ligt, wordt maar een klein deel van
deze aanbevelingen gevolgd, n.l. één enkel vastrecht
tarief voor het normale gebruik en een vastrechttarief,
geënt op het normale gebruik plus nachtstroomtarieven.
Graag wil ik van de Wethouder weten, waarom het
advies van de Vereniging van Exploitanten van Elek
triciteitsbedrijven niet verder is opgevolgd. Deze vast
rechtbedragen zullen worden verhoogd, dit op grond
van de gestegen kosten sinds 1961. We willen graag
van de Wethouder horen, hoe groot de meer-opbrengst
van deze verhoging is en in welke verhouding ze staat
tot de gestegen kosten. In de raadsbrief staat een per
centage genoemd, maar we hadden ook graag bedragen
gezien. De prijzen, zoals ze nu gelden voor het kilowatt
uur-verbruik, zijn in overeenstemming met de prijzen,
die het P.E.B. in Friesland heeft vastgesteld. Er zijn
meer bedrijven, m.n. in het noorden, die prijzen bere
kenen. En wij vragen U: Is hier ook na te gaan, of in
het noorden tot een zekere uniformiteit is te komen?
Het streven van het College om meer éénheid in de
tarieven te krijgen, is verheugend, maar het zou bij
zonder prettig zijn, als in een vergelijkbaar afnemings-
gebied ook uniformiteit wordt verkregen.
De heer Schönfeld: Met Uw voorstel aangaande
een verhoging van het vastrecht tot f 4,50 per maand
kan ik me onmogelijk verenigen. Deze wijziging komt
neer op een verhoging van 30% of meer, een zeer forse
verhoging, al is het dan maar een kwestie van enkele
guldens per maand. Hierdoor zullen weer diverse ge
zinnen worden getroffen. Is er niet een mogelijkheid
om dit punt terug te nemen en t.z.t. opnieuw aan de
orde te stellen, nadat Uw voorstel aangaande de wijzi
ging van enkele onderdelen van de afschrijving op de
activa aan de Raad is voorgelegd? Ik heb begrip voor
Uw standpunt, maar hiertegenover staat het bezwaar
van een grote procentuele kostenstijging voor de klein
verbruiker.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik heb begrepen, dat er
nu wordt voorgesteld een algemeen tarief van f4,50
vastrecht per maand. Maar verderop in dit voorstel
staat, dat al de hogere tarieven blijven bestaan en ze
worden zelfs afgerond op f 0,50 naar boven. Dit is dus
waarschijnlijk voorlopig. Maar hoe lang is dat voor
lopig? Kunt U mij een idee geven, wanneer de aan
passing van de hogere tarieven zal plaats hebben Dan
zou ik graag willen weten, of er verbruikers zijn, die
momenteel geen vastrecht betalen en of die in de toe
komst overgeschakeld worden op f2,50 en dan later
op f 4,50. Om hoeveel gezinnen gaat dat en wanneer
zal dat gebeuren? En zal de aanpassing van deze laat
ste tarieven gelijktijdig met de verlaging van de tarie
ven die momenteel al hoger zijn dan f 4,50, plaats heb
ben
De hear Miedema: Wy binne yn tsjinstelling ta in
inkele oare sprekker wol gelokkich mei dit ütstel. It
fêstrjocht wie n.l. oant nou ta öfhinklik fan de greatte
fan de wenning. Dat is neffens üs in forkeard ütgongs-
punt. En wy kinne hjoed-de-dei, it wenningbistan, de
hierders en de eigeners oersjende, net mear sizze, dat
de greate wenning de hegere en de lytsere de legere
ynkommens berget. Dat leit finael trochinoar. Hjir hat
men dus deselde ünbinlikheit, dy't men tsjintwurdich
ek hat by de oanslach fan de persoaniele bilêsting. As
men fan dat stanpunt öf wol, dan is dat neffens üs in
gelokkich stribjen. En ek mei it doel, dat men hjir mei
birikke wol: mear ienheit yn de tariven, kinne wy üs
forienje. Wol komt dit del op een forheging, mar üt-
einliks is dy mar hiel lyts.
