B
b
J
18
■rr
aankoop en verbouw van dit pand gedaan en toen ik
zelf met deze zaak geconfronteerd werd, heb ik de
behoefte gehad, zodra de bijzonder grote overschrij
ding van de raming duidelijk werd eind november-
begin december 1966 dit aan de Financiële Com
missie mede te delen en daarbij gezegd, dat het een
bedenkelijke zaak was, waarvan de draagwijdte moei
lijk te voorzien was, maar dat, zodra exacte gegevens
beschikbaar zouden komen, de Commissie daar nader
van zou horen en dat dan een voorstel in de Raad zou
komen. Ik wil wel stellen, dat het jammer is, dat
deze raming aanvankelijk niet hoger geweest is, maar
pas toen men reeds ver gevorderd was met de afwer
king van dit pand, bleek, dat de linker- en de achter
muur volledig opgebouwd en dat ook het dak geheel
vernieuwd moest worden. En dit had men aanvanke
lijk niet kunnen zien door de wijze waarop een en
ander weggetimmerd was. De heer Heidinga heeft
hierover ook al iets gezegd. Deze verborgen gebre
ken kwamen dus pas in een laat stadium aan het licht
en de Financiële Commissie is intijds gewaar
schuwd, dat een kredietoverschrijding zou plaats heb
ben, maar misschien had de Commissie Openbare Wer
ken het toen ook reeds moeten weten. Men kan echter
het College niet verwijten, dat het raadsvoorstel nu te
laat komt.
Wat de wethoudersbureaus betreft, het is de heer
Vellenga heeft er ook al op gewezen steeds de wens
geweest, ik meen, ook al van het vroegere College,
dat men de vier wethouders dichter bij elkaar wilde
hebben en dat m.n. de Wethouder Openbare Werken
(nu: Ruimtelijke Ordening) zijn bureau dichter bij
het Stadhuis zou moeten hebben. Ik meen, dat zulks
voor de onderlinge communicatie in het College toch
wel een groot voordeel betekent, wat in de praktijk
sinds september ook wel is gebleken. Dit is dus een op
lossing, die, dacht ik, wel positief dient te worden
gewaardeerd. Bureau Huisvesting, dat aanvankelijk in
het pand Raadhuisplein gehuisvest was, is nu ver
huisd naar het pand Wissesdwinger 34. Dit pand staat
op de valreep om geamoveerd te worden, terwijl we
mogen aannemen, dat het Bureau Huisvesting na ver
loop van enkele jaren van het toneel gaat verdwijnen.
Daarom is dit m.i. niet een ongelukkige oplossing.
Wat de vrij hoge uitgave betreft voor het meubilair
voor de leeskamer enz., het gaat niet alleen om de
leeskamer, maar om twee vertrekken: leeskamer èn
vergaderkamer en als dan voor tafels, stoelen, kosten
en stoffering een bedrag van f 15.500,staat ge
raamd, dan blijkt wel, dat niet het allergoedkoopste,
maar bepaald ook niet het allerduurste is genomen.
Als U straks het geheel ziet, dan zult U ook van oor
deel zijn, dat dit een passend interieur voor de Raad
is en dat deze uitgave ook zeer wel gemotiveerd kan
worden tegenover de Raad. Deze heeft toch ook wel
al jaren lang de behoefte aan iets dergelijks gevoeld:
nu eens moest men voor het nazien der stukken naai
de Nieuwe Zaal, die ook vaak bezet is, en dan weer
naar de Raadzaal. De Raad zal toch ook wel blij zijn,
dat hij nu een zekere voorziening krijgt.
Met de heer Schönfeld, die gelijk heeft, wat de 100%
kredietoverschrijding betreft, waar ik overigens iets an
ders tegenaan kijk dan hij, ben ik van mening, dat, nu
a gezegd is, ook maar b gezegd moet worden.
Waarom niet Weerd 19 kopen en het pand Bcarda
wel? Openbare Werken heeft het College gerappor
teerd, dat het, gezien de gesteldheid van het pand Weerd
19, niet verantwoord is dit te kopen, mede gelet op
de ervaring met het pand Bearda; laten we dat maar
rustig stellen. Ik geloof zeer zeker, dat men hier ook
wel leergeld betaald heeft. Bovendien stond het pand
Bearda op de Monumentenlijst. Ik weet nog, dat toen
destijds het binnenstadsplan aan de orde was. juist
het pand Bearda bijzonder hoog geclasseerd werd door
de Raad, dat men voelde: dit mag nooit verdwijnen,
dit is een pand van een dusdanige waarde, dat we er
bijzonder wijs mee moeten zijn. Dit is ook het enige
pand in het gehele blok, dat blijft staan, mèt het pand
van wijlen notaris Koch achterin de Beijerstraat, en
we menen, dat we die positieve waardering toch nu
ook mogen laten gelden.
