Ik zou wel graag, als het mogelijk is, wat naders vernemen. Mijn laatste vraag is: Hoe is de stand van zaken met het restaureren van Princessehof en Papingastins, ook beide in dit voorstel genoemd? Met de uitvoering van de restauratie van deze objecten zullen ook veel belangen gemoeid zijn: de uitbreiding van het museum van het Princessehof en daardoor een betere expositie van het waardevolle bezit van dit museum. Het is wel bekend, dat de Vrienden van het Museum zich ook heel veel moeite geven uit hun eigen middelen gelden daar voor in te brengen. Ik meen te weten, dat het College zich ook beijvert financiering te vinden voor dit res tauratie-object. Zo mogelijk, zou ik graag worden in gelicht, hoe de kansen daarvoor staan. Ik meen, dat van de projecten, die nu aan de orde zijn, Papinga stins en Princessehof toch wel voorrang verdienen. De heer Stigter: Ook de fractie van de P.v.d.A. komt dit een zeer acceptabel voorstel voor. Wij zijn erg blij, dat de restauratie juist op dit moment kan gaan gebeuren, nu er in Friesland nogal wat gebrek is aan werkgelegenheid en op deze manier een 10-tal mensen ll/2 jaar kan werken. En misschien kan ook een aantal personen uit nevenbedrijven hierbij inge schakeld worden. Bovendien is het een groot voordeel, dat wij hier een 6-tal aantrekkelijke woningen verkrij gen. De kostprijs daarvan is weliswaar vrij hoog, maar zij, die nu het werk uitvoeren, zouden anders misschien onder een of andere steunregeling vallen en dan geen economische arbeid verrichten. Bovendien is zeer be langrijk, dat het bedrijf van de heer De Vries in Eestrum voor werkzaamheden van deze Gemeente be houden blijft. Dat heeft mijn voorgangster ook reeds gezegd. Ik ben er van overtuigd, dat dit bedrijf in de toekomst in Friesland op zeer belangrijke schaal en ook in Leeuwarden aan het werk zal moeten. En als zijn personeel niet kan blijven doorwerken en in andere bedrijven ingeschakeld wordt, dan is het vrijwel zeker, dat het moeilijk is binnen afzienbare tijd weer een ploeg geroutineerde werkers bijeen te krijgen. Het complex huisjes Luilekkerland is vrij zeldzaam. De huisjes stuk voor stuk zijn dit naar mijn smaak niet, maar het komt niet vaak voor, dat men een vrij wel compleet groepje van deze diaconiehuisjes in de binnenstad aantreft. Ik ben er dan ook van overtuigd, dat het resultaat, dat uiteindelijk tot stand zal komen naar het ontwerp van de heer Baart, met medewerking van de heer De Vries, zeer de moeite waard zal zijn. De Ossekop is bijzonder mooi geworden en ook het huis in de Grote Hoogstraat is voor de binnenstad een aanmerkelijke verfraaiing. Nu heb ik deze m.i. belang rijke vraag: Wie zullen er in de toekomst in wonen? Deze huisjes staan n.l. in de directe nabijheid van het Kunstcentrum Prinsetün, vrij dicht bij het Princesse hof, de Provinciale Bibliotheek en de Fryske Akademy en dit alles kunnen we toch wel zien als het culturele en wetenschappelijke hart van Leeuwarden en van de provincie Friesland. Is het mogelijk, dat deze huisjes ingericht worden tot een soort atelier-woninkjes voor in Leeuwarden woonachtige kunstenaars? Kunstenaars zoeken vaak een wat aparte behuizing en zij beschik ken bovendien dikwijls over de gave zulke huisjes op originele en verantwoorde wijze in te richten. En mis schien is het mogelijk, dat de kamer die aan de straat zijde van de Nieuweburen komt te liggen, voor een uit stallinkje van hun werk beschikbaar komt, zodat het aantrekkelijk is voor de passanten zo af en toe eens een blik naar binnen te werpen. Ik denk b.v. aan de zeer fraaie etalage, die Jan Stroosma vaak in de Kruis straat gemaakt heeft. Dit trekt n.l. niet alleen kijkers, maar af en toe ook nog wel eens een koper en dat kan deze groep best gebruiken. Ik geloof ook, dat het pu bliek op die manier veel gemakkelijker de weg naar de beeldende kunstenaars zal vinden. In andere delen van ons land is dit vaak al met succes geprobeerd. Ik denk aan Amsterdam, waar de Stichting Diogenes vaak oude panden aangekocht heeft en ze een soortgelijke bestemming heeft gegeven. In Den Haag is een hofjes complex, dat vrij klein is, en verder de Mallemolen en in Leiden is men bezig met de Boerhaavezalen. Is deze suggestie misschien over te nemen? Maar dan heb ik nog een vraagje: Is het mogelijk, dat deze huisjes op de