De heer K. J. de Jong (weth.)Wat de Vereniging
van Exploitanten van Elektriciteitsbedrijven in Neder
land in haar rapport heeft aangegeven, is intussen
door de provinciale bedrijven in Overijssel, Utrecht,
Noord-Brabant, Limburg en Zeeland ingevoerd en het
is in voorbereiding in Gelderland en Friesland. Er zit
een vrij sterke mate van uniformiteit in de tariefstel-
ling, juist in de vorm, zoals B. en W. van Leeuwarden
die nu ook gekozen hebben. Het nachtstroomtarief is
hier in augustus 1966 al verlaagd van 4 ct. op 3 y2 ct.
De geraamde opbrengst van f 80.000,bestaat uit
drie onderdelen.
Ten eerste de afronding. U hebt in het voorstel ge
lezen, dat wij de tarieven graag zien afgerond op 50
ct. naar boven; dat betekent gemiddeld een kwartje.
Er zijn tarieven bij, die met meer of minder afgerond
worden. Over een aantal van rond 24.000 gevallen
betekent dit 24.000 x f 0,25 f 6.000,per maand of
f 72.000,verhoging per jaar.
Ten tweede: de verhoging door instelling van het mi
nimum tarief, dat op f2,50 wordt gesteld. Het aantal
gevallen, dat nu beneden de f2,25 ligt, is 1455; dat is
6,1% van het totale aantal. Dat zijn dus betrekkelijk
weinig.
Ten derde: toepassing van het nieuwe tarief bij nieu
we aansluitingen en bij verhuizingen, dat direct meer
verhoging geeft dan de afronding.
We komen dus met een betrekkelijk kleine verhoging,
die op de totale opbrengst geen 30% uitmaakt, zoals
de heer Schönfeld suggereert. Dit is nog maar een
afronding van gemiddeld een kwartje per verbruiker,
hoewel het de bedoeling is, dat de vastrechtbedragen
jaarlijks zodanig omhoog gaan, dat wij inderdaad na
verloop van enkele jaren toch komen op het vastrecht
bedrag van f4,50, dat wij ons voorgesteld hebben.
Deze verhoging is echt wel nodig, omdat de winst,
die het Elektriciteitsbedrijf voor 1967 zal maken vol
gens de begroting die we nu hebben, dus zonder deze
correcties, al inbreuk zal maken op de jaarlijkse winst
uitkering ten gunste van de algemene dienst. Als wij
dit niet zouden aanvaarden en wel de verhoogde af
sluitingsnorm, dan komen wij niet aan onze normwinst
toe.
De geraamde winst over 1967 bedraagt f387.000,
In Groningen b.v. is die f2.504.000,en in Enschede
f 1.457.000,Wij vragen dus echt niet zo bar veel van
de verbruikers, m vergelijking met de bedrijven in de
genoemde steden maken wij hier winsten, die, toch ook
in vergelijking met vroegere jaren, eerder de nodige
zorg van ons vragen, dan een nog grotere soepelheid.
De prijzen zijn gestegen, zegt de heer Faber. Maar
de tarieven, waar het hier om gaat, zijn sinds 1961 niet
verhoogd t.a.v. de nachtstroom is er zelfs sprake
van een tariefsverlaging terwijl juist m.b.t. deze
categorie van verbruiKers de kosten bijzonder gestegen
zijn. Ik denk alleen al aan de stijging van de loonkos
ten en bijv. de huur-incasso. Dan mag ik toch rustig
stellen, dat die van 1961 op 1967 stellig wel min
stens 60% heeft bedragen. Doordat we nog altijd het
zelfde tarief gehandhaafd hebben, zouden wij met de
winsten van de Energiebedrijven een toekomst tege
moet gaan, die toch wel enige zorg baart, terwijl wij
in de voorlaatste, de laatste en in deze raadsvergade
ring met voorsteilen geconfronteerd werden, resp. wor
den, die m.n. in de sector van de sport en de recreatie
bijzonder veel kosten. We zullen dus de winsten uit de
nutsbedrijven toch terdege in de gaten moeten houden
en daarom zou ik er ook voor willen pleiten ons de
nodige ruimte terzake te geven, vooral omdat wij eer
der achteraan komen, dan dat wij koploper zijn.