De heer Rijpstra zegt, dat hij lichtelijk geschrokken
is van deze kredietoverschrijding dat zijn wij ook
wel f en dat de raming destijds te summier en te
globaal is geweest. Ik ben het er wel mee eens, dat
men een zaak grondig moet bekijken, maar in dezen
zou ik wat de heer Heidinga hiervan gezegd heeft,
ook nog eens willen onderstrepen. Er is destijds naar
mijn overtuiging en dat is ook de overtuiging van
het College bepaald niet met de pet naar gegooid.
Er zijn nu gegevens beschikbaar gekomen, op grond
waarvan men reëel kan zeggen: Dit hadden wij des
tijds niet künnen zien.
De restauratie zou tot gevolg hebben, dat het dooi
de heer Santema bedoelde pakhuis afgebroken moet
worden. Ter voorkoming van misverstand: dit pak
huis staat niet op de Monumentenlijst, wel het hoek-
pandje, dat er naast ligt. Is er nog rekening gehouden
met complicaties als het pakhuisje afgebroken moet
worden Er is voor de voorzieningen voor de naast
gelegen panden een bedrag van f 7.000,geraamd.
Als het daar niet mee toe zou kunnen, hebben we het
weer mis gehad. Maar het is bijzonder moeilijk in der
gelijke gevallen te ramen, welke consequenties die af
braak zou hebben. Wij hebben de indruk, dat dit een
vrij reële raming is. Maar zou het blijken, dat er zo
veel los komt, als men daar mee bezig is, dat het
f 14.000,moet worden, dan zullen we weer bij de
Raad moeten komen. Ik heb echter de indruk, dat
men voor die f7.000,al heel wat kan afbreken. (De
heer Van der Veen: Laat de jongens er maar op
los!) Maar dan moeten we weer een vordering instel
len en daar is ook nog niet zo'n gemakkelijke oplos
sing voor, als dat boven de f 500,komt.
De heer De Leeuw heeft gesteld, dat het het College
siert, dat het hier zo open mee voor de dag komt
Wij zijn er blij mee en erkentelijk voor, dat het
zo gesteld wordt en dat het positieve punt van het
carillon nu ook nog eens een kans krijgt. Wij zijn het
wel met de heer De Leeuw eens, dat herhaling in de
toekomst zo mogelijk voorkomen moet worden. Ook
t.a.v. de bouw van een nieuwe werkplaats voor de
Energiebedrijven, die destijds ook al in de Raad ge
weest is, moeten we nu al weer bij de Raad komen
met een overschrijding van f 74.000,om te voorko
men, dat men later zou kunnen zeggen: Er is wel
f 440.000,geraamd, maar het moet f 520.000,wor
den. Zo iets is vervelend, dus U kunt er op rekenen,
dat wij, voorzover wij dat enigszins kunnen bekijken,
desnoods liever twee keer met een voorstel bjj de Raad
komen dan dat we er maar met de pet naar gooien.
De heer Heidinga heeft vroeger juist gezegd, dat
het goedkoper moest; hij stond er toen zeer sceptisch
tegenover en met veel moeite en pijn heeft hij des
tijds voor gestemd. Hij was van oordeel, dat het Col
lege de overschrijding dan eigenlijk ook maar betalen
moest. Ik zou willen vragen: Welk College zou dat
moeten doen, dit of het vorige? Het zou mij wel in
teresseren, hoe hij daar over denkt, maar enfin, ik
hoop, dat de heer Heidinga zelf wel gevoelt, dat een
verwijt waartoe we misschien geneigd zijn, als we de
raadsbrief lezen, hier toch niet zo zeer op zijn plaats is.
Met de aankoop van het pand Wissesdwinger 34
voor f 14.000,zijn we voor een voldongen feit ge
plaatst, zegt de heer Heidinga. En ik kan er wel in
komen, dat hij dit zo stelt, maar hier is sprake van
een complex van op elkaar volgende situaties ten ge
volge van de verbouwingen in het Stadhuis. Door een
opschuiving moest de Dienst voor Sport en Recreatie
een plaats vinden. Deze is toen in het pand Raadhuis
plein gekomen, waar het Bureau Huisvesting geves
tigd was. Bureau Huisvesting moest een plaats
hebben. Het „pakket" dat aanvankelijk geraamd is, is
uitgebreid en het College heeft toen gezegd: Laten wc
dat hele pakket, ook met de uitbreiding die eraar
vastzit en die voor een belangrijk deel nog niet tot
stand gebracht is, weer bij de Raad brengen. Dit on
derdeel is dus inmiddels gereed gekomen en ik zou U
willen vragen: Aanvaardt U dit nu, omdat dit een
onderdeel is van het totale pakket.