eerste verdieping aan de Nieuweburen een extra venster krijgen, zodat de bergruimte, die bij enkele van die huisjes vrij groot is, niet alleen als zo danig, maar eventueel ook als slaapkamer of als werk kamer gebruikt kan worden? Tenslotte nog deze vraag: Wat wordt de huur van deze huisjes Met het plan-Papingastins willen we ook geheel akkoord gaan. Daar heb ik ook nog een tweetal vragen over: Is het mogelijk, dat de hoeveel heid(De Voorzitter: De Papingastins is als punt 6 verwerkt in de begrotingswijziging onder punt 26. Wilt U zich aan dit voorstel houden? Anders krijgen we een spraakverwarring.) Die vragen stel ik dan straks wel. De heer Heidinga: Toen destijds de lijst van monu menten in deze Raad werd behandeld, heb ik gezegd, dat die lijst veel te uitgebreid was en dat wij verstan diger zouden doen haar te beperken tot dat, wat we werkelijk willen behouden, wat beslist monumentale waarde heeft, en dat we aan wat dit criterium niet kan doorstaan, het weinige beschikbare geld niet zouden spenderen. Op dat standpunt sta ik nog. Dit complex staat bovendien helemaal niet op de Monumentenlijst. Het is geen monument in de zin der wet en het is ook niet van monumentale waarde. Het is een bouwval; die zou nog wel een monumentale waarde kunnen hebben, maar dat is in het geheel niet het geval. Het zijn, van ouds, een aantal diaconiewoningen; daar woonden dus vroeger de diaconieklantjes en het zou een zekere be koring, ook een zekere waarde kunnen hebben voor het nageslacht. Men zou later kunnen zeggen: In de 19e eeuw werden de diaconieklantjes in zo'n woninkje gestopt en daar waren ze nog blij mee ook. Maar die betekenis blijft met deze verbouwing helemaal niet be houden. In de eerste plaats is het niet eens een restau ratie; het is een complete verbouwing. Er blijft van het karakter van diaconiewoningen helemaal niets over. Van een stuk of 15 woningen worden 5 gemaakt. (De heer C. de Vries: Het worden er 6.) Ja, het worden 5 plus een vrijstaand woninkje. Het worden beslist geen hoogwaardige woningen; ze krijgen een zeer geringe woonruimte. De plattegrond is geen rechthoek, maar een parallelogram, een heel lelijk ding. Bovendien is de kamer maar 16 nri groot. Dat is volgens de Woning wet de minimum maat, waaraan een woonkamer mag voldoen. Wie wil er tegenwoordig nog in een huis wo nen met een woonkamer van 16 m-, een kamer van 4 bij 4 m? Dergelijke woningen bouwen wij niet meer. De waarde van deze woninkjes is dus minimaal. Daar het geen restauratie is en niet van monumentale waar de kan worden gesproken, behoeft deze verbouwing ook niet als een restauratie in de zin der wet te worden beschouwd; dat is het ook werkelijk niet. Dit werk zou net zo goed heel gewoon publiek kunnen worden aan besteed. Ik heb er alle begrip voor, dat wij het bedrijf van de Gebr. De Vries hier aan het werk willen houden; dat vind ik prima, maar niet, dat we dat als het ware goed praten met de noodzaak van deze restauratie. Het is een heel gewone verbouwing en een totale verande ring van dit oude karkas; we maken er vijf woningen van, waarvan de waarde zeer dubieus is. Het bedrag, dat we ervoor uitgeven, is echter niet dubieus, n.l. f 300.000,En daar komt nog bij het bedrag, dat we destijds aan de diaconie van de Hervormde Kerk heb ben betaald. Ik zou het opgezocht hebben, maar ik heb het vergeten. (De heer Heetla (weth.)Het was niet zo veel, hoor!) Hebben we het voor niets gekregen? Nu, in ieder geval komt het er nog bij, al is het vol gens Wethouder Heetla te verwaarlozen. Maar al met al is het toch wel echt een moeilijk te verteren zaak. En dit klemt te meer, omdat de rijksbijdrage ook vol gens Uw eigen gegevens in het geheel niet vaststaat. Ik heb daar enige ervaring mee. Het zou voor de Raad toch heel prettig geweest zijn, als B. en W. hier met een bepaalde toezegging waren gekomen. Het is alle maal maar afwachten. Ik las in de krant, dat in de eerstvolgende zitting van de Provinciale Staten een voorstel van G.S. is te verwachten om het subsidie voor dergelijke monumenten voortaan te beperken tot 10%. Ik veronderstel, dat de Staten, gezien de budget taire positie van de Provincie, dat wel zullen aanne men. We weten dus, dat de Provincie het onderhavige object met niet meer dan f 20.000,zal subsidiëren. U stelt de restauratiekosten buiten