Om de normwinstuitkering te waarborgen is het
nodig, dat wij met dit voorstel komen. De heer Schön
feld, die het moeilijk kan onderschrijven, zou ik willen
vragen: Wijst U eens andere mogelijkheden aan, waar
door wij de nodige dekking kunnen vinden voor de
gestegen uitgaven, die elke vergadering hier weer aan
de orde komen. Dat wij de normwinstuitkering, die wij
altijd gehandhaafd hebben, in gevaar brengen als wij
niet tot deze verhoging overgaan, is iets, waarop ik
ook hem wel even wil attenderen. Gelet op het totale
begrotingsbeeld, zal er straks misschien wel eens meer
operatief moeten worden ingegrepen.
De grote procentuele kostenstijging hebben wij niet
in de tarieven verwerkt. Misschien hadden wij dat eer
der moeten doen. Ik dacht, dat we daarvoor een com
pliment in plaats van kritiek zouden moeten krijgen.
Mevr. Visser heeft gevraagd: Hoe zit het met de
oudere hogere tarieven, die voorlopig gehandhaafd blij
ven? Hoelang is dat voorlopig? Wij hebben dus op dit
moment met afronding te maken. Het is onze bedoe
ling van jaar tot jaar te trachten deze tarieven met
twee kwartjes te verhogen, totdat we op het tarief van
f4,50 per maand gekomen zijn. Om hoeveel gevallen
gaat het? vraagt mevr. Visser. In totaal om 23.547,
maar dat zijn niet alleen de huishoudelijke verbruikers.
U heeft in de raadsbrief gezien, dat het er om gaat
het nieuwe vastrechttarief, dat ingaat 1 januari 1967,
te beperken tot de groep verbruikers, die geen zwaar
dere dan een drie-tasen-laagspanningsaansluiting heb
ben met hoofdveiligheden van 25 Amp. In de groep
van de lagere vastrechtbedragen zitten ook de garages,
de autoboxen, de kleinere pakhuisjes, de kleine huisjes,
voor zover het vastrecht exclusief meterhuur niet be
neden de f 2,25 ligt. De sociale groeperingen, waar mevr.
Visser op doelt, vormen maar 6,1% van het totaal.
De groep boven de f 7,50, exclusief meterhuur, vormt
ook maar 5.8% en daar zitten de winkels en de bedrij
ven tussen, die niet onder dit huishoudelijk tarief vallen.
De hoofdmoot zit juist in de vastrechtbedragen van
f2,25 t.e.m. f5,25. En die maakt een aantal uit van
19.958. Dat is ongeveer 85%. Welke verbruikers be
treft dit? Voor een woning met één woonkamer, voor
zover niet groter dan 20 m-, en twee slaapkamers, een
betrekkelijk kleine woning, is het vastrecht f2,70 per
maand, voor een woning met twee woonkamers of een
z.g. Engelse kamer, groter dan 20 m% drie slaapkamers
en een doucheruimte, is het nu ongeveer f3,90. (Stem:
Inclusief meterhuur?). Dat is exclusief meterhuur. Bij
f 2,70 vastrecht komt f 0,35 meterhuur, d.i. f 3,05 of
f3,50, als het afgerond wordt, en in het andere ge
noemde geval wordt het f 3,90 -j- f 0,35 f 4,25, wat
afgerond f4,50 wordt. Ik meen, dat men, als men deze
verhogingen nader beschouwt, toch echt niet zoveel
moeite behoeft te hebben met de kleine categorie, zo
wel aan de beneden- als aan de bovengrens. Een groot
gedeelte valt niet onder deze tariefscorrectie. Daarmee
wordt dus in 1967 een begin gemaakt. In de loop van
1968 zien we de volgende fase wel te halen, die we dan
ook dringend en dringend nodig hebben. Wij trekken
ter zake één lijn met al de provinciale bedrijven. En
tal van gemeentelijke bedrijven hebben ook verhogin
gen in voorbereiding. Ik geloof dan ook, dat wij echt
in de pas lopen en bepaald niet voorop. De vastrecht
bedragen die vroeger naar het aantal vertrekken per
woning berekend werden, kunnen, nu het aantal hele
maal niet meer bepalend is, maar andere factoren
zoals boilers, stofzuigers, strijkijzers, koelkasten, t.v.'s,
radio's, haardrogers, mixers, wasmachines, luchtverver
sers enz., niet meer gehanteerd worden. Deze nieuwe
tariefstelling is dus een noodzakelijke aanpassing aan
onze moderne maatschappij.