Wat het wenselijke van het eerder inlichten van de
Raad betreft, ik onderschrijf dat.
De heer Van der Veen heeft gevraagd: Zien wij
definitief af van Weerd 19, waarin de gemeentelijke
drukkerij nu is ondergebracht? Ja, dat is wel de be
doeling van het College. (De heer Van der Veen: Ik
heb alleen maar gevraagd het woord „definitief" niet
te gebruiken.) Aanvankelijk heeft het wel in de be-
s
19
doeling gelegen dit pand te kopen, juist omdat het zo
dicht bij het Stadhuis staat. In zo'n geval moeten we
voorzichtig zijn met „neen" te zeggen. Maar gezien
de ervaringen met dit pand en juist gezien ook de
staat van het pand, die bijzonder slecht is, heeft het
College geen bod gedaan en er van af gezien.
De heer Vellenga heeft gevraagd naar de technische
adviezen. Het College meent daarop af te moeten gaan.
De heer Vellenga zegt, dat de technische dienst extra
kien moet zijn om in het vervolg voor het oog ver
borgen gebreken zo goed mogelijk op te merken. (De
heer Vellenga: Ik heb bedoeld te zeggen, dat men
mocht aannemen, dat technische mensen nogal wat
ervaring hadden opgedaan met oude panden in de oude
binnenstad en dat hun dat ertoe zou hebben kunnen
gebracht t.a.v. dit pand al extra kien te zijn en dat
men, als men iets zou kunnen verwijten, het dit
zou kunnen zijn, dat men niet kien genoeg is geweest,
maar dat kunt U niet helpen.) Ik heb de gedachte,
dat wij, als wij in de toekomst weer met dit soort
panden te maken krijgen, ook weer met moeilijkheden
als de onderhavige geconfronteerd zullen worden. Juist
deze dingen zijn bijzonder moeilijk te raden; het hangt
er natuurlijk wel van af, waar het pand staat, maar
het is mij in mijn praktijk ook wel overkomen, dat
architecten van naam bij verbouwing van panden in
de binnenstad aan het eind van de „rit" ook moesten
constateren, dat hun aanvankelijke raming met meer
dan 100%, soms met 150%, overschreden werd. Men
stelt hier de vraag: Is het van tevoren wel goed beke
ken? Men kon dit echter allemaal niet bevroeden; dan
had men het pand haast wel mogen afbreken, voordat
men de berekeningen opzette. Als wij dit op ons laten in
werken, dan worden we wel milder in ons oordeel dan wij
misschien aanvankelijk zouden zijn. Ik heb begrip voor
wat de heer Heidinga ten aanzien hiervan gesteld
heeft; dat is mijn ervaring ook. Wel heeft men nu
een zeker leergeld betaald en dat zal misschien tot
gevolg kunnen hebben, dat we, zodra we weer met
dit soort dingen in aanraking komen en direct al te
genvallers vermoeden, dan öf de Raad öf de beide
commissies inlichten; dat U dan dus in een eerder
stadium hierover van het College hoort. Ik wil wel
duidelijk stellen, dat de Raad er zeker wel recht op
heeft, dit te weten. In welke vorm dit gebeuren moet,
dat zal moeten worden bekeken; m.i. mag als minimum
gesteld worden, dat de Financiële Commissie en de
Commissie Openbare Werken worden ingelicht.
De heer Santema kan ik zeggen, dat het pand, dat
naast het pakhuis staat, dat moet worden afgebroken,
van historische waarde is; het staat op de Monumen
tenlijst, maar de gevel valt er haast voor weg. Het
staat volgens het binnenstadsplan op het punt geamo
veerd te worden. Nu zitten we in deze moeilijke situa
tie Moet de Gemeente hier iets aan doen Ik weet
niet, of het eigendom van de Gemeente is. (De Voor
zitter: Ja.) Dan staan we dus voor de vraag, of we
het moeten handhaven in strijd met het binnenstads
plan. Financieel heeft het ook zijn behandeling nog
niet gehad; misschien moeten we ermee bfl de Raad
komen, maar dat is nu niet aan de orde.