de verbouwingskos- 9 ten n.l. op twee ton. Dat is dus een zeer gering subsi die en ik vraag mij af: Wat doen we er zelf bij? We hebben een monumentenfonds; zit er een heel behoor lijk bedrag in dat fonds en kan de Gemeente dat hele maal in deze bouwval storten? Er zijn belangrijker dingen in onze stad die werkelijk behouden moeten wor den, die we niet kunnen missen. En ik herhaal: Als we het geld, dat we hebben, aan dergelijke dingen weg gooien, dan zou het ons straks wel eens verschrikkelijk kunnen spijten, dat we, als we een monument moeten restaureren dat we werkelijk willen behouden voor het nageslacht, het geld niet hebben. Alles overziende, vind ik hier bijzonder weinig aan trekkelijks in, maar, zoals de heer Stigter zojuist al zei, er zit voor ons wel een bepaalde aantrekkelijkheid in, dat we wat werk creëren. Als het gaat om wat meer werk te scheppen in het kader van de bouw van 928 woningen, dan spreekt dat de fractie van de P.v.d.A. niet aan. (De heer Vellenga: Dat is niet een juiste opmerking; die moet U terugnemen; dat is niet waar.) Het is hier gesteld. (De heer Vellenga: Nee.) Ja, ja. Het is hier heel duidelijk gesteld, dat ermaar afijn, we dwalen ook af. (De Voorzitter: Ja, die indruk kreeg ik ook, mijnheer Heidinga.) Het gaat hier dus om een object, waarvan de restauratie slechts kleine uit- breidingswaarde voor de werkgelegenheid heeft. Ik zou het persoonlijk ik weet niet, hoe mijn fractie erover denkt zo willen waarderen: Dit is ook nog gemeen schapsgeld, maar als we van het Rijk en van de Pro vincie of van welke subsidiërende instantie ook zo veel kunnen krijgen, dat de Gemeente er niet meer dan één ton in zou behoeven te steken (dat zou dus ongeveer op f20.000,per woning komen), dan acht ik dat zeker meer dan genoeg. Ik geloof echt niet, dat wij, de gehele zaak overziende en in acht nemende de wijze, waarop ze hier wordt voorgedragen, de vrijmoedigheid kunnen hebben voor dit voorstel te stemmen. De heer Rijpstra: Dit voorstel stuit bij ons niet op bezwaren. In tegenstelling tot wat de heer Heidinga gesteld heeft, geloven wij, dat op deze wijze een ka rakteristiek stukje Leeuwarden zou kunnen worden behouden. Urgent is deze zaak wel: het ziet er daar miserabel uit. De luiken en deuren aan de Nieuwe- buren-zijde zijn ten gevolge van vernielzucht van de jeugd deerlijk gehavend. De meeste ruitjes en dak raampjes zijn kapot, zodat regen en wind vrij spel hebben. We zouden het dan ook raadzaam vinden, teneinde verdere afbraak te voorkomen, een schutting of afrastering aan de Nieuweburen-zijde aan te bren gen, temeer, daar wij op geen stukken na weten, wan neer met de restauratiewerkzaamheden zal worden be gonnen. De genoemde dakramen zouden dan tevens provisorisch moeten worden gedicht. Wat de kwestie van de toekomstige bewoners be treft, kan ik mij geheel refereren aan hetgeen de heer Stigter zonet heeft betoogd. De heer De Leeuw: Wij zijn het niet helemaal eens met wat de heer Heidinga naar voren heeft gebracht. Het is in ons leven al zo vreselijk moeilijk om enige ruimte te vinden voor ons kinderlijk en dus menselijk verlangen, om een Luilekkerland voor ons zelf te cre- eren en zo er dan al één bestaat, dan moeten wij er zuinig op zijn en dit voorstel niet verwerpen. Bij ons bestaat geen bezwaar tegen restauratie van een woningtype, zoals dat in de voorgaande eeuwen gebruikelijk was. Wij dachten, dat ook deze stijl ons iets te zeggen had en het lijkt ons zowel cultuur-histo risch, als stedebouwkundig toe, dat het toch wel aan beveling verdient, deze restauratie door te zetten, niet in de laatste plaats ook vanwege de te scheppen werk gelegenheid. Eventuele vragen t.a.v. beleid en financiering zijn hier vóór ons al gesteld. De Voorzitter: Als ik het restauratiebeleid als uit gangspunt neem, dan kom ik zowel bij het betoog van mevr. Veder als bij dat van de heer Heidinga terecht, hoewel beiden in hun opvattingen uiteraard wel wat uiteenliepen. Ik heb in het verleden bij herhaling ge zegd, dat ik t.a.v. de mogelijkheid van restauratie van een aantal objecten bijzonder somber gestemd ben. De heer Heidinga zou ik willen zeggen, dat het juister zou zijn een beperkt en geselecteerd, doch een werkelijk es sentieel restauratieprogramma op te zetten en dat dan ook consequent uit te voeren, dan een zeer