De heer Faber: De Wethouder heeft plotseling het
bedrag van f 80.000,uit zijn mouw geschud. Dat had
den we dus graag al in de stukken genoemd gezien
en ook het feit, dat die meer-opbrengst, die, als ik het
goed begrepen heb, voortvloeit uit de afrondingen, was
afgewogen in verhouding tot de gestegen kosten. Dan
had een aantal vragen onzerzijds achterwege kunnen
blijven. Ik heb in eerste instantie gezegd, dat de
V.E.E.N. met bepaalde adviezen kwam, die een wijze
van tariefstelling inhielden, die meer differentiatie gaf
dan wat nu wordt voorgesteld. De Wethouder noemde
een aantal provinciale bedrijven, die tot eenzelrde ta
riefstelling zijn overgegaan als die in dit voorstel ver
werkt is. Het P.E.B. in Friesland moet nog met een
nieuwe tariefstelling komen, begrijp ik wel. En is er
met het P.E.B. hieromtrent ook overleg geweest, zodat
ook in de provincie Friesland de uniformiteit geen ge
weid wordt aangedaan? Want dat vind ik wel een be
langrijk ding. Aan de andere kant voel ik me er toch
niet zo heel gelukkig mee, dat er niet een afzonderlijk
tarief is voor de bijzonder kleine verbruikers. Het is
op zichzelf wel prettig, dat, ais het lage tarief moet
verdwijnen, dit geleidelijk gebeurt, maar ik zie de
noodzaak van verhoging van dat lage tarief direct nog
niet en ik wil van de Wethouder graag horen, welke
plannen de Provincie terzake heeft. Ik zou n.l. niet
graag willen, dat Leeuwarden straks een van het pro
vinciale afwijkend tarief heeft m.n. voor de kleine ver
bruikers.
De heer C. de Vries: Met wat de Wethouder zei
over de dekking en de winstuitkering 1967 kan ik moei
lijk meegaan. Op zichzelf is het wel wat merkwaardig,
ais hij plotseling een aantal andere elementen, waar
wij op dit moment bepaald nog onvoldoende inzicht in
hebben, betrekt op de instelling van een vastrechtbe
drag. Ik ben er nog niet voldoende van overtuigd, dat
het goed is op dit moment het nieuwe tarief in te stel
len. De cijfers die we nu hebben gekregen, maken de
zaak wel iets duidelijker; dat geef ik onmiddellijk toe,
al had ik ze net als mijn fractiegenoot Faber lie
ver bij de stukken gehad. Deze geven mij echter toch
op het moment niet voldoende aanleiding voor dit voor
stel te stemmen.
De heer K. J. de Jong (weth.)We hebben inder
daad overleg met het P.E.B. gevoerd, dat deze kwes
tie uiteraard ook nog in de Provinciale Staten moet
brengen. Er is gestreefd naar zoveel mogelijk unifor
miteit en ik heb wel de indruk, dat de tarieven die het
P.E.B. gaat opstellen, bepaald niet voordeliger voor de
verbruikers zullen zijn, dan die B. en W. de Raad voor
stellen. Men is het dus eens over het eindstation dat
men wil bereiken, n.l. het vastrechtbedrag van f 4,50
per maand. Ik kan wel stellen, dat het P.E.B. ook be
paald niet meer een langzame temporisering zal toe
passen. Er zal zoveel mogelijk gestreefd worden naar
een zekere uniformiteit. Daar is overleg over gepleegd.
De heer Faber zegt, dat hij liever een afzonderlijk ta
rief voor de kleine verbruikers had gezien. Hij moet
echter heel goed in de gaten houden, dat we de sinds
1961 opgetreden kostenstijging m.n. niet in de tarieven
voor de kleine verbruikers verwerkt hebben. Hier heb
ben dezen enorm veel voordeel van gehad. Laat de
heer Faber nu toch niet doen, alsof er niets gebeurd
is. Er is integendeel ontzettend veel gebeurd, want
eigenlijk hadden we, als we een juiste kostentoedeling
hadden gevolgd, al veel eerder met een correctie moe
ten komen. In 1961 zijn we afgestapt van de tarieven
van 15 ct. in de dure uren en 8 ct. in de goedkope uren
met een bepaald vastrecht en gegaan naar een alge-