De opmerking van de heer Kingma over het voorste
gedeelte vanhet dak is meer aan het adres van U,
mijnheer de Voorzitter, gericht en misschien zijn er
nog meer opmerkingen, die op Uw portefeuille be
trekking hebben. Mogelijk zoudt U deze beantwoor
ding van Uw kant nog willen aanvullen.
De hear Santema: It is 12 üre.
De Voorzitter: It is 12 üre, seit de hear Santema
torjocht en ik weet de bezwaren, die de Raad heeft
om na 12 uur door te gaan. Ik weet niet, of er veel
prijs gesteld wordt op een nog nadere toelichting mij
nerzijds; ik geloof niet, dat het nodig is. De beant
woording lijkt mij, voor zover ik het beoordelen kan,
grotendeels gereed te zijn.
De heer Van Balen Walter: Ik wil de heer De Jong
antwoorden, dat ik niet gesuggereerd heb, dat het
College iets achter gehouden heeft; integendeel, ik heb
alle begrip voor de moeilijke positie van het College in
dezen. Ik heb echt wel begrepen, dat dit nu niet zo'n
heel prettig en gemakkelijk voorstel was. Aan de an
dere kant gaat het mij toch eigenlijk wel wat al te
gemakkelijk, als men zoveel consideratie heeft met de
technische adviseurs van het College. Ik meen, dat
deskundigen zich niet op deze wijze behoeven te ver
galopperen, temeer omdat men toch zeker wel enige
ervaring gehad zal hebben met dit soort panden. Voor
al is het vrii griezelig, als wij van de Wethouder ho
ren, dat dit wel eens vaker zal voorkomen. Dit behoeft
m.i. niet; dan behoort men een reservepost op te ne
men bij dit soort restauratieplannen, want op deze
manier moeten wij een beslissing nemen op onvoldoen
de gegevens. Wij kunnen de draagwijdte van deze voor
stellen, als zulks tengenvallers kan meebrengen, on
mogelijk overzien; het maakt een groot verschil, of
een post f250.000,of f500.000,— bedraagt. U moet
toch begrip hebben voor de positie van de Raad, die
hierover moet oordelen en die voor dit soort tegen
vallers zo goed mogelijk moet worden gevrijwaard. Ik
kan dus de uitdrukking die in de raadsbrief staat, dat
hier eigenlijk niemand een verwijt treft, niet accep
teren, want naar mijn gevoel treft hier onze tech
nische dienst toch wel degelijk een verwijt.
De Voorzitter: De heer Van Balen Walter heeft ge
lijk, als hij stelt, dat het juister is vooraf zo exact
mogelijk te ramen. Een voorbeeld vindt U hiervoor in
de verbouwing van het Princessehof, waar voorberei
dende werkzaamheden worden uitgevoerd, juist om
tot een exactere raming te komen. (Daarmee kom ik
bij de opmerking van de heer Rijpstra terecht.) Dat
kan men doen, als men de tijd heeft het pand ook
werkelijk in al zijn technische onderdelen bloot te
leggen, in de situatie waarin we destijds zaten t.a.v.
het pand Bearda, kon dat niet en zowel de technische
dienst als het College heeft met deze ervaring duide
lijk leergeld betaald. En ik geef U de verzekering, dat
dit niet voor niets is geweest. Daarmee is natuurlijk
de mogelijkheid niet uitgesloten, dat we vandaag of
morgen weer eens tegen een gelijksoortige teleurstel
ling oplopen. Dan is het zaak, zoals de heer De Jong
ook al gezegd heeft, zeer tijdig, als het kan onmid
dellijk de Raad in te lichten.
De heer Kingma kan ik zeggen, dat het op het ge
bruik van het pand niet de minste ongunstige invloed
heeft als de kap blijft, zoals ze nu is. Die heeft aan
de voorkant niets meer dan een bergfunctie; het is
duidelijk, dat het, als hier wat aan moet gebeuren,
weer meer geld kost en uit dat oogpunt heeft het
College gezegd: Laat dat dan maar achterwege, als
het toch slechts gaat om het bergen van wat dood
materiaal. (De heer Kingma: Ik heb bedoeld, dat er
lekkage kan ontstaan.) Wij menen, dat er op het ver
dere gebruik van het pand geen enkel ongunstig ef
fect is te verwachten. Mocht toch een voorziening
moeten worden getroffen, dan zijn wij genoodzaakt
voor een nader krediet bij de Raad te komen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 26 (bijlage no. 41).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter sluit, om 0.15 uur, de vergadering.