grote in ventarisatie te maken van alle panden die om welke redenen dan ook waard zouden zijn behouden te blijven. Uit een oogpunt van inventarisatie is dat misschien bij zonder interessant, maar als feitelijke opdracht tot restaureren lijkt me dat een onmogelijke zaak. De mid delen, die we nodig zouden hebben om alle objecten van de monumentenlijst gerestaureerd te krijgen, gaan onze draagkracht volstrekt te boven. Bovendien is het wel duidelijk, dat, als we voor Luilekkerland een be scheiden postje uittrekken en we de Oldehove en de Grote Kerk als de andere uitersten nemen, wij nog ettelijke miljoenen voor restauratie nodig zullen hebben, ook ettelijke miljoenen uit 's rijkskas. Maar daar van rijkswege terzake niet een duidelijk en consequent be leid wordt gevoerd, zal het ook de gemeenten niet goed mogelijk zijn daar met een duidelijk consequent beleid op in te spelen. Mevr. Veder vraagt: Waarom nu juist dit object? Ik ga er even vanuit, dat het College door dit voorstel te doen zich duidelijk uitgesproken heeft voor behoud van dit object. Dit is voor het College geen punt, want des tijds is dit complex voor f 6.800,van de diaconie van de Hervormde Gemeente aangekocht, met het oogmerk om het te behouden en wij hebben dan ook deze op dracht van de Raad uit te voeren. Waarom nu juist dit object De reden is ook in de raadsbrief te vinden omdat in het overleg over het programma aanvullende werken is gebleken, dat juist in de huidige situatie restauratie-objecten weer aantrekkelijk kunnen zijn. Daarom hebben we in datzelfde overleg om een zo goed mogelijk patroon van projecten te krijgen be halve op dit restauratie-object het oog inderdaad, mijn heer Stigter, ook op de Papingastins gevestigd. Ik geef toe, dat met dit object op zich zelf een bescheiden werk gelegenheid wordt geschapen, maar het zal waarschijn lijk te beter kunnen worden ingepast, omdat wij na tuurlijk op dit ogenblik moeten inspelen op bescheiden mogelijkheden. De heer Heidinga vraagt: Hoe ligt nu de zekerheid t.a.v. de rijksbijdrage? Ik kan U zeggen, dat dit voor stel ook al ontstaan is op grond van mondeling over leg, dat is gevoerd met het hoofd van de Rijksdienst voor Monumentenzorg, waarin is gebleken, dat uitvoe ring in 1967 subsidiëring in 1968 van rijkswege niet in de weg zal staan. Ik heb afgelopen zomer catego risch aan genoemd adres dit gezegd: „Als we nog een jaar wachten, dan blijft er van Luilekkerland niet meer over dan een puinhoop en dan zullen we die alleen maar hebben te ordenen en misschien de gehele zaak weer hebben op te bouwen." Ik ben het beslist niet met de heer Heidinga eens, dat hier geen sprake zou zijn van restauratie. Hoe ook de plattegrond van de woningen er verder komt uit te zien, hier is zeer duidelijk sprake van het uitwendige herstel van de woningen in de vorm, die ze vroeger ook hadden, juist om de karakteristiek van deze dia coniewoninkjes te behouden op de plaats waar ze staan. De vraag van de heer Stigter: „Kunnen er aan de straatzijde niet een paar raampjes komen?" komt daar mee in strijd. De kap heeft die ramen niet en zal ze ook niet krijgen. Het plan, zoals het ingediend is, is Monumentenzorg al gepasseerd en in die vorm ook door deze instantie goedgekeurd. Het lijkt me uitgesloten, dat Monumentenzorg akkoord zou gaan met het aan brengen van de door de heer Stigter gevraagde ramen in de kap, omdat juist die kap in het uiterlijk aanzien van deze woninkjes een zeer wezenlijk element is. Welke lijn volgt het College, vraagt mevr. Veder, en daarbij is zij zo vriendelijk te veronderstellen, dat er inderdaad een lijn gevolgd wordt. Bij een vorige gele genheid is dezerzijds al gezegd, dat dit object, alsmede de Papingastins op het programma staat. Het Prin cessehof is in die zin geen restauratie-object. Aan de heer Baart is voorts de opdracht gegeven een restau ratieplan te maken voor de Oldehove. Daarmee moeten wij nu eenmaal op het ogenblik volstaan, afgezien van wat er zich aan gevel- en pui-restauratie als kleine on derdelen van bepaalde uit te voeren bouwplannen nog naar voren komt. Maar dat vinden we met de be schikbare middelen vrijwel geruisloos. Het is, dacht ik, de Raad wel duidelijk geworden, dat het verbazend moeilijk is een duidelijke